Gepubliceerd: 10 september 2015
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD)
Onderwerpen: luchtvaart verkeer
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34241-4.html
ID: 34241-4

Nr. 4 VERSLAG

Vastgesteld 10 september 2015

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de fracties van VVD, CDA, PVV, en D66 hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring van het op 4 maart 2015 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk der Nederlanden en het Groothertogdom Luxemburg inzake de integratie van de beveiliging van het luchtruim tegen dreigingen die uitgaan van niet-militaire luchtvaartuigen (renegades) (Trb. 2015, 36 en Trb. 2015, 97). Elk van deze fracties legt hierover een aantal vragen voor aan de regering.

2. Vragen van de fracties

Ten eerste constateren de leden van de VVD-fractie dat in het wetsvoorstel valt te lezen dat Luxemburg het gebruik van dodelijk geweld boven het eigen grondgebied heeft uitgesloten. Zij vragen wat de motivatie achter deze uitzondering is en wat de consequenties van deze uitzondering zijn in die situaties boven Luxemburg, waarbij wel tot dodelijk geweld zou zijn overgegaan indien dezelfde situatie zich zou hebben voorgedaan boven België of Nederland. Anders geformuleerd: wat zijn de mogelijke gevolgen van het door Luxemburg bij voorbaat uitsluiten van het gebruik van dodelijk geweld om erger te voorkomen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Voorts constateren de leden van de VVD-fractie dat in het wetsvoorstel staat uitgelegd dat de luchtbewakingstaak boven Nederland, België en Luxemburg per toerbeurt door Nederland en België zal worden uitgevoerd en dat Luxemburg niet over jachtvliegtuigen beschikt om deze taak uit te kunnen voeren. Deze leden vragen hoe lang de perioden zullen zijn waarin de landen bij toerbeurt zorg dragen voor de luchtbewaking per keer en of het beschikbare Nederlandse budget voor deze taak door de nieuwe werkwijze wijzigt. Zo ja, op welke wijze? Deelt Luxemburg, ondanks het feit dat het geen bijdrage levert aan de luchtbewakingstaak in de vorm van jachtvliegtuigen, mee in de kosten? De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op dit laatste punt.

Ten slotte constateren de leden van de VVD-fractie dat in het voorstel wordt gesproken over de overeenkomst tussen België en Frankrijk over samenwerking bij de luchtruimbewaking. Deze overeenkomst houdt in dat jachtvliegtuigen die een renegade-toestel begeleiden, dit zullen blijven doen tot in het luchtruim van het partnerland en wel totdat jachtvliegtuigen van het partnerland deze taak in het eigen luchtruim hebben overgenomen. Het voorstel maakt ook duidelijk dat het gebruik van geweld in het luchtruim van het partnerland hierbij uitdrukkelijk is uitgesloten. De Belgisch-Franse overeenkomst is relevant voor het verdrag tussen België, Luxemburg en Nederland, omdat België als gevolg van dit verdrag de overeenkomst met Frankrijk niet langer volledig kan nakomen, aldus de leden van de VVD-fractie. Als Nederland de beurt heeft om jachtvliegtuigen te leveren, heeft België immers geen jachtvliegtuigen beschikbaar om een renegade-toestel tot over de Franse grens te begeleiden totdat Franse jachtvliegtuigen deze taak hebben overgenomen. De leden van de VVD-fractie constateren dat Nederland bereid is in voorkomend geval deze taak voor België te vervullen.

De leden van de VVD-fractie stellen de vraag, gezien de afspraak dat gebruik van geweld in het Franse luchtruim uitdrukkelijk is uitgesloten, wat er gebeurt in gevallen waarbij het gebruik van geweld in het Franse luchtruim door Nederlandse jachtvliegers toch de beste optie is, bijvoorbeeld om nog ernstigere gevolgen te voorkomen. Hoe rigide is de eis dat binnen het Franse luchtruim geen geweld mag worden gebruikt? Is het mogelijk dat Frankrijk in uitzonderingsgevallen alsnog toestemming verleent? Zo nee, wat zijn de gevolgen daarvan voor de uitvoering van deze taak door Nederlandse vliegers, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

De leden van de CDA-fractie stellen dat gezamenlijke luchtruimbewaking een goed voorbeeld is van Europese samenwerking. Het speelt schaarse capaciteiten vrij, met behoud van voldoende soevereiniteit. Daardoor is meer Defensie per euro mogelijk, en dus: meer handelingsvermogen. Dat is hard nodig in tijden van steeds krappere defensiebudgetten en te lage aantallen jachtvliegtuigen. Het door het kabinet beoogde aantal van 37 te verwerven F-35’s is te laag en zal in de toekomst tot een nog lager ambitieniveau leiden dan het huidige, door de jaren heen ook al verlaagde ambitieniveau, aldus deze leden. De leden van de CDA-fractie wijzen in dit verband op de kritische bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Het voorgenomen verdrag met België – en de voordelen die dit samenwerkingsverband oplevert – mag volgens deze leden niet in de weg staan aan de noodzakelijke discussie over het toekomstige aantal te verwerven jachtvliegtuigen. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering deze opvatting deelt.

De leden van de CDA-fractie maken zich niet alleen zorgen over de bezuinigingen in Nederland, maar ook in België. Zij vragen of de regering het uitgangspunt deelt dat België voldoende inzetbare jachtvliegtuigen moet overhouden om de taak van gezamenlijke luchtruimbewaking te kunnen blijven vervullen en daarnaast verantwoordelijkheid te nemen voor internationale vrede en veiligheid. Voorts vragen deze leden of de regering bereid is onze zuiderburen op hun verantwoordelijkheden te wijzen. In hoeverre bestaat het risico dat België zijn verdragsverplichtingen niet na zal komen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de PVV-fractie hebben allereerst vragen over enkele praktische gevolgen van de samenwerking met België en Luxemburg. Vervolgens zijn er vragen over het soevereiniteitsvraagstuk. Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie nog vragen over de Quick Reaction Alert (QRA)-taak binnen het NAVO-kader.

De leden van de PVV-fractie vragen wat de gevolgen van de samenwerking zijn voor de tijd waarbinnen jachtvliegtuigen de renegade-toestellen kunnen onderscheppen boven Nederland. Als Belgische jachtvliegtuigen een renegade-toestel moeten onderscheppen in Noord-Nederland, hoeveel langer doen de Belgische jachtvliegtuigen er dan over in vergelijking met een onderschepping door Nederlandse jachtvliegtuigen? Maakt het voor de reactietijd veel uit of een jachtvliegtuig opstijgt vanaf een Belgische luchtmachtbasis, of vertrekt vanaf vliegbasis Volkel of Leeuwarden, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

Voorts willen deze leden weten wat de gevolgen zijn van de samenwerking voor het gebruik van de Nederlandse luchtmachtbasissen. De leden van de PVV-fractie vragen vanaf welke basis de Nederlandse toestellen zullen opereren. Voorts vragen zij of er efficiëntievoordelen worden behaald op dit punt of dat de oude configuratie van toepassing blijft.

De leden van de PVV-fractie stellen twee vragen die gaan over het soevereiniteitsvraagstuk, en dan met name met betrekking tot de samenwerking met Frankrijk. Kunnen Franse jachtvliegtuigen ook grensoverschrijdend optreden tot in het Nederlandse luchtruim, indien de Nederlandse jachtvliegtuigen nog niet zijn gearriveerd om de begeleiding van het renegade-toestel over te nemen? Welke bevoegdheden kunnen de Franse toestellen uitoefenen en welke maatregelen kunnen zij nemen tegen renegade-toestellen die vliegen boven het Belgische en/of Nederlandse luchtruim, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

Tot slot hebben de leden van de PVV-fractie vragen over de QRA-taken binnen het NAVO-kader. Deze leden constateren dat vijandige of ongeïdentificeerde militaire luchtvaartuigen in toenemende mate onaangekondigd het Nederlandse luchtruim benaderen. De leden van de PVV-fractie zijn hierover bezorgd en krijgen graag meer inzicht in de QRA-taak binnen het NAVO-kader.

Allereerst willen deze leden graag weten hoe de QRA-taak in het NAVO-kader zich exact verhoudt tot de luchtruimbeveiliging als het gaat om renegade taken. In de memorie van toelichting staat immers dat de toegewezen toestellen een dubbelrol vervullen en dat zij primair worden ingezet voor de NAVO QRA-taak, aldus deze leden.

De leden van de PVV-fractie vragen of dit dan ook betekent dat de jachtvliegtuigen van Nederland en België met voorrang hun taken binnen het NAVO-kader uitvoeren. Ofwel, krijgen ongeïdentificeerde militaire luchtvaartuigen voorrang boven renegade-toestellen als er tot onderschepping moet worden overgegaan? Wie bepaalt de inzet bij het gelijktijdig optreden van deze twee dreigingen binnen het luchtruim van Nederland, België en Luxemburg, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie hoe de afspraken over de QRA-taak binnen het NAVO-kader exact zijn vastgelegd. Welke afspraken zijn er gemaakt ten aanzien van de inzet van Nederlandse jachtvliegtuigen? Hoe wordt binnen de NAVO-taak omgegaan met het principe van de red card holder? Bij wie liggen welke bevoegdheden op welk moment, zo vragen de leden van de PVV-fractie.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat de regering internationale samenwerking aangaat om het luchtruim te beveiligen. Zoals de regering ook zelf stelt brengt dit diverse voordelen met zich mee, aldus deze leden. Graag willen de genoemde leden de regering hier nog enkele vragen over stellen.

Met betrekking tot de samenwerking met België en Luxemburg constateren de leden van de D66-fractie dat Luxemburg het gebruik van dodelijk geweld boven het eigen grondgebied heeft uitgesloten. Graag ontvangen de genoemde leden een toelichting wat hiervan de praktische en theoretische consequenties kunnen zijn voor het adequaat optreden tegen een renegade-toestel.

De leden van de D66-fractie constateren eveneens dat Luxemburg zelf niet beschikt over jachtvliegtuigen. Betekent dit dat Nederland op enige andere wijze gecompenseerd wordt voor de luchtruimbewaking van Luxemburg, zo vragen deze leden.

Met betrekking tot de samenwerking met Frankrijk vragen de leden van de D66-fractie de regering toe te lichten of de besprekingen met Frankrijk over hoe in de praktijk moet worden omgegaan met de oorspronkelijke overeenkomst tussen België en Frankrijk reeds zijn afgerond. Zo ja, wat zijn de uitkomsten van deze besprekingen? Zo nee, dan achten de genoemde leden het raadzaam om het voorliggende verdrag pas in werking te laten treden als deze gesprekken zijn afgerond en er een oplossing is.

De voorzitter van de commissie, Ten Broeke

De adjunct-griffier van de commissie, Mittendorff