Gepubliceerd: 9 april 2015
Indiener(s): Agnes Wolbert (PvdA)
Onderwerpen: beroepsonderwijs onderwijs en wetenschap
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34160-5.html
ID: 34160-5

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 9 april 2015

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

Inhoud

ALGEMEEN

2

1.

Inleiding

3

 

1.1

Context

3

 

1.2.

Kern van het wetsvoorstel

5

 

1.3.

Het doel van de herziening van de kwalificatiestructuur

5

 

1.4.

Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en van de daarop gebaseerde nieuwe opleidingen

6

 

1.5.

Vrijwillige start in het schooljaar 2015–2016

6

2.

Herziene kwalificatiestructuur

6

 

2.1

Basisdelen, profieldelen en keuzedelen

7

3.

Procedure totstandkoming kwalificatiedossiers en keuzedelen

8

4.

Vormgeving van een nieuwe opleiding

9

5.

Afronding beroepsopleiding

10

 

5.1.

Examinering en diplomering

10

6.

Administratieve lasten

10

7.

Draagvlak en gevoerd overleg met de mbo-sector

10

ARTIKELSGEWIJS

11

Artikel I, onderdelen I en J

11

Artikel I, onderdeel M

11

ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van het wetsvoorstel in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd. De meeste intenties, die door de regering met het wetsvoorstel beoogd worden, kunnen op de steun van de leden rekenen. Door de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt is meer flexibiliteit in het aanbod van opleidingen noodzakelijk. De keuzedelen zouden kunnen bijdragen aan die flexibiliteit. De leden zijn echter niet overtuigd dat de vormgeving van het wetsvoorstel leidt tot echte keuzevrijheid voor de leerling en daarmee maximale flexibiliteit. Daarnaast zien zij niet hoe de behoeftes van het regionale bedrijfsleven een meer prominente rol krijgen. De leden hebben twee fundamentele bezwaren tegen het voorstel: de gecentraliseerde aanpak enerzijds en het niet meetellen voor het diploma van de keuzedelen anderzijds. Met name op die twee punten vragen de leden de aandacht van de regering.

De aanleiding van het invoeren van de keuzedelenstructuur is gelegen in het feit dat instellingen te weinig gebruik maakten van de «vrije ruimte» voor (regionale) verbreding of verdieping van de opleiding. Waar dat wel gebeurde, was de invulling vaak vrijblijvend, weinig transparant en kende die te weinig kwaliteitswaarborgen. De regering geeft aan dit probleem op te willen lossen door keuzedelen verplicht te stellen. Deze keuzedelen mogen worden aangedragen door mbo1-instellingen, maar worden dan centraal getoetst door de SBB2 en vervolgens ter goedkeuring aan de Minister voorgelegd. De leden vinden deze gekozen procedure omslachtig en te gecentraliseerd. De leden vragen of de vormgeving van de keuzedelen niet gewoon aan de instellingen over gelaten had kunnen worden, eventueel op inhoud en kwaliteit gecontroleerd door een regionale accreditatiecommissie of door de Inspectie van het Onderwijs. De leden zijn al langer voorstander van een accreditatiesystematiek in het mbo en de invoering van de keuzedelen zou een mooie kans zijn om een stap in die richting te zetten.3 Waarom kiest de regering bij het vaststellen van de kwalificaties in de keuzedelen voor een gecentraliseerde aanpak via het landelijk georganiseerd overleg in plaats van een meer regionale invulling, waarbij de kwaliteit bijvoorbeeld door een accreditatiecommissie wordt gecontroleerd, zo vragen de leden.

De leden vragen de regering om binnen het wetsvoorstel experimenteerruimte te creëren voor pilots waarbij keuzedelen niet via het SBB door de Minister worden vastgesteld, maar op basis van regionale accreditatie. Een regionale onafhankelijke commissie met in ieder geval deelnemers uit het bedrijfsleven zouden zo – aan de hand van de landelijke kwaliteitscriteria – maatwerk kunnen bieden bij de vormgeving van een keuzedeel. Zo kan direct recht gedaan worden aan de lokale wensen. Graag ontvangen de genoemde leden een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij hebben nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd. Graag willen zij de regering nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het regelen van keuzedelen waarop beroepsopleidingen mede worden gebaseerd. Zij hechten belang aan de mogelijkheden voor mbo-studenten om eigen keuzes te maken binnen hun opleiding, maar stellen ook vragen bij het inperken van de ruimte van instellingen om een eigen invulling aan het onderwijs te geven en zich te profileren.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden ondersteunen de herziening van de kwalificatiestructuur en vinden het belangrijk dat instellingen gestimuleerd worden om serieus werk te maken van hun beleidsruimte en keuzevrijheid. Zij plaatsen echter vraagtekens bij de vormgeving van keuzedelen. Zij stuiten namelijk op de paradox dat het invoeren van verplichte keuzedelen in bepaalde gevallen de keuzevrijheid voor instellingen en leerlingen juist kan beperken.

1. Inleiding

1.1. Context

De leden van de VVD-fractie merken op dat er wordt beschreven dat er voldoende keuzedelen beschikbaar moeten zijn voor de deelnemers. Hoe wordt vastgesteld of dat inderdaad steeds het geval is? Is het waar dat door de SBB wordt vastgesteld welke keuzedelen gekoppeld worden aan welk kwalificatiedossier en dat daarmee de keuzevrijheid voor de student zeer beperkt wordt? Mag de student, met andere woorden, alle keuzedelen kiezen die op het eigen roc4 en op andere scholen worden aangeboden, of mag de student alleen de keuzedelen kiezen die door het SBB aan het kwalificatiedossier zijn gekoppeld? Beperkt dit studenten niet in de keuze die zij hebben om hun eigen unieke profiel op te stellen, waarbij zij zich kunnen onderscheiden op de arbeidsmarkt? Graag ontvangen deze leden een reactie op deze stelling.

Daarnaast vragen de leden op basis van welke criteria keuzedelen worden gekoppeld aan kwalificatiedossiers. Wie van de partners van het georganiseerd overleg heeft aangedrongen op deze koppeling van keuzedelen aan kwalificatiedossiers en waarom?

Voorts staat geschreven dat de deelnemers meerdere keuzedelen kunnen volgen. Zijn er belemmeringen wanneer de deelnemer ervoor kiest om meer keuzedelen te volgen dan noodzakelijk is voor het behalen van het diploma? Op welke gronden kan een opleiding het aanbieden van een extra keuzedeel weigeren?

Gesteld wordt dat de keuzedelen bijdragen aan een betere doorstroming naar het vervolgonderwijs. Waar is dat op gebaseerd, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de herziene kwalificatiestructuur nieuw is dat elke kwalificatie is opgebouwd uit één basisdeel en één of meer keuzedelen die de onderwijsinstellingen verplicht zijn bij elke opleiding aan te bieden. Voor de leden staan de deelnemers in het mbo centraal en hun toekomst op de arbeidsmarkt. In dit verband moet de inhoudelijke aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt en op het vervolgonderwijs de toetssteen vormen voor de inrichting van het beroepsonderwijs. De te vaak gedetailleerde kwalificatiedossiers en een wildgroei van opleidingen doen niet per se recht aan deze overweging. De verplichte invoering van één of meer keuzedelen doet meer recht aan deze overweging. Kan de regering hier nader op ingaan? Het is goed als zo’n keuzedeel een verrijking bij de opleiding vormt, zolang dit niet ten koste gaat van de tijd die nodig is om jongeren in het mbo op te leiden tot vakmensen. Keuzedelen kunnen instellingen in staat stellen om maatwerk te bieden in het onderwijsaanbod. Bedrijven zijn gebaat bij een optimale aansluiting tussen de vaardigheden van een student en de vraag naar beginnend beroepsbeoefenaren en met de keuzedelen wordt tegemoetgekomen aan een wenselijke balans tussen een duurzame kwalificatiestructuur en flexibiliteit. Ze kunnen nu, zo menen deze leden voorts, op regiospecifieke vragen/problemen inspelen en daarnaast bieden de keuzedelen kansen in het kader van «leven lang leren». Kan de regering nader toelichten hoe zij de verplichte invoering van keuzedelen bij alle mbo-opleidingen plaatst in het perspectief van het belang van de deelnemers in het mbo? Kan de regering ook nader toelichten hoe juist de verplichting voor instellingen om één of meer keuzedelen aan te bieden ruimte laat voor maatwerk, die zonder zo’n keuzedeel niet zou bestaan, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat een deelnemer kan slagen voor het diploma ook als er een onvoldoende wordt behaald voor het keuzedeel. De genoemde leden vragen de regering de reden hiervan dit toe te lichten. Betekent dit ook dat het keuzedeel bovenop het reguliere onderwijsprogramma komt, waar wel gewoon een examen met goed gevolg moet worden afgelegd? Of betekent dit in feite dat de lat lager wordt gelegd, nu voor een deel van het onderwijsprogramma geen voldoende meer hoeft worden gehaald, zo vragen de leden.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader toe te lichten of zij van mening is dat dit wetsvoorstel de ruimte voor opleidingen om een eigen invulling te geven aan het programma verruimd of beperkt. Wil de regering daarbij de kritiek van de Raad van State op dit punt meenemen in haar uitleg, zo vragen zij.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat er veel (kleine) opleidingen zijn die niet altijd goed aansluiten op de arbeidsmarkt, die wisselend van kwaliteit zijn en die weinig doelmatig zijn. Met dit wetsvoorstel wordt beoogd om meer stroomlijning en meer doelmatigheid in het aanbod te realiseren. Erkent de regering dat het mbo ook veel kleine opleidingen kent die wel heel relevant zijn voor de arbeidsmarkt en aansluiten op de regionale situatie? Zorgt dit wetsvoorstel ervoor dat ook succesvolle kleine opleidingen gaan verdwijnen, zo vragen de genoemde leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering uiterst beknopt schetst dat problemen bestaan met het gebruik van de vrije ruimte door instellingen. Deze leden constateren dat de onderbouwing van de noodzaak van de specifieke vormgeving van de keuzedelen hiermee vooralsnog wankel is, mede in het licht van het feit dat de regering onderkent dat sommige instellingen wel op goede wijze omgaan met de vrije ruimte. Zij vragen om een nadere onderbouwing van de aangevoerde problematiek, waaronder aantallen instellingen die tekort zouden schieten en de criteria die hiervoor worden gehanteerd. Zij vragen eveneens hoe de regering zich rekenschap heeft gegeven van het feit dat bepaalde instellingen wel op goede wijze gebruik maken van de vrije ruimte en welke ruimte hun geboden wordt om hun werkwijze voort te zetten.

De leden constateren voorts dat de regering wetswijziging noodzakelijk acht, aangezien zij de keuzedelen niet als onderdeel van de kwalificatie wil positioneren. Deze leden vragen waarom de regering het niet nodig acht om met deze keuzedelen ook de positie van het basisdeel en het profieldeel duidelijk een plaats te geven in de wet. Zij vragen waarom het niet wenselijk is om de door de regering benoemde en gewenste drieslag van basisdeel, profieldeel en keuzedeel te verankeren in de wet.

1.2. Kern van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de onderwijsinstellingen mogen kiezen welke keuzedelen ze aanbieden en dat de deelnemers de keuzedelen kiezen uit het actuele aanbod van de instelling. Kan de regering, zo vragen de leden, nader toelichten hoe deelnemers een keuze kunnen maken die past bij hun persoonlijke uitstroomwensen als de onderwijsinstelling heeft voldaan aan de verplichting door slechts bepaalde keuzedelen aan te bieden. Kan de regering ook toelichten in hoeverre sectorale, regionale of landelijke afspraken eraan kunnen bijdragen dat de keuzes die deelnemers maken, aansluiten op de ontwikkelingen in sector of branches en zo het effect van de kwalificatie extra versterken?

Voor het behalen van het diploma wordt het niet noodzakelijk dat het examen met betrekking tot het keuzedeel is afgelegd met goed gevolg. De leden vragen de regering uit te leggen op welke wijze zij gaat stimuleren dat instellingen en mbo’ers de keuzedelen serieus zullen en moeten nemen nu zij deze ook kunnen afsluiten met een onvoldoende.

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom de voorschriften betreffende keuzedelen in lagere regelgeving worden uitgewerkt.

1.3. Het doel van de herziening van de kwalificatiestructuur

De leden van de VVD-fractie constateren dat de herzieningsoperatie een aantal doelstellingen nastreeft. Onder meer de reductie van het aantal kwalificatiedossiers. Volgens de leden is het nodig dat bij iedere opleiding regelmatig wordt bekeken of deze nog voldoet aan de eisen van deze tijd en met name of zij nog voldoende aansluit op de vraag van de arbeidsmarkt. Wanneer dat niet langer het geval is, moet de opleiding zo snel mogelijk worden aangepast, vervangen of opgeheven. Deelt de regering de mening dat de responsiviteit – het vermogen om snel te veranderen als de steeds sneller veranderende arbeidsmarkt daarom vraagt – niet alleen van belang is voor de keuzedelen, maar ook voor de kwalificaties van de basis- en profieldelen en in de kwalificatiedossiers? De regering stelt dat het invoeren van de keuzedelen moet leiden tot het sneller en beter inspelen op de actuele ontwikkelingen en innovaties. De leden menen dat de ambitie van de regering niet ver genoeg gaat. De keuzedelen staan gelijk aan ongeveer 15% van de studielast. Dat wil zeggen dat het overgrote deel, de basis- en profieldelen, van de verschillende opleidingen niet responsief is. De leden zijn van mening dat de regering de lat hoger moet leggen en de kwalificatiedossiers responsiever moeten worden. Is zij daartoe bereid? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast schrijft de regering dat de aansluiting op de behoeftes van de regio belangrijk is. Op welke wijze wordt de inhoud van de keuzedelen getoetst aan de regionale behoeftes? De keuzedelen worden namelijk landelijk vastgesteld door de Minister na advisering door de SBB, maar hoe stelt de SBB zich op de hoogte van de wensen bij het regionale bedrijfsleven, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering nader te motiveren wat de toegevoegde waarde is van dit wetsvoorstel. Instellingen hebben immers al ruimte voor een eigen invulling om zo aan te sluiten bij de wensen van de arbeidsmarkt. Wat zijn de knelpunten bij het huidige beleid? Wat kan straks wel wat nu niet kan?

Is de regering het met de leden eens dat opleidingen ook een belangrijke vormende taak hebben? Deze leden vrezen dat met dit wetsvoorstel deze vormende taak wordt ingeperkt, ten gunste van een meer economische benadering van onderwijs. Deze leden onderschrijven dat opleidingen moeten opleiden voor de (regionale) arbeidsmarkt en dat hierbij de regionale werkgevers een belangrijke rol spelen, maar welk probleem lossen we hiermee op?

De leden van de SGP-fractie onderschrijven de doelen die door de regering voor de herziening van de kwalificatiestructuur worden benoemd, zoals het bieden van verrijking en toerusting, meer uitdaging en het beter inspelen op ontwikkelingen. Zij vragen een reactie op de constatering dat sommige instellingen door het wetsvoorstel juist belemmerd worden om leerlingen die keuzemogelijkheden te bieden waaraan zij behoefte hebben. Deze leden wijzen bijvoorbeeld op de positie van levensbeschouwelijk onderwijs en vragen of de regering hierover overleg heeft gevoerd met het onderwijsveld. Zij vragen of de regering bereid is te zoeken naar een oplossingen die de keuzedelen voor alle instellingen en leerlingen tot maatwerkoplossing maken.

1.4. Invoering van de herziene kwalificatiestructuur en van de daarop gebaseerde nieuwe opleidingen

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom wordt gesteld dat onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland wellicht wat meer tijd nodig hebben om de herziene kwalificatiestructuur in te voeren. Evenzo vragen deze leden waarom de herziene kwalificatiestructuur wellicht pas in 2018 wordt ingevoerd in Caribisch Nederland.

1.5. Vrijwillige start in het schooljaar 2015–2016

De leden van de PvdA-fractie merken op dat een mbo-instelling per 1 augustus 2015 op vrijwillige basis in de vrije ruimte van de opleiding kan starten met keuzedelen die dan nog niet formeel zijn vastgesteld. De leden constateren dat dit snel is. Het is echter waardevol dat instellingen en deelnemers daarmee dan al ervaring kunnen opdoen. Kan de regering melden in hoeverre mbo-instellingen hiertoe zullen overgaan, zo vragen deze leden.

2. Herziene kwalificatiestructuur

De leden van de SGP-fractie constateren dat de richtlijnen voor het ontwikkelen van kwalificatiedossiers ertoe leiden dat binnen de wettelijke normen voor onderwijstijd geen aanvullende ruimte voor instellingen meer zou overblijven. Deze leden vragen of de regering het verdwijnen van deze vrije ruimte acceptabel acht, mede in het licht van de door de regering gewenste profilering van instellingen. Zij vragen waarom wettelijke waarborgen en uitzonderingen achterwege blijven, nu de 20% vrije ruimte in de praktijk verdwijnt.

De leden constateren dat de regering zich in de toelichting van de keuzedelen met name een beroepsgerichte insteek kiest. Deze leden vragen in hoeverre ook algemeen vormende vakken zelfstandig keuzedeel kunnen vormen. Eveneens vragen zij hoe de regering waarborgt dat voor het mbo belangrijke thema’s als burgerschap en levensbeschouwing niet alleen een wezenlijke plaats kunnen innemen binnen de kwalificaties, maar ook binnen de keuzedelen.

De leden vragen waarom het, volgens de regering, noodzakelijk is om de keuzedelen naast de kwalificaties te positioneren in plaats van als onderdeel van de kwalificaties. Deze leden vragen hierbij in te gaan op de overwegingen dat het bij keuzedelen ook om kwalificerende elementen gaat, dat de keuzedelen vaak nauw verband zullen houden met de kwalificaties en dat keuzedelen als onderdeel van kwalificaties ook eenvoudig bij ministeriële regeling te wijzigen zouden zijn. Zij vragen bovendien in hoeverre het risico bestaat dat de status van het diploma als geheel onder druk kan komen te staan wanneer het keuzedeel niet langer integraal onderdeel vormt van de kwalificatie, maar als afzonderlijke, verrijkende bonus beschouwd wordt.

De leden vragen voorts waarom de voorgestelde omvang van de keuzedelen niet wettelijk wordt verankerd, mede in het licht van de regeling inzake de beroepspraktijkvorming.

2.1 Basisdelen, profieldelen en keuzedelen

De leden van de VVD-fractie merken op dat in het voorbeeld, dat geschetst wordt, staat dat het toekomstige kwalificatiedossier haarverzorging is aangevuld met een aantal keuzedelen. Zijn de genoemde keuzedelen slechts een voorbeeld, of is dit een limitatieve lijst? Kan een student bijvoorbeeld bij de opleiding tot kapper ook een keuzedeel horeca volgen? Zo nee, waarom niet?

Het met goed gevolg afronden van een keuzedeel is niet noodzakelijk om een diploma te behalen. Daar hebben de leden hun ernstige bedenkingen bij. In het bijzonder in het geval van remediërende keuzedelen bedoeld voor deelnemers aan entreeopleidingen. Deze keuzedelen zijn bedoeld om achterstanden weg te werken en derhalve achten de leden dat de achterstanden na het volgen van het keuzedeel ook daadwerkelijk zijn weggewerkt, juist in het belang van de deelnemer. Kan de regering nader ingaan op dit standpunt en haar redenering toelichten?

De keuzedelen moeten voldoen aan specifieke kwaliteitscriteria die bij ministeriële regeling worden vastgesteld. Kan de regering aangeven welke specifieke kwaliteitscriteria zij voor ogen heeft? Hoe bieden de specifieke kwaliteitscriteria ruimte aan de regionale behoeftes? Wanneer kan de ministeriële regeling verwacht worden en is de regering bereid deze aan de Kamer voor te leggen, zo vragen zij.

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven wat dit wetsvoorstel in de praktijk betekent voor het bestaande curriculum. Wordt aan sommige vakken minder uren besteed om ruimte te maken voor de verplichte keuzeonderdelen?

De leden kunnen zich voorstellen dat instellingen een goede reden kunnen hebben om van de verplichte keuzeonderdelen af te wijken. Kan de regering motiveren waarom zij niet het voorstel wil overnemen van de Raad van State om gemotiveerd te kunnen afwijken van de verplichte keuze-onderdelen. Immers, ook als de regering van mening is dat er ruimte overblijft voor de instelling voor een eigen invulling, is het mogelijk dat de instelling een goede reden heeft om af te wijken van het verplichte keuze-onderdeel. Graag ontvangen deze leden een toelichting.

Voorts vragen de leden of de regering kan aangeven of bij aanname van dit wetsvoorstel de verwachting is dat veel opleidingen hiernaast nog eigen aanbod zullen creëren, zeker gezien het feit dat hier geen extra bekostiging voor wordt gegeven.

De leden vragen tevens of het met dit wetsvoorstel ook mogelijk wordt om keuzeonderdelen op een hoger niveau te volgen en hier een certificaat voor te krijgen. De leden hebben hier al enige jaren voor gepleit.

Deze leden kunnen zich vinden in de beperking van de automatische doorstroom van mbo naar hbo voor een aantal opleidingen, mits er sprake is van de mogelijkheid van de student om via een toelatingstoets te kunnen laten zien dat hij of zij voldoende kennis heeft van een of meer relevante vakken voor de hbo-opleiding. Bijvoorbeeld van wiskunde, als dit een belangrijk onderdeel is van de hbo-opleiding.

De leden vrezen een verdere uniformering van het beroepsonderwijs nu er landelijk vastgestelde kaders komen voor de keuzeonderdelen, terwijl voorheen instellingen vrij waren de vrije ruimte naar eigen inzicht in te vullen. Is de regering met deze leden van mening dat hiermee wederom de greep van de overheid op het onderwijs wordt verstevigd, terwijl naar mening van deze leden juist meer vertrouwen getoond zou moeten worden in het onderwijs en meer ruime om naar eigen inzicht te handelen. Graag ontvangen zij een reactie.

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten of er met de keuzedelen nieuwe urennormen worden ingevoerd in het beroepsonderwijs. Is het bij de keuzedelen ook mogelijk af te wijken van de strikt voorgeschreven norm, mits de opleiding van aantoonbaar voldoende kwaliteit is, zoals ook nu staat in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, artikel 7.2.7, derde en vierde lid, zo vragen deze leden.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen op welke manier de regionale component van het mbo wordt versterkt, wanneer instellingen verplicht worden te kiezen uit landelijke keuzedelen. Waarom is de ruimte van instellingen tot de landelijk vastgestelde lijst keuzedelen beperkt, terwijl instellingen regionaal afstemmen met het bedrijfsleven over de inrichting van het vrije keuzedeel? Waarom kiest de regering voor het volledig vullen van de vrije ruimte van instellingen met landelijk vastgestelde keuzedelen, aangezien er goede voorbeelden zijn van instellingen die de vrije ruimte goed benutten? De genoemde leden wijzen op de suggestie van de Raad van State om instellingen de ruimte te bieden gemotiveerd af te wijken van het wettelijke stramien.

De leden vragen voorts naar de noodzaak om de Toetsingskamer de zelf vormgegeven keuzedelen van instellingen te laten toetsen. Waarom kiest de regering voor deze inmenging in de vrijheid van instellingen om de onderwijsinhoud vorm te geven, zo vragen zij.

3. Procedure totstandkoming kwalificatiedossiers en keuzedelen

De leden van de VVD-fractie merken op dat, omdat de deelnemer daadwerkelijk iets te kiezen moet hebben, er een aanbodverplichting voor onderwijsinstellingen is. Kan de regering aangeven hoe de keuzedelen zich verhouden tot de deelnemers die kiezen voor een bbl5-traject? Welke gevolgen heeft de invoering van de keuzedelen voor leerwerkbedrijven? Bestaat er flexibiliteit om keuzedelen zo in te richting dat er rekening gehouden kan worden met seizoensarbeid of werktijden? Zijn er daarnaast gronden waarop instellingen een beperkter aanbod mogen aanbieden, bijvoorbeeld door de omvang van de instelling, zo vragen zij.

De leden van de PvdA-fractie hechten eraan dat het beroepsonderwijs kan inspelen op de veranderingen in de arbeidsmarkt en op ontwikkelingen in de techniek die ertoe leiden dat vakmensen in 2020 inzicht en vaardigheden nodig hebben die verschillen van die van het jaar 2000. De regering schrijft dat vaststelling van nieuwe keuzedelen per kwartaal kan plaatsvinden. Kan de regering ook nader verhelderen hoe zij voorkomt dat de registratieprocedure van eenmaal bestaande keuzedelen bij DUO6 in het Crebo7 star wordt door teveel bureaucratie. Hoe snel kan men keuzedelen actualiseren op grond van wijzigingen op de arbeidsmarkt en in de techniek, zo vragen zij.

De leden van de D66-fractie constateren dat de regering van mening is dat «alle betrokkenen», te weten mbo-instellingen, hbo-instellingen, bedrijven in de regio en brancheorganisaties, suggesties kunnen aandragen voor keuzedelen. De genoemde leden vragen een nadere toelichting van de regering op welke wijze dit in het wetsvoorstel, of in lagere regelgeving hieruit voortvloeiende, officieel wordt vastgelegd, teneinde te bewerkstelligen dat de suggesties van «alle betrokkenen» ook daadwerkelijk kunnen worden omgezet in keuzedelen. De genoemde leden vragen de regering eveneens toe te lichten of ook, in het kader van de doorlopende leerlijnen vmbo8-mbo, middelbare scholen zulke suggesties kunnen doen. Tevens vragen de genoemde leden toe te lichten of er ook in enige vorm een rol is weggelegd voor suggesties van studenten en docenten.

De leden van de SGP-fractie lezen dat alle betrokken suggesties kunnen aanleveren ten aanzien van keuzedelen. Zij ontvangen graag een concreter toelichting op dit proces. In hoeverre kunnen instellingen bijvoorbeeld zelf een opzet voor een keuzedeel voordragen en in hoeverre is de Toetsingskamer dan gehouden hier een oordeel over te geven, zo vragen zij.

4. Vormgeving van een nieuwe opleiding

De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten waarom zij voornemens is onderwijsinstellingen een minimaal aantal uren en aantal keuzedelen per soort opleiding voor te schrijven. Wat is daarvan de beweegreden en meerwaarde, zo vragen deze leden. Waarom wordt dit niet aan onderwijsinstellingen zelf overgelaten?

De leden ontvangen graag een toelichting op het feit dat er ten aanzien van het aantal aan te bieden extra keuzedelen een onderscheid wordt gemaakt tussen bekostigde en niet-bekostigde instellingen.

De leden merken op de Raad van State de regering heeft aanbevolen om onderwijsinstellingen de mogelijkheid te geven om gemotiveerd af te wijken van de verplichte keuzedelen en deze afwijkingsmogelijkheid in de wet vast te leggen. Op die manier zou er meer recht worden gedaan aan de vrijheid van onderwijs en de mogelijkheid voor onderwijsinstellingen om zich te kunnen blijven profileren. De genoemde leden vragen, in aanvulling op hetgeen al wordt voorgesteld in het wetsvoorstel, een uiteenzetting op welke wijze de regering met dit wetsvoorstel recht wil doen aan de vrijheid van onderwijs, zoals gesteld in de Grondwet (artikel 23).

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom gekozen wordt om de keuzedelen volledig te richten op de arbeidsmarkt, terwijl opleidingen ook een vormende functie hebben. Waarom wordt ervoor gekozen om de ruimte voor vormende opleidingen weg te nemen? Is het realistisch om te stellen dat instellingen aanvullend op de wettelijke onderwijstijd profilerende onderdelen aanbieden, aangezien zij daar geen bekostiging voor ontvangen? Wat is de visie van de regering op de vormende taak van het mbo en de eigen invulling aan de vormende taak?

De leden vragen waarom de regering kiest voor het uniformeren van opleidingen in het mbo, terwijl het beroepsonderwijs zich ook zou moeten profileren en divers zou moeten zijn. Leidt voorliggend wetsvoorstel niet juist tot een minder divers aanbod, minder profilering en meer uniformering, zo vragen zij.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering instellingen in het mbo minder ruimte voor invulling van de eigen beleidsruimte wil bieden dan scholen in het voortgezet onderwijs. Deze leden vragen een toelichting op de opmerking in het nader rapport dat de eigen beleidsruimte ten aanzien van de onderwijsinhoud in het mbo zou verschillen van het funderend onderwijs en dat het voorstel recht doet aan het specifieke karakter van het mbo. Zij vragen welk specifiek karakter en welk wezenlijk onderscheid ten aanzien van dit punt bedoeld is. Naar de mening van deze leden ligt het namelijk juist voor de hand om instellingen in het mbo, evenals scholen in het voorbereidend beroepsonderwijs, de ruimte te geven om in het vrije deel zelf vakken en programmaonderdelen vast te stellen.

De leden vragen waarom de regering het organiseren van extra vakken en programmaonderdelen die nauw verband houden met het profiel of de identiteit van de instelling enkel mogelijk acht buiten de kwalificaties en keuzedelen en dus ook buiten de wettelijke onderwijstijd waarvoor de instelling bekostiging ontvangt. Zij vragen of voldoende rekening wordt gehouden met het recht van instellingen om deze vakken binnen het reguliere programma vorm te geven, zoals tot nog toe het geval is. Waarom verlaat de regering dit uitgangspunt, zo vragen zij. Ook vragen zij waarom de regering niet gekozen heeft voor de mogelijkheid van specifieke, gemotiveerde alternatieven voor keuzedelen, ten einde tot maximaal maatwerk te komen.

5. Afronding beroepsopleiding

5.1. Examinering en diplomering

De leden van de VVD-fractie zijn nog niet overtuigd door de argumentatie van de regering dat voor het behalen van het diploma het keuzedeel niet met een voldoende hoeft te worden afgesloten. De vrijblijvendheid van de «vrije ruimte» was nu juist de reden om de keuzedelen in te voeren. Dit valt, volgens de leden, echter niet te rijmen met het voorstel om de keuzedelen niet mee te laten tellen bij de beslissing of een student zijn mbo-diploma haalt. Graag ontvangen zij een reactie van de regering.

Ook lijken de keuzedelen te worden gezien als een centrale oplossing om de aansluiting van opleidingen op de regionale arbeidsmarkt te versterken. Als dit inderdaad het geval is, waarom wordt dit dan niet zwaarder meegewogen bij de beslissing of een student zijn diploma haalt? Als de keuzedelen zo belangrijk zijn, waarom tellen ze dan niet mee? De leden vinden dat de keuzedelen wel mee moeten tellen voor het behalen van het diploma en vragen de regering te schetsen welke aanpassingen aan het wetsvoorstel gedaan moeten worden om dat te bereiken.

6. Administratieve lasten

De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of er ook is onderzocht of de invoering van keuzedelen in het beroepsonderwijs eventueel leidt tot extra werkdruk voor de Inspectie van het Onderwijs. Zo niet, is de regering alsnog bereid te inventariseren dan wel een schatting te geven van de extra werkdruk voor de Inspectie van het Onderwijs als gevolg van de invoering van keuzedelen, zo vragen deze leden.

7. Draagvlak en gevoerd overleg met de mbo-sector

De leden van de PvdA-fractie merken op dat inzake het draagvlak melding wordt gemaakt van overleg met het Ministerie van Economische Zaken, DUO, Inspectie van het Onderwijs, MBO-Raad, NRTO9, SBB en saMBO-ICT10. De leden vragen om een toelichting waarom in dit rijtje de organisatie van mbo’ers JOB11 ontbreekt. Wat kan de regering melden over het draagvlak onder de deelnemers, zo vragen de leden.

De leden van de D66-fractie constateren dat met een groot aantal partijen is gesproken over het voorliggende wetsvoorstel, de herziening van de kwalificatiestructuur en de introductie van de keuzedelen. De genoemde leden zijn benieuwd of er ook is gevraagd naar de mening van docenten en studenten, bijvoorbeeld via de medezeggenschapsraden (ondernemingsraden en deelnemersraden).

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdelen I en J

De leden van de SGP-fractie vragen waarom bij de definitie van een kwalificatie in de definitielijst naar een nader artikel wordt verwezen, terwijl ervoor gekozen wordt de definitie van de keuzedelen volledig in de definitielijst te formuleren. Deze leden vragen waarom het vanuit de systematiek van de wet en de leesbaarheid niet voor de hand ligt een eenduidige lijn te kiezen.

De leden vragen waarom in de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 7.1.2 en 7.1.3 is vermeld dat een keuzedeel onderdeel is of deel uitmaakt van een beroepsopleiding, terwijl dit element reeds onderdeel vormt van de definitie van een keuzedeel. Zij vragen of kennelijk toch onderscheid bestaat tussen keuzedelen die wel of geen onderdeel van de beroepsopleiding vormen.

De leden constateren dat de wettelijke duiding van het keuzedeel de indruk kan wekken dat het keuzedeel toch onderdeel is van de kwalificatie. Immers, het keuzedeel is onder meer gericht op verdieping van de kwalificatie en het opschrift wordt niet uitgebreid met een zelfstandige positie van het keuzedeel. Zij vragen een toelichting op de gemaakte keuzes.

Artikel I, onderdeel M

De leden van de SGP-fractie vragen waarom de regering ten aanzien van de keuzedelen voorstelt nadere regels mogelijk te maken met betrekking tot de omvang, terwijl ten aanzien van de kwalificatiedossiers reeds nadere regels kunnen worden gesteld aan de inhoud. Deze leden vragen waarom ongelijksoortige grondslagen ten aanzien van keuzedelen en kwalificatiedossiers nodig zijn. Eveneens vragen zij waarom het aanbod en de omvang van de keuzedelen in lagere regels dan een algemene maatregel van bestuur kunnen worden vervat, terwijl de nadere regels voor de inhoud van kwalificatiedossier bij algemene maatregel van bestuur gesteld moeten worden.

De voorzitter van de commissie, Wolbert

Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic