Gepubliceerd: 3 juni 2013
Indiener(s): Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD)
Onderwerpen: economie overige economische sectoren
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33501-10.html
ID: 33501-10

Nr. 10 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET NADER VERSLAG

Ontvangen 5 juni 2013

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de leden van de verschillende fracties over voorliggend wetsvoorstel voor wijziging van de Postwet 2009 ter invoering van ex ante toezicht op een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht en de nota van wijziging ten behoeve van de vermindering van het aantal verplichte bezorgdagen binnen de universele postdienst (UPD). Graag ga ik op deze vragen in. Ik hoop dat de beantwoording van de vragen van de leden van de diverse fracties zal bijdragen aan een voorspoedige verdere behandeling van het voorstel.

1. Inleiding

Door de leden van de VVD-fractie is gevraagd naar mijn toekomstvisie op de postmarkt ten aanzien van een verdere modernisering van de UPD. Mijn toekomstvisie op de postmarkt heb ik uw Kamer vandaag doen toekomen.

2. Een vijfdaagse bezorgplicht

De leden van de PvdA-fractie en de SP-fractie vroegen naar de gevolgen van afschaffing van de maandagbezorging voor de arbeidsomstandigheden voor de medewerkers van PostNL, met name voor de postbezorgers die momenteel bij de maandagbezorging betrokken zijn. Naar aanleiding van de motie-Braakhuis (zie Kamerstuk 29 502, nr. 86) heeft extern onderzoeksbureau ECORYS vorig jaar onderzoek verricht naar de gevolgen van de afschaffing van de maandagbezorging voor de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden op de postmarkt (zie Kamerstuk 29 502, nr. 105). ECORYS concludeert dat de afschaffing van de maandagbezorging slechts beperkte consequenties heeft voor de werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden van het zittende personeel. Een belangrijke reden hiervoor is het zeer beperkte bezorgvolume op de maandag ten opzichte van het totale bezorgvolume. Ook wordt het beroep postbezorger gekenmerkt door een hoge mate van in- en uitstroom, waardoor de teruggang in de vraag naar arbeid wordt opgevangen door een natuurlijke uitstroom van werknemers. Hierdoor bestaat er voldoende ruimte om de postbezorgers die momenteel op maandag bezorgen in te zetten op overige bezorgdagen.

Ook vroegen de leden van de PvdA-fractie waarom, in tegenstelling tot de situatie in de VS, niet ervoor is gekozen om de zaterdag als verplichte bezorgdag te schrappen. In 2011 is onderzoek gedaan naar de actuele behoeften van gebruikers en de financiële gevolgen van wijzigingen in de UPD-verplichtingen (Kamerstuk 29 502, nr. 77). Hieruit komt naar voren dat een vermindering van het aantal verplichte bezorgdagen van zes naar vijf een aanzienlijke kostenbesparing met zich brengt. Van de onderzochte maatregelen zou het laten vervallen van de maandagbezorging de grootste besparing opleveren. Dit komt doordat veel ondernemingen op zaterdag en zondag geen post versturen, waardoor bezorgvolumes op de maandag zeer beperkt zijn. Volgens de ACM werd in 2011 slechts circa 2,6% van het totale brievenbuspostvolume op de maandag bezorgd (Kamerstuk 29 502, nr. 86).

Door de leden van de PvdA-fractie is gevraagd of het klopt dat de ACM bij het toezicht op de naleving van de overkomstduur enkel dient af te gaan op rapportages van PostNL. ACM beoordeelt jaarlijks of de norm voor de overkomstduur gehaald is. Voor deze beoordeling rapporteert PostNL over de overkomstduur over het voorafgaande jaar. Hiertoe worden metingen verricht door onafhankelijk onderzoeksbureau Intomart GfK. De uitvoering en uitkomsten van de metingen worden voorts gecontroleerd door een door de ACM aangewezen onafhankelijke accountant.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het klopt dat in het laatste kwartaal de postvolumes opnieuw met 10% zijn gedaald, of postvolumes in Nederland sneller dalen dan in het buitenland en, zo ja, waarom dit zo is. Ook vroegen zij of traditionele postdiensten uiteindelijk volledig zullen verdwijnen en of reclamefolders op papier een hogere attentiewaarde houden dan elektronische post. De precieze daling van de postvolumes verschilt per segment. PostNL heeft in haar cijfers over het eerste kwartaal van 2013 een daling van 9,5% in de volumes geadresseerde post gerapporteerd ten opzichte van het eerste kwartaal in 2012. Nederland heeft, net als enkele andere Noord-Europese landen, te maken met sterkere volumedalingen dan andere Europese landen. Dit heeft voor een groot deel te maken met de hoge mate van toegankelijkheid tot het internet in Nederland, waardoor gebruikers gemakkelijker kunnen overstappen naar elektronische communicatiediensten zoals e-mail. Ondanks de toenemende daling van de volumes is het mijn verwachting dat traditionele postdiensten de komende jaren een belangrijke vorm van communicatie blijven vormen. Dit geldt niet alleen op het gebied van reclame. Zoals uit de evaluatie van de UPD naar voren kwam, heeft post nog steeds een belangrijke persoonlijke component en wordt een fysiek poststuk vaak nog gebruikt als bewijsstuk met een meer officieel/rechtsgeldig karakter voor zakelijke correspondentie en overeenkomsten (zie Kamerstuk 29 502, nr. 77).

De leden van de SP-fractie vroegen of de regering de mening deelt dat de problemen in de postsector mede zijn ontstaan door de liberalisering van deze sector en niet slechts door de daling in postvolumes. In dit verband vroegen deze leden voorts of het terugbrengen van het aantal verplichte bezorgdagen op dit moment de juiste maatregel is voor het oplossen van problemen in de sector. Zoals bij de volledige opening van de postmarkt is aangegeven, hebben de directe voordelen van de liberalisering van de postmarkt, zoals meer keuzemogelijkheden en een betere prijs-kwaliteitverhouding, met name betrekking op zakelijke postdiensten buiten de UPD (Kamerstuk 30 536, nr. 3). Ik constateer dat de liberalisering het voor gebruikers van zakelijke postdiensten mogelijk heeft gemaakt om te kiezen tussen meerdere postvervoerders. De volumedalingen op de postmarkt maken de concurrentiesituatie echter kwetsbaar. De volumedalingen hebben ook gevolgen voor de UPD. De afnemende vraag zet de financiële houdbaarheid van de UPD onder druk. De vermindering van het aantal verplichte bezorgdagen sluit aan bij ontwikkelingen in de behoeften en het gedrag van gebruikers en beoogt een belangrijke kostenbesparing te realiseren, waardoor de UPD op de langere termijn beter kan worden geborgd.

De leden van de SP-fractie vroegen of dit wetsvoorstel ook oplossingen biedt voor de vele klachten omtrent postbezorging. Mijns inziens bestaat er geen directe relatie tussen dit wetsvoorstel en de klachten over de kwaliteit van de postbezorging. Voor de UPD zijn in hoofdstuk 4 van de Postwet 2009 regels gesteld ten aanzien van de kwaliteit van postdienstverlening. De ACM houdt toezicht op de naleving van deze eisen. De ACM kan handhavend optreden indien niet aan de UPD-eisen wordt voldaan.

Door de leden van de SP-fractie is gevraagd of het verminderen van het aantal verplichte bezorgdagen effecten heeft op de verplichting dat 95% van de briefpost wordt bezorgd op de dag volgend op de dag van aanbieding. De overkomstduurnorm van 95% blijft gehandhaafd maar is aangepast opdat, net als op zon- en feestdagen, niet op de maandag hoeft te worden bezorgd. Er is geen reden om aan te nemen dat de vermindering van het aantal bezorgdagen directe gevolgen heeft voor de naleving van de overkomstduurnorm. Op de naleving van de overkomstduurnorm wordt toezicht gehouden door de ACM.

3. Handhaving zesdaagse bezorgplicht voor rouwbrieven en medische brieven

De leden van de CDA-fractie vroegen waarom er alleen voor gekozen wordt de zesdaagse bezorgplicht te handhaven voor het bezorgen van rouwkaarten en medische brieven. Deze leden, alsook de leden van de PvdA-fractie, vroegen of de zesdaagse bezorging van de Oranje Hand Enveloppen in stand zal blijven. Uit onderzoek naar de behoeften en het gedrag van gebruikers van de UPD is naar voren gekomen dat burgers bij rouwbrieven het sterkst hechten aan bezorging op de dag na aanbieding (Kamerstuk 29 502, nr. 77). Medische brieven betreffen diagnostische monsters van menselijk celmateriaal (bv. hielprikken), die bederfelijk kunnen zijn. Om deze redenen is bij de vermindering van het aantal verplichte bezorgdagen binnen de UPD een uitzondering gemaakt voor rouwbrieven en medische brieven. Evenals de leden van de SGP-fractie hecht ik waarde aan een goede uitvoering van deze uitzonderingsbepaling. De Oranje Hand Enveloppen vormen een waarschuwingssysteem voor artsen en apothekers over geneesmiddelen die op de markt zijn. Het waarschuwingssysteem vloeit voort uit een Europese verplichting, waarbij de exacte vormgeving niet is voorgeschreven. De Minister van VWS ziet hierop toe. Gelijk de leden van de VVD-fractie aangeven, acht ik een dergelijk waarschuwingssysteem bij uitstek geschikt om naast schriftelijke post via andere communicatiemiddelen te laten verlopen, zoals via elektronische post of telefonisch. Ik ben dan ook op voorhand niet overtuigd dat hiervoor een verplichting tot bezorging op maandag moet blijven gelden. Het is een goede zaak als de partijen die betrokken zijn bij de totstandkoming van de «Oranje Hand-procedure» bezien of deze procedure nog verder verbeterd en geactualiseerd kan worden, in de wetenschap dat moderne communicatiemiddelen vaak sneller en effectiever zijn. Ik heb mijn ambtgenoot van VWS hierover op de hoogte gesteld.

4. Europeesrechtelijk kader

De leden van de CDA-fractie vroegen hoe de positie en regelgeving van de Nederlandse postmarkt zich tot de Europese Richtlijnen verhoudt en of de omliggende landen aan dezelfde Europese Richtlijnen moeten voldoen. Voorts wilden de leden van de D66-fractie graag weten welke landen inmiddels ook voor vijf bezorgdagen hebben gekozen en welke dagen dit concreet zijn. Op grond van de Postrichtlijn dienen alle EU-lidstaten, behoudens uitzonderlijk geachte omstandigheden of geografische situaties, erop toe te zien dat de UPD minimaal vijf dagen per week is gewaarborgd. Op de naleving van deze norm door lidstaten wordt toegezien door de Europese Commissie. Om goed op de hoogte te zijn van de ontwikkelingen in de lidstaten laat de Europese Commissie op reguliere basis studies naar de postmarkten van de lidstaten uitvoeren. Uit de laatste studie, waarin ontwikkelingen tussen 2008 en 2010 in kaart worden gebracht, komt naar voren dat 22 lidstaten een bezorgplicht van vijf dagen hanteren. Dit betreft Oostenrijk, België, Bulgarije, Cyprus, Tsjechië, Finland, Griekenland, Hongarije, Ierland, Luxemburg, Polen, Portugal, Roemenië, Slowakije, Zweden, Estland, Italië, Letland, Litouwen, Malta, Slovenië en Spanje. Vijf lidstaten hanteren een zesdaagse bezorgplicht. Naast Nederland gaat het hierbij om Duitsland, Denemarken, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk (zie Copenhagen Economics (2010), «Main developments in the postal sector (2008–2010)»). Voor zover mij bekend, kiezen de lidstaten met een vijfdaagse bezorgplicht voor bezorging van maandag tot en met vrijdag. Overigens laat de Commissie momenteel een nieuw onderzoek uitvoeren, waarin de ontwikkelingen tussen 2010 en 2013 in kaart zullen worden gebracht.

5. Regeldruk

De leden van de PvdA-fractie vroegen naar de omvang van de kostenbesparing door het schrappen van de maandagbezorging. In het kader van de evaluatie van de UPD in 2011 schatte onderzoeksbureau ECORYS in dat met het laten vervallen van de verplichting tot maandagbezorging een besparing van circa € 20 miljoen euro zou kunnen worden gerealiseerd (Kamerstuk 29 502, nr. 77). ECORYS ging daarbij uit van de marktomstandigheden in 2011, waaronder de UPD-volumes en de reorganisatieplannen van PostNL in 2011. Naar verwachting zal de daadwerkelijke besparing van afschaffing van de maandagbezorging, die op zijn vroegst pas per 1 januari 2014 effect zal hebben, hierdoor lager uitvallen. PostNL schat zelf in dat de afschaffing van de verplichte maandagbezorging in een kostenbesparing zal resulteren tussen de 10 en 20 miljoen euro.

Voorts vroegen de leden van de PvdA-fractie of de afschaffing van de verplichte maandagbezorging de UPD winstgevend zal maken, of hierdoor de aangekondigde tariefsverhoging van 6 cent overbodig is geworden en of de ACM deze tariefsverhoging heeft goedgekeurd. Zoals ik uw Kamer bij brief heb toegelicht, acht ik de afschaffing van de verplichte maandagbezorging onvoldoende om de UPD in stand te kunnen houden en acht ik het noodzakelijk om nadere maatregelen te treffen. Daarbij acht ik een stijging in de UPD-tarieven onvermijdelijk. Hiertoe heb ik op grond van artikel 25, tweede lid, van de Postwet bij ministeriële regeling ruimte gecreëerd voor 13% stijging van de UPD-tarieven in 2013, zodat de postzegelprijs vanaf 1 juli met € 0,06 kan toenemen. PostNL heeft aangegeven deze ruimte per 1 augustus 2013 te benutten. De ACM heeft inmiddels vastgesteld dat de desbetreffende tariefvoorstellen van PostNL voldoen aan de wettelijke eisen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het wetsvoorstel eraan bijdraagt dat de kosten van de UPD beter in beeld kunnen worden gebracht dan nu het geval is, met name waar het gaat om de verdeling van de kosten van de infrastructuur over enerzijds de UPD-post en anderzijds de overige post. Regels over de toerekening van kosten binnen de UPD zijn neergelegd in de Postregeling. Zoals ik uw Kamer per brief heb toegelicht, bereid ik naar aanleiding van de evaluatie van de Postregeling een wijziging van de Postregeling voor om het toezicht op een adequate kostentoerekening binnen de UPD te verstevigen.

Over de nettokosten stelden de leden van de PvdA-fractie de vraag of de toepassing van de artikelen 30 en 31 van de Postwet de ACM ruimte laat om te toetsen of bij deze claim sprake is van misbruik van een economische machtspositie (artikel 24 van de Mededingingswet). Ook vragen deze leden of deze artikelen aangepast zouden moeten worden. In de artikelen 30 en 31 Postwet is de wijze van vergoeding van nettokosten van de UPD neergelegd. Het indienen van een verzoek tot vergoeding van nettokosten als zodanig kan geen overtreding opleveren van het verbod op misbruik van een economische machtspositie. Zoals ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt heb toegelicht, acht ik het wenselijk om de huidige bekostigingssystematiek van nettokosten binnen de UPD aan te passen.

Voorts vroegen de leden van de PvdA-fractie of aan het schrappen van de maandagbezorging en de tariefverhoging de voorwaarde zou moeten worden gekoppeld dat door PostNL geen nieuwe claims meer worden ingediend. Om te borgen dat de UPD in stand kan blijven, is het noodzakelijk dat de UPD op een economisch verantwoorde wijze kan worden aangeboden. Afschaffing van de maandagbezorging draagt hier aan bij en is er net als de overige maatregelen die ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt heb toegelicht op gericht in de toekomst zoveel mogelijk te voorkomen dat nettokosten op de UPD ontstaan.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of na een claim met betrekking tot nettokosten delen van de UPD moeten of kunnen worden aangeboden aan andere postvervoerbedrijven. Voorts vroegen de leden van de PvdA-fractie naar de procedure op het moment dat PostNL zou aangeven de UPD niet meer te willen verzorgen. Op grond van artikel 15, tweede lid, van de Postwet kan de aanwijzing als UPD-verlener geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, bijvoorbeeld in het geval een verzoek tot vergoeding van nettokosten daartoe aanleiding geeft. Voor de nieuwe aanwijzing als UPD-verlener dient in dat geval op grond van artikel 15, derde tot en met het zevende lid, van de Postwet een selectieprocedure gevolgd te worden. Gelet op de huidige UPD-verplichtingen is PostNL de enige partij die in staat is om de UPD uit te voeren. Zoals ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt heb toegelicht, ben ik voornemens de UPD en de aanwijzing van PostNL als UPD-verlener op periodieke basis te evalueren en die evaluatie wettelijk te verankeren.

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het klopt dat er een claim van 107 miljoen euro is ingediend, er 410 miljoen poststukken in de UPD zijn, er 26 cent per poststuk verlies wordt gemaakt, de kostprijs van de UPD 81 cent is en of PostNL brievenbussen zou willen sluiten en of het aantal dienstverleningspunten zou willen reduceren. Het klopt dat PostNL op grond van artikel 30 van de Postwet 2009 een aanvraag bij de ACM heeft ingediend tot vergoeding van nettokosten die door PostNL in 2011 binnen de UPD gemaakt zijn. PostNL becijferde daarin de nettokosten op de UPD op € 107 miljoen. Omdat PostNL haar verzoek tot vergoeding inzake nettokosten heeft ingetrokken, heeft de ACM geen volledige analyse kunnen maken van de berekeningen die aan de aanvraag van PostNL ten grondslag lagen. Om deze reden kan ik geen uitspraken doen over de hoogte van nettokosten in dat jaar en de kostprijs van de UPD. Zoals ik in mijn toekomstvisie toe licht, ben ik van plan de UPD-verplichtingen ten aanzien van het aantal postvestigingen en brievenbussen aan te passen.

De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom PostNL een negatief eigen vermogen heeft. PostNL geeft aan een negatief geconsolideerd eigen vermogen te hebben als gevolg van IAS 19R (een wijziging in de boekhoudregels voor pensioenen, die geen effect heeft op de kaspositie van de onderneming) en de in januari 2013 geannuleerde overname tussen UPS en TNT Express, waardoor de beurskoers van TNT Express daalde. Het huidige negatieve geconsolideerde eigen vermogen heeft geen invloed op de bedrijfsactiviteiten, het tijdpad van de schuldreductie, de toegang tot de beschikbare kredietfaciliteit en de beursnotering. PostNL verwacht (bij de huidige parameters) in 2016 weer een positief geconsolideerd eigen vermogen te hebben.

De leden van de CDA-fractie vroegen hoe gewaarborgd kan worden dat bij het vervallen van de maandagbezorging geen verhoging van de postzegelprijs zal worden doorgevoerd. Zoals ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt toe licht, acht ik stijgingen van de UPD-tarieven gelet op de toenemende volumedalingen onvermijdelijk. Om stijgingen van de UPD-tarieven in de toekomst zoveel mogelijk te beperken, ben ik van plan maatregelen te treffen die de kosten van de UPD verminderen, waaronder een aanpassing in de UPD-verplichtingen ten aanzien van het aantal postvestigingen en brievenbussen.

Door de leden van de CDA-fractie is gevraagd of wordt nagedacht over de mogelijkheid van een postinfrastructuur waaraan alle postbedrijven evenredig bijdragen aan een goede basisservice en waarin het indienen van een claim voor nettokosten wellicht overbodig wordt. Verder vragen de leden van de CDA-fractie op welke wijze burgers en belangenorganisaties in de toekomst worden betrokken bij het inrichten en waarborgen van een landelijk dekkend postnetwerk. Zoals ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt toe licht, ben ik van plan de UPD en de aanwijzing van PostNL als UPD-verlener op periodieke basis te evalueren en die evaluatie wettelijk te verankeren. Daarbij kan ook aandacht worden besteed aan de aanwijzingsmethodiek en de rol die andere postvervoerbedrijven zouden kunnen spelen bij het verrichten van postdiensten die vallen onder de UPD. Ook zullen burgers en belangenorganisaties bij de evaluatie worden betrokken.

6. Inwerkingtreding

De leden van de CDA-fractie vroegen op welke termijn de wet in werking kan treden, welke effecten bij vertraging daarvan worden voorzien en hoe transparantie en inzicht daarbij worden geborgd. Zodra het wetsvoorstel de parlementaire behandeling heeft doorlopen en beide Kamers het wetsvoorstel hebben aanvaard, kan het op korte termijn in werking treden. De ACM heeft dan de bevoegdheid om het nieuwe instrumentarium in te zetten en verplichtingen op te leggen. Doordat het parlementaire proces gevolgd kan worden door marktpartijen is voor hen transparant en inzichtelijk wat de strekking is van dit wetsvoorstel en op welke termijn ex ante maatregelen genomen zouden kunnen worden.

7. Overig

De leden van de PvdA-fractie vroegen of het wetsvoorstel het mogelijk maakt een marktanalyse van de postmarkt te maken, of dit niet nu reeds mogelijk is en waarom een marktanalyse zes tot acht maanden duurt. Ook vroegen zij of ook de digitalisering wordt betrokken bij een marktanalyse. Voordat de ACM op grond van het nieuwe instrumentarium verplichtingen kan opleggen, dient zij op grond van een marktanalyse vast te stellen dat sprake is van aanmerkelijke marktmacht en te beoordelen of het aannemelijk is dat een specifiek mededingingsprobleem zich zal voordoen en welke verplichting gezien het potentiële mededingingsprobleem proportioneel en passend is. Doordat de ACM in haar marktanalyse de relevante markt moet afbakenen en daarbij onder meer zal bezien in hoeverre elektronische communicatie en het traditionele postverkeer onderling substitueerbaar zijn, wordt rekening gehouden met de elektronische substitutie (of digitalisering) op de postmarkt. Gelet op de ingrijpendheid van eventuele verplichtingen is het belangrijk dat de ACM haar marktanalyse zorgvuldig uitvoert. Ook dient de ACM bij het opleggen van verplichtingen de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht te volgen. Voorafgaand aan inwerkingtreding van het wetsvoorstel beschikt de ACM niet over de benodigde bevoegdheden voor een marktanalyse, zoals het doen van specifieke informatieverzoeken. Wel beschikt de ACM reeds over veel expertise ten aanzien van de concurrentiesituatie op de postmarkt. Zo heeft OPTA (nu de ACM) in 2011 reeds in een uitgebreid onderzoek een aantal potentiële mededingingsproblemen geïdentificeerd (zie «Concurrentie op de postmarkt», OPTA/AM/2011/201519). Het onderhavige wetsvoorstel is mede naar aanleiding van dit onderzoek tot stand gekomen.

Door de leden van de PvdA-fractie is gevraagd naar een nadere toelichting op punten die door PostNL zijn aangedragen ten aanzien van de hiërarchie en proportionaliteit van de maatregelen, verankering van de maatregelen door middel van een drie-criteriatoets, waarborging van de huidige kostentoerekening en aanvulling van het instrumentarium met sectorspecifieke maatregelen zoals een jaarlijkse mededingingsrapportage. Er is geen specifieke hiërarchie in de maatregelen die de ACM aan een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht kan opleggen. In plaats daarvan is een algemeen proportionaliteitsvereiste opgenomen op grond waarvan de ACM steeds moet kiezen voor het minst vergaande middel dat beschikbaar is om het beoogde doel te bereiken. Zoals ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt heb toegelicht, bereid ik naar aanleiding van de evaluatie van de Postregeling een wijziging van de Postregeling voor om het toezicht op een adequate kostentoerekening binnen de UPD te verstevigen. Hierbij geldt de huidige systematiek van de kostentoerekening op basis van de Postregeling als uitgangspunt. Voorts voorziet dit wetsvoorstel niet in een drie-criteriatoets of in een verplichte jaarlijkse mededingingsrapportage, omdat dit geen additionele waarborgen zou bieden. Het nieuwe instrumentarium geeft de ACM de bevoegdheid specifieke verplichtingen op te leggen, met als doel potentiële mededingingsproblemen zoveel mogelijk te kunnen voorkomen. Of en welke verplichtingen door de ACM zullen worden opgelegd hangt af van een marktanalyse van de ACM, waarvoor de ACM een aantal procedurele stappen dient te doorlopen. Zo dient de ACM (na afbakening van de relevante markt) te bezien of sprake is van aanmerkelijke marktmacht, of het aannemelijk is dat een specifiek mededingingsprobleem zich zal voordoen en welke verplichting gezien het potentiële mededingingsprobleem proportioneel en passend is.

De leden van de PvdA-fractie vroegen wanneer de toekomstvisie op de postmarkt kan worden verwacht, of daarin wordt ingegaan op de postdienstverlening op de lange termijn en of daarbij kan worden gedacht aan een arbeidsverdeling tussen postvervoerbedrijven. De toekomstvisie op de postmarkt heb ik vandaag aan uw Kamer doen toekomen. Daarin wordt ook ingegaan op de verdere toekomst en wordt toegelicht dat ik van plan ben de UPD en de aanwijzing van PostNL als UPD-verlener periodiek te evalueren.

De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom in de nota naar aanleiding van het verslag de eventuele invoering van minimumprijzen als negatieve ontwikkeling wordt beschreven. Een algemene introductie van minimumprijzen op de postmarkt zou postvervoerbedrijven de mogelijkheid ontnemen zich door middel van een lagere prijs (of korting) te onderscheiden van andere postvervoerbedrijven en de concurrentie ernstig verstoren. Wel biedt het nieuwe instrumentarium de mogelijkheid om aan een postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht binnen een afgebakende markt een verplichting op te leggen betreffende het beheersen van de tarieven. Zoals in de memorie van toelichting is toegelicht, betreft dit een ingrijpend en uiterst middel, maar zijn er situaties denkbaar waarin deze maatregel proportioneel kan zijn om specifieke mededingingsproblemen te voorkomen.

Door de leden van de PvdA-fractie is gevraagd naar de stand van zaken met betrekking tot het ingroeipad voor de arbeidscontracten bij Sandd. In het kader van de ingroeistappen die bij CAO zijn afgesproken, heeft Sandd aangegeven de stap van 40% postbezorgers met een arbeidsovereenkomst per 31 december 2012 te hebben gehaald. De eerstvolgende stap in het ingroeipad is 60% per 30 juni 2013.

De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom het AMM-instrumentarium niet kan worden opgelegd aan UPD-diensten. De reden hiervan is dat voor postvervoerdiensten binnen de UPD reeds een apart toezichtkader geldt, waarmee een ander doel is gediend dan met het nieuwe instrumentarium. Met hoofdstuk 4 van de Postwet wordt voor de UPD door middel van specifieke eisen aangaande uniforme tarieven, kwaliteit en overkomstduur een basisvoorziening voor consumenten en kleinzakelijke gebruikers gewaarborgd. Zoals ook in de memorie van toelichting (paragraaf 3.3) is opgemerkt, neemt dit niet weg dat verplichtingen die zijn opgelegd aan diensten buiten de UPD ook een zeker effect kunnen hebben op de verlening van UPD-diensten.

Door de leden van de SP-fractie is gevraagd om een nadere toelichting op de wijze waarom het voorkomen van mededingingsproblemen kan bijdragen aan de werkgelegenheid in de postsector. Effectieve concurrentie stimuleert postvervoerbedrijven om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de behoeften van afnemers, waardoor de vraag naar postvervoerdiensten op peil blijft (of minder snel zal dalen). Het voorkomen van mededingingsproblemen kan zodoende een positieve bijdrage leveren aan de werkgelegenheid in de postsector.

De leden van de CDA-fractie vroegen of het wetsvoorstel voldoende flexibiliteit biedt om een goede service aan burgers te bieden en tevens in te spelen op de veranderende marktomstandigheden en of de toezichthouder hiermee rekening zal houden. Het nieuwe toezichtinstrumentarium is zo vormgegeven dat veranderende marktomstandigheden door de ACM zullen kunnen worden betrokken. Zo dient de ACM bij het vaststellen van aanmerkelijke marktmacht aan te sluiten bij de procedures die gelden bij de vaststelling van een economische machtspositie binnen het algemene mededingingsrecht. Dit betekent onder meer dat de ACM aan de hand van een marktanalyse de relevante markt dient af te bakenen, waarbij moet worden nagegaan welke diensten of producten in de ogen van gebruikers substitueerbaar zijn. Indien sprake is van aanmerkelijke marktmacht dient de ACM voorts na te gaan of het aannemelijk is dat een specifiek mededingingsprobleem zich zal voordoen en welke verplichting gezien het potentiële mededingingsprobleem proportioneel en passend is. Ten aanzien van postdienstverlening aan burgers beoogt de vermindering van het aantal verplichte bezorgdagen binnen de UPD beter aan te sluiten bij ontwikkelingen in de behoeften en het gedrag van gebruikers en beoogt de vermindering een belangrijke kostenbesparing te realiseren. Hierdoor kan de UPD op de langere termijn beter worden geborgd.

De leden van de CDA-fractie vroegen of er ook op lange termijn een sluitend papieren postsysteem in Nederland overeind blijft. Met de UPD wordt een basisvoorziening op het gebied van betaalbare en toegankelijke postvervoerdiensten voor burgers en kleinzakelijke gebruikers gewaarborgd. Zoals ik in mijn toekomstvisie op de postmarkt heb toegelicht, is het mijn doel om een UPD in stand te houden.

De minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp