Gepubliceerd: 7 juli 2010
Indiener(s): Willibrord van Beek (VVD)
Onderwerpen: bestuur de nederlandse antillen en aruba
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32368-6.html
ID: 32368-6

Nr. 6 VERSLAG

Vastgesteld 7 juli 2010

De vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

ALGEMEEN DEEL

1

ARTIKEL I (AANPASSINGSWET BES I)

2

Onderdeel A

2

Artikel 2.20 (Wet identiteitskaarten BES)

2

Onderdeel B

2

Artikel 5.11 (Wijziging van de Wet vestiging bedrijven BES)

2

Onderdeel C

3

Artikel 8.1 (Wet politiegegevens)

3

Onderdeel D

3

Artikel 8.20 (Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES)

3

ARTIKEL II (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

4

Onderdeel A

4

Artikel 3 (bestuursrecht)

4

Onderdeel C

5

De taal in het bestuurlijk verkeer op de openbare lichamen

5

Onderdeel E

7

Voorziening in verband met beoogde transitiedatum 10 oktober 2010

7

ALGEMEEN DEEL

De leden van de fracties van VVD, PvdA, CDA en ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Tweede Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba – A.. Zij hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de SP-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij hebben over enkele onderdelen nog enkele vragen die zij graag beantwoord zouden willen zien. Ten aanzien van het aanpassingsproces wensen zij te weten waarom de regering niet wacht op de uitslag van het referendum op Bonaire. Wordt dit een referendum dat voldoet aan de elementaire uitgangspunten van een goed referendum?

ARTIKEL I (AANPASSINGSWET BES I)

Onderdeel A

Artikel 2.20 (Wet identiteitskaarten BES)

De leden van de fractie van de SP begrijpen de wijzigingen die aangekondigd worden in de Wet identiteitskaarten BES. Deze zijn vooral van praktische aard. Zij hebben bij de behandeling van deze wet aangedrongen op snelle invoering van de Nederlandse identiteitskaart als vervanger van de sédula. Kan de regering inmiddels meer duidelijkheid geven over de overgang naar de Nederlandse systematiek? Wanneer kunnen deze leden hierop een wetswijziging verwachten? Wordt daar in deze tweede aanpassingswet al rekening mee gehouden?

Onderdeel B

Artikel 5.11 (Wijziging van de Wet vestiging bedrijven BES)

Voorgesteld wordt de bestaande weigeringsgronden voor de uitgifte van een vestigingsvergunning te vervangen door criteria van economische aard, aldus de leden van de VVD-fractie. Uitgangspunt blijft dat slechts in uitzonderingsgevallen een vergunning voor de vestiging van een zaak wordt geweigerd. Een weigering is alleen mogelijk als de aanvrager in onvoldoende mate beschikt over algemene vaardigheden dan wel over onvoldoende financiële middelen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering om aan te geven hoe beide situaties worden beoordeeld. Voorts wordt in de memorie van toelichting gesteld dat er situaties kunnen zijn waarin het onwenselijk is dat er meer dan één bedrijf dezelfde diensten aanbiedt, bijvoorbeeld levering van elektriciteit. Dan kan de minister instemmen met het weigeren van een vestigingsvergunning. Kan worden uiteengezet aan de hand van welke criteria wordt beoordeeld of de vergunning wordt geweigerd? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat de Wet vestiging bedrijven BES wordt gewijzigd. Zijn er op de BES-eilanden nog andere criteria dan economische op grond waarvan de afgifte van een vestigingsvergunning kan worden geweigerd? Geldt er op de BES-eilanden wetgeving die vergelijkbaar is met de Nederlandse Wet Bibob?

De leden van de SP-fractie hebben de volgende vragen over dit onderdeel. In de wet is geen ruimte gelaten voor een decentraal vestigingsbeleid van de BES-eilanden. Kan de regering deze keuze motiveren? Acht zij het voorstelbaar dat er decentrale overwegingen zijn om een bedrijf niet toe te laten; overwegingen die te maken hebben met de invloed op de bedrijvigheid in de regio? Bijvoorbeeld de afweging om een grote supermarkt aan de rand van een gemeente niet toe te laten omdat dat ten koste gaat van de bedrijvigheid in en leefbaarheid van het centrum? Zou een dergelijk criterium kunnen worden opgenomen als mogelijke weigeringsgrond?

In artikel 5 Wijziging wet vestiging bedrijven worden nieuwe bepalingen opgenomen op grond waarvan een vergunning kan worden geweigerd. Is deze regeling in overeenstemming met het recht op vestiging van bedrijven zoals die in het Europees deel van Nederland van toepassing is, zo vragen de leden van de fractie ChristenUnie.

Onderdeel C

Artikel 8.1 (Wet politiegegevens)

Waarom krijgt het College Bescherming Persoonsgegevens op de BES-eilanden geen taken maar krijgt de afzonderlijke Commissie toezicht bescherming persoonsgegevens BES die taken, vragen de leden van de PvdA-fractie. Zij hebben kennisgenomen van de voorstellen met betrekking tot het verstrekken van politiegegevens. Deze leden vragen of en zo ja, in hoeverre aan de hand van deze voorstellen het verstrekken van politiegegevens anders gaat werken dan tot nu toe het geval is geweest. Waaruit zullen in de praktijk de verschillen bestaan? Zijn er bijvoorbeeld praktische verschillen ten aanzien van de rechtsbescherming van de betrokkene met betrekking tot beslissingen over verwijdering of afscherming van politiegegevens te verwachten? Zo ja, welke?

Zonder landsverordening op Curaçao en St. Maarten over de verwerking van politiegegevens kan er geen uitwisseling binnen het Koninkrijk plaatsvinden. De leden van de CDA-fractie vernemen graag in welk stadium de behandeling van de regelgeving ten aanzien van de verwerking van politiegegevens bij de Staten van Curaçao en Sint Maarten is. Zal deze regelgeving voor de transitiedatum ingevoerd zijn? Op welke wijze zal Aruba betrokken worden bij de totstandkoming van regelgeving over de uitwisseling van politiegegevens?

Onderdeel D

Artikel 8.20 (Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES)

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van dat deel van het wetsvoorstel waarmee verschillen tussen het Europese deel van Nederland en de BES-eilanden met betrekking tot de rechtsgevolgen van huwelijken tussen personen van het gelijke geslacht worden weggenomen. Zij zijn verheugd over het feit dat het deel van het recht zoals dat in het Europese deel van Nederland geldt, prevaleert. Betekent dit bijvoorbeeld ook dat er ten aanzien van het erfrecht op de BES-eilanden geen verschillen bestaan tussen gehuwden van het gelijk geslacht?

In het Europese deel van Nederland voltrokken huwelijken en aldaar gesloten geregistreerde partnerschappen zullen op de BES dezelfde rechtsgevolgen hebben die hieraan in het Europees Nederlandse burgerlijk recht zijn verbonden (in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek en Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering), ongeacht de wettelijke regelingen en voorschriften die van toepassing zijn in de openbare lichamen. De leden van de CDA-fractie zien hier een ongelijkheid ontstaan tussen gehuwde personen die niet van gelijk geslacht zijn en personen die wel van gelijk geslacht zijn die een huwelijk hebben gesloten in Nederland en op de BES-eilanden woonachtig zijn. Is het bijvoorbeeld zo dat de kinderen van getrouwde personen van gelijk geslacht op de BES-eilanden de familienaam van een der beide ouders of van beide ouders kunnen krijgen, en dit voor kinderen uit een in Nederland gesloten huwelijk tussen een man en een vrouw alleen de familienaam van de vader kan zijn? Ontstaat er ongelijkheid voor een gescheiden paar van personen die niet van gelijk geslacht zijn en personen die wel van gelijk geslacht zijn ten aanzien van de mogelijkheid op het gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen na een scheiding?

Zou deze rechtsongelijkheid opgelost kunnen worden door een regel op te stellen voor bewoners van de BES eilanden waarvan het huwelijk in Nederland is gesloten, vergelijkbaar met een internatonaal privaatrechtelijke regel dat het toepasselijke recht het recht is waarmee de echtgenoten het nauwst verbonden zijn? Dat zal in ieder geval voor (rijks)ambtenaren die maar voor enkele jaren worden uitgezonden naar een van de eilanden, rechtszekerheid brengen.

Op welke wijze heft deze regel de discriminatie op van getrouwde personen van gelijk geslacht die in een ander land dan Nederland getrouwd zijn? Zal een in de VS getrouwd stel enig voordeel aan deze regel hebben of blijft voor hen een juridisch vacuüm bestaan?

Welke status zal het in Nederland gesloten huwelijk van personen van hetzelfde geslacht – en het geregistreerde partnerschap – in het belastingrecht en het strafrecht op de BES-eilanden hebben?

Aan het BW BES worden de nieuwe artikelen 80a en 232a toegevoegd waarin zaken met betrekking tot het huwelijksrecht en adoptie nader worden geregeld. Waarom wacht de regering niet met het invoeren van dergelijke regelingen tot uitvoering is gegeven aan de motie-Remkes waarin gevraagd wordt om nadere wetgeving voor het huwelijksrecht, zo vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Deze leden vragen ook of deze bepalingen een tijdelijk karakter hebben en komen te vervallen na invoering van nieuwe wetgeving voor het burgerlijk huwelijk en het geregistreerde partnerschap.

De leden van de fractie ChristenUnie vragen wegens het toevoegen van de bepalingen in de artikelen 80a en 232a hoe dit zich verhoudt tot het beginsel dat burgers binnen het Koninkrijk gelijk behandeld moeten worden. Zijn er meer bepalingen te verwachten waarmee burgers van het Europese deel van het Koninkrijk hun daar verworven rechten meenemen naar de BES-eilanden, zo vragen de leden van de fractie ChristenUnie.

ARTIKEL II (Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba)

Onderdeel A

Artikel 3 (bestuursrecht)

De voorgestelde regeling ten aanzien van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft tot gevolg dat, waar het regelgeving betreft die zowel in het Europese deel van Nederland als op de BES-eilanden van toepassing is, twee hoogste rechtscolleges (Gemeenschappelijk Hof van Justitie en Centrale Raad van Beroep) kunnen fungeren. Door de mogelijkheid leden van de Centrale Raad van Beroep tot plaatsvervangende leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie te benoemen, levert dit echter geen gevaar op voor de rechtseenheid. De leden van de VVD-fractie vragen hoe dit in de praktijk gaat. Moeten leden van de Centrale Raad van Beroep bijvoorbeeld regelmatig naar de BES-eilanden reizen of andersom of wordt er gebruik gemaakt van andere mogelijkheden en/of middelen? Gaarne krijgen zij van de regering hierover nadere informatie.

De leden van de PvdA-fractie lezen dat ten aanzien van het bestuursrecht de regering toch enigszins teruggekomen is van het oorspronkelijke uitgangspunt, namelijk dat het materiële recht van de Awb niet van toepassing wordt op de BES-eilanden. Deze leden hebben al eerder aandacht gevraagd voor de in hun ogen wat complexe constructie van het bestuursrecht voor de BES-eilanden (bij de behandeling van het wetsvoorstel 31954). Waarom wordt het materiële recht van de Awb nu toch wel van toepassing op de BES-eilanden, tenminste voor zover het wettelijke regelingen betreft die ook op de BES-eilanden van toepassing zijn omdat ze ook buiten het Europese deel van Nederland werking hebben? Zijn er behalve de genoemde voorbeelden (Algemene Ouderdomswet en Wet openbaarheid van bestuur) nog andere wetten waarvoor de Awb op de BES-eilanden van toepassing wordt?

De leden van de PvdA-fractie vragen of en zo ja, in hoeverre de Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen werking op de BES-eilanden krijgt.

De redactie van artikel 3 tweede lid 2 komt de leden van de CDA-fractie onduidelijk voor; het tweede lid zou naar hun gevoel beter kunnen luiden:

«De hoofdstukken 1 tot en met 5 en de hoofdstukken 9 tot en met 11 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op besluiten en handelingen van bestuursorganen die hun zetel hebben in het Europese deel van Nederland, ter uitvoering van een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 2, derde lid, voor zover het desbetreffende besluit of de handeling gericht is tot een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die ten tijde van het nemen van het besluit of het verrichten van de handeling ingezetene is van onderscheidenlijk gevestigd is in de openbare lichamen.»

De redactie van artikel 3, vierde lid maakt duidelijk dat de in artikel 3, eerste lid genoemde gevallen de Wet administratieve rechtspraak BES toegepast dient te worden. Bij de beroepsmogelijkheden in verband met artikel 3, tweede lid wordt echter aangegeven dat de Awb toegepast dient te worden, met uitzondering van de hoofdstukken 6 tot en met 8; niettemin moet de Wet administratieve rechtspraak BES op grond van artikel 3, vierde lid toegepast worden. Kan de regering de vraag beantwoorden of de gehele Wet administratieve rechtspraak BES van toepassing is of alleen delen, als de Awb reeds toepassing heeft? Kan het deel van de Wet administratieve rechtspraak BES dat van toepassing is op de gevallen van artikel 3, tweede lid 2 niet beter expliciet in de wet genoemd worden?

Onderdeel C

De taal in het bestuurlijk verkeer op de openbare lichamen

In de memorie van toelichting stelt de regering dat de schriftelijke communicatie tussen de bestuursorganen van de openbare lichamen onderling in principe in het Nederlands plaatsvindt, merken de leden van de VVD-fractie op. Als het doeltreffender is en de belangen van derden niet worden geschaad, dan kunnen zij evenwel ook schriftelijk in het Papiaments of Engels communiceren. In het wetsvoorstel staat evenwel het gebruik van het Nederlands voorop. Zou het dan ook niet juister zijn om schriftelijke communicatie tussen bestuursorganen van de openbare lichamen altijd in het Nederlands te laten plaatsvinden, met de mogelijkheid van een vertaling in het Engels of Papiaments? Waarom zou het doelmatiger zijn om in het Papiaments of Engels te communiceren? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op deze vragen.

In de vergaderingen van de eilandsraad mag gebruik worden gemaakt van het Papiaments of Engels. In dat geval wordt ook in deze taal genotuleerd. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat het verslag van datgene wat besprokene is ook in het Papiaments of Engels verschijnt? Waarom wordt er geen vertaling in de Nederlandse taal bijgevoegd? Ligt dat niet voor de hand, omdat het gebruik van het Nederlands voorop staat? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van Onderdeel C van dit wetsvoorstel dat de taal van het bestuurlijk verkeer op de BES-eilanden regelt. Zij kunnen instemmen met de hoofdlijn van het voorstel namelijk dat Nederlands als hoofdtaal wordt gezien en dat het gebruik van het Papiaments op Bonaire en het Engels op Sint Eustatius en Saba wordt toegestaan. Deze leden begrijpen dat deze hoofdlijn in wetgeving moet worden vertaald. Wel vragen deze leden of de voorgestelde wetgeving ten aanzien van de bestuurstaal op de eilanden in de dagelijkse praktijk gevolgen zal hebben. Gaat er bijvoorbeeld iets veranderen ten aanzien van de taal zoals die door de eilandsraden en de bestuursorganen op de eilanden tot nu toe wordt gebezigd?

De positie die de regering nu aan het Papiaments en Engels in het bestuurlijk verkeer geeft, is overgenomen van de regeling over het Fries in de Awb. De positie die het Fries heeft verkregen, is echter verworven na een lange maatschappelijke ontwikkeling, waarbij de lokale overheid heeft geïnvesteerd in opleiding van ambtenaren in de taal, het maken van een juridisch woordenboek en het op lokaal niveau ontwikkelen van regelgeving en beleidsinstrumenten (zie: B. van der Velden, Waar gaan we heen met het Fries? Tilburg 2004). Kan de regering meedelen of er een juridisch woordenboek Papiaments-Nederlands bestaat, of dat aan een dergelijk project gewerkt wordt, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Welke activiteiten onderneemt de overheid als werkgever om te voldoen aan de vereisten van artikel 14 Wet materieel ambtenarenrecht BES?

Kan de regering uiteenzetten op welke wijze deze regeling over taal in het bestuurlijk verkeer zich verhoudt tot artikel 14 Wet materieel ambtenarenrecht BES?

In de memorie van toelichting wordt gesproken over deze talen, het Engels en papiaments, als minderheidstalen. Zijn deze talen niet eerder te definiëren als regionale talen?

Van welke schrijfwijze van het Papiaments dient het bestuur op Bonaire gebruik te maken, het Papiamento zoals gebruikt op Aruba of Papiamentu zoals gebruikt op Curaçao en vastgelegd in het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van 8 december 2008 houdende de schrijfwijze van het Papiamentu en het Nederlands?

De term «belanghebbende» zoals gebruikt in artikel 4i derde lid onder b is niet gedefinieerd in de wet. Wordt hier gedoeld op personen genoemd in artikel 7 Wet administratieve rechtspraak BES of betreft het hier een ruimere groep personen?

De overheden op de BES-eilanden wordt de mogelijkheid geboden een taalregeling te formuleren (artikel 4g). Krijgen de bestuurscolleges hiervoor bijstand van het ministerie van Binnenlandse Zaken? Is naast deze maatregel een beleidsplan over de taal niet van even groot belang om structuur te brengen in het taalbeleid?

De regeling voor het taalgebruik in rechtszaken is niet duidelijk. Wat is een van de voertalen zoals geformuleerd in artikel 9 Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie?

Voor het Gerecht in eerste aanleg op Bonaire, Saba en St. Eustatius achten de leden van de CDA-fractie een regeling overeenkomstig de afgewogen regeling in de Wet gebruik Friese taal in het rechtsverkeer wenselijk om duidelijkheid en rechtszekerheid te verschaffen over de positie van het Engels en Papiaments als voertaal.

Op termijn – na vijf jaar – zal het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden op de BES-eilanden medegelding krijgen. In hoeverre is de nu voorliggende regelgeving op een lijn met dit handvest en op welke beleidsterreinen dient nog regelgeving opgesteld te worden?

De leden van de SP-fractie staan positief tegenover de ruimte voor andere talen in het bestuurlijke verkeer. Dit zorgt voor een grotere toegankelijkheid. Maar tegelijk is dat een struikelblok. In deze aanpassingswet wordt beschreven wanneer het Nederlands moet worden gebruikt, en wanneer het Papiaments of het Engels is toegestaan of zelfs een voorkeur heeft. Er worden in het voorstel echter veel uitzonderingen gemaakt en verschillende situaties beschreven. Dat maakt het er niet altijd duidelijker op. Kan de regering korter en bondiger weergeven hoe precies omgesprongen wordt met de meertaligheid in het bestuurlijke verkeer?

De leden van de fractie van de SP zien een probleem in de verplichting voor de bestuursorganen van de openbare lichamen om desgevraagd een stuk van het Papiaments ofwel het Engels naar het Nederlands te vertalen. De gemaakte kosten kunnen in rekening worden gebracht aan de particulier. Er worden van de notulen van de vergaderingen van de eilandsraad alleen kosteloze vertalingen verstrekt indien sprake is van een eilandsverordening, beleidsregels of een direct belang van betrokkene. Deze leden vrezen dat hierdoor de controleerbaarheid en transparantie onder druk komen te staan. De vergaderingen zijn openbaar en dienen voor iedereen toegankelijk te zijn. Dat betekent dat een persoon de vergaderingen moet kunnen bijwonen, maar ook dat hij/zij kennis moet kunnen nemen van het besprokene. Dus ook als hij/zij geen directe betrokkenheid heeft met hetgeen besproken is. Deze leden zouden daarom graag zien dat de notulen ook altijd in het Nederlands opgesteld worden. Is de regering hiertoe bereid?

In hoofdstuk 2b De Taal in het bestuurlijk verkeer zijn bepalingen opgenomen over de taal. De leden van de fractie ChristenUnie vragen, nu de ambtenaren grotendeels uit Nederland komen, of de bepalingen in artikel 4d derde lid, 4e vierde lid en 4f derde lid, betreffende de taal er niet toe leiden dat mensen uitsluitend nog in Nederlands kunnen deelnemen aan het bestuurlijke verkeer.

Op welke manier gaat de regering ervoor zorgen dat de Nederlandse ambtenaren de talen Papiaments en Engels machtig zijn in het verkeer met de burgers, zo vragen de leden van de fractie ChristenUnie.

In de memorie van toelichting op de bepaling van artikel 4i wordt gesproken over ongelimiteerd. De leden van de fractie ChristenUnie vragen een toelichting op het begrip ongelimiteerd, wat wordt daar onder verstaan en in welke situatie is daar sprake van.

Onderdeel E

Voorziening in verband met beoogde transitiedatum 10 oktober 2010

Op 1 september 2010 zal op Bonaire een referendum worden gehouden en op 27 augustus 2010 vinden verkiezingen plaats op Curaçao. De leden van de fractie ChristenUnie vragen wat hiervan de consequenties zijn voor de voorzieningen die in deze aanpassingswet worden getroffen en welke voor de transitiedatum moeten zijn geregeld.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Van Beek

De griffier van de commissie,

De Gier