Kamerstuk 32293-8

Verslag van een algemeen overleg

Aardbeving in Haïti

Gepubliceerd: 15 december 2010
Indiener(s): Nebahat Albayrak (PvdA)
Onderwerpen: internationaal ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32293-8.html
ID: 32293-8

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 15 december 2010

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft op 25 november 2010 overleg gevoerd met staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de staatssecretaris d.d. 22 november 2010 met de reactie op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken inzake de stand van zaken van de hulpverlening aan Haïti (32 293, nr. 6).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,

Van Toor

Voorzitter: Albayrak

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Albayrak, Dikkers, Driessen, Dijkhoff, El Fassed, Ferrier, Irrgang en Voordewind,

en staatssecretaris Knapen van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Dit algemeen overleg gaat over de laatste stand van zaken van de hulpverlening aan Haïti. Ik heet de staatssecretaris voor Europese Zaken en zijn ondersteuning van harte welkom. Voor dit overleg is twee uur uitgetrokken. De spreektijd is vier minuten per fractie. Als eerste is het woord aan de heer Voordewind namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Het is goed dat we dit overleg hebben. Het laatste Kameroverleg over Haïti moet ergens in februari of maart zijn geweest, terwijl er na de aardbeving nog vreselijke dingen zijn gebeurd. Ik noem de stormen die over de tentenkampen trokken en nu de cholera-epidemie. Eind augustus/begin september heb ik het land een bezoek gebracht, met dank aan ZOA, Woord en Daad, maar ook ICCO. Ik was schijnbaar het eerste Kamerlid sinds 35 jaar dat een bezoek bracht aan Haïti. Moge dat een aansporing zijn voor de andere Kamerleden. Kathleen Ferrier zou met mij meegaan, maar zij had andere verplichtingen. Misschien brengt zij in de toekomst nog een bezoek aan dit land.

Toen ik de stad Port-au-Prince binnenreed, bleven mij het meeste bij de onmetelijke puinhopen, kapotte huizen en daarnaast de vele tentenkampen, in Port-au-Prince, maar nog meer in Léogane, waar het episch centrum van de aardbeving lag. Wat mij misschien nog meer dan de kapotte huizen bijbleef, waren de verhalen van met name de kinderen. Eén meisje staat mij helder voor ogen. Zij vertelde ons dat zij haar ouders en al haar broertjes en zusjes had verloren. Dat is onmetelijk leed dat een kind van tien jaar, dat aan het begin van haar leven staat, is overkomen. Kapotte huizen zijn dramatisch, maar kunnen weer worden opgebouwd. Maar als je nog zo jong een dergelijke levensverwoestende situatie moet meemaken, is enorm en niet voor te stellen.

Naar aanleiding van mijn reis heb ik een rapport geschreven met daarbij een fotorapportage. Ik heb het in het parlement al gepresenteerd en ook aan de toenmalige minister van Defensie, namens het kabinet, aangeboden. Ik neem dan ook aan dat het rapport ook bekend is bij de staatssecretaris. Voor de collega's die toen niet aanwezig waren, heb ik nog een exemplaar meegenomen, zodat zij een indruk krijgen van de situatie aldaar. Ik kan verklappen dat die nu niet veel beter is dan de situatie die ik twee maanden geleden aantrof. Ik neem aan dat de bode het rapport zal verspreiden.

Ik dank de staatssecretaris voor zijn stand-van-zakenbrief over Haïti, waarin hij ook refereert aan dit rapport, en voor zijn welwillendheid om naar de meeste van mijn aanbevelingen te kijken. Ik begrijp dat hij bereid is om na te gaan of gelden van de reservering van 27 mln. voor 2012 indien nodig eerder beschikbaar kunnen worden gesteld. Dat is een heel mooie handreiking. Ik begrijp ook dat hij bereid is om na te gaan of het meerwaarde heeft om het instrumentarium van het bedrijfsleven zoals ORIO (ontwikkelingsrelevante Infrastructuurontwikkeling) en PSI (private sector investment) open te stellen voor Haïti. Op dit moment is dat nog niet het geval. Ik begrijp van een aantal bedrijven die geïnteresseerd zijn om actief te worden in Haïti, dat dit een aansporing kan zijn. Wil de staatssecretaris het instrumentarium ORIO en PSI inderdaad openstellen, al is het tijdelijk?

Ik heb een aantal uitspraken in de media gedaan over de nood en met name het tekort aan huizenbouw. Ik ontvang in reactie daarop e-mails en telefoontjes van bouwbedrijven die zeggen dat zij daaraan iets willen doen. Ik ben echter niet in de gelegenheid om dat te kanaliseren. Ik vraag de staatssecretaris of het ministerie van Buitenlandse Zaken misschien bereid is om mee te denken met deze bouwondernemingen, aannemers et cetera, om na te gaan hoe het tekort aan capaciteit voor het bouwen van huizen, aangepakt kan worden. De fabriek Maxima, aldaar, wordt gerund door een Nederlands echtpaar. Zij zitten aan hun taks wat het bouwen van woningen betreft. Wil de regering meedenken over de vraag hoe de capaciteit vergroot kan worden en hoe we in samenwerking met het Nederlands bedrijfsleven – dat staat ten slotte ook in het regeerakkoord – kunnen nagaan hoe we de capaciteit van de prefabwoningbouw kunnen vergroten? VolkerWessels heeft zich daartoe al bereid verklaard.

De voorzitter: Kunt u afronden?

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb nog drie punten.

De voorzitter: Dat moet heel kort, want u bent ruim over uw spreektijd.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dat vind ik erg jammer, want we praten hier maar heel zelden over.

Is de staatssecretaris bereid om met de overheid van Haïti, ondanks dat de verkiezingen eraan komen, waardoor dit vertraagd kan worden, snel grond aan te wijzen zodat er gebouwd kan worden? Dat staat los van de vraag of we precies weten van wie de grond is. Het is van groot belang dat we snel gaan bouwen om de 1,3 miljoen mensen uit die tentenkampen te halen.

De VN hebben opnieuw om 160 mln. extra gevraagd voor het bestrijden van de cholera-epidemie. Ik begrijp dat eerlijk gezegd niet zo goed. Er is 10 mld. toegezegd, maar er is nog maar 7 à 8% uitbetaald. Wil de staatssecretaris zich ervoor inspannen dat de landen die geld hebben toegezegd, dat ook vrijmaken?

Op 28 november zullen er verkiezingen worden gehouden. De staatssecretaris zei dat de EU niet bereid was om waarnemers te sturen. Ik begrijp nu dat er zeven waarnemers die kant opgaan. Dat is een bemoediging. Wil hij het verslag van de waarnemers die de verkiezingen hebben bijgewoond naar het parlement sturen?

Ik maak mij zorgen over de Nepalezen. Het gerucht gaat dat zij de cholera-epidemie naar Haïti gebracht zouden hebben. Dat doet geen goed aan de reputatie van de VN, vooral niet van MINUSTAH (Mission des Nations Unies pour la stabilisation en Haïti), als ze straks moeten optreden om de veiligheid en de verkiezingen in goede banen te leiden. Is de staatssecretaris bereid om er bij de VN op aan te dringen dat er onderzoek plaatsvindt naar de geruchten? Als zij niet kloppen, dan moeten we die zo snel mogelijk uit de wereld helpen.

De SHO (samenwerkende hulporganisaties) hebben aangegeven, bereid te zijn om een extra tred te maken bij de bestedingen. Tot nu toe is 25 mln. van de 110 mln. besteed. Ze komen echter nog maar langzaam op stoom bij de huizenbouw. Is de minister bereid om met de SHO te spreken over alles inzetten op de huizenbouw, naast de cholerabestrijding?

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Het mag voor iedereen duidelijk zijn dat de situatie op Haïti verschrikkelijk is. De aardbeving was al verschrikkelijk. Dan wil je snel iets doen. Nederland heeft dat ook zeker gedaan. Er kwam veel geld vrij, en daar ligt het probleem ook niet. Het is dan wel wrang om maanden later te zien dat het nog steeds verschrikkelijk is. Het zet ons wel met beide benen op de grond. Alle goede bedoelingen, inzamelingsacties en overheidsverdubbelaars ten spijt, wij kunnen niet garanderen dat wij in Haïti effectief de hulp kunnen bieden die nodig is. Wij willen die wel bieden en hebben daar ook de middelen voor.

De recente cholera-uitbraak is een ramp op zich, maar kan niet los gezien worden van de oorspronkelijke ramp en de gebrekkige opbouw naderhand. Wij kunnen concluderen dat de humanitaire hulp direct na de aardbeving relatief goed is verlopen, zoals de staatssecretaris ook schrijft in de brief. Als het daarna stopt, dan hobbelen we van aardbevingsramp naar choleracrisis en komen we in een permanente staat van noodhulp. Zelfs als dat continu relatief goed blijft verlopen, blijft het land in uitzichtloze ellende hangen. De uitbraak en de sociale instabiliteit zijn op zich een bedreiging van de opbouw en dat maakt het plaatje niet echt mooier. Collega Voordewind gaf al aan dat de VN soms zelfs de schuld van de cholera-uitbraak krijgt. Ngo's zijn soms weken kwijt met het uitzoeken wie precies de eigenaar is van een bepaald stuk grond waarop het verwoeste huis van een huurder staat. Zij moeten dat weten om te kunnen bouwen. Anders loopt men het risico dat de mensen na de bouw van hun huis door de grondeigenaar uit hun huis worden gezet. Het is exemplarisch voor het gebrek aan structuur dat de overheid niet kan garanderen dat hulp niet misbruikt wordt. Het is wel een dilemma, want we kunnen ook niet wachten tot er eerst een goed bestuur is, dat die garanties wel kan bieden. Als iedereen in opvangkampen blijft zitten, is de ellende nooit beheersbaar en bestrijdbaar. Er kan dan nooit wederopbouw plaatsvinden, terwijl die huizen in eerste instantie voor tijdelijk zijn bedoeld. Er moet toch een tijdelijke regeling kunnen zijn die mensen een aantal jaren garandeert, daar te kunnen wonen? Het alternatief is nu blijvende tentenkampen en geen bouw van huisjes en veel bureaucratisch werk door opbouwers die eigenlijk huizen willen bouwen. Graag een reactie van de staatssecretaris hierop. Hier kan meer druk op gezet worden.

Natuurlijk neemt idealiter de overheid op Haïti zelf de lead in de wederopbouw. Die overheid stelde, om eerlijk te zijn, voor de ramp al niet bijzonder veel voor. Het is er alleen maar slechter op geworden. Zelf opbouwen, rampen bestrijden en een land opbouwen tegelijk, is een onmogelijke opdracht. De komende verkiezingen komen daar nog bij. Verkiezingstijd is meestal niet de optimale tijd voor solide en daadkrachtig bestuur. Dat is overigens niet het geval in Haïti. Hoe schat de staatssecretaris deze ontwikkeling in? Zit er zijns inziens ook waarde in de roep om uitstel van verkiezingen of is op korte termijn nieuwe duidelijkheid geboden? Is Haïti überhaupt in staat om verkiezingen te organiseren die enigszins ordentelijk verlopen? Deze schets van ellende brengt ons echter wel bij de vraag: wat nu? De VVD concludeert toch dat we enigszins bescheiden moeten zijn in wat wij willen en wat wij van de staatssecretaris vragen. Nederland heeft al veel gedaan en doet nog steeds veel. Gebrek aan middelen lijkt ook niet het probleem, complexiteit van de taak wel. Nederland heeft ook niet de lead in de prille wederopbouw van Haïti. Andere landen, zoals de Verenigde Staten, nemen die rol wel zeer actief op zich. Dat is wellicht ook logisch, gezien de geografische nabijheid en de langere betrokkenheid bij het helpen van Haïti. De problemen zijn ons inziens van dien aard dat een grotere rol van Nederland ook niet de kern is voor de oplossing van het probleem. Dat zou namelijk veronderstellen dat de huidige meer actieve landen wel het probleem zijn.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. De geschiedenis van Haïti is lang en treurig. Het land heeft een ongelukkige kolonisatie gehad van Frankrijk. Het heeft daarna gezucht onder loodzware herstelbetalingen, meer dan een eeuw lang, als ik goed ben geïnformeerd. Dat heeft de economische ontwikkeling vanaf de negentiende eeuw al belemmerd. Vervolgens kwam er de informele kolonisatie door de Amerikaanse regering bij. Dictators kregen jarenlang steun van de Verenigde Staten. De kolonisatie van IMF en Wereldbank, die een ongelukkige handelsliberalisering afdwongen, heeft de landbouw in Haïti, de rijstteelt, vernietigd. Het is dus wat wrang als er nu voor wordt gepleit dat de internationale gemeenschap, die zo gefaald heeft, daar dan maar even orde op zaken moet stellen. Natuurlijk heeft de regering van Haïti niet veel gepresteerd, maar de internationale gemeenschap heeft ook geen mooi track record. Uiteindelijk zullen de Haïtianen het toch zelf moeten doen. De mensen moeten daar zelf een goede regering kiezen, en de verkiezingen bieden daarvoor de kans, de zoveelste. Zo'n regering moet dan ook de kans krijgen. De SP-fractie voelt niks voor een soort nieuwe kolonisatie van Haïti. Uiteindelijk zal Haïti zijn eigen regering moeten opbouwen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Gezien de geschiedenis kan ik begrijpen dat de heer Irrgang dat zegt, maar waarom herhaalt hij dit verhaal? Heeft hij aanwijzingen dat de internationale gemeenschap Haïti op dit moment koloniseert? Er is een wederopbouwcommissie onder leiding van Bill Clinton, maar de regering zit daar aan tafel en neemt steeds meer de lead in het uitvoeren van de wederopbouw.

De heer Irrgang (SP): Volgens mij heeft Préval zelf gezegd dat het plan zo ongeveer geschreven is door de donorgemeenschap. Dat is voor mij niet echt een indicatie dat de regering van Haïti alle ruimte krijgt om eigen prioriteiten te kiezen. Bill Clinton heeft excuses aangeboden voor het Amerikaanse beleid in het verleden, specifiek op het punt van de handelsliberalisering. Misschien kan de staatssecretaris hier excuses aanbieden voor de Europese politiek op dit moment; de EPA's (Economische Partnerschapsakkoorden) die van Haïti een volledige liberalisering van de handel vragen. Ik vind dat een vorm van kolonisatie. Om dezelfde toegang tot de Europese markt te krijgen, moeten landen zoals Haïti – het gaat om het Caribisch gebied in brede zin – hun markten volledig liberaliseren. In die zin is er veel om niet trots op te zijn. Ik zal de eerste zijn om te zeggen dat de regering van Haïti fout op fout heeft gemaakt, maar uiteindelijk zal dat echt moeten veranderen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wijs erop dat het reconstructieplan 31 maart in elkaar is gezet. De regering was daar wel bij betrokken, maar de lead lag inderdaad bij een aantal experts die waren ingehuurd door de Wereldbank. U moet zich realiseren dat wij zes weken na de aardbeving dat plan in elkaar moesten zetten. Daarna hebben we een review gekregen waar de overheid van Haïti sterk bij betrokken is en nu zelfs de lead heeft. Erkent de heer Irrgang dat de overheid van Haïti nu wel degelijk sterker betrokken is?

De heer Irrgang (SP): Betrokken is één, maar wie zit er uiteindelijk aan de stuurknuppel? Niet voor niks heeft Préval zelf aangegeven dat het plan zo ongeveer is geschreven door de donorgemeenschap. Dat klinkt mij in de oren als: wie is er nu eigenlijk de baas? Volgens mij heeft Haïti zich ook bereid verklaard, zijn soevereiniteit af te staan. Het heeft dus eigenlijk zelf zijn eigen onafhankelijkheid bijna in de aanbieding gedaan, als het maar voldoende hulp krijgt. Vervolgens is er 10 mld. toegezegd, waarvan 5,3 mld. voor de eerste achttien maanden. Daarvan is nu, dacht ik, 700 mln. concreet binnen. De internationale gemeenschap mag dus naar zichzelf kijken in plaats van al te makkelijk de Haïtianen van alles de schuld geven. De oplossing is niet zo simpel in de zin van: we stellen het land even onder curatele en dan komt het daar eindelijk goed.

Voorzitter. Ik wil nog twee punten maken. In de eerste plaats de schuldkwijtschelding, waarover na de aardbeving is gesproken, ook door mijn fractie. Er is toen een soort van schuldkwijtschelding beloofd, maar die liep tot 2006, dus schulden van voor 2006. Mijn fractie pleit opnieuw voor een meer alomvattende schuldkwijtschelding waarbij niet alleen gekeken moet worden naar het nominale bedrag, dat waarschijnlijk toch nooit meer kan worden terugbetaald, maar vooral naar de netto contante waarde, dus echte schuldkwijtschelding, en ook niet schuldkwijtschelding die allang beloofd was.

Mijn laatste punt. Sinds de brief is het aantal doden als gevolg van de uitgebroken cholera-epidemie alleen maar verder opgelopen. Nederland heeft 0,5 mln. toegezegd. Door de internationale gemeenschap is 164 mln. gevraagd alleen voor het bestrijden van de cholera-epidemie. Nog geen tiende daarvan is toegezegd. Ik weet dat er weinig ruimte is op de begroting. Morgen krijgen we daarover ook nieuws. Ik vraag de staatssecretaris toch of hij wil nagaan of Nederland een ruimere bijdrage kan leveren.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Het is schrijnend, zoals de collega's ook al zeggen, dat Haïti nu door een dubbele en in het tyfoonseizoen misschien wel door een driedubbele ramp getroffen wordt, en dat de internationale gemeenschap achterblijft met het bieden van hulp. Wederopbouw gaat heel langzaam. We hebben er begrip voor dat het ingewikkeld is om in zo'n gebied iets opnieuw op te bouwen. In dergelijke arme landen gaat wederopbouw altijd heel erg traag. Frustrerend is het echter wel, en dat wil ik met alle begrip die we ervoor hebben, gezegd hebben. Het kan ons eigenlijk niet snel genoeg gaan, maar we begrijpen dat dit niet zo is.

Wederopbouw gaat traag, maar noodhulp mag natuurlijk nooit traag gaan. Sterker nog, die moet gekenmerkt worden door snelheid, en daar ontbreekt het nu aan bij de cholera-epidemie. Aan alles is tekort: medicijnen, geld, mankracht, met name transportmiddelen, en verpleegkundigen. De PvdA wil graag van de minister de toezegging dat hij bij de VN zal nagaan wat Nederland extra kan doen. Ik zou blij zijn met een extra bijdrage aan de VN om de cholera-epidemie te stoppen, maar wellicht kunnen we ook op een andere manier een bijdrage leveren. Wil de minister de Kamer informeren over wat hij vernomen heeft bij de VN en de stappen die hij heeft gezet?

De besteding van de EU-noodhulp door ECHO (European Community Humanitarian Office) verloopt naar wat wij horen meer dan beroerd: slechte aansturing, onvoldoende samenwerking met andere actoren enzovoorts. Veel gaat goed, maar er gaat ook veel slecht. Is de staatssecretaris bereid om onderzoek te doen naar het verloop van de ondersteuning door ECHO en de Kamer daarover in een aparte brief te informeren?

Wederopbouw gaat gekmakend traag. Wij moeten daar geen overspannen verwachtingen van hebben. We hebben er tien jaar over gedaan om een wijkje in Enschede te herbouwen. Het zal dus wel even duren voordat Port-Au-Prince weer herbouwd is. Het is wel zaak om de betrokkenheid van de internationale gemeenschap daarbij te behouden. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Moeten we bij Haïti wachten op de volgende ramp of kunnen we ervan uitgaan dat de internationale gemeenschap zich het lot van de Haïtianen nu wel aantrekt? Het is een door God verlaten land. Het land wordt getroffen door crisis op crisis. Liberalisering, zoals college Irrgang al zei, heeft het land aan de rand van de afgrond gebracht. Als we niet met z'n allen erbij blijven en de mensen helpen, hun toekomst in eigen hand te nemen, dan vrees ik het ergste. Welke stappen is de staatssecretaris bereid te zetten om ervoor te zorgen dat Haïti niet van de internationale agenda verdwijnt?

Wederopbouw is een zaak van de Haïtianen zelf. Zij moeten bepalen hoe hun toekomst er uitziet. De Interim Haiti Recovery Commission onder aanvoering van Clinton wordt niet gekenmerkt door een enorme bijdrage vanuit de samenleving. De vakbond zit erin en twee ngo's waarvan één nationaal en één internationaal. Zij hebben geen stemrecht. De verhouding ten opzichte van donoren en het internationale bedrijfsleven lijkt ons niet helemaal correct. Is de staatssecretaris bereid, te kijken hoe wij de betrokkenheid van de gewone Haïtianen kunnen vergroten? Is de staatssecretaris bereid om daarover met internationale donoren in gesprek te gaan en dat in Europees verband aan te kaarten?

Ten slotte de schuldenpositie van Haïti. Ik kan niet helemaal de vinger erachter krijgen hoe het precies zit met de Haïtiaanse schuld aan Nederland. Ik heb begrepen dat de Fransen nog veel geld tegoed hebben van de Haïtianen. Is de staatssecretaris bereid om dat in Europees verband aan te kaarten?

De heer Driessen (PVV): Voorzitter. Zoals u weet, is de fractie van de Partij voor de Vrijheid tegen gesubsidieerde ontwikkelingshulp. Wij hebben daar niet zo veel mee. Wel maken wij graag een uitzondering, en dat is noodhulp. Om precies die reden zat ook mijn fractievoorzitter vlak na de aardbeving op Haïti in een belpanel om centjes op te halen. Hij deed dat uiteraard met alle liefde. Die avond ging hij ook op de foto met Bert Koenders. Dat doe je natuurlijk niet voor je lol, maar zelfs dat had hij ervoor over.

De problemen op Haïti zijn natuurlijk ernstig te noemen. Meer dan een miljoen mensen verblijven in opvangkampen en de cholera-epidemie heeft al aan meer dan duizend mensen het leven gekost. Vele duizenden zijn in ziekenhuizen opgenomen. Ik heb een drietal vragen voor de staatssecretaris. Waarom is een groot deel van de hulpgelden nog altijd niet besteed? Dat geld is niet voor niets bijeengebracht. Slachtoffers moeten worden geholpen. Als het geld om welke reden dan ook niet wordt besteed, dan moet het maar worden teruggegeven. De PVV zegt dus heel simpel: uitgeven of teruggeven. Ik heb het vorige kabinet daar via Kamervragen al op aangesproken. Van dat kabinet kreeg ik helaas niet veel applaus, maar misschien kijkt het huidige kabinet daar iets verstandiger tegenaan.

Kan de staatssecretaris de garantie geven dat er met de hulpgelden voor Haïti niet gefraudeerd wordt? Mijn derde en laatste vraag voor de staatssecretaris is de volgende. Oud-ambassadeur Karel van Kesteren schrijft in zijn boekje Verloren in wanorde, dat een derde van alle hulpgelden weglekt door inefficiëntie. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de situatie op dit punt is als het om de hulpgelden voor Haïti gaat?

Mevrouw Dikkers (PvdA): Heeft u er begrip voor dat noodhulp langer duurt, dat de resultaten ervan in eerste instantie niet direct zichtbaar zijn en dat daar geduld voor nodig is?

De heer Driessen (PVV): Absoluut. De situatie in Haïti is niet binnen een paar weken of maanden op te lossen.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. De eerste gevallen van cholera zijn vastgesteld in een van de beste opvangkampen in Haïti, namelijk Croix-des-Bouquets. Dat bericht kreeg ik vanmiddag via Twitter binnen van een hulpverlener ter plekke. Het dodental klimt in rap tempo naar 2000. Er is dringend behoefte aan artsen, verplegers en capaciteit voor bewustwording. Hiervoor dienen snel middelen ter beschikking van het donorbudget vrij te worden gemaakt. Na de aardbeving, een orkaan en deze choleracrisis gaat het herstel langzaam. Humanitaire hulp zal nog een lange tijd nodig zijn. Tegelijkertijd is humanitaire hulp de duurste en voor de langere termijn de minst effectieve vorm van hulp. Resultaten van humanitaire hulp spoelen, als we niet oppassen, met de volgende orkaan weg. De opbouw van Haïti is een proces van de lange adem. We zouden bijna vergeten dat dit land al zeer grote problemen had: corruptie, onderdrukking en intern conflict, voordat de ogen van de wereld op Haïti werden gericht in januari van dit jaar.

Ondanks de humanitaire crisis moet nu worden nagedacht over de transitie naar wederopbouw. Dit langetermijnperspectief moet worden meegenomen in alle besluitvorming en ambities als het om de wederopbouw van het land gaat.

Huisvesting is voor de bevolking van het hoogste belang. Hiervoor moet de Haïtiaanse regering knopen doorhakken over landrechten en, als het moet, land onteigenen. De zwakke capaciteit en besluitvaardigheid van de Haïtiaanse regering belemmeren de bouw van nieuw onderdak. De VN en ngo's oefenen druk uit op de regering om de situatie te verbeteren. Maakt de staatssecretaris zich hier bij de partners ook sterk voor?

Sommige Haïtianen zijn inmiddels zelf begonnen met het bouwen van huisjes van het puin dat ze vinden. Maar als deze wederopbouw bestendig moet zijn tegen de volgende aardbeving of orkaan, dan moeten de huizen, gebouwen en infrastructuur bestand zijn. Als er nu niet geïnvesteerd wordt in goede woningen, moeten we straks weer dure humanitaire hulp inzetten. Daarmee verspillen we op termijn veel geld. Graag een reactie.

Naast huisvesting is economische ontwikkeling essentieel. GroenLinks is blij dat de Nederlandse en Haïtiaanse overheid het belang van landbouwontwikkeling daarbij inzien. Maar met bijna alle grond in handen van een kleine corruptie groep, is er voor de bevolking bijna geen economische ontwikkeling mogelijk. Voor de aardbeving leefde bijna 90% van de bevolking op het platteland onder de armoedegrens. Zal de regering specifiek aandacht besteden aan kleine boeren? Daarnaast is het van belang dat de Verenigde Staten het dumpen van zwaar gesubsidieerde rijst en het heffen van importtarieven en quota voor Haïtiaanse producten zoals kleding, staken. Gaat de regering hierover bilateraal dan wel in Europees verband in overleg met de Verenigde Staten?

Capaciteitsversterking van overheidsinstanties is noodzakelijk om ervoor te zorgen dat middelen goed worden besteed en Haïti zich kan onttrekken aan de armoede. Zolang deze hulp niet wordt gegeven, zijn wij geen voorstander van ongeoormerkte algemene begrotingssteun zoals de Europese Unie van plan is, te geven. Hoe ziet de staatssecretaris dat? Wat gaat hij hieraan doen?

Voorkomen is nog altijd beter en goedkoper dan genezen. Humanitaire hulp is vaak een tijdelijke, noodzakelijke dure vorm van hulp. Partijen die grote problemen hebben met langetermijnontwikkeling, maar wel vooraan zitten bij belpanels op tv als het gaat om noodhulp, zullen dat moeten beseffen. Op de lange termijn en ter voorkoming van nog meer humanitaire hulp is het noodzakelijk dat wij ons naast de acute situatie blijven richten op de lange termijn.

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Het is goed dat wij dit debat hebben. Haïti is het armste land van het westelijk halfrond. De CDA-fractie heeft vaak aandacht gevraagd voor de situatie in het land. Er bestaat grote bezorgdheid bij mijn fractie over de effecten van de inzet die Nederland ook met name via de EU pleegt. Die effecten hebben tot op heden niet tot structurele verbeteringen geleid en het Koninkrijk merkt dat direct. De overspill van de problematiek komt direct terecht op de Antillen. Grote bezorgdheid dus, sowieso al bij de CDA-Tweede Kamerfractie. En daar komt dan op 12 januari die enorme ramp, de aardbeving overheen. Grote verliezen, zowel op het gebied van menselijk leven als materieel, maar tegelijkertijd ook een kans om nu echt uit de ellende te komen door zaken structureel aan te pakken. De titel van het reisverslag van de heer Voordewind verwijst daar ook naar: van beving naar beter. Op dat moment zegt de internationale gemeenschap, zoals dat meestal gaat, heel gul toe. Er wordt 10 mld. toegezegd, waarvan op dit moment slechts 732,5 mln. is overgemaakt. Nederland stelt ook een aanzienlijk bedrag, 111 mln., ter beschikking. Aanvankelijk waren er zeer positieve feiten te vermelden, ook na de aardbeving. De coördinatiesystematiek van de VN heeft bewezen, een effectieve manier van hulpverlening te zijn.

Heel belangrijk, en dat komt ook in het reisverslag van de heer Voordewind naar voren, is de inzet van de bevolking. Zij heeft zich zeer gedisciplineerd gedragen bij een dergelijke ramp. Dat verdient niet alleen ons grote respect, maar wij moeten ook constateren dat er daardoor niet al veel eerder epidemieën zijn uitgebroken. Ik vind zelf heel belangrijk dat er vanuit de internationale gemeenschap voortdurend aandacht is geweest voor het belangrijke punt, dat ook al door collega's is aangeduid, namelijk dat hulp alleen effectief kan zijn, ook in een noodsituatie, als de bevolking en de regering van het land er actief bij betrokken zijn. Wij kunnen niet beslissen, ook niet in een noodsituatie, wat daar moet gebeuren.

Ondanks die positieve punten waren er grote zorgen. De kampen in met name Port-au-Prince kregen steeds meer een permanent karakter. De regering, toch al niet erg slagvaardig, lijkt steeds meer bezig te zijn met de verkiezingen van aanstaande zondag. Het grote probleem dat puin niet geruimd kan worden, waardoor de wederopbouw niet op gang kan komen. De uitbraak van die afschuwelijk cholera heeft aan deze toch al zeer delicate situatie een zeer morbide draai gegeven. Gevreesd wordt voor een ramp, die duizenden levens kan eisen, met name van mensen in de vluchtelingenkampen. Dit vraagt om een directe en een doelgerichte aanpak. Bij het debat over de Raad algemene zaken en economische betrekkingen heeft mijn fractie aan de staatssecretaris gevraagd, dit punt in de wandelgangen te adresseren bij de collega's. Ik hoor graag wat de uitkomsten daarvan zijn. Er is veel geld is toegezegd. Zijn de collega's aangespoord om hun beloften na te komen? Er is gelabeld geld toegezegd, ook door Nederland. Dat ligt nu op de plank, terwijl er urgent bedden en infuuszakken nodig zijn. Hoe wordt daar door de Nederlandse regering, maar ook door de Europese collega's tegen aangekeken? Graag een reactie daarop.

We hebben in Haïti te maken met een noodsituatie. Wat moet er komen ter voorkoming van cholera? Schoon drinkwater en rioleringssystemen. Nederland is goed in watermanagement. Kunnen we erop inzetten dat er schoon drinkwater voorhanden is en dat de rioleringssystemen ook in de kampen aangepakt worden? Als gevolg van de aardbeving moet er puin geruimd worden en er moet gebouwd worden. Nederland heeft op deze punten ook expertise. Wat gaan we eraan doen?

Ten slotte nog twee punten. Vanuit Aruba is er een actieve inzet geweest op het lenigen van de nood, bijvoorbeeld in samenwerking met het Rode Kruis. Ik hoor graag nog iets meer over de afstemming met Aruba. De CDA-fractie hecht eraan om ook in deze dubbele en misschien straks zelfs driedubbele noodsituatie aandacht te vragen voor de positie van vrouwen en meisjes. Kan de staatssecretaris daarop ingaan?

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de opmerkingen en vragen. Het waren voor een deel ook hartenkreten. Haïti is een land en een drama. We krijgen dat in zekere zin sinds 12 januari in een geëxalteerde en verhevigde vorm gereflecteerd. Het begon met de verwoesting in januari. Daarna zijn er orkanen geweest en nu heerst de cholera. Hoeveel plagen kan een land in één jaar aan?

Ik dank de heer Voordewind voor zijn rapport Van beving naar beter. Het rapport heeft me geraakt. Ik meen dat de heer Voordewind rapporteert uit de crèche Paradis des Petits, waar een kind in de slag is met traumaverwerkers. Nog tragischer – niet zozeer als emotie, als wel als structuur – is misschien in het rapport van de heer Voordewind het bericht dat hij geïmporteerde bananen bij het ontbijt krijgt, terwijl het land vol bananenbomen staat. Dit geeft in een notendop en aan de hand van een klein evenement de structuur en de emoties van het land weer. Die emoties slaan je in het gezicht. De regering heeft een uitgebreide brief naar de heer Voordewind gestuurd als voorlopig antwoord op zijn zeer gewaardeerde rapport. Ik kom straks terug op de inhoud van die brief.

Ik wil eerst even terugkijken. Het is goed om vast te stellen dat de Verenigde Naties eerst tevreden waren over de verleende noodhulp. Mevrouw Ferrier zei al dat Haïti het armste land op het westelijk halfrond is. Wij moeten ons realiseren dat noodhulp altijd aan alle kanten misloopt. In ontwikkelingslanden geldt dat nog meer dan elders. Als het verlenen van noodhulp in Haïti niet misging, zou het geen ontwikkelingsland zijn. Noodhulp is altijd heel weerbarstig. Daarom mogen we, te midden van alle ellende, tevreden zijn met de inhoud van de eerste rapportages over de verleende noodhulp. Vervolgens merk je dat er nog van alles ontbreekt. 1,4 miljoen mensen verblijven nog in tentenkampen. Knelpunten zijn er overal. Het drama van Haïti reflecteert zich nu in vergrote vorm. Bestuurlijke capaciteit ontbrak. Nu pas merk je hoe rampzalig het is als die capaciteit ontbreekt als er zich een ramp voltrekt van deze omvang. Er is gewezen op het ontbreken van een kadaster. Daarbij hebben we het nog maar over een uitvoeringsmechanisme. Ook ongeschreven regels voor eigendomsverhoudingen ontbreken. Als een stad in puin valt, zijn de gevolgen daarvan ernstig. De heer Voordewind en anderen hebben gevraagd wat wij kunnen doen bij deze problemen rond eigendomsverhoudingen. In EU-verband hebben wij erop aangedrongen om te bezien of er snel besluiten kunnen worden genomen.

Misschien is het in dit verband goed om even iets te zeggen over de verkiezingen van aanstaande zondag 28 november. Als je van niets weet en je hoort van objectieve bronnen wat er gebeurt, dan vraag je je af of de Haïtianen deze verkiezingen er nog wel bij kunnen hebben. Is het verstandig om te midden van deze chaos ook nog eens verkiezingen te organiseren? Ik moet eerlijk zeggen dat ik er wel begrip voor heb dat men deze verkiezingen houdt. Ik proef dezelfde mening een beetje in de rapportage van de heer Voordewind. Het is dringend nodig dat er een regering komt die voldoende gelegitimeerd is om te handelen, bijvoorbeeld om in te grijpen op het punt van de eigendomsverhoudingen. Grond moet worden toegewezen en geschillen moeten worden beslecht. Daarvoor is een overheid nodig die enige legitimatie heeft. Ik begrijp daarom wel dat men verkiezingen organiseert, terwijl je zou denken dat de Haïtianen wel iets anders aan hun hoofd hebben. Het is volgens mij in deze context heel verstandig dat er verkiezingen worden gehouden, al zou je wensen dat het niet nodig was.

Er is gesproken over de overgang van noodhulp naar wederopbouw. Iedereen die in de wereld van ontwikkelingssamenwerking heeft rondgekeken, weet dat dit de meest hachelijke fase is. Wanneer maak je de switch van noodhulp naar wederopbouw? Idealiter moet de switch op zo'n manier worden gemaakt dat je er te midden van alle ellende uiteindelijk beter uitkomt. Daarvoor staat Van beving naar beter. Ik heb zelf veel rondgereisd in Atjeh. Dat gebied is hiervan een schoolvoorbeeld, ondanks alles wat je erop in mindering kan brengen. Dat is wat we willen. Het gaat hierbij om de omslag van noodhulp naar wederopbouw. Eerlijk gezegd zitten we, door alle plagen van dit jaar, nog middenin de fase van de noodhulp. Laten we elkaar daarover niets wijsmaken. Er zitten erg veel mensen in tentenkampen. Daar is vervolgens een choleraplaag overheen gekomen. Bovendien is er nog geen echt functionerende overheid die knopen kan doorhakken. Door die drie zaken kunnen we stellen dat we nog in de fase van de noodhulp verkeren. We hebben de laatste weken berichten gehoord over ongeregeldheden hier en daar. Die waren gerelateerd aan de verkiezingen, maar ook aan paniek en onlust.

Mevrouw Dikkers en anderen hadden het over de relatie die er zou zijn tussen de cholera en de Verenigde Naties. Er is gevraagd of wij kunnen bevorderen dat er onderzoek wordt gedaan naar de oorzaken van de cholera. Ik kan berichten dat er volgens de WHO geen link kan worden gelegd tussen de uitbraak van cholera en de Nepalese troepen van de Verenigde Naties. In Haïti is de afgelopen 40 tot 50 jaar geen cholera voorgekomen. Dat maakt deze uitbraak nog ernstiger, omdat mensen niet resistent zijn. Men raakt daardoor in paniek, want men is in het geheel niet vertrouwd met deze ziekte. Het is ook eigenlijk te gek dat er mensen aan sterven, want cholera is met goed voedsel, schoon water en antibiotica vrij simpel te bestrijden. Mensen zouden hieraan niet hoeven te overlijden als ze in een «normaal», minder gedepriveerd land zouden wonen. Tot zover mijn opmerkingen over de overgang van noodhulpverlening naar wederopbouw. Ik zal straks iets zeggen over de meer specifieke vragen over de wederopbouw van de heer Voordewind en de heer Dijkhoff.

Enkele leden hebben opmerkingen gemaakt over de aarzelende manier waarop de wederopbouwcommissie onder leiding van de heer Clinton te werk gaat. In zekere zin stuit deze commissie op de gevolgen van het feit dat de werkelijkheid op de grond wederopbouw nog steeds bemoeilijkt. De commissie komt maandelijks bijeen. Voor achttien opbouwprojecten heeft zij inmiddels groen licht gegeven. Een eerste stap is dus gezet. In de opdrachten van de commissie is nadrukkelijk het probleem van de achterstelling van de vrouw verdisconteerd. De heer El Fassed heeft hierover terecht gesproken. Het gaat hierbij niet alleen over achterstelling, maar ook over mishandeling en dergelijke zaken. Dit probleem heeft de commissie aan de orde gesteld. Het wordt ook meegenomen in de opbouwprojecten. Er is dus aandacht voor, maar het feit dat er aandacht voor nodig is, is treurig.

Nederland heeft bemoeienis met Haïti. De vrijgevigheid van de Nederlandse bevolking heeft geleid tot het beschikbaar komen van 70 mln. In feite ging het om nog meer geld, omdat diverse organisaties die niet bij de SHO zijn aangesloten, ook middelen hebben gekregen. Dit geld staat ter beschikking. De Nederlandse overheid, dus de belastingbetaler, heeft er een stevig bedrag van ruim 40 mln. naast gelegd. Een deel van dit geld wordt ingezet voor noodhulp. Van de 40 mln. overheidsgeld is 29,5 mln. voor wederopbouw gereserveerd. Dit geld komt vrij als het zinvol kan worden ingezet. Op dit moment is inzet van dat geld nog niet nodig en bovendien nog niet zinvol. Het is niet nodig omdat de beschikbare middelen nog niet zijn uitgeput. Er zijn nog geen verzoeken binnengekomen van de SHO. Er zijn ook geen indicaties dat de samenwerkende hulporganisaties dringend andere middelen nodig hebben. Op 2 december zitten we met de SHO rond de tafel om te bezien hoe de zaken er voor staan. Er is afgesproken dat de SHO eind februari 2011 met een meer strategisch plan komen voor de wederopbouwfase. Dat is wat Nederland doet. Wij zullen erop toezien dat de plannen die de SHO voor de opbouwfase aandragen, corresponderen met de plannen van de commissie-Clinton. Die plannen moeten op elkaar aansluiten. De SHO zijn er overigens ook van overtuigd dat dit zinvol is. Het is verder belangrijk om vast te stellen dat de beleidsinzet van Nederland voor het grootste deel loopt via de Europese Unie. Haïti is nooit een partnerland geweest waar Nederland zich intensief mee heeft beziggehouden. Nederland zit niet in de commissie voor de wederopbouw van Haïti en ook niet in het Haïti Reconstruction Fund van de Wereldbank. De grote donoren van Haïti zijn altijd de Verenigde Staten en Canada geweest. Europese grote donorlanden waren Spanje en Frankrijk. Daarnaast waren er heel veel kleine potjes van landen die zich op een heel bescheiden manier met Haïti hebben beziggehouden. Het is goed om vast te stellen waar Nederland in deze rij staat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De SHO hebben inderdaad voorlopig nog voldoende geld. De planning van het ministerie is echter dat de 27 mln. voor wederopbouw in 2012 wordt uitgekeerd. De staatssecretaris neemt hierover in februari 2011 een besluit. Waarom moet het dan nog een jaar duren voordat er wordt uitbetaald, terwijl juist nu de bouw van huizen zo belangrijk is? Kan de staatssecretaris toezeggen dat deze fondsen ook in 2011 kunnen worden vrijgemaakt?

Staatssecretaris Knapen: Het antwoord is dat ik dat in principe kan toezeggen. Ik maak er echter uitdrukkelijk een voorbehoud bij. In de praktijk zullen we moeten bezien of het inderdaad gaat om inzet voor wederopbouw en of het geld inderdaad effectief is in te zetten. We zitten nu nog in de fase van de noodhulp. Ik zeg eerlijk dat het in de fase van transitie van noodhulp naar wederopbouwhulp vrij riskant is om geld in te zetten. Het gevaar is dat het geld wordt verspild. De heer El Fassed zegt terecht dat noodhulp altijd inefficiënt wordt ingezet. Ik zeg dus dat we in principe het geld ook in 2011 kunnen inzetten, maar in de praktijk zullen we heel goed willen weten of het dan inderdaad wordt besteed aan wederopbouw.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij weten uit de praktijk dat de lijn tussen noodhulp en wederopbouwhulp heel dun is. Bij het bouwen van prefabhuizen is het een kwestie van definiëren. Is dat wederopbouw? Als het bouwen van zulke huizen onder wederopbouw valt, dan hebben we het geld snel nodig om de mensen uit de tentenkampen te halen. Bij onderdak is tot nu toe 50% besteed, ook door de SHO. Dat geld is voornamelijk besteed aan tenten en directe opvang. Ik vraag nu echter aandacht voor het geld voor de prefabwoningen en de reparatie van huizen.

Staatssecretaris Knapen: Daarmee ben ik het helemaal eens. Laten we hierover geen scholastische discussie voeren. Als we prefabhuizen zouden bouwen terwijl het volstrekt onduidelijk is of ze niet een maand later alweer zouden moeten worden afgebroken vanwege onduidelijkheid over grondeigendom, dan zou het bouwen van die huizen onder noodhulpverlening vallen. Als we prefabhuizen kunnen bouwen terwijl we weten dat ze kunnen blijven staan, dan heeft het zin om dit geld daarvoor in te zetten.

De heer Irrgang (SP): Nederland heeft na deze aardbeving massaal geld ingezameld. De staatssecretaris heeft misschien zelf de portemonnee getrokken, net als heel veel andere mensen. De heer Wilders is op de foto gegaan met de heer Koenders en heeft in het belteam gezeten. Al deze mensen vragen zich af wat er met hun geld is gebeurd of gaat gebeuren. Daarover zou de staatssecretaris wat meer helderheid moeten geven. Hij heeft er in zijn brief iets over geschreven. Begrijp ik nu goed dat een deel van dit geld pas later, in de komende jaren, aan wederopbouw kan worden besteed? Het is volgens mij goed om aan de Nederlandse bevolking duidelijk te maken wat er met dit geld gebeurt.

Staatssecretaris Knapen: Je wilt de middelen die je tot je beschikking hebt, goed kunnen inzetten. Het heeft geen enkele zin om met een helikopter boven het eiland geld uit te strooien. Daardoor zal het niet beter met de mensen gaan. Geld inzetten heeft alleen zin als het op een effectieve manier kan worden besteed. Ik ben het in dat opzicht niet eens met de heer Driessen, die vindt dat er maar twee opties zijn, namelijk uitgeven of teruggeven. Uitgeven zou in zo'n geval gelijk kunnen staan aan verspillen. Teruggeven zou mensen tekort kunnen doen. In dit soort situaties, en zeker in een land waar alle plagen van Egypte in één jaar langskomen, kan het zinvoller zijn om over twee maanden deze middelen ter beschikking te stellen dan op dit moment. Nu kun je ze simpelweg niet kwijt. Noodhulp is ook een kwestie van doseren.

De heer Irrgang (SP): Ik begrijp wat de staatssecretaris bedoelt. Hij zegt eigenlijk dat onder andere het geld dat de heer Wilders in het telefoonteam heeft opgehaald, misschien later en daardoor beter wordt besteed. Er worden bijvoorbeeld geen tenten van aangeschaft die daarna de afvalhoop op gaan, maar er worden in plaats daarvan huizen gebouwd. Dat is belangrijk. Niet alleen de heer Wilders en de heer Driessen zitten met deze vraag, maar heel veel mensen. Zij vragen zich af wat er met hun geld gebeurt en waarom het nog niet is uitgegeven.

De voorzitter: Volgens mij gaf de heer Irrgang slechts een nadere toelichting bij het antwoord dat de staatssecretaris al gaf.

Staatssecretaris Knapen: Ik ben het met hem eens; zo zit het. Je bepaalt op welk moment je de middelen op de beste manier kunt besteden. De eerste weken kun je weinig anders doen dan zo snel mogelijk schoon drinkwater invliegen. Na een jaar is het misschien heel verstandig om van het geld prefabhuizen te bouwen.

Mevrouw Ferrier (CDA): Het is duidelijk dat Nederland het geld effectief wil inzetten. Daarvoor moeten mogelijkheden op lokaal niveau zijn. Wij weten allemaal dat dit in een noodsituatie vaak heel moeilijk is. Wij hebben dit geld voor de wederopbouw in 2012 gereserveerd. Het geld moet dus worden besteed aan de bouw van huizen. Er is op dit moment echter acute behoefte aan bijvoorbeeld rioleringen in de kampen. Is het mogelijk om te besluiten om het geld voor de wederopbouw daaraan nu te besteden, in deze noodsituatie in verband met de cholera? Is dat mogelijk? Hoe denken de andere Europese landen daarover?

Staatssecretaris Knapen: Natuurlijk is dat een mogelijkheid. Het zou absurd zijn om op grond van definities dingen te doen of te laten. Onder noodhulp vallen overigens schoon drinkwater, voedsel, tenten, maar ook sanitatie. De mate waarin een aan te leggen riolering tijdelijk is, kan misschien in de wetenschap leiden tot definiëring als noodhulp of wederopbouwhulp, maar in de praktijk is er sprake van glijdende schalen. Diverse leden hebben mij gevraagd wat Nederland doet aan de cholera. De belangrijkste dingen die wij daaraan op dit moment doen, zijn de dingen die we al deden. In het noodhulppakket zitten sanitatie en maatregelen die te maken hebben met hygiëne. Zij behoren een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de cholera. Daarbij komen extra dingen. Voor de bestrijding van cholera, een betrekkelijk ouderwetse ziekte, zijn de klassieke zaken nodig die vallen onder noodhulp.

De heer El Fassed (GroenLinks): Ik neem aan dat de staatssecretaris het met mij eens is dat ook in de noodhulpfase het perspectief voor de lange termijn voor ogen moet worden gehouden. Bij alles wat je doet in de fase van de noodhulpverlening moet je voor ogen houden wat er tijdens de wederopbouwfase zal gebeuren.

Staatssecretaris Knapen: Mijn antwoord is uiteraard bevestigend. Je moet voorkomen dat je dingen doet waarvan je later bij de wederopbouw last hebt. Uiteraard hangt een en ander samen. Het is wel van belang waar je de accenten legt. Wat te midden van alle ellende toch optimistisch stemt, zijn onder andere de mogelijkheden op het gebied van plattelandsontwikkeling. Die mogelijkheden worden door vriend en vijand onderkend. Het wordt duidelijker dan ooit tevoren dat bij het er weer bovenop helpen van het land, de ontwikkeling van het platteland van groot belang is. Het is logisch om er bij maatregelen in de fase van de noodhulpverlening, bijvoorbeeld bij het schoonmaken van bepaalde rivieren, rekening mee te houden dat je er later ook plezier van moet kunnen hebben, bijvoorbeeld bij de ontwikkeling van de landbouw. Deze dingen hangen dus samen. De commissie-Clinton speelt daarbij een rol van cruciaal belang. Die moet ervoor zorgen dat er op dit punt geen tegengestelde bewegingen worden gemaakt.

De heer Voordewind heeft gevraagd hoe het staat met de bevordering van de huizenbouw en de betrokkenheid van het bedrijfsleven. Zoals de Kamer weet, heeft het vorige kabinet het Programma Uitzending Managers (PUM) opengesteld. Wij bezien of andere instrumenten kunnen worden gebruikt, zoals ORIO en het PSI. Laten wij ons echter niet rijk rekenen. Bij ORIO is geen kredietverzekering voor Haïti. De exportkredietverzekering biedt namelijk geen dekking voor Haïti. Belangrijk is misschien nog wel dat het hierbij gaat om publieke infrastructuur. Daarbij spelen de capaciteit en de kwaliteit van de Haïtiaanse overheid nu eenmaal een belangrijke rol. De mate waarin die capaciteit wordt opgebouwd, zal bepalend zijn voor de mate waarin je met dit soort instrumenten slagvaardig aan de gang kunt.

De heer Voordewind vroeg ook hoe het staat met de huizenbouw. Nederlandse bedrijven kunnen voor advies terecht bij de Economische Voorlichtingsdienst van het ministerie van ELI. Daar is een Haïtidesk ingericht waar men probeert om vragen van het bedrijfsleven zo goed mogelijk te beantwoorden. Wij ondersteunen via de SHO Cordaid, dat actief is bij de huizenbouw.

De heer El Fassed heeft gesproken over begrotingssteun. Over het algemeen is de regering niet erg enthousiast over begrotingssteun, maar soms moet je wat. Dit is bijna een verzuchting. Als de regering instort omdat de regeringsgebouwen instorten en de ambtenaren overleden zijn, als er helemaal niets meer is, dan kunnen wij niet veel anders doen dan gewoon middelen ter beschikking stellen zodat men kan handelen. Het EU-programma richt zich op infrastructuur, rurale ontwikkeling, maar nu ook op begrotingssteun. Wij bezien dat kritisch en iedereen weet dat je daarbij vraagtekens kunt zetten. In deze noodsituatie is er echter eigenlijk even geen andere oplossing.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Hoor ik de staatssecretaris zeggen dat hij geen voorstander is van begrotingssteun? Is dat een algemene nieuwe beleidslijn? Kan hij dat kort toelichten?

Staatssecretaris Knapen: Wij staan in het algemeen sceptisch tegenover algemene begrotingssteun. Dat is overigens iets anders dan sectorale begrotingssteun. Daarbij zijn de mogelijkheden om te sturen, te beïnvloeden en af te rekenen op het resultaat wat beter dan bij brede algemene begrotingssteun. Dat gezegd hebbend, herhaal ik dat je in dit geval eigenlijk moeilijk iets anders kunt doen dan algemene begrotingssteun geven, omdat een actief functionerende overheid simpelweg even niet meer bestaat. Dan moeten we het land bijstaan en ervoor zorgen dat er geld in kas is om de dingen te doen die gedaan moeten worden.

De heer Voordewind heeft gevraagd naar de bemoeienis van de Europese Unie bij de verkiezingen. De Europese Unie heeft zelf geen waarnemers gestuurd, maar wel zeven experts. Er is verder 5 mln. overgemaakt aan het UNDP ter ondersteuning van de infrastructuur voor deze verkiezingen. De waarneming is in handen van de Organisatie van Amerikaanse Staten en de Caraïbische regionale organisatie. Het rapport van de waarnemers gaat qualitate qua naar het Europees Parlement. Wij zullen zorg dragen voor een adequate doorgeleiding.

De heer Dijkhoff heeft gesproken over de druk om huizen te bouwen. Ik heb al gezegd dat wij het van groot belang vinden om huizen te bouwen. Tijdens de OS-raad van de Europese Unie van volgende week zullen we dat opnieuw aankaarten. Daarvan moet werk gemaakt worden. Dit heeft dus onze aandacht.

De heer Irrgang heeft gesproken over de schuldenkwijtschelding. In de brief aan de Kamer staat dat Nederland voor de kwijtschelding van schulden ruim 1,5 mln. heeft overgemaakt aan het Debt Relief Trust Fund van de Wereldbank. Ik moet het antwoord schuldig blijven op de vraag hoe zich dit verhoudt tot de schuld van vóór 2006. Dat moet ik nog even uitzoeken. Het staat mij niet helder voor de geest of er een knip is gemaakt tot 2006.

Mevrouw Dikkers vroeg hoe het staat met de betrokkenheid van de Haïtianen zelf. Voor de overgang van noodhulpverlening naar wederopbouwhulp is dat de hamvraag. Wederopbouw staat of valt met zelfredzaamheid. Noodhulp wordt gekenmerkt door bewoners die het lijdend voorwerp zijn en die worden geholpen. Het programma van de commissie-Clinton is er helemaal op gericht, Haïtianen mee te nemen in dit proces. Dit is echter de hamvraag. Als het lukt om ze mee te nemen, zou je kunnen zeggen dat de Haïtianen er beter uit komen na alle ellende. The jury is out.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Vindt de staatssecretaris het wenselijk dat de betrokkenheid van de bevolking wordt vergroot? De bevolking is nu in de commissie-Clinton nog ondervertegenwoordigd. Daarop is kritiek.

Staatssecretaris Knapen: Ja, het is wenselijk dat de betrokkenheid wordt vergroot. Er is wellicht reden om aan te nemen dat de relatief onmogelijke verkiezingen ook op dit punt een positief effect zullen hebben. Daarop hopen wij. Een nieuwe Haïtiaanse regering kan zich hierdoor beter melden en kan met meer gezag spreken namens de Haïtianen.

De heer Driessen sprak over uitgeven of teruggeven. Daarop heb ik al gereageerd. Hij vroeg ook de garantie dat er niet zou worden gefraudeerd. Je kunt nooit garanderen dat er niet zal worden gefraudeerd. Je kunt er je best voor doen dat fraude zo weinig mogelijk voorkomt en je kunt zo transparant mogelijk handelen. Ik heb alle lof voor de samenwerkende hulporganisaties. Bijvoorbeeld in het tweede verslag, van twee maanden geleden, wordt precies gerapporteerd waaraan de middelen zijn besteed. Ik vind dat bewonderenswaardig. Als we nog een stap verder zetten, staat het allemaal reallife op internet. Fraude kun je nooit altijd voorkomen. Je kunt het zo veel mogelijk bestrijden. Uit de transparency index van Transparency International blijkt dat de situatie in Haïti op het gebied van fraude en corruptie niet ideaal is. Dat is vaak het geval in ontwikkelingslanden. Er is sprake van een kleine, extreem rijke elite en een grote, extreem arme bevolking. Verder is er geen functionerende middenklasse, terwijl juist daar vaak de mensen te vinden zijn die belangrijk zijn voor het realiseren van transparantie, berekenbaarheid en betrouwbaarheid. De voortekenen zijn dus verre van ideaal. Iedereen let er echter goed op. Men is er zich zeer van bewust dat het voorkomen van fraude belangrijk is. Voor het vertrouwen van alle mensen die geld hebben gegeven voor dit project is het van groot belang dat fraude wordt voorkomen. Ik kan alleen maar volmondig bevestigen dat iedereen van de organisaties waarbij wij zijn betrokken, zijn stinkende best doet om fraude naar vermogen te bestrijden of te voorkomen.

Mijnheer Driessen stelde dat een derde van de hulpgoederen weglekt en hij vroeg zich af hoe dit in Haïti gaat. Wij hebben geen enkele aanwijzing dat dit in zijn algemeenheid zo is. Zonder in een discussie te vervallen over de definitie van weglekken, wijs ik erop dat het bij noodhulp steeds gaat om de mate waarin die efficiënt is. Sommige dingen zijn totaal niet efficiënt, maar kunnen niet anders. Een tentenkamp bouwen in een gebied waar orkanen de kop op kunnen steken, is totaal inefficiënt, maar wat moet je anders? In dit geval zijn de tenten overigens niet omgewaaid. De voorzorgsmaatregelen hebben bewonderenswaardig goed gewerkt. Maar als de tenten waren omgewaaid, zou je dat kunnen aankruisen bij het vakje «weggelekt». Je kunt ook zeggen: nood breekt wet. Het is ook een kwestie van hoe je ernaar wilt kijken.

Mevrouw Ferrier vroeg hoe Europa aankijkt tegen versnelling van de noodhulp. Laten wij elkaar niets wijsmaken. De EU heeft 20 mln. specifiek aan cholerabestrijding uitgegeven. Dat is een fiks bedrag. Als het probleem uit de wereld kan worden geholpen door nog eens 5 of 10 mln. daarvoor uit te trekken, dan zullen niet veel mensen in Europa een seconde aarzelen. Helaas is het bij dit soort weerbarstige problemen zelden zo dat je het simpelweg kan oplossen door je portemonnee te trekken. Je moet de ziekte daadwerkelijk bestrijden. Daarbij komt dat je ook vooroordelen moet bestrijden bij mensen die in paniek zijn, die niet vertrouwd zijn met de effecten van de ziekte en dus de verkeerde dingen doen. Dat heeft allemaal tijd nodig. Dat kun je niet met een simpele cheque oplossen. Wij staan er echter sympathiek tegenover om volgende week – en als het moet eerder – met de collega's in de EU daar actie op te nemen.

De heer Irrgang (SP): Ik heb begrepen dat er een bedrag van 138 mln. is gevraagd voor de bestrijding van de epidemie en dat maar een tiende ervan is toegezegd. Als ik u zo hoor, dan zegt u eigenlijk: geld is niet het probleem. Waarom is dat bedrag dat gevraagd?

Staatssecretaris Knapen: Dat bedrag is gevraagd, gegeven de omvang van de ziekte en het tempo waarin die zich verspreidt. De inschatting is dat je met wat er de komende weken, maanden aan acties moet worden genomen wel eens op dat bedrag kan uitkomen. Als de WHO en Unicef vandaag 164 mln. krijgen met de afspraak dat morgen de cholera de wereld uit moet zijn, dan zal dat niet lukken.

De heer Irrgang (SP): Dat begrijp ik heel goed. Ik neem aan dat de VN niet zeggen, 138 mln. nodig te hebben – misschien is het wel 138 mln. dollar – als er voor de komende maanden genoeg geld ergens op een rekening staat. Als er op dat punt nog een probleem is en daar lijkt het op, gezien het verzoek van de VN, is het de vraag of u niet moet meewerken om dat probleem op te lossen.

Staatssecretaris Knapen: Het gaat om de bestemming van middelen. Veel noodhulpmiddelen worden ingezet voor sanitatie, voor schoon drinkwater en met die middelen wordt een-op-een hetzelfde beoogd als met de middelen waarmee cholera wordt bestreden. Daarbovenop komt een aantal specifieke acties. Voor een deel gaat het daarbij om voorlichting, voor een deel om gedragsbeïnvloeding en voor een deel om medicatie. Bij alles wat je doet moet je ook de regels voor sanitatie en hygiëne toepassen. De specifieke middelen zijn enigszins kunstmatig gescheiden van de noodhulpfondsen ter bestrijding van de cholera en daarbij gaat men uit van 164 mln. Ik meen dat dit bedrag in dollars is. De EU heeft intussen voor de bestrijding van de cholera in totaal 20 mln., dus 27 mln. dollar, beschikbaar gesteld. Er is geen enkele belemmering voor de actie die men vandaag wil nemen. Dit wordt ook niet door de VN aan ons teruggekoppeld. Duidelijk is wel dat wanneer deze acties worden voortgezet – en dat zal ongetwijfeld gebeuren – er successievelijk meer middelen beschikbaar moeten worden gesteld. Dat is eigenlijk wat er op de rol staat.

Mevrouw Dikkers heeft vernomen dat er kritiek is op ECHO. Het is curieus, maar die berichten zijn nogal gemengd. In het eerste VN-verslag over de noodhulp is er lof voor ECHO en de wijze waarop deze organisatie opereert. De afgelopen tijd is er wel kritiek geweest op de wijze waarop ECHO werkt. Die berichten zijn ons officieel niet bekend. Ik zal dit opbrengen in de raadswerkgroep. Dat zal op 9 december aanstaande terugkomen in de OS-raad van de EU. Ik zal er de Kamer zo snel mogelijk daarna verslag van doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording. Daaruit spreekt een duidelijke betrokkenheid bij Haïti en een pogen om zo veel mogelijk mee te denken, zowel met de samenwerkende hulporganisaties als met het bedrijfsleven. Ik dank de staatssecretaris ook voor de toezegging dat hij flexibel wil zijn bij het inzetten van de wederopbouwfondsen. Ik doel op de 27 mln. die nu gepland is voor 2012.

Er is voorlichting aan het bedrijfsleven via de helpdesk voor Haïti. Nu het maatschappelijk middenveld en het bedrijfsleven hun expertise en ook fondsen ter beschikking willen stellen, is het zaak dat dit goed wordt gekanaliseerd. Op die manier kunnen er meer prefabwoningen geproduceerd worden. Dit horen wij ook van Cordaid. Ik heb zelf Maxima bezocht; een mooie naam voor een fabriek die door Nederlanders wordt beheerd. Het is de grootste fabriek in Haïti, maar qua management is er niet meer mogelijk dan wat er nu gebeurt. Men wil wel meer doen, maar daarvoor is ondersteuning nodig. Het is mooi dat die Haïtidesk daarbij behulpzaam kan zijn.

Ik zit nog met het gevoel van urgentie. Je blijft die 1,3 miljoen mensen zien die in die kampen zitten. Vanaf het begin zitten die mensen er al. Sterker nog, wij horen dat mensen die eerder op het platteland bij familie onderdak vonden, terugkeren naar Port-au-Prince. De kampen blijken nu zelfs een aanzuigende werking te hebben en dan is er nog de dreiging van de cholera. Ik wil het gevoel van urgentie benadrukken. Niet dat dit gevoel zou ontbreken bij de staatssecretaris, maar wellicht wel een beetje in den brede. Ik zeg ook tegen de hulporganisaties dat wij alles op alles moeten zetten. Toen ik er was, hoorde ik de relativeringen ook. De grondeigenaren zijn belangrijk, er moeten eerst verkiezingen komen en het puin moet geruimd. Dat is allemaal waar, maar ondertussen zitten de mensen al een jaar in de vluchtelingenkampen. Via de staatssecretaris richt mijn pleidooi zich tot de VN en onze eigen hulporganisaties. Laten wij alles op alles zetten om die mensen uit de tentenkampen te halen, uiteraard naast de bestrijding van de cholera. Door die mensen uit de kampen te halen, dient men een tweeledig doel. De besmetting wordt tegengegaan want men zit daar heel erg dicht op elkaar, en vrouwen en meisjes worden beter beschermd. Wij horen steeds vaker dat meisjes en vrouwen in de kampen verkracht worden. Bovendien moeten de mensen nieuwe huisvesting krijgen. Ik leg dit nogmaals bij de staatssecretaris neer.

De heer Dijkhoff (VVD): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn realistische reactie en voor zijn uitspraak dat hij druk gaat zetten op de bouw van huizen al dan niet tijdelijk, zodat het geheel niet verzandt in bureaucratie. Ik deel het gevoel van machteloosheid. Het probleem is dat wanneer je iets wilt doen dit niet automatisch betekent dat je ook iets kunt bereiken. Om dat laatste draait het uiteindelijk. Wij bevinden ons nog een paar stappen verder terug dan wij hadden gehoopt, ook bij de wederopbouw. Ik heb ook de kritiek gehoord op de organisaties die nu bezig zijn. Dat landen die veel ervaring hebben met hulpverlening het niet goed voor elkaar krijgen, lijkt mij geen aanbeveling voor een land met veel minder ervaring om daar een grotere rol te claimen. Wat de roep om meer geld betreft: dat lijkt mij niet het probleem en ook niet zozeer de oplossing.

De begrotingssteun is interessant. De VVD vindt algemene begrotingssteun een nare hobby die door de EU uit gemakzucht wordt uitgeoefend. Ik ben wel gevoelig voor de argumentatie van de staatssecretaris dat er soms omstandigheden zijn waarin het aan alternatieven ontbreekt. Wij scharen dit instrument nu even onder de categorie noodhulp, die voor korte tijd wellicht onvermijdelijk is.

Er is gezegd dat het lokaal bestuur er meer bij betrokken moet worden. Normaal gesproken ben ik het daar graag mee eens, maar het moet wel kunnen. Ik vrees dat deze mensen wel even iets anders aan hun hoofd hebben dan zich zeer actief bezig te houden met het lokaal bestuur en de opbouw van het land. Geen woning, moeilijk aan eten kunnen komen en dan ook nog eens een dodelijke ziekte die iedere dag op de loer ligt. Ik houd mijn hart vast voor de verkiezingen van aanstaande zondag. Ik mag hopen dat de staatssecretaris gelijk krijgt dat de uitkomst van de verkiezingen een regering is die voldoende gelegitimeerd is om te handelen. Daarvoor is vereist dat het zondag wel goed gaat. Alle ogen zijn daarop gericht. Ik vrees dat wij op dit moment weinig anders kunnen doen dan daarop hopen.

De heer Irrgang (SP): Voorzitter. Ik deel de opvatting van de staatssecretaris om niet al te dogmatisch te doen over het onderscheid tussen noodhulp en wederopbouw. Dat ligt vaak in elkaars verlengde, zeker als het later beter wordt besteed dan aan een tent die bij wijze van spreken zo weer kan wegwaaien. Dat kan ik goed uitleggen aan al die mensen die gul hebben gegeven. De staatssecretaris zegt dat de bestrijding van de cholera-epidemie tegen financieringsproblemen zal aanlopen. Ik kan mij voorstellen dat hij dit punt aan de orde stelt in zijn gesprek met de samenwerkende hulporganisaties. Veel mensen hebben geld gegeven in de veronderstelling dat er directe hulp wordt gegeven aan mensen die in een noodsituatie verkeren. Je kunt niet zeggen: van dat geld gaan we pas over een paar jaar huizen bouwen. Ik begrijp dat hier een dilemma ligt, maar het lijkt mij goed te verdedigen dat daarnaar wordt gekeken.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de schuldkwijtschelding. Ter voorbereiding van dit debat heb ik het rapport van Eurodad van februari over de schuld van Haïti gelezen. Daaruit begrijp ik dat de schuldkwijtschelding tot 2006 loopt. Dat noemt men een cut off date. Ook begrijp ik eruit dat Haïti de komende tien jaar 500 mln. aan rentebetalingen moet doen omdat het geen volledige schuldkwijtschelding is. Als dat onjuist is, verneem ik dat graag. Ik zou dat onrechtvaardig vinden, omdat volgens het rapport volledige schuldkwijtschelding is toegezegd. Hier is dus sprake van een sigaar uit eigen doos. Ik hoop dat Haïti zondag begint aan een betere toekomst.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitleg en de beantwoording van de vragen. Ik snap de begrotingssteun niet, terwijl mijn collega van de VVD dat juist wel begrijpt. In een periode dat je helemaal geen toezicht kunt houden, geef je wel begrotingssteun, terwijl je dat niet doet in een periode waarin je de boel wel vertrouwt. In dat geval wordt er voor sectorsteun gekozen. Ik hoop dat wij daar in het wetgevingsoverleg uitgebreid met de staatssecretaris over van gedachten kunnen wisselen.

Fraude voorkom je niet, zegt de staatssecretaris. Je kunt fraude wel bestrijden als je de bevolking actief betrekt bij de besteding van de middelen. Veel van de organisaties op de grond, waar de SHO ook mee samenwerken, hebben ervaring op dat punt. Ik roep de staatssecretaris op om gebruik te maken van die ervaring en die kennis mee te nemen als hij met zijn Europese partners spreekt.

Wij zijn erg blij met de toezegging dat de staatssecretaris nog eens wil kijken naar wat de VN nodig hebben en daar eventueel actie op wil nemen. Vervolgens wil hij daarover met de Kamer in gesprek. Wij zijn ook blij met de toezegging dat hij in de OS-raad de hulp van ECHO aan zal kaarten. Ten slotte ben ik blij met de lof van de staatssecretaris voor de samenwerkende hulporganisaties. Er is, zeker in het publieke domein, veel kritiek op die clubs. Zij zouden het allemaal niet goed doen en het geld zou weglekken. Ik ben erg blij dat de staatssecretaris ook ziet dat die organisaties hun stinkende best doen om de Haïtianen er bovenop te helpen.

De heer Driessen (PVV): Voorzitter. Ik heb geen behoefte aan een tweede termijn.

De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden. Ik wil waken voor ongeoormerkte algemene begrotingssteun van de EU zonder de opbouw van de capaciteit van overheidsinstanties. De staatssecretaris zegt daar kritisch tegenover te staan. Ook breekt nood wet, dit kan niet zonder capaciteitsopbouw van overheidsinstanties. Nu moet de stem van de Haïtianen doorklinken in alle geledingen die zich met de toekomst van het land bezighouden. Terecht verwijst de staatssecretaris naar de verkiezingen. Ik ben het niet met hem eens dat Haïtianen in de noodhulpfase alleen maar lijdend voorwerp zijn. Juist voor de effectiviteit van noodhulp is betrokkenheid van Haïtianen – met name van vrouwen – essentieel.

Ik ben het eens met de staatssecretaris op het punt van landbouwontwikkeling. Heeft hij hierbij concrete inspanningen voor ogen van Nederland, wellicht in samenwerking met de SHO en andere organisaties?

De staatssecretaris was met de heer Voordewind verbaasd over de import van bananen. Wil hij zich bilateraal, dan wel in Europees verband inzetten voor het opheffen van handelsbelemmeringen, importtarieven en het dumpen van voedsel waardoor de positie van de Haïtiaanse boeren wordt ondermijnd?

Mevrouw Ferrier (CDA): Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen. Ik onderschrijf ten volle de waarderende woorden van de staatssecretaris over de eerste fase van de noodhulp. Daar kunnen wij inderdaad lering uit trekken. Ik voeg daarbij het belang van de inzet van de lokale bevolking en van de lokale regering. Ik onderschrijf ook ten volle de waarderende woorden van de staatssecretaris over SHO, met name over de verantwoording van de besteding van de gelden. Ik ben het er geheel mee eens. Het is goed om de mogelijkheid van de helpdesk-Haïti breed bekend te maken. Niet alle bedrijven zijn daarvan op de hoogte.

Ik blijf zitten met de beelden waar de heer Voordewind het over had, beelden van Artsen zonder Grenzen van mensen in de kampen. Betrokkenen zeggen het niet aan te kunnen, de middelen niet te hebben en niet te weten hoe het verder moet. Allereerst moeten de landen die beloftes hebben gedaan, ook in verband met de noodsituatie vanwege de uitbraak van cholera, erop aangesproken worden dat zij die beloftes na moeten komen. Ik begrijp dat niet al het geld meteen weggezet kan worden. Ik waardeer het dat de staatssecretaris zich flexibel opstelt bij de complexe overgang van noodhulp naar wederopbouw. Ik kan die twee dingen niet goed met elkaar verenigen. Kan de staatssecretaris daar nog eens op ingaan? Ik ben het met de heer Irrgang eens dat mensen geld hebben gegeven om de acute nood te lenigen. Zij krijgen nu opnieuw beelden te zien van wanhopige hulpverleners die het niet aankunnen. Hoe is dat te matchen?

Ik onderschrijf ten volle het belang van plattelandsontwikkeling. Wageningen Universiteit heeft een prachtig product ontwikkeld, namelijk de suikerpalm. Daar wordt nu een pilot mee gedaan in Columbia. Dit lijkt een veelbelovende optie voor Haïti, want daarmee kan voorkomen worden dat dergelijke rampen zo heftig doorwerken. De staatssecretaris hoeft daar nu niet verder op in te gaan, als hij bij de plattelandsontwikkeling maar goed de suikerpalm voor ogen houdt.

Ik vraag nog aandacht voor de coördinatie van wat er door de Antillen en dan met name door Aruba wordt gedaan. Kan de staatssecretaris nog iets zeggen over de speciale aandacht voor vrouwen en meisjes?

Staatssecretaris Knapen: Voorzitter. Ik zal kort de vragen en opmerkingen langslopen. De heer Irrgang is teruggekomen op de schuldenkwestie. Het bedrag van 1,85 mln. dat wij aan het Debt Relief Trust Fund hebben overgemaakt, betrof een schuld aan een multilaterale organisatie. Dit liep via de Wereldbank. Daarbij komen allerlei bilaterale schulden. Het onderwerp is een stuk complexer dan alleen de knip in 2006. Ik zal de Kamer daarover schriftelijk nader informeren. Ik moet dat nog verder uitzoeken.

Begrotingssteun is een interessant onderwerp waar wij ongetwijfeld nog over komen te spreken. Mevrouw Dikkers dacht mij te citeren met de mededeling «fraude voorkom je niet». Ik heb gezegd dat wij geen garanties kunnen geven dat wij fraude kunnen voorkomen. Dat is toch een gradatie ernstiger. Tot nader order zijn wij geroepen om niet alleen ons stinkende best te doen, maar ook om via rapportages te laten zien dat het verdraaid lastig is om te frauderen. Overigens geldt ook hier dat veel ngo's, de hulporganisaties, door de jaren heen veel ervaring hebben opgedaan. Zij weten hoe je fraude in de praktijk van alle dag kunt voorkomen.

De heer El Fassed is teruggekomen op de begrotingssteun. Als ik gezegd zou hebben dat wij zonder meer begrotingssteun moeten verlenen – wat zo maar kan – dan heb ik mij verkeerd uitgedrukt. Ook bij de EU is het geven van begrotingssteun gekoppeld aan capaciteitsopbouw. Dat kan ook niet anders. Als je dat niet doet, spreek je eigenlijk op voorhand af dat de steun terechtkomt in een bodemloze put. Van beide kanten moet je de intentie en de geëxpliciteerde verplichting vastleggen inzake de wijze waarop je van begrotingssteun overgaat naar een volgende fase. Daarbij gaat het om vragen zoals: hoe creëer je een basis om belasting te heffen et cetera? Begrotingssteun behoort te worden gegeven met capaciteitsopbouw.

De heer El Fassed vroeg naar de concrete inspanningen op het terrein van de handelsakkoorden. Er zijn wel degelijk inspanningen, maar het is bekend dat het ook een spel is, zij het een zeer ernstig spel. In dit spel wordt een grote variëteit aan maatschappelijke, regionale en nationale belangen uiteindelijk tegen elkaar afgewogen. De Europese Commissie heeft de primaire bevoegdheid om handelsakkoorden te sluiten. Zij komt dan met een voorstel. Dankzij het Verdrag van Lissabon is een en ander zo transparant dat er in het Europees Parlement uitvoerig over wordt gediscussieerd. Dat is de wijze waarop het tot stand komt. Afhankelijk van je eigen zorgen en preoccupaties kan je voorkeur of je belang elders liggen. Dit spel gaat dus verder dan alleen het hoofdstukje dat wij hier behandelen. Als wij niet in staat zijn om deze landen toegang te verschaffen tot markten, dan is het evident dat wij gedoemd zijn om eindeloos te blijven helpen omdat de landen niet zelfredzaam kunnen worden. Wij moeten hiervoor een innovatieve route vinden die in ieder geval voldoende coherent is.

Mevrouw Dikkers (PvdA): Begrijp ik het goed dat de staatssecretaris in Europees verband wil gaan pleiten voor het afschaffen van bijvoorbeeld EPA's en voor het opheffen van allerlei barrières voor ontwikkelingslanden?

Staatssecretaris Knapen: Die conclusie mist de nuance en de subtiliteit die bij het geheel van dit soort onderwerpen nu eenmaal een rol spelen. Er moeten altijd belangen worden afgewogen. Om geen misverstanden te wekken: laten wij ons niet rijk rekenen als wij tussen nu en morgen allerlei dingen zouden afschaffen. Dan is het nog maar zeer de vraag of het uiteindelijk landt bij degenen waar wij het hier over hebben en niet bij enkele multinationale organisaties die veel beter zijn geëquipeerd om daar snel op in te springen. Wij moeten stap voor stap, voorzichtig kijken waar je je voordeel mee kunt doen en dan een afweging maken.

De heer Irrgang (SP): Wij kwamen op het handelsbeleid naar aanleiding van een opmerking van de heer Voordewind over de gesubsidieerde bananen die in Haïti te koop waren. Het gaat daarbij niet om de toegang tot de Europese markt maar om het recht van Haïti om zijn eigen boeren te beschermen. In het verleden is de rijstteelt op Haïti naar de knoppen geholpen. Bent u bereid om u in Europees ervoor in te zetten dat Haïti op dat punt mogelijkheden krijgt, mogelijkheden kan behouden en mogelijkheden kan uitbreiden? Voor de arme boeren is dat nog veel belangrijker.

Staatssecretaris Knapen: Zeker. De heer Voordewind suggereert in zijn rapport dat Haïti, enigszins parallel aan wat Brazilië in het verleden heeft gedaan, protectionistische maatregelen moet nemen om de eigen productie te beschermen. Het is primair aan de regering van Haïti om daar een beslissing over te nemen. Dat ligt niet bij ons.

De heer Irrgang (SP): Daar heeft u gelijk in, maar de internationale handelsverdragen moeten daar wel de ruimte voor bieden. Het probleem van de EPA's – de EU versus de Caribische landen – is nu juist dat die ruimte wordt beperkt. Het gaat ook om de inzet van de staatssecretaris om in dat soort verdragen ruimte te blijven bieden aan een land als Haïti.

Staatssecretaris Knapen: Ik deel uw zorgen. Waar dat mogelijk is, treed ik graag op als pleitbezorger voor dit deel van de wereld binnen de EU.

De heer El Fassed (GroenLinks): Kan de staatssecretaris samen met de EU er bij de VS voor pleiten om te stoppen met het dumpen van zwaar gesubsidieerde rijst? Dat lijkt mij op dit moment zeer noodzakelijk.

Staatssecretaris Knapen: Het voert te ver om het hele complex van de op dit moment toch wat moeizaam verlopende besprekingen binnen de Wereldhandelsorganisatie de revue te laten passeren. U bent er ongetwijfeld vertrouwd mee dat het een omvangrijk pakket betreft van onderwerpen die tegen elkaar worden afgewogen. Het bepleiten van het een heeft onmiddellijk consequenties voor het bepleiten van het ander. Bij de beprijzing van rijst hebben wij het niet alleen over Haïti, maar over een groot aantal landen dat hier specifieke belangen bij heeft. Die belangen worden ook ingezet bij de besprekingen in de Wereldhandelsorganisatie. Het is iets te kort door de bocht om naar aanleiding van Haïti een specifiek standpunt in te nemen over de landbouwrelatie tussen een aantal Midden- en Zuid-Amerikaanse landen en de VS.

Mevrouw Ferrier vroeg aandacht voor het gendervraagstuk. Daar heb ik in eerste instantie al naar verwezen. Zowel in de benadering van de samenwerkende hulporganisaties als in de planning van de Clinton-commissie wordt gender gezien als een onderwerp dat door alle projecten heenloopt; een onderwerp dat steeds aan de orde komt. De afgelopen maanden waren de berichten overigens niet al te vrolijk. Na de zomer zijn de berichten over mishandeling en verkrachting frequenter geworden. Het onderwerp ligt op het bord van de eerstvolgende bijeenkomst van de Clinton-commissie. Het is evident dat je geen wederopbouwprojecten kunt starten wanneer hier niets aan gedaan wordt.

Mevrouw Ferrier vroeg naar de relatie tussen het Nederlandse en het Arubaanse Rode Kruis. Zoals men wellicht weet, zijn er inzamelingen gehouden op Aruba. Men wil twee of drie scholen op Haïti opknappen. Er is ook een medische delegatie van het Arubaanse Rode Kruis naar Haïti gegaan. Er wordt nauw overlegd met het Nederlandse Rode Kruis. Gisteren hebben de twee takken nog vergaderd. De Nederlandse Ambassadeur met Haïti in haar portefeuille is mevrouw Rahman. Haar standplaats is de Dominicaanse Republiek. Zij is vorige week nog op Aruba geweest om te kijken of de middelen goed op elkaar kunnen worden afgestemd alvorens ze worden besteed.

De voorzitter: Ik heb een drietal toezeggingen genoteerd:

  • 1. de staatssecretaris zal het verslag van de EU-waarnemingsmissie naar de Kamer sturen;

  • 2. de staatssecretaris zal de kwestie van de kritische berichten over ECHO in de OS-raad opbrengen en dat zal terug te lezen zijn in het verslag van de raadsvergadering;

  • 3. de staatssecretaris zal schriftelijk terugkomen op de kwestie van de schuldkwijtschelding Haïti.

Mevrouw Dikkers (PvdA): De staatssecretaris heeft ook toegezegd dat hij bij de VN zal navragen of er nog een extra inspanning van Nederland gewenst is.

Staatssecretaris Knapen: Ik heb gezegd dat de inspanningen grosso modo via de Europese Unie verlopen. Zij heeft inmiddels het bedrag van 20 mln. voor de bestrijding van cholera ook beschikbaar gesteld. Ik zal via de EU als het meest aangewezen kanaal hier navraag naar doen.

De voorzitter: Ik dank de staatssecretaris en zijn ondersteuning. Ik wens allen nog een heel fijne avond.