Gepubliceerd: 20 oktober 2009
Indiener(s): John Leerdam (PvdA)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31906-5.html
ID: 31906-5

31 906
Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen met het oog op verlaging van de subsidies

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 20 oktober 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben zonder veel enthousiasme kennisgenomen van het wetsvoorstel om – vooruitlopend op een nieuwe, aangekondigde, algemene wet over de financiering van politieke partijen – jaarlijks een paar ton te korten op de subsidies aan politieke partijen. In het algemeen vragen zij zich af, waarom de regering niet alles wat met partijfinanciën te maken heeft in één keer en bovendien in onderlinge samenhang wettelijk wil regelen. Ligt dat niet meer in de rede dan een incidentele, nogal willekeurige bezuiniging? In het onderstaande komen deze leden op dit punt terug.

De leden van de PvdA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennis genomen van het voorstel om de Wet subsidiëring politieke partijen te wijzigen. Graag willen zij deze gevoelens met de regering delen, daarnaast zouden zij graag nog een enkele vraag beantwoord zien.

De leden van de SP-fractie hebben met instemmende interesse kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij zijn van mening dat politieke partijen niet mogen worden beïnvloed door commerciële belanghebbenden en zien uit naar wetgeving die sponsoring aan banden legt. Deze leden menen voorts dat politieke partijen niet al te veel afhankelijk moeten zijn van subsidie door de overheid, die zij immers moeten controleren. Daarom heeft de SP een sterke afdrachtregeling, de traditionele vorm van financiering van politieke partijen.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen met het oog op verlaging van de subsidies. Graag willen zij de regering een aantal vragen voorleggen. Alvorens dat te doen, merken zij op dat zij het standpunt van de regering delen dat politieke partijen een belangrijke intermediaire positie in het democratisch staatsbestel en een belangrijke functie in de representatieve democratie hebben.

De leden van de PVV-fractie hebben met treurnis kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Zij maken graag nog enkele opmerkingen over het wetsvoorstel.

De leden van de fracties van de ChristenUnie en van de SGP hebben kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Bij de leden van deze fracties leven nog enkele vragen.

2. Wet subsidiëring politieke partijen

– De betekenis van politieke partijen

Verheugd stellen de leden van de CDA-fractie vast dat de regering, blijkens de toelichting op dit kortingswetje, grote betekenis toekent aan politieke partijen. Binnen ons democratisch staatsbestel, een representatieve democratie, spelen partijen ook naar het oordeel van deze fractie «een belangrijke intermediaire positie». Er wordt weliswaar vaak gemopperd over politieke partijen, maar een werkbaar alternatief heeft zich naar hun oordeel nog niet aangediend. Als het erom gaat kiezers te motiveren, te binden en te mobiliseren, politieke opinies te laten uitkristalliseren en goed toegeruste volksvertegenwoordigers te rekruteren, zijn politieke partijen voor de publieke zaak onmisbaar. Als partijen nog niet bestonden, zouden ze bij wijze van spreken onmiddellijk worden uitgevonden, voorspellen deze leden. tegen die achtergrond willen deze leden de motivering van dit wetsvoorstel bespreken.

De leden van de PVV zijn van mening dat politieke partijen geen overheidssubsidie mogen ontvangen. Subsidiering van politieke partijen past niet binnen een democratische rechtsstaat en de aan het woord zijnde leden wijzen daarbij op hun eigen partij als levende bewijs dat het niet verkrijgen van subsidiering het functioneren van een politieke partij niet negatief beïnvloedt. Daarom hadden deze leden graag een wetswijziging gezien die de subsidiering van politieke partijen volledig afschaft.

Deze leden zijn van mening dat subsidiering van politieke partijen de overheid ongewenste invloed geeft op het functioneren en de indeling van partijstructuren. Door de subsidiering van politieke partijen zijn deze partijen verplicht om hun partijstructuur zo in te delen dat er uiteindelijk gemiddelde politieke programma’s uitrollen die door consensuspolitiek zijn vervlakt. Deze partijstructuur heeft ook tot gevolg dat politieke partijen verplicht worden om mensen tot hun partij toe te laten die niet het gedachtegoed van de partij delen, maar enkel uit zijn op hun eigen invloed. Hierdoor wordt de kiezer door opportunisten buitenspel gezet omdat deze geen volwaardig, helder en duidelijk programma hebben.

– De motivering en het effect van het wetsvoorstel

Tegen de achtergrond van het belang dat de regering hecht aan politieke partijen vragen de leden van de CDA-fractie of de regering kan motiveren waarom op de subsidie voor politieke partijen wordt bezuinigd. Als partijen inderdaad zo’n vitale rol spelen, zoals de regering betoogt, is er toch voldoende grond om wel degelijk een uitzondering te maken op een algemene subsidiekorting? Dat ook andere subsidieontvangers een stapje terug moeten doen, is toch geen doorslaggevende reden?

De leden van deze fractie zijn uiteraard bekend met het coalitieakkoord van maart 2007, waarnaar de regering enkele keren verwijst. Vanzelfsprekend geldt voor hen de gemaakte afspraak. Maar zij stellen een expliciete onderbouwing op prijs. Ook om een goede afweging te kunnen maken. Met name tegen de achtergrond van de verwachting van de regering dat het functioneren van politieke partijen «niet in het geding» komt. Heeft de regering zich hiervan vergewist? Zo ja, hoe heeft zij dat gedaan?

Voorgesteld wordt de politieke partijen over de jaren 2009 tot en met 2011 een subsidietaakstelling op te leggen. Alvorens daar een standpunt over in te nemen, vragen de leden van de VVD-fractie de regering om een nadere motivering van dit voorstel, mede gelet op het standpunt van de regering dat politieke partijen een belangrijke positie in ons staatsbestel innemen. Voorts vragen deze leden zich af in hoeverre de onderhavige subsidietaakstelling gevolgen zal hebben voor de aangekondigde voorschriften over bijdragen (giften en sponsoring) aan politieke partijen. In hoeverre ligt het in de rede om aan de ene kant politieke partijen een subsidietaakstelling op te leggen en aan de andere kant beperkingen te willen aanbrengen in de mogelijkheden voor het ontvangen van giften en sponsoring van politieke partijen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Voor de leden van de ChristenUnie-fractie behoeft de afweging die de regering maakt om politieke partijen, ondanks hun belangrijke functie in de representatieve democratie, niet uit te zonderen van de rijksbrede subsidietaakstelling nadere onderbouwing. Zij vragen daarbij om nader in te gaan op de gevolgen die verlaging van de subsidie heeft, en zien daarbij graag concreet benoemd welke gevolgen dit heeft voor de participatiemogelijkheden van politieke partijen in de representatieve democratie. Deze leden ChristenUnie-fractie vragen tevens om meer inzicht te bieden in de gevolgen van de subsidieverlaging voor respectievelijk de wetenschappelijke instituten en de jongerenorganisaties.

Bovendien wijzen zij naar de Memorie van Toelichting bij de Wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen (29 869, nr. 3) uit 2004/2005 waarin de regering destijds een verhoging van de subsidiebedragen onderbouwde met de volgende argumenten: het uitoefenen van de intermediaire functie in concurrentie met andere (single issue) maatschappelijke organisaties, de beperkte financieringsbronnen van politieke partijen en de schijn van belangenverstrengeling die het aanboren van andere financieringsbronnen met zich mee brengt, het verstevigen van de rol van politieke partijen en hun wetenschappelijke en scholingsinstituten in de representatieve democratie. De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie denken dat deze argumenten ook nu nog opgeld doen en zijn daarom benieuwd of en hoe de afweging op ieder van deze aspecten ditmaal is gemaakt. Zij vragen de regering nader in te gaan op de verlaging van de subsidies in het licht van de eerdere argumentatie om deze subsidies juist te verhogen.

De leden van de SGP-fractie verbaast het dat een vrij recente substantiële verhoging van de subsidies nu weer gedeeltelijk ongedaan wordt gemaakt. Is destijds naar de mening van de huidige regering teveel geld uitgetrokken voor de versterking van de parlementaire democratie? Of betreft dit voorstel alleen een procentuele bezuiniging, zonder dat er enige relatie is met versterking van de parlementaire democratie?

In de toelichting is vermeld dat er in het algemeen bezuinigd wordt op de uitgaven van de rijksoverheid. De leden van de SGP-fractie vragen of kan worden aangegeven met welk percentage er in het algemeen wordt bezuinigd. Hoe verhoudt dit getal zich tot de bezuiniging op de politieke partijen?

De regering spreekt over de belangrijke intermediaire positie van politieke partijen in het democratisch staatsbestel. De leden van de SGP-fractie vragen hoe de regering heeft kunnen komen tot de stelling dat aangenomen mag worden dat hun functioneren niet in het geding komt? Is daar onderzoek naar verricht?

– het tijdstip van indiening en de samenhang met andere beleidsvoornemens

De leden van de CDA-fractie vragen waarom de regering juist nu met dit wetsvoorstel komt: een tijd waarin democratie, politiek en parlement volop onderwerp van discussie zijn. Er worden steeds hogere eisen aan de politiek gesteld, onze democratie is volop in beweging, politieke partijen zoeken naar antwoorden, er dienen zich nieuwe bewegingen aan. Dat zou een bredere afweging naar het oordeel van deze leden alleszins rechtvaardigen.

Te meer waar de discussie over de rol van politieke partijen volop wordt gevoerd. Alleen al het recente advies van de Raad voor het openbaar bestuur, «Democratie vereist partijdigheid», stelt een paar indringende vragen over rol, nut, functie, werkwijze, organisatie en financiering van politieke partijen en bewegingen die om een antwoord vragen. Hoe staan partijen in de maatschappij? Moeten ook donateurs hun invloed kunnen laten gelden? Moeten giften gelimiteerd worden? Wat zijn de voorwaarden voor overheidssubsidie?

Daarom vragen de leden van de CDA-fractie waarom de regering de aanpassing van de subsidie niet beoordeelt in de bredere context van (toekomstige) partijfinanciering, zoals ook de Raad van State suggereert. Al geruime tijd wordt gewerkt, zo herinneren deze leden zich, aan een nieuwe wet inzake de financiering van politieke partijen. Dat gebeurt met de nodige voortvarendheid, zo heeft de minister een- en andermaal de Kamer verzekerd. De kritiek uit de hoek van de Raad van Europa (GRECO, juni 2008) geeft aan dat herziening over een breed front hard nodig is.

Dat maakt een eenmalige ingreep in de subsidies wel erg incidenteel. Waarom niet alles in één grote greep geregeld? Dat verschaft ook politieke partijen de gelegenheid om zich beter, grondiger op een nieuwe situatie voor te bereiden.

Deze leden leggen de regering daarom de suggestie voor om beide voorstellen – de wijziging van de Wspp en de nieuwe Wfpp – in elkaar te schuiven en in onderlinge samenhang met de Staten-Generaal te bespreken. Met belangstelling zien zij een reactie van de regering op hun suggestie tegemoet.

De leden van de PvdA-fractie nemen volledige verantwoordelijkheid voor de bezuiniging op de subsidie voor politieke partijen, die de aanleiding is voor deze wetswijziging. Deze bezuiniging is een uitvloeisel van eerdere begrotingsbehandelingen. Wel voelen zij, net als de Raad van State, behoefte om zo snel mogelijk een fundamentelere discussie tussen regering en parlement te voeren over de positie van politieke partijen en de bijbehorende regelgeving.

Wat deze leden betreft zijn hierbij zowel de positie van politieke partijen in de Grondwet als de aangekondigde Wet financiering politieke partijen (Wfpp) van belang. Ten aanzien van de constitutionele positie van politieke partijen heeft de regering al een brief aan de Kamer aangekondigd.

Aan de Wfpp wordt al vele jaren gewerkt en het onderwerp trekt, terecht, een grote publieke belangstelling zoals ook onlangs weer bleek bij het uitbrengen van een advies over dit onderwerp door de Raad voor het openbaar bestuur. Veranderingen in de organisatievormen van politieke partijen en een kritisch rapport van de GRECO werpen ook nieuwe vragen op, waarop een antwoord geformuleerd moet worden.

Graag vernemen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze en binnen welke termijn de regering haar bijdrage verwacht te leveren aan dit debat met de Kamer.

De leden van de VVD-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering begrip kan opbrengen voor de suggestie van de Raad van State om het onderhavige wetsvoorstel te behandelen in samenhang met het voorstel voor de Wfpp. De regering wil het oordeel daarover aan de Tweede Kamer laten. Deze passage roept bij de leden van de VVD-fractie diverse vragen op. In het algemeen vragen zij de regering deze passage nader toe te lichten. Waarom heeft de regering, gelet op deze passage, dit wetsvoorstel nu ingediend? Mocht dit wetsvoorstel in samenhang met het nog in te dienen wetsvoorstel worden behandeld, is het de vraag wat de gevolgen voor de subsidietaakstelling voor de politieke partijen zullen zijn, zowel over het jaar 2009 als de latere jaren. Ook is de vraag wat de gevolgen zijn voor de toezegging om politieke partijen middelen te geven voor het bevorderen van de opkomst bij verkiezingen. Wanneer krijgen de partijen daar dan de beschikking over? Wat betekenen in casu de woorden «in samenhang behandelen met»? Is het de bedoeling het onderhavige wetsvoorstel in te trekken? Wanneer wordt het wetsvoorstel Wfpp bij de Tweede Kamer ingediend? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering op de hier gestelde vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat politieke partijen een zeer belangrijke rol hebben in onze representatieve democratie. Deze leden zouden de eventuele verlaging van de subsidies daarom graag bespreken in het bredere verband dat zich aandient met het voorgenomen voorstel van de Wfpp. De leden van de ChristenUnie-fractie willen bij de behandeling van de Wfpp de vraag betrekken welke positie politieke partijen op dit moment innemen in onze samenleving en wat daarin gewenst zou zijn. Dat heeft immers gevolgen voor de afweging die gemaakt wordt op het terrein van de subsidiëring. Gezien de onzekerheid waarin de politieke partijen al twee jaar verkeren omtrent de toekenning van subsidies, verzoeken deze leden om spoedig over te gaan tot de behandeling van de Wfpp.

Ook de leden van de SGP-fractie vragen naar de verwachting van de regering ten aanzien van het voorstel voor de Wfpp. Wanneer wordt dit voorstel aan de Kamer aangeboden?

3. Taakstelling en uitvoering amendement

Graag zien de leden van de CDA-fractie een uitsplitsing van de voorgenomen kortingen op de subsidiestroom naar politieke partijen. Hoe pakt het voorstel per saldo uit voor de ontvangende partijen? Drukt de korting op de algemene subsidie? Werkt het ook naar evenredigheid door naar, in de Wspp uitdrukkelijk aangeduide, activiteiten van wetenschappelijke instituten en jongerenorganisaties? Staat het partijen vrij om zelf te beslissen over de interne toedeling van subsidies?

Er wordt, stellen de leden van deze fractie vast, een bedrag van € 500 000 aan het budget van de Wspp toegevoegd, als uitvloeisel van het amendement-Heijnen/Bilder op de begroting van het ministerie van BZK voor 2009. Dat geld was bestemd voor «opkomstbevordering» in het algemeen. Krijgt het in de nieuwe opzet ook dat uitdrukkelijk doel? Dienen partijen zich over de besteding expliciet te verantwoorden?

De leden van de SP-fractie blijven het opmerkelijk vinden dat, tegelijk met de voorgestelde verlaging van subsidies, het subsidiebedrag structureel wordt verhoogd met € 500 000 voor diverse activiteiten om de opkomst bij verkiezingen te bevorderen. Deze leden menen dat dit tot de kerntaken behoort van een politieke partij. Waarom deelt de regering niet de opvatting van deze leden dat dit besluit tot verhoging van de subsidies in strijd is met de geest en het doel van deze wetswijziging, dat diezelfde subsidies wil verlagen?

Deze leden vragen voorts waarom ervoor gekozen is om de voor het jaar 2008 voorziene subsidietaakstelling te schrappen. Graag ontvangen zij een nadere toelichting op dit punt.

De leden van de VVD-fractie hebben met genoegen geconstateerd dat de terugwerkende kracht in het wetsvoorstel is aangepast en de voor het jaar 2008 voorziene subsidietaakstelling is geschrapt. Ook al mogen de politieke partijen dan tijdig over de taakstelling zijn geïnformeerd, terugwerkende kracht tot 1 januari 2008, lijkt hen, gelet op het tijdstip van indiening van het onderhavige wetsvoorstel en de eventuele uiteindelijke aanvaarding daarvan in de Staten-Generaal, niet redelijk.

Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat er voor het begrotingsjaar 2009 sprake is van een aanvullende structurele taakstelling van € 103 000,– voor politieke partijen. Om welke totale subsidietaakstelling voor politieke partijen gaat het nu over het jaar 2009? Graag krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering in concrete bedragen.

Deze leden stemmen in met het toevoegen van het bedrag van € 500 000,– aan het budget voor de Wspp, dat bestemd is voor het bevorderen van de opkomst bij verkiezingen. Zij hebben immers voor het desbetreffende amendement bij de begroting BZK 2009 gestemd. Wel vragen zij zich af hoe de verdeling van dat bedrag over de diverse politieke partijen tot stand zal komen. Hoe zal de controle op de besteding van deze gelden plaatsvinden? In welke mate zijn politieke partijen vrij in de besteding van deze gelden, uiteraard met inachtneming van het doel waarvoor de middelen zijn bestemd? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de regering.

Het huidige tijdschema van verlaging van de subsidie behoeft voor de leden van de ChristenUnie-fractie nadere uitleg. Zij vragen zich af of de keuze voor deze bedragen gebaseerd is op de zogenaamde «kaasschaaf-methode» of dat er een andere keuze gemaakt is, waarbij deze leden graag een toelichting op de keuze ontvangen.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen bovendien of naast snijden in de directe subsidies, ook overwogen is om voorwaarden voor de verlening van andere subsidies te veranderen. Hierbij valt te denken aan de projectsubsidies. Deze leden vragen de regering om nader in te gaan op de mogelijkheden die partijen hierin worden geboden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering in de toelichting op het wetsvoorstel spreekt over bepaalde bezuinigingen en een toevoeging in het kader van de bevordering van de opkomst bij verkiezingen. Kan precies worden aangegeven hoe hoog de subsidies op dit moment zijn, welke posten eraf gaan en welke bedragen toegevoegd worden aan het budget? Wat wordt de uiteindelijke hoogte van de subsidies in het algemeen? Hoe worden de bezuinigingen verdeeld over de verschillende politieke partijen? Wordt er alleen bezuinigd op het basisbedrag van de subsidies of ook op de bedragen per zetel?

4. Baten-lastenstelsel

Het voorstel tot vervanging van het kasstelsel door het baten-lastenstelsel in art. 10, derde lid, behoeft naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie niet te wachten tot de behandeling van de Wfpp.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Azough (GL), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA), Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).