Gepubliceerd: 17 september 2009
Indiener(s): Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31904-8.html
ID: 31904-8
Origineel: 31904-2

31 904
Wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten

nr. 8
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 17 september 2009

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel I, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Aan artikel 3, tweede lid, worden onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel c, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

d. de bepaling dat de aandeelhouders het kader vaststellen voor het bezoldigingsbeleid van de bestuurders;

e. de bepaling dat het reserveren en uitkeren van de jaarlijkse winst geschiedt met de instemming van de aandeelhouders en met inachtneming van de uitvoering van de aan de netbeheerder bij wet opgedragen taken en verplichtingen om zijn netten in werking te hebben, te vernieuwen, te onderhouden en uit te breiden.

B

Na artikel I, onderdeel G, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Aan artikel 10e worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Indien de netbeheerder niet voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid:

a. stelt de netbeheerder de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte,

b. stelt de netbeheerder binnen vier weken na de melding een herstelplan op waarin wordt beschreven op welke wijze hij het financieel beheer gaat verbeteren en zendt hij dit plan aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, en

c. keert de netbeheerder geen dividend uit aan zijn aandeelhouders.

5. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de netbeheerder aanwijzingen geven met betrekking tot de verbetering van het financieel beheer.

C

Artikel I, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 12a, onderdeel a, vervalt: voor zover het herstel van ernstige verstoringen betreft,.

2. Artikel 12a, onderdeel b, komt te luiden:

b. het tarief waarvoor de netbeheerder van het landelijk gastransportnet uitvoering zal geven aan zijn in artikel 10a, eerste lid, onderdeel d, omschreven taak en.

D

Na artikel I, onderdeel O, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Oa

Artikel 44b, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: Indien de leverancier een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van de uitvoering van taken als bedoeld in het eerste lid, niet heeft gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden, vervalt het recht om betaling te vorderen.

E

Het eerste onderdeel van artikel I, onderdeel W, komt te luiden:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt na «34, tweede lid,» ingevoegd «35», na «56» ingevoegd «, artikel 66d, eerste en derde lid» en wordt «82, eerste en vierde lid,» vervangen door: 82, eerste en derde lid,.

F

Artikel I, onderdeel X, wordt als volgt gewijzigd:

1. In artikel 66d, eerste lid, aanhef, wordt na «aanbiedt» ingevoegd: met betrekking tot gas, niet zijnde op het gastransportnet in te voeden gas.

2. In artikel 66d, eerste lid, onderdeel a, wordt «wordt» vervangen door: worden.

3. Aan artikel 66d worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Indien een koper van gas een overeenkomst aan een verkoper van gas aanbiedt met betrekking tot op het gastransportnet in te voeden gas:

a. worden de overname van de programmaverantwoordelijkheid en de koop van gas separaat aangeboden;

b. is het de koper van gas niet toegestaan te eisen dat de verkoper van gas de programmaverantwoordelijkheid overdraagt;

c. is het de koper van gas niet toegestaan tarieven en voorwaarden te hanteren waardoor het aannemelijk is dat de verkoper van gas, gelet op de voorwaarden en tarieven waaronder de verkoper van gas een overeenkomst zou kunnen sluiten zonder de programmaverantwoordelijkheid over te dragen, zal kiezen de programmaverantwoordelijkheid aan de koper van gas over te dragen.

4. Het derde lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien er sprake is van afname van gas ter uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel b.

G

Artikel I, onderdeel AC, onder 2, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «drie» vervangen door: twee.

2. Het vijfde lid vervalt onder vernummering van het zesde tot vijfde lid.

H

In artikel I, onderdeel AD, wordt in artikel 82, zesde lid, «bedoeld in het vierde lid,» vervangen door: bedoeld in het derde lid,.

I

Na artikel II, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 5, tweede lid, komt de tweede volzin te luiden: Hij volgt nauwlettend in welke mate de elektriciteitsmarkt en de gasmarkt aan de in de vorige volzin genoemde belangen voldoen en doet hiervan verslag aan Onze Minister.

J

Artikel II, onderdeel B, komt te luiden:

B

Artikel 11, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel b komt te luiden:

b. de bepaling dat de leden van het bestuur en de meerderheid van de leden van de raad van commissarissen direct noch indirect binding hebben met een producent, een leverancier of een handelaar;.

2. Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het slot van onderdeel c, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

d. de bepaling dat de aandeelhouders het kader vaststellen voor het bezoldigingsbeleid van de bestuurders;

e. de bepaling dat het reserveren en uitkeren van de jaarlijkse winst geschiedt met de instemming van de aandeelhouders en met inachtneming van de uitvoering van de aan de netbeheerder bij wet opgedragen taken en verplichtingen om zijn netten in werking te hebben, te vernieuwen, te onderhouden en uit te breiden.

K

Na artikel II, onderdeel B, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 11a, eerste lid, wordt «De artikelen 158 tot en met 164 dan wel 268 tot en met 274 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: De artikelen 155a, 158 tot en met 161a en 164 dan wel 265a, 268 tot en met 271a en 274 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

L

Na artikel II, onderdeel E, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ea

Aan artikel 18a worden twee leden toegevoegd, luidende:

4. Indien de netbeheerder niet voldoet aan de regels, bedoeld in het eerste lid:

a. stelt de netbeheerder de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte,

b. stelt de netbeheerder binnen vier weken na de melding een herstelplan op waarin wordt beschreven op welke wijze hij het financieel beheer gaat verbeteren en zendt hij dit plan aan de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit, en

c. keert de netbeheerder geen dividend uit aan zijn aandeelhouders.

5. De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit kan de netbeheerder aanwijzingen geven met betrekking tot de verbetering van het financieel beheer.

M

Artikel II, onderdeel K, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid van artikel 24a wordt «opgewekt duurzame elektriciteit» vervangen door: opgewekte duurzame elektriciteit en elektriciteit opgewekt in een installatie voor hoogrenderende warmtekrachtkoppeling.

2. Artikel 24a, vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden: de mate van voorrang van verschillende soorten productie-installaties waarmee elektriciteit wordt opgewekt, waarbij in ieder geval rekening wordt gehouden met de mate waarin de gebruikte hernieuwbare bron is op te slaan en de mate waarin de productie-installatie gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen;.

3. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

N

Artikel II, onderdeel N, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel 2 komt te luiden:

2. Het twaalfde lid komt te luiden:

12. In de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, f en g, wordt vastgelegd dat netten met een spanningsniveau van 110 kV of hoger zodanig functioneren dat het transport van elektriciteit, ook indien zich een enkelvoudige storing voordoet, verzekerd is.

4. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. Na het twaalfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

13. In afwijking van het twaalfde lid wordt voor netten met een spanningsniveau van 110 tot 220 kV in de voorwaarden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, f en g, vastgelegd in welke gevallen de enkelvoudige storingsreserve niet toegepast hoeft te worden.

O

In artikel II, onderdeel S, vervalt het vijfde lid, onder vernummering van het zesde tot vijfde lid.

P

Na artikel II, onderdeel X, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Xa

Artikel 95cb, vierde lid, tweede volzin, komt te luiden: Indien de leverancier een vordering tot betaling van een schuld van een afnemer ter zake van de uitvoering van taken als bedoeld in het eerste lid, niet heeft gedaan binnen twee jaren nadat de vordering opeisbaar is geworden, vervalt het recht om betaling te vorderen.

Q

Na artikel II worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

In artikel IXC, vijfde lid, van de Wet van 23 november 2006 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet in verband met nadere regels omtrent een onafhankelijk netbeheer wordt «zevende of negende lid» vervangen door: zevende of tiende lid.

ARTIKEL IIB

Indien het bij Koninklijke boodschap van 3 maart 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt tot wet wordt verheven, dan vervallen de artikelen I, onderdeel L, derde lid, en artikel II, onderdeel D, tweede lid, van die wet.

R

In artikel IV wordt «onderdelen Z en AD» vervangen door: onderdelen Y en AC.

Toelichting

Deze nota van wijziging strekt hoofdzakelijk tot versterking van het publiek aandeelhouderschap, beperkte aanpassing van het balanceringsregime voor gas en voorrang bij transport voor duurzaam opgewekte elektriciteit. De overige wijzigingen hebben tot doel wetstechnische gebreken en onvolkomenheden weg te nemen en enkele wijzigingen aan te brengen van inhoudelijk ondergeschikte aard. Deze wijzigingen zullen, indien noodzakelijk, onderdeelsgewijs nader worden toegelicht.

Onderdelen A, B, J en L

Deze artikelen dienen ter versterking van het publiek aandeelhouderschap van de netbeheerder en ter bescherming van de financiële positie van deze netbeheerder. De bepalingen hebben tot doel om het actief aandeelhouderschap van de publieke aandeelhouders van de netbeheerder te bevorderen en te voorkomen dat financiële middelen wegvloeien van de netbeheerder naar de aandeelhouders op momenten dat dit ongewenst is. Daarnaast wordt de bevoegdheid van de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit (hierna: NMa) bij de bescherming van de financiële positie van deze netbeheerder versterkt. De bepalingen voorkomen hiermee uitholling van de financiële positie van de netbeheerder als gevolg van bezoldiging van bestuurders of winstuitkering.

De onderdelen A en J geven de publieke aandeelhouders de plicht zich bezig te houden met de bezoldiging van de bestuurders en de winstuitkering. Bij de winstuitkering dient rekening gehouden te worden met de wettelijke taken en verplichtingen van de netbeheerder om zijn netten in werking te hebben, te vernieuwen, te onderhouden en uit te breiden, zodat wordt voorkomen dat winstuitkering ten koste gaat van de kwaliteit van de netten.

Het doel van de onderdelen B en L is de bescherming van de financiële gezondheid van de netbeheerder en het voorkomen van een structurele verslechtering van deze financiële gezondheid. Indien blijkt dat de financiële gezondheid van de netbeheerder slechter is dan de minimale eisen die hieraan worden gesteld in het Besluit financieel beheer netbeheerder, dient de netbeheerder de NMa hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte te stellen en een herstelplan op te stellen. Daarnaast voorziet dit artikel in een verbod op de uitkering van dividend aan de aandeelhouders in de situatie dat de financiële gezondheid van de netbeheerder slechter is dan de minimale eisen die hieraan worden gesteld. Hiermee wordt verdere verslechtering van de financiële positie van de netbeheerder voorkomen en wordt zeker gesteld dat de middelen worden gebruikt om de financiële positie te verstevigen en niet wegvloeien naar de aandeelhouders. In het voorgestelde vijfde lid krijgt de NMa de bevoegdheid aanwijzingen te geven aan de netbeheerder ter verbetering van de financiële positie van de netbeheerder. Van deze bevoegdheid kan de NMa gebruik maken op het moment dat de financiële positie van een bedrijf dusdanig verslechtert, dat niet langer wordt voldaan aan (een van) de in het Besluit genoemde ratio’s of rating of op het moment dat er een gerede kans bestaat dat dit op korte termijn zal gebeuren. Gedacht kan worden aan een tijdelijke hogere eis aan het eigen vermogen of een afspraak om gedurende een periode niet meer dan een gelimiteerd percentage van de winst als dividend uit te keren.

Onderdeel C

Bij de uitwerking van het nieuwe balanceringsregime door marktpartijen is geconstateerd dat het voorstel tot wijziging van artikel 12a van de Gaswet nog enkele aanpassingen behoeft. Bij een balanceringsregime waarvan de prijs op de markt tot stand komt, bestaat er geen vooraf vastgesteld tarief voor balancering. De kosten voor onbalans worden immers bepaald door de onbalansmarkt en worden dus niet vooraf vastgesteld door de toezichthouder. De kosten van het gas dat de netbeheerder van het landelijk gastransportnet moet kopen om de onbalans te herstellen, worden in rekening gebracht bij de programmaverantwoordelijken die de onbalans van het gastransportnet hebben veroorzaakt.

De netbeheerder van het landelijk gastransportnet maakt daarnaast kosten voor het informeren van programmaverantwoordelijken over hun onbalanspositie en de systeembalans, het opzetten en beheer van een onbalansmarkt (de biedladder) en, gedurende de eerste jaren van het nieuwe balanceringsregime, voor het reserveren van een deel van het voor de biedladder benodigde gas. Dit is wenselijk om het vertrouwen van marktpartijen in het nieuwe balanceringsregime te vergroten. Het is onredelijk om deze kosten alleen in rekening te brengen bij programmaverantwoordelijken die onbalans veroorzaken. Alle programmaverantwoordelijken krijgen deze informatie en profiteren van het bestaan van een liquide onbalansmarkt. Het doorberekenen van deze kosten aan alleen marktpartijen die in onbalans zijn, zou net als onder het huidige onbalanssysteem, kunnen leiden tot hoge onbalanskosten voor deze programmaverantwoordelijken en daarmee marktpartijen kunnen afschrikken om zelf actief te worden op de gasmarkt. Dit is juist een van de bezwaren bij het huidige balanceringsregime die het wetsvoorstel beoogt op te lossen. Ten slotte kan de netbeheerder van het landelijk gastransportnet kosten maken voor het reserveren van noodvermogen. Hierover heeft de netbeheerder van het landelijk gastransportnet te kennen gegeven op dit moment geen noodzaak te zien tot het contracteren van noodvermogen.

De NMa heeft aangegeven dat het voor het verrekenen van bovengenoemde kosten in de transporttarieven noodzakelijk is dat het wetsvoorstel wordt aangepast. Deze nota van wijziging strekt hiertoe.

Onderdeel D, P en Q (artikel IIB)

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteitsen gasmarkt (Kamerstukken II 2007/08, 31 374, nr. 2) bevat enkele bepalingen, die ertoe strekken een vervaltermijn van twee jaar te verbinden aan het recht om betaling van door de netbeheerder geleverde diensten te vorderen. Dit is in genoemd wetsvoorstel tot uitdrukking gebracht door het verbinden van een dergelijke vervaltermijn aan het recht om voor die netbeheerdersdiensten te factureren. Om te verduidelijken dat beoogd is dat na twee jaar het recht vervalt om betaling van betreffende kosten te vorderen, heeft de Minister van Economische Zaken (hierna: de minister) tijdens de behandeling van genoemd wetsvoorstel aan de Eerste Kamer toegezegd de betreffende bepalingen te wijzigen (Handelingen I 2008/09, blz. 1427). De voorgestelde onderdelen strekken hiertoe.

Onderdeel E

De voorgestelde wijziging voegt artikel 66d, derde lid, toe aan de bepalingen die bij overtreding kunnen worden gehandhaafd door middel van een bestuurlijke boete. Daarnaast wordt een onjuiste verwijzing naar artikel 82, vierde lid, gewijzigd in artikel 82, derde lid.

Onderdeel F

Een producent voedt gas in op het gastransportnet. Als invoedende partij heeft een producent de programmaverantwoordelijkheid op grond van artikel 17b, eerste lid, van de Gaswet. Dit geldt zowel voor infrastructuur voor gaswinning die een directe aansluiting op het binnenlandse gastransportnet heeft als die een indirecte aansluiting hierop heeft, bijvoorbeeld via een zeeleiding.

De bedrijfskolom van de gasmarkt kent in Nederland globaal drie markten. Na winning van het gas uit de aardbodem wordt gas verkocht aan groothandelsmaatschappijen. GasTerra koopt hier in het kader van het kleineveldenbeleid het overgrote deel van het in Nederland geproduceerde gas in. Dit is de stroomopwaartse markt. De tweede markt is de groothandelsmarkt waar Nederlands en geïmporteerd gas wordt aangeboden aan grote afnemers als industrieën, elektriciteitscentrales en leveranciers aan kleinverbruikers. Tot slot is er de markt van kleinverbruikers en andere partijen die bij de leveranciers inkopen.

Voorgesteld wordt artikel 66d, eerste lid, te wijzigen waardoor het eerste lid niet van toepassing is op de situatie dat gas op het gastransportnet wordt ingevoed. Het gaat in artikel 66d, eerste lid, over de overdracht van de programmaverantwoordelijkheid van de koper op de verkoper. Het gaat hierbij om gas dat aan het gastransportnet zal worden onttrokken of wordt verhandeld. Bij de invoeding van gas rust de programmaverantwoordelijkheid echter niet bij de koper, maar bij de verkoper (de producent). Daarnaast is voorgesteld aan artikel 66d twee nieuwe leden toe te voegen die zien op de situatie dat gas wordt ingevoed. Het nieuwe derde lid geeft regels voor de situatie waarin een koper van gas een overeenkomst aan een verkoper van gas aanbiedt met betrekking tot op het gastransportnet in te voeden gas. Om de mogelijkheden voor de producenten van Nederlands gas open te houden om direct op de groothandelsmarkt hun gas te verkopen (en daarmee de stroomopwaartse markt over te slaan), bepaalt dit lid dat kopers van dit gas de programmaverantwoordelijkheid vanaf het invoedpunt niet kunnen opeisen of met voorwaarden en tarievenstelling dit niet mogen afdwingen. Het gaat dan om situaties van commerciële dwang. Gelet op de aangeboden tarieven en voorwaarden heeft de producent van gas dan eigenlijk geen andere keuze dan het overdragen van zijn programmaverantwoordelijkheid aan de koper van het gas.

In het vierde lid wordt voorgesteld om te regelen dat artikel 66d, derde lid, onderdeel b, niet van toepassing is in het kader van het kleine veldenbeleid, waarin wel de overdracht van de programmaverantwoordelijkheid kan worden verlangd. GasTerra heeft in het kader van het kleine veldenbeleid de plicht gekregen om in Nederland gewonnen gas op verzoek van een kleine veldenproducent in te nemen. De bundeling van gasproductie uit meerdere velden, waaronder het Groningenveld, in een geïntegreerd verkoopportfolio leidt tot een planmatig beheer en een langdurig, behoedzaam en rationeel gebruik van gas (artikel 54). Op grond van artikel 54 hebben kleine veldenproducenten het recht om tegen redelijke tarieven en voorwaarden hun gas aan GasTerra te verkopen. Zij hoeven dit niet te doen. De keuze ligt bij de producent. In de praktijk worden deze contracten aangegaan voor al het gas dat uit een veld komt (depletiecontracten). Een producent heeft niet de vrijheid om het gas soms wel en soms niet onder het kleine veldenbeleid aan GasTerra te verkopen. Het is alles of niets. Om dit te kunnen controleren is het noodzakelijk dat GasTerra als koper van het gas de programmaverantwoordelijkheid op de aansluiting overneemt. Alleen dan kan GasTerra nagaan of de producent geen gas doorverkoopt op de TTF als de prijzen daar hoog zijn of juist gas uit andere bronnen levert aan GasTerra alsof het gas is uit het gecontracteerde veld.

Onderdelen G en O

Het wetsvoorstel kent een instemmingsbevoegdheid van de minister voor toepassing van de bevoegdheid, die de NMa krijgt om tarieven te corrigeren aan het begin van een reguleringsperiode. Deze bevoegdheid voor de minister staat op gespannen voet met een eis uit het derde energiepakket dat de Europese Commissie heeft vastgesteld. Deze eis stelt dat de nationale regelgevende instantie volledig onafhankelijk zijn besluiten moet kunnen nemen. Omdat nu al duidelijk is dat deze bepaling uit het wetsvoorstel aangepast moet worden bij implementatie van het derde pakket, wordt het wetsvoorstel op dit punt aangepast. De instemming die de minister moet geven wordt hiermee geschrapt. De bevoegdheid voor de NMa blijft wel bestaan, zodat de essentie van de maatregel niet verandert. Afnemers kunnen op deze manier beschermd worden tegen te hoge tarieven en winsten van netbeheerders kunnen minder lang doorwerken in de tarieven.

Onderdeel I

De verwijzing in artikel 5, tweede lid, naar artikel 9 is obsoleet, omdat artikel 9 is komen te vervallen per 1 juli 2005. De NMa heeft momenteel op basis van artikel 5, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 de wettelijke taak om de ontwikkelingen in de gas- en elektriciteitsmarkt nauwlettend te volgen. Deze taak wordt ingevuld met de jaarlijkse marktmonitor, waarin terugkijkend naar de afgelopen jaren conclusies worden getrokken over de ontwikkeling in de verschillende markten.

Onderdeel K

Het is de wens om voor de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet een verlicht structuurregime in te voeren. Een verlicht structuurregime houdt in dat de algemene vergadering van aandeelhouders («AVA») – en niet de raad van commissarissen- de bevoegdheid heeft om leden van het bestuur te benoemen en te ontslaan. Van een verlicht structuurregime kan onder meer sprake zijn indien een publiekrechtelijke rechtspersoon (zoals de Staat of een decentrale overheid) het gehele kapitaal verschaft. Voor deelnemingen waarvoor een structuurregime geldt en de Staat alle aandelen houdt, is het wenselijk dat het verlicht structuurregime wordt toegepast in de statuten, zodat de bevoegdheid om bestuurders te benoemen en ontslaan aan de Staat als aandeelhouder toekomt. Dit verlichte regime is al van toepassing bij de NS en Gasunie. Omdat de Staat ook alle aandelen houdt in TenneT komt deze deelneming ook in aanmerking voor een verlicht structuurregime. Bij het opstellen van de Elektriciteitswet 1998 was het nog niet mogelijk het verlicht structuurregime toe te passen en zijn bepalingen opgenomen die toepassing van artikelen 155a en 265a van Boek 2 van het BW onmogelijk maken. Met deze wetswijziging wordt dit ongedaan gemaakt.

Onderdeel M

Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag onder paragraaf 5.2 nader is toegelicht komen door middel van de wijziging van artikel 24a de criteria met betrekking tot de mate van uitstoot van broeikasgassen en de mate waarin negatieve externe effecten worden vermeden door het verminderen van emissies van kooldioxide te vervallen. Tevens is een voorhangbepaling opgenomen voor de algemene maatregel van bestuur die op grond van het vijfde lid van dit artikel zal worden vastgesteld. Het ontwerp van de algemene maatregel van bestuur zal voor de voordracht van het ontwerp voor advies aan de Raad van State plaatsvinden. Hiermee wordt een nadeel van de nahangprocedure voorkomen, te weten dat opmerkingen van het parlement die tot aanpassing van de algemene maatregel van bestuur nopen, pas effectief kunnen worden nadat de procedure voor wijziging van de algemene maatregel van bestuur in gang is gezet.

Onderdeel N

De betrouwbaarheid van de netten is op dit moment goed geregeld via de zogenaamde «N-1» en «N-2»-criteria. Hierbij staat «N-1» voor de enkelvoudige storingsreserve: het criterium dat transport van elektriciteit gegarandeerd moet zijn, ook als zich een enkelvoudige storing voordoet. «N-2» betekent de enkelvoudige storingsreserve bij onderhoud: het transport van elektriciteit moet gegarandeerd zijn, ook als zich een enkelvoudige storing voordoet ten tijde van onderhoud van een bepaald netelement. Deze betrouwbaarheidseisen zijn op drie niveaus vastgelegd: in de Elektriciteitswet 1998, in de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en in de Netcode Elektriciteit.

De wettelijke eisen zijn tot stand gekomen door middel van een amendement van de leden Hessels en Crone. Dit amendement voegt aan artikel 31 een twaalfde lid toe, dat een enkelvoudige storingsreserve eist aan alle netten van 110 kV en hoger («N-1») (Kamerstukken II 2006/07, 30 934 nr. 7).

In de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en in de Netcode Elektriciteit is op dit moment vastgelegd dat voor de 110 kV en 150 kV netten uitzonderingen kunnen worden gemaakt op de vereiste enkelvoudige storingsreserve ten tijde van onderhoud («N-2»). Het betreft hier situaties waar deze eis tot zeer hoge kosten zou leiden die niet in relatie staan tot de baten ervan. Over deze uitzonderingsbepaling bestaat overeenstemming en de ervaringen geven geen aanleiding deze praktijk te willen wijzigen.

Tijdens de parlementaire behandeling van het bovengenoemde amendement heeft de Kamer – als aanvulling op de voorgestelde wetstekst – expliciet uitgesproken dat de eis van een enkelvoudige storingsreserve tijdens onderhoud («N-2»), niet overal op de 110 en 150 kV netten hoeft te gelden. In het wetsvoorstel is gepoogd op basis van deze uitleg van de wet het minimumniveau voor de betrouwbaarheid van deze netten eenduidig vast te leggen, maar de gekozen bewoordingen geven toch aanleiding tot verschillende interpretaties.

Daarom wordt, na overleg met de NMa en met de netbeheerders, een nieuwe tekst van artikel 31, twaalfde en dertiende lid, voorgesteld. Met deze aanpassing wordt aangesloten bij de huidige praktijk. De betrouwbaarheid van de netten is op goede wijze op wetsniveau gewaarborgd, terwijl de uitwerking in de onderliggende regels zal worden opgenomen.

Met deze wijziging blijft artikel 31, twaalfde lid, nagenoeg ongewijzigd ten opzichte van de thans geldende wetstekst. Alle hoogspanningsnetten van 110 kV of meer moeten voldoen aan de eis dat de netten zodanig ontworpen of in werking zijn, dat altijd een enkelvoudige storingsreserve aanwezig is, dus ook tijdens onderhoudssituaties («N-2»). Dit is een technische eis die aan de netten wordt gesteld en, gegeven de definite van netten in de wet (artikel 1, lid 1 onder i), heeft de eis betrekking op alle netelementen (zoals lijnen, transformator-, schakel-, verdeel- en onderstations) die op een spanning van 110 kV of meer in bedrijf zijn. De wijziging strekt er alleen toe de passage «ontworpen of in werking zijn» te vervangen door het woord «functioneren». Onder «functioneren» wordt in dit verband gedoeld op het samenstel van ontwerp, operationele voorbereiding en actuele bedrijfsvoering van de netbeheerder. Primair zijn de investeringen in voldoende netcapaciteit. Daarnaast kan de netbeheerder, in het geval dat de capaciteit ontoereikend is, door het afregelen van afnemers (met name producenten) het transport terugbrengen, zodat in de actuele bedrijfsvoering aan de strikte betrouwbaarheidseisen te allen tijde voldaan blijft. Het congestiemanagement, zoals vastgelegd in het wetsvoorstel, is hiervan een goed voorbeeld: met dit systeem worden nooit meer elektriciteitstransporten toegelaten dan met behoud van deze betrouwbaarheidseisen mogelijk zijn. Een ander voorbeeld is het synchroniseren van de onderhoudsperioden van netcomponenten met (grote) productie-installaties. In de onderliggende regelgeving (de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en de Netcode Elektriciteit) zal het begrip «functioneren» verder worden toegespitst.

Het voorgestelde dertiende lid bepaalt dat er in bepaalde gevallen kan worden afgeweken van het strikte criterium voor een enkelvoudige storingsreserve tijdens onderhoud («N-2»). Deze gevallen zullen, voor zover niet al is gebeurd, verder worden uitgewerkt in de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit en in de Netcode Elektriciteit concreet benoemd. Deze bepaling maakt het mogelijk om in situaties, waar de eis voor een enkelvoudige storingsreserve tijdens onderhoud in relatie tot de baten tot zeer hoge kosten zouden leiden, een lichter criterium te hanteren. De huidige bepalingen in de Netcode Elektriciteit houden in dat in geval van een storing tijdens onderhoud de omvang van de leveringsonderbreking beperkt blijft tot maximaal 100 MW voor een periode van 6 uur.

Het dertiende lid is in de praktijk uitsluitend van toepassing op de 110 tot en met 150 kV netten. Daardoor is voor de ruggengraat van het Nederlandse net, het 220 en 380 kV net, geen uitzondering mogelijk op de eis van een enkelvoudige storingsreserve tijdens onderhoudssituaties («N-2»).

Onderdeel Q (Artikel IIA)

Dit onderdeel strekt tot aanpassing van een onjuiste verwijzing. Dit is het gevolg van het feit dat het tiende lid aanvankelijk het negende lid was en bij de invoeging van het huidige negende lid is vernummerd. Abusievelijk is artikel IXc, vijfde lid, van de Won bij die gelegenheid niet aangepast. Dat wordt door middel van deze wijziging hersteld.

Onderdeel R

Dit onderdeel herstelt een onjuiste verwijzing in het overgangsrecht.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven