Kamerstuk 31532-213

Verslag van een algemeen overleg

Voedingsbeleid

Gepubliceerd: 25 juni 2018
Indiener(s): Helma Lodders (VVD), Attje Kuiken (PvdA)
Onderwerpen: voeding zorg en gezondheid
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31532-213.html
ID: 31532-213

Nr. 213 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 25 juni 2018

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport hebben op 5 juni 2018 overleg gevoerd met de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 23 april 2015 ter aanbieding van de derde Monitor Voedselverspilling in Nederland (Kamerstuk 31 532, nr. 148);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 13 juli 2015 met een verslag over de internationale conferentie NO MORE FOOD TO WASTE, 16-19 juni 2015 (Kamerstuk 31 532, nr. 152);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 september 2015 met de reactie op de motie van de leden Schouten en Grashoff inzake de tijdsduur van ongekoelde presentatie van levensmiddelen (Kamerstuk 34 087, nr. 10);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 27 oktober 2015 over de publicatie Monitor Duurzaam Voedsel 2014 (Kamerstuk 31 532, nr. 155);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 30 oktober 2015 over de Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel (Kamerstuk 31 532, nr. 156);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 1 mei 2016 over de nieuwe Nationale Strategie GMO groente en fruit (Kamerstuk 31 532, nr. 161);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 19 mei 2016 met de antwoorden op vragen van de commissie over de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Naar een voedselbeleid» (Kamerstuk 31 532, nr. 162);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 18 augustus over de rapporten voedselverspilling (Kamerstuk 31 532, nr. 165);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 23 september 2016 over de toekomstbestendige Agrofood Export (Kamerstuk 33 625, nr. 227);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 30 september 2016 over Jong Leren Eten (Kamerstuk 31 532, nr. 169);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 14 oktober 2016 over de uitkomsten ordening duurzaamheidskeurmerken voor voedsel (Kamerstuk 31 532, nr. 170);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 15 november 2016 over de publicatie Monitor Duurzaam Voedsel 2015 (Kamerstuk 31 532, nr. 172);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 november 2016 over transparantie in de voedselketen (Kamerstuk 31 532, nr. 173);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 21 november 2016 over de voortgang Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel (Kamerstuk 31 532, nr. 174);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 8 december 2016 over transparantie voedselketen (Kamerstuk 31 532, nr. 176);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 20 januari 2017 over de rapporten Nederlandse handel in agrarische producten (Wageningen Economic Research) en Richting een toekomstbestendige agribusiness (CBS) (Kamerstukken 33 625 en 31532, nr. 241);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 januari 2017 met stand van zaken Nationaal Actieplan Groenten en Fruit (Kamerstuk 31 532, nr. 178);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 25 januari 2017 over transparantie in de voedselketen (Kamerstuk 31 532, nr. 179);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 23 februari 2017 over de slotverklaring Nationale Voedseltop op 26 januari 2017 (Kamerstuk 31 532, nr. 180);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 23 mei 2017 te aanbieding van rapporten over voedselverspilling in Nederland (Kamerstuk 31 532, nr. 183);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 3 oktober 2017 over de publicatie Monitor Duurzaam Voedsel 2016 (Kamerstuk 31 532, nr. 188);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 24 oktober 2017 met de reactie op verzoek commissie inzake de «Voedselvisie naar een gezond en duurzaam voedselsysteem in 2030» van Stichting Natuur & Milieu (Kamerstuk 31 532, nr. 189);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 20 maart 2018 over de agenda Taskforce Circular Economy in Food (Kamerstuk 31 532, nr. 190);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 16 april 2018 over de accenten in het voedselbeleid voor de komende jaren (Kamerstuk 31 532, nr. 193);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 16 april 2018 met de reactie op verzoek commissie inzake het artikel «Minder vlees eten om klimaat te redden berust op misverstand» (Kamerstuk 31 532, nr. 197);

  • de brief van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President d.d. 18 april 2018 met de reactie op het verzoek van het lid Ouwehand, gedaan tijdens de regeling van werkzaamheden van 17 april 2018, over het bericht dat CE Delft heeft berekend dat de werkelijke kosten van vlees veel hoger liggen dan de prijs die de consument ervoor betaalt (Kamerstuk 31 532, nr. 194).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Kuiken

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Lodders

De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Haveman-Schüssel

Voorzitter: Kuiken

Griffier: Konings

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Brenk, Futselaar, Geurts, Grashoff, De Groot, Kuiken, Ouwehand en Weverling,

en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, en mevrouw Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Vice-Minister-President.

Aanvang 16.08 uur.

De voorzitter:

Geachte mensen, we zijn iets later gestart doordat de stemmingen wat langer duurden, maar ik wil nu toch graag beginnen. Dit betreft de tweede termijn van het algemeen overleg Voedsel. We zitten hier voor de tweede termijn, omdat we de vorige keer het AO Voedsel niet goed af konden maken. We hebben niet meer dan een uur, dus dat betekent strakke spreektijden van twee minuten per persoon. Ook qua interrupties moeten we ons wat gaan beperken. Ik hou het eerst even op één interruptie. Mocht er daarna nog wat ruimte zijn, dan kan ik daar altijd nog iets van afwijken. Ik zie dat dit akkoord is.

Dan geef ik graag als eerste het woord aan de heer De Groot van D66.

De heer De Groot (D66):

Dank u wel, voorzitter. We hebben even moeten kijken wat we ook alweer hadden ingebracht en wat de bewindspersonen hebben geantwoord. En zoals dat gaat, komt er dan ook nog weer een nieuw thema bij kijken. Ik ga ze even puntsgewijs af en begin bij Jong Leren Eten van groenten en fruit. Er is een loket en dat Jong Leren Eten had bij de vorige inbreng 166 volgers en nu zijn het er 145. Ik dacht dat de Minister tussendoor misschien al wat gedaan had. Misschien wel, maar misschien juist niet. Graag een reactie.

Dan handelsnormen lelijk fruit. De Minister zei: we gaan kijken welke regels belemmerend werken. Is er op dat vlak al wat gebeurd in de tussentijd?

Dan die integrale aanpak. Dat was eigenlijk de rode draad in mijn inbreng. Voedsel moet echt een integraal onderdeel zijn van het preventiebeleid. Ondanks de warme woorden van de Staatssecretaris – ik zie hem ook zijn best doen – zie ik dat ook in de ambtelijke geledingen het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Het wordt toch weer een beetje afgebakend. Er moet echt één voedselloket komen, één aanpak. Dat is echt belangrijk.

Dan het logo, de vervanger van het vinkje. Daar moeten we echt mee aan de slag. Op dat punt overweeg ik ook een motie.

Voorzitter. Kweekvlees is een nieuw thema dat ondertussen is opgekomen. Nederland had in 1999 al een patent. We liepen lang voorop. Er is veel overheidsgeld in geïnvesteerd. Uiteindelijk komt er dan een product met dat patent op de markt dat op een mooie manier met plantaardig serum is geproduceerd, en wordt dat door de NVWA verzegeld. Toch de vraag aan de Minister: zou het niet mogelijk zijn om toch een pilot toe te staan op dit vlak, omdat het voor 1 januari 2018 is geïntroduceerd?

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Weverling van de VVD-fractie.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel. In de eerste termijn zijn er veel onderwerpen de revue gepasseerd. Er is veel gezegd over de inzet om gezonde voeding te stimuleren. Afgelopen jaar is ingezet op programma's als JOGG, Jongeren op Gezond Gewicht, Jong Leren Eten, het schoolfruitprogramma en natuurlijk ook het Nationaal Actieplan Groenten en Fruit, dat tot nu toe 5 miljoen mensen heeft aangespoord meer groente en fruit te eten. Toch stijgt het aantal mensen met obesitas en met leefstijlgebonden ziektes zoals diabetes type 2 en daalt de consumptie van groente en fruit. De vraag aan de bewindslieden is dus wat zij kunnen doen om dit te keren. De Staatssecretaris gaf aan dat onderzoek naar de gezondheidsclaim van groente en fruit niet nodig is. Het zit ten slotte in de schijf van vijf en daarmee is het dus gezond. Ik ben op zich blij met die uitspraak, maar ik ben bang dat die toch iets te kort door de bocht is. Ik adviseer de Staatssecretaris hier toch nog eens naar te kijken.

In de eerste termijn hebben wij ook gesproken over de visie die het Ministerie van LNV opstelt over de gehele sector. Die visieontwikkeling is ook het moment om de Nederlandse tuinbouwsector als gezonde apotheek te omarmen. Eerlijk gezegd vond ik de beantwoording in eerste termijn nog niet heel erg enthousiast, dus we wachten de LNV-visie van de Minister af. Ik zal dan ook op dit moment nog geen motie indienen over dit onderwerp.

Innovatie in de voedselketen is van groot belang. De Minister heeft aangegeven dat er voor het einde van dit jaar een tussenrapportage komt over blokchaintechnologie in de agrifoodsector. In de toekomst wordt voeding nog duurzamer, slimmer en persoonlijker van aard, dus de verwachtingen zijn hooggespannen. Wij wachten die tussenrapportage af.

Tot zover mijn bijdrage, voorzitter. Ik zal niet het hele antwoord kunnen meemaken in verband met een 5G-debat in de plenaire zaal.

De voorzitter:

Dat snap ik. De heer De Groot heeft een interruptie?

De heer De Groot (D66):

Ja, voorzitter, excuus. Ik had nog een VAO willen aankondigen. Ik had al een motie aangekondigd, maar ik moet ook een VAO aankondigen.

De voorzitter:

Ik moest even weer wennen, maar ik heb dat voor u genoteerd, meneer De Groot. Dank u wel, meneer Weverling. Ik heb begrip voor het feit dat u straks naar de plenaire zaal gaat. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Futselaar van de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie punten. Kidsmarketing: daarover heeft een kort debatje plaatsgevonden in de eerste termijn tussen de heer De Groot en mij. Hij zei: volgens mij moet dit nog voor de zomer geregeld worden met de sector. Het voordeel van een late tweede termijn is dat het nu al bijna zomer is, dus kan ik gelijk aan de Staatssecretaris vragen hoe het daar nu eigenlijk mee staat. Is er al zicht op een uitkomst?

Het tweede punt is etikettering en een mogelijke opvolging van het vinkje. We hebben allemaal systemen gepresenteerd gekregen. De Staatssecretaris zei daarmee aan de slag te gaan. Ook hiervoor zou ik graag iets van een termijn horen: wanneer kunnen we iets verwachten?

Mijn laatste punt betreft de btw-verlaging op groente en fruit. Ik heb gevraagd om een onderzoek naar wat de consequentie daarvan zou zijn voor het consumptiegedrag en voor de producenten. Daarvan zei de Minister: sorry, dat mag niet van de Europese wetgeving, dus het heeft geen zin. Maar in januari heeft de Commissie een voorstel gelanceerd dat lidstaten meer flexibiliteit zou geven op het gebied van de btw. Dat zou dit expliciet mogelijk maken als het gaat om het algemeen nut en als het niet op een bepaalde lijst staat. Aan beide voorwaarden wordt voldaan. Dus zou ik, voordat zo'n eventueel voorstel er komt, graag de gegevens hebben. Gaat dit onze consumenten en producenten helpen? Ik doe dus nogmaals een beroep op de bewindslieden. Kan ik niet een onderzoek krijgen naar wat de effecten daarvan zouden zijn? Als ik die toezegging krijg, scheelt dat een motie.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Geurts van het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Dank, voorzitter. Ik kom graag terug op de verbinding tussen boer en burger. Ik dank de Minister allereerst voor haar toezegging om met het initiatief Foodlab Hoeksche Waard in gesprek te gaan. Er zijn uiteraard meerdere initiatieven rondom het versterken van streekproducten. Na het debat werd ik gewezen op het Streekproductenloket, dat al in 2013 is opgezet. Is de Minister bereid om dit initiatief een impuls te geven, zodat er verkend kan worden hoe ondernemers meer gezamenlijk kunnen optrekken? Hoe kunnen die ondernemers geholpen worden bij ondersteunende zaken, zoals logistiek, distributie, marketing en organisatieontwikkeling? Gezien de inhoud van het regeerakkoord zie ik daar wel een stimulerende en faciliterende rol voor de Minister. Uiteraard moet het bedrijfsleven het voortouw nemen in de uitvoering.

En dan wat betreft de handelsakkoorden en import die niet voldoet aan onze standaarden. Ik vind dat het antwoord van Minister Kaag, die daarover gaat, wat onvoldoende is. Hiervoor zou toch de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit input moeten geven, kan ik mij voorstellen, want die kennis zal er niet volop zijn op Buitenlandse Zaken. Daarom verzoek ik om een gezamenlijke brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en de Minister van LNV over dit onderwerp. Daarbij moet wat mij betreft ook ingegaan worden op een analyse van de handelsverdragen. In hoeverre moet import voldoen aan de Europese eisen en residuen, maar ook dierenwelzijn, om het hier in de Kamer weer goed op de agenda te krijgen?

De voorzitter:

Hartelijk dank. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. We hebben dit debat gevoerd naar aanleiding van het rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur. Dat maakt heel duidelijk dat we niet kunnen wachten met een transitie in ons voedselbeleid; zowel een krimp van de veestapel als echt overstappen naar een veel plantaardiger dieet. De politiek schoot meteen in de welbekende kramp. Zeg tegen mensen dat het misschien een beter idee is als we wat meer worteltjes gaan eten en ineens is het een politieke crisis, want stel je voor dat we minder vlees en zuivel gaan consumeren!

Ik kan u zeggen, voorzitter, dat vandaag, op Wereldmilieudag, ook nog, blijkt dat je dat Rli-rapport inderdaad van tafel kan vegen. Een nieuwe, grote studie in Science wijst uit dat we nog veel meer haast moeten maken en dat alle samenhangende problemen die onze generatie en dus ook dit kabinet in deze termijn zal moeten oplossen, zoals het klimaat, verlies aan biodiversiteit, wereldvoedselvoorziening, dierenwelzijn, alleen maar kunnen worden opgelost als we fors minder dierlijke producten gaan consumeren. De onderzoeker was op zoek gegaan naar manieren om de voedselproductie te verduurzamen en gedurende het onderzoek schrok hij zo van de effecten en van de beperkte mogelijkheid om naar een duurzamer systeem te gaan, als je niks wijzigt, dat hij veganist is geworden.

Voorzitter. Ik wil van het kabinet de toezegging dat minstens die aanbevelingen uit het Rli-rapport worden doorvertaald in concreet beleid, dus dat we ons vastleggen op die doelen en de voedselomgeving plantaardiger maken. Nogmaals, complimenten aan de Staatssecretaris van VWS, die dat vanuit gezondheidsperspectief echt wel durft te zien en te benoemen. Hij durft die strijd aan, ook bij een taboeonderwerp als het drinken van alcohol. Dat moeten we ook doen als het gaat om onze duurzame opgave. Daar zal ik moties over indienen, als het kabinet zelf geen ideeën kan verzinnen.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Mevrouw Van Brenk van 50PLUS.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel. Dank voor de toezeggingen van deze bewindslieden. De Minister gaat aan de slag met de EU om groente en fruit niet aan uiterlijke vormen te laten voldoen: geen buitenbeentjes meer, iedereen hoort erbij. Dat is mooi. Mijn vraag is of hier al voortgang te melden is. De Staatssecretaris gaat met zijn collega voor Medische Zorg in gesprek om voeding in opleidingen meer aandacht te geven. Heeft dat gesprek al plaatsgevonden en wanneer horen wij een terugkoppeling over de resultaten? Wat minder zout, vet en suiker betreft mag er van ons een tandje bij. We krijgen hierover voor de zomer meer duidelijkheid, is toegezegd. De Staatssecretaris streeft naar draagkracht voor het preventieakkoord met retail en industrie, maar de stappen over juiste etikettering, wel of niet een stoplicht, conform het voorstel van de Consumentenbond en de evaluatie van het actieplan etikettering, liggen nog bij de Minister voor Medische Zorg en resultaten volgen pas rond de jaarwisseling. Wat ons betreft graag zo snel en zo simpel en duidelijk mogelijk.

De Staatssecretaris sluit zelf een suikertaks niet uit, als ik het goed gehoord heb. Hij dreigde immers met maatregelen? Wat ons betreft is dat goed, want we kunnen het niet alleen overlaten aan de industrie. Foodwatch is nu een campagne gestart om de opbrengst van een eventuele suikertaks direct terug te laten vloeien naar de consument, in dit geval door verlaging van de zorgpremie. Dat zou het draagvlak bevorderen. Wat vindt de Staatssecretaris hiervan? Waar mogen wij de Staatssecretaris in dit licht, rond suikertaks, op afrekenen?

Als laatste. Om consequent te zijn als 50PLUS vragen we aandacht voor ondervoeding bij het preventieakkoord. Kan de Staatssecretaris dit toezeggen?

De voorzitter:

Hartelijk dank. Tot slot de heer Grashoff van GroenLinks.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Ook mij viel het natuurlijk op dat het alweer zo lang geleden is, dat je even heel goed moet kijken hoe het ook weer in elkaar zat. Dat moeten we in het vervolg zien te voorkomen. Ik was er zelf ook voor om het zo te doen als nu, maar we moeten toch voldoende tijd zien te vinden voor belangrijke AO's.

Een belangrijk onderdeel van het debat was wat mij betreft de kwestie van maatschappelijke kosten en baten van voedsel. In een interruptiedebat met de Minister heb ik daarover uitvoerig met haar van gedachten gewisseld. Ik heb ook de vraag gesteld of zij bereid zou zijn om veel indringender te kijken naar die integrale kostprijs, de maatschappelijke kosten en baten van voedsel. Daar heb ik geen concreet antwoord op gekregen, niet in de zin dat daar echt onderzoek naar gedaan zal worden. Dat wil ik nogmaals bepleiten, met name bij een aantal ketens, zoals een varkensvleesketen. Ga nou eens heel goed kijken naar maatschappelijke kosten en baten, want daaruit kan zeer belangrijke informatie over die keten worden gevonden zodat je kunt sturen op aspecten als gezondheid, biodiversiteit, klimaat en CO2. Daarmee kom je een beetje uit de kramp van wel of niet vergroten of verkleinen van de veestapel. Dan komt vanzelf uit de analyse naar voren op wat voor manier je daarmee om zou kunnen gaan. Dat zou ik nogmaals willen bepleiten en anders overweeg ik hierover een motie.

Tot slot. Ik complimenteer de Minister met haar stellingname inzake het verbod op de neonicotinoïden in Europees verband. Het is goed dat de Minister daar de rug recht heeft gehouden en dat het zo is gelopen zoals het is gelopen. Dat levert nog wel een vraag op, omdat er nog een aantal sceptici zijn die zeggen dat er nog een paar broertjes en zusjes zijn van de nu verboden neonics, die precies hetzelfde doen en die precies even gevaarlijk zijn. Gaan we nou niet een trend inzetten dat juist die allemaal gebruikt gaan worden omdat die nog niet verboden zijn? Zou de Minister daarop kunnen reageren?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik hoor GroenLinks vragen om de maatschappelijke kosten in kaart te brengen en spreken over de criteria daarvoor. Ik hoor hem niet spreken over de rechten van dieren of dierenwelzijn. Hoort dat wat GroenLinks betreft ook bij de integrale duurzaamheid die we met z'n allen moeten nastreven?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ja, dat is zeker het geval. Dat was ik niet expres vergeten, maar ik noemde even deze drie heel cruciale maatschappelijke zaken, maar we voegen dierenwelzijn daar absoluut aan toe.

De voorzitter:

Ik geef de Minister en de Staatssecretaris de gelegenheid om hun antwoord een paar minuten voor te bereiden, maar ik vraag iedereen om in de zaal te blijven, zodat we straks weer spoedig kunnen starten.

De vergadering wordt van 16.22 uur tot 16.27 uur geschorst.

De voorzitter:

De Minister en Staatssecretaris hebben aangegeven te kunnen starten. Dus iedereen heeft zijn papieren geordend. We gaan starten. Ik ben vergeten om aan het begin van deze vergadering te zeggen dat mevrouw Dik-Faber zich heeft afgemeld, dus dat doe ik bij dezen nog even; dan wordt het goed opgenomen in de Handelingen. Ik geef de Minister graag gelegenheid tot het beantwoorden van de vragen die aan haar zijn gesteld.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ik ga er snel doorheen, ook omwille van de tijd.

De heer De Groot heeft gevraagd naar het aantal volgers van Jong Leren Eten. Dat aantal is prompt afgenomen sinds wij hier daarover hebben gesproken. Ik zal dat nagaan, maar misschien heeft Jong Leren Eten ook niet alleen bereik via bijvoorbeeld Twitter. Ik heb de vorige keer ook toegezegd dat we Jong Leren Eten waar mogelijk zullen promoten. Dat doen we natuurlijk al op de manier waarop we nu omgaan met alle initiatieven die daar weer achter hangen. Ik zal in gesprek met Jong Leren Eten kijken hoe we de bekendheid daarvan kunnen helpen vergroten.

De handelsnormen lelijk fruit, zoals de heer De Groot het noemt. Het gaat bij fruit niet alleen om het uiterlijk, maar juist om de smaak. Dat weet iedereen, maar helaas werkt dat soms ook beelden in de hand. Is er al iets gebeurd? Ik heb nog niet het gesprek hierover in Europa gevoerd, moet ik zeggen, maar ik heb toegezegd dat ik zal bekijken welke regelgeving belemmerend werkt. Ik heb ook toegezegd dat ik hier ga kijken wat er in de retail zelf kan gebeuren hieraan. Het gaat niet alleen om de normen die wij vanuit Europa hebben, maar vooral om de normen die de retail zichzelf oplegt, laat ik het zo zeggen. Ik heb toegezegd dat ik dat gesprek zal aangaan. Dat is nog niet gebeurd, maar dat heb ik toegezegd.

De heer De Groot interesseert ook een nieuw thema, namelijk het kweekvlees. Daar hebben we het de vorige keer niet over gehad. Hij vraagt nu of we niet een pilot kunnen toestaan. Dit punt ligt bij mijn collega van VWS, want dit gaat ook over novel foods en over de novelfoodprocedure die wij hebben voor nieuwe initiatieven op het gebied van vlees en voedsel dat aangemeld moet worden. Ik zou hier toch willen aangeven dat wij daar reguliere procedures voor hebben, zoals we die ook hebben voor andere zaken. Ik wil dan ook niet zomaar afwijken van de procedures die wij hier vastgesteld hebben. Men is op de hoogte van de EFSA-procedure. Ik kijk ook even naar VWS, maar volgens mij moet men, als men wat wil, gewoon de bekende route volgen.

De heer De Groot (D66):

Dat antwoord begrijp ik en ze zullen ook zeker gewoon een dossier moeten indienen in Parma, zoals iedereen die met novel foods aan de slag gaat. Zoiets kost anderhalf tot twee jaar. Waar het om gaat hier, is een eventuele mogelijkheid om toch een pilot toe te staan, in een gecontroleerde omgeving in het kader van een studie of een discussie over de acceptatie van dit soort initiatieven. Er zouden verwachtingen zijn gewekt, althans volgens de uitzending die daarover ging, vanuit de RVO dat dat ook mogelijk zou zijn. Uiteindelijk is er door de NVWA anders besloten. De vraag gaat dus niet over het grote dossier, maar over een zeer beperkte pilot.

Minister Schouten:

Ik zou hier niet willen afwijken van de lijn die we in al dit soort zaken volgen. Ik weet niet of er verwachtingen zijn gewekt, maar men is bekend met wat de procedure is om dit soort voedsel op de markt te brengen. Ik heb geen reden om daarvan af te wijken.

De heer Weverling vraagt wat we allemaal doen om groente en fruit te stimuleren. Ik denk dat we daar in het vorige debat ook wel het een en ander over hebben gezegd. Zoals hij weet hebben we bijvoorbeeld op scholen al het programma schoolgroente en -fruit. Ik vind dat een heel mooi programma. Je kunt van alles vinden, er zijn allerlei Europese programma's die lopen, maar dit is er toch wel eentje waarvan ik denk dat het echt stimuleert tot het eten van groente en fruit. Ik denk dat we in onze uitingen, zelfs ook in deze Voedselbrief, aangeven dat het van belang is om voldoende groente en fruit te eten. Het Voedingscentrum ontplooit op dat gebied allerlei initiatieven, dus ik denk dat er juist al heel veel initiatieven gaande zijn.

De heer Weverling vraagt ook of ik in de visie die ik aan het ontwikkelen ben, de tuinbouw als gezonde apotheek wil neerzetten. Ik heb aangegeven dat ik de tuinbouw daarin zal meenemen en daar zal hij te zijner tijd ook kennis van kunnen nemen. De tussenrapportage blokchaintechnologie hebben we inderdaad toegezegd, dus die zal ook naar de Kamer toe komen.

De voorzitter:

Zijn daarmee de antwoorden aan de heer Weverling klaar?

Minister Schouten:

Ja.

De heer Weverling (VVD):

Even een vraag over het eerste punt dat mevrouw Schouten aangaf. Kijk, waar het om gaat is dat het aantal mensen met obesitas en diabetes 2 stijgt, maar de consumptie daalt. Daar hebben we inderdaad vorige keer veel over gesproken. Waar het mij om gaat, is wat we kunnen doen om dat tij te keren. Er zijn heel veel programma's, maar is er meer integraliteit nodig, moet er een plan van aanpak komen? Wat daar eigenlijk achter schuilgaat, is de vraag wanneer we tevreden zijn.

Minister Schouten:

Over het punt van de integraliteit kijk ik even naar de Staatssecretaris, want dit gaat ook over preventievraagstukken. Ik denk dat hij daar nog op zal ingaan. Daar heeft hij volgens mij een heel mooi antwoord op voorbereid.

De heer Futselaar heeft een vraag gesteld over btw; die vraag zal door de Staatssecretaris worden beantwoord.

De heer Geurts geeft aan dat ik in gesprek ga over Foodlab Hoeksche Waard. Dat ga ik ook doen. Hij spreekt over het Streekproductenloket en vraagt of wij daar geen impuls aan kunnen geven. Wij hebben zelf een programma lopen dat heet DuurzaamDoor. Daarin worden dergelijke initiatieven ondersteund. Wij vinden het van belang om juist dit soort initiatieven op de kaart te zetten. Ik zal dit onder de aandacht brengen bij DuurzaamDoor om te kijken of ze hieraan een impuls kunnen geven.

De heer Geurts vraagt ook naar een gezamenlijke brief over de handelsverdragen en hoe we daarvan een analyse kunnen maken, ook wat er bijvoorbeeld ten aanzien van dierenwelzijn en -residuen in verdragen wordt opgenomen. Ik heb de vorige keer al aangegeven dat dit inderdaad het beleidsterrein van collega Kaag is, want zij gaat meer over de handelsverdragen an sich. Ik hoor de heer Geurts zeggen dat hij toch vindt dat ik hierin mijn rol moet gaan pakken. Ik zal in overleg treden met collega Kaag of wij gezamenlijk een brief kunnen opstellen. Maar ik moet nu eventjes voor haar spreken. Ik zal in ieder geval kijken wat we hierop kunnen doen.

Mevrouw Ouwehand gaf aan dat dit debat zou worden gevoerd naar aanleiding van het Rli-advies. Volgens mij was het debat toch echt al wat eerder aangevraagd dan dat het Rli-advies werd opgeleverd. Dat is niet helemaal waar, maar het Rli-advies ligt er inderdaad. Zij vraagt of wij de aanbevelingen van de Rli doorvoeren of dat ik daar een toezegging op kan doen. De Rli heeft nogal wat aanbevelingen gedaan, waarbij ik heb aangegeven dat ik er nog nader op terug zal komen hoe wij daarmee om zullen gaan. Ik zou mevrouw Ouwehand dus willen adviseren even af te wachten tot de kabinetsreactie op het Rli-advies komt. Daarbij zie ik natuurlijk ook wel een aantal dingen die ook in de voedselbrief staan, bijvoorbeeld over het eten volgens de schijf van vijf. Ze hebben het ook over hoe om te gaan met de veestapel en dergelijke. Mevrouw Ouwehand weet dat er in het regeerakkoord ook een passage staat over de warme sanering van de varkenshouderij, dus er zitten allemaal elementen waarvan ik dacht: hé, daar zijn we al mee aan de slag. Maar ik zou haar willen adviseren om onze kabinetsreactie af te wachten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het rapport had eigenlijk aanbevelingen over twee elementen. Inderdaad was dat om te beginnen de veestapel. Hier heb ik vaker naar gevraagd. Laten we daarom afspreken dat we die reactie nog krijgen. Maar de doelstellingen ten aanzien van de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten. Kan de Minister dan toezeggen dat ze wel achter dat scenario staat dat de Rli schetst en dat we in 2030 al naar 40% dierlijk moeten zijn gezakt van de totale eiwitconsumptie en dat het uit moet komen op 80–20? Is dat dan wat ze wel als doelstelling voor zichzelf kan formuleren en is dat de lijn op basis waarvan ze dan haar beleid verder met de Kamer zal invullen?

Minister Schouten:

Zoals mevrouw Ouwehand heeft kunnen lezen in onze voedselbrief hebben we daarin onze ambitie neergezet ten aanzien van plantaardige en dierlijke consumptie. Dat is volgens de schijf van vijf. Dat is hetgeen wij als ambitie hebben geformuleerd. Dat is dus niet de ambitie die de Rli nu helemaal voorschrijft, maar het is wel een ambitie waarvan al het nodige te realiseren is. Dus wij pakken een realistisch pad en sluiten ons aan bij wat het Voedingscentrum zelf aangeeft rondom de schijf van vijf.

Mevrouw Van Brenk vraagt ook naar het EU-gesprek rondom groente en fruit. Ik heb net al aangegeven dat het gesprek nog niet heeft plaatsgevonden, maar dat we daarmee uiteraard aan de slag gaan, ook met de retail. De heer Grashoff vroeg naar een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Hij specificeerde dat ook nog naar ketens, waarbij hij als voorbeeld de varkensketen noemde. De heer Grashoff heeft in de voedselbrief kunnen lezen dat wij een programma opzetten rondom true pricing, waarin elementen worden bezien zoals de prijs van producten en hoe die wordt opgebouwd. Dat is veel breder, en daarin worden allerlei aspecten meegenomen. Ik denk dat we juist via dat programma rond true pricing veel meer inzicht gaan krijgen in de opbouw van kosten en wat die allemaal behelzen. Als we daarmee aan de slag gaan, gaan we daarin veel meer inzicht krijgen.

De heer Grashoff vroeg daarnaast of ik rondom de neonicotinoïden stappen wil gaan zitten wat betreft de, wat hij noemt, broertjes en zusjes. Hij weet welke procedures wij daarbij volgen. Het gaat over voorstellen die ook vanuit de Europese Commissie komen. Wij volgen wat dat betreft een soort stappenplan, met een EFSA-beoordeling, een Ctgb-beoordeling en dan mijn weging op basis van de wetenschappelijke inzichten over hoe wij daarmee omgaan. Dat is de route die ik loop en dat is de route die ik hierbij blijf lopen. Ik ga niet eigenstandig allerlei analyses maken van gewasbeschermingsmiddelen. Als die er zijn, dan zijn ze toegelaten. Als daarover discussie is, dan wordt die gevoerd op Europees niveau. Dat is de procedure die wij volgen.

Volgens mij heb ik hiermee alle vragen beantwoord.

De voorzitter:

Klopt. Helemaal goed. Dank.

Dan is het woord aan Staatssecretaris Blokhuis.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal proberen om dat in hetzelfde tempo te doen.

Ik begin met de vragen die zijn gesteld rond etikettering en voedselkeuzelogo. Onder anderen de heer De Groot heeft daarnaar gevraagd, evenals de heer Futselaar en mevrouw Van Brenk. Zoals bekend, wordt het bestaande vinkje uitgefaseerd. Per 19 oktober moet dat uit de schappen gaan verdwijnen. Ik heb geen agenda om een eventuele opvolger, als wij het daarover eens zijn, te gaan vertragen. Dat wil ik zo snel mogelijk, maar wel verantwoord en zorgvuldig, ervan uitgaand dat er een opvolger komt. Ik wil dat wel even in het algemeen zeggen, en ik ga dat bij meer antwoorden zeggen: Wij zijn bezig met een preventieakkoord. We zijn in overleg met maatschappelijke organisaties. VWS, het Rijk, is een van de partners aan de overlegtafels, maar de maatschappelijke organisaties hebben er ook een mening over. Ik zou het heel vervelend vinden als wij dat proces frustreren door vanuit het parlement, vanuit de overheid te zeggen: Wat er ook gebeurt, dit moet in ieder geval, los van welke maatregelen de maatschappelijke partners voorstellen. Dat verstoort het proces. Ik heb in het algemeen overleg rond preventie hetzelfde gezegd. Volgens mij is het een chique route dat je de maatschappelijke partners als overheid op die manier serieus neemt.

Ik ga nu specifiek in op de vragen rond het voedselkeuzelogo. Dat is een van de dingen die op de agenda van het preventieakkoord staan. Ik weet ook dat dit wordt besproken, maar welk logo het beste is en hoe je dat moet organiseren, dat is niet eenvoudig. Ik zal proberen dat te onderbouwen. Ik heb dat in eerste termijn ook gedaan. Een logo moet begrijpelijk zijn voor consumenten, moet eenduidig zijn, moet een breed draagvlak hebben en breed worden gebruikt. Aan die voorwaarden voldoet het vinkje dat wij nu hebben niet. Een logo dat wij willen gebruiken, moet echt door consumenten worden begrepen om ze gemakkelijker een keus te laten maken bij het eten van gezonde producten. Als het aan mij ligt, en je zou daartoe overgaan, dan zou ook de schijf van vijf daarin volwaardig een plek moeten krijgen.

Ik kijk even naar welke systemen er nu zijn. We hebben het Engelse stoplichtsysteem. Dat wordt bijvoorbeeld door de Consumentenbond als de ideale variant naar voren geschoven. Ik heb volgens mij in het vorige overleg aangegeven waar dat toe kan leiden. Een concreet voorbeeld. Olijfolie staat in de schijf van vijf. Die scoort in het Engelse systeem rood, op vet. Dan denkt de consument dat hij een heel verantwoorde keus maakt, maar olijfolie moet hij niet nemen, want die scoort rood. Dat zijn dingen die je niet wilt. Daarmee wil ik niet zeggen: jongens, ik ga lekker in de vertraging. Ik wil wel een heel goed en zorgvuldig systeem. Ik heb mijn Franse collega gesproken. Die hebben dat A-, B-, C-, D-, E-systeem, dat ook de wasmachine heeft. Mijn Franse collega zweert daarbij. Fantastisch. Niet dat je wasmachines moet eten – dat wil ik niet promoten – maar het is een vergelijkbaar systeem dat volgens mijn Franse collega erg goed is. Als er een systeem komt, volgens mij twijfelt geen Kamerlid eraan dat dit er komt, dan moet dat een goed en bruikbaar systeem zijn. Hier zit geen bewindspersoon die dat in de vertraging gooit, maar hij wil dat wel heel zorgvuldig invoeren.

Ik verzoek de Kamerleden om de plannen af te wachten die daaromtrent worden gelanceerd in het kader van het preventieakkoord. De Kamer wordt daar na de zomer over geïnformeerd. Als dan door de partners wordt uitgesproken «Er zij een nieuw logo», dan is het vervolgens aan ons om dat zo snel en zo zorgvuldig mogelijk te introduceren.

De heer De Groot (D66):

We weten dat de Staatssecretaris heel hard bezig is met het preventieakkoord. Het is een beetje een afweging, want dat wil je als Kamer natuurlijk niet verstoren. Toch kan ik mij ook voorstellen dat wij als Kamer uitspraken doen die de Staatssecretaris in het kader van dat akkoord een steuntje in de rug geven, niet over de invulling van het systeem bijvoorbeeld, maar wel over het feit dat die er moet komen. Op die manier kan ik mij goed voorstellen dat wij de Staatssecretaris helpen, want we weten allemaal dat de vertraging vanuit de levensmiddelenindustrie – als voorbeeld wijs ik op de kindermarketing – soms ook behoorlijk lang kan duren. Wij willen het proces dus niet verstoren, maar de Staatssecretaris hierin helpen.

Staatssecretaris Blokhuis:

In reactie op wat de heer De Groot zegt, zou ik willen zeggen dat VWS ook aan tafel zit bij het preventieakkoord. Wij zetten wel in op een invoering. In die zin heb ik geen motie nodig om dat in te brengen. Ik vind het alleen wat ver gaan als het parlement zegt «er zij hoe dan ook een logo; geen discussie, dat moet er komen», terwijl de partners in het overleg rond het preventieakkoord misschien andere ideeën hebben over het vergemakkelijken van keuzemogelijkheden voor de consument. Dan zou ik het haast ongepast vinden om als overheid te zeggen: Niks met die maatschappelijke partners te maken, wij doen het zo. Misschien mag ik de heer De Groot eraan herinneren dat er zojuist is gestemd in de Kamer, ook over moties, ingediend rond het algemeen overleg over preventie. De moties met die strekking zijn om die reden juist afgestemd, als ik het goed heb. Volgens mij zijn ze nagenoeg allemaal om die reden afgestemd. Het is vers van de pers, ik kan het mis hebben, maar ik geef dat de Kamer wel als overweging mee.

De heer De Groot heeft ook gevraagd of ik de integrale aanpak nog eens goed voor het voetlicht wil brengen. Ik weet niet wat ik er meer nog aan kan toevoegen, na wat collega Schouten en ik er in eerste termijn over hebben gezegd. Ik ben bezig met het preventieakkoord. Dat is al heel breed, vind ik. Wat daarvan volgens mij juist de toegevoegde waarde moet zijn, dat is niet alleen dat het ambitieuzer mag, maar dat er juist ook zorg moet zijn voor de integraliteit en de samenhang. In het kader van gezond eten, gezonde voeding en overgewicht lopen programma's als Gezonde School, Jongeren Op Gezond Gewicht en Gezonde Schoolkantine, maar ik zou in plaats van allerlei programma's naast elkaar meer de integraliteit, de samenhang willen oppakken. Wat mij betreft is dat ook een belangrijke uitdaging, juist in het kader van het preventieakkoord. Mooier kan ik het op dit moment niet formuleren, maar als de heer De Groot mij daarvoor nog handvatten wil aanreiken, dan nodig ik hem daartoe van harte uit.

De VVD-fractie heeft nog gevraagd hoe het zit met de gezondheidsvoeding en gezondheidsclaims in relatie tot groente en fruit. De heer Weverling heeft ook herinnerd aan mijn woorden in eerste termijn. Ik wil die onderstrepen, want ik blijf daarbij. Ik voeg er echter wel het volgende aan toe: groente en fruit zijn gezond. Dat is bekend. Groente en fruit zijn ook onderdeel van de schijf van vijf en gebaseerd op de Richtlijn Goede Voeding van de Gezondheidsraad. Daar ligt dus een stevige wetenschappelijke onderbouwing onder. Bedrijven die groente en fruit telen, kunnen gezondheidsclaims aanvragen bij de EFSA. Dat is de koninklijke route, mits ze voldoen aan wetenschappelijke onderbouwing. Dan kan die claim worden gehonoreerd en dan kan er goedkeuring worden verleend. Dat is niet aan de overheid. Daarvoor hebben wij de route via de EFSA voor ingericht.

De heer Futselaar en anderen hebben nog een vraag gesteld over kidsmarketing, kindermarketing. Ook hier weer mijn langspeelplaat over het preventieakkoord. Er is volgens mij net een motie in de Kamer afgestemd, waarin de Kamer uitspreekt: er zij geen kidsmarketing meer, heel breed. Maar daarmee wil niet gezegd zijn dat er niet een vorm van regulering mag zijn in de kindermarketing. Ik zou de Kamer ook wat dit betreft heel nadrukkelijk willen verzoeken om geduld te hebben. Wij zijn er indringend over in gesprek met de maatschappelijke partners. Los daarvan is de markt zelf, de levensmiddelenindustrie, ook bezig om de eigen regels aan te scherpen. Ik wijs bijvoorbeeld op de licensed media caracters, de Bob de Bouwer's, de K3's. Dat is, geloof ik, geen reclame als ik dat zo zeg. Daarvan hebben ze mij gezegd dat die door de industrie zelf worden afgebouwd. Dat wil niet zeggen dat daarmee kidsmarketing worden afgebouwd, maar daarover voeren wij het gesprek. Ik hoop dat de Kamer en ik ons willen laten verrassen door de opbrengst die het preventieakkoord in dat opzicht meebrengt. Ik vind het dus prematuur als de Kamer daarover een uitspraak doet, nadat er zojuist een motie van mevrouw Van Kooten-Arissen is afgestemd.

Dan de frisdrankentaks. Daarover zijn verschillende vragen gesteld. Wat vindt het kabinet daarvan? Het kabinet vindt dat het preventieakkoord de goede «plek» is om het daarover te hebben. Het worden heel mooie debatten na de zomervakantie als ik dingen ga presenteren. Dan weet de Kamer mij vast te vinden. Dit is echt een punt dat een plek moet hebben op de onderhandeltafel van het nationaal preventieakkoord. Ik zeg erbij, net als dat geldt voor kidsmarketing, dat de frisdrankenindustrie ook hier niet stilzit. Recent zijn wij geïnformeerd over stappen die deze industrie zelf al heeft gezet. Men vergelijkt zich van die kant ook met Engeland. Ik kijk even naar de heer Geurts. Wat heeft de Nederlandse industrie zelf gedaan? Ze zijn al jaren bezig met het stimuleren van calorieloze varianten, kleinere porties, innovatie en producten met minder suiker. Zij hebben mij recent meegedeeld dat dat leidt tot substantiële resultaten, tot zelfs een daling van de gemiddelde consumptie van calorieën via frisdrank van 20%. Dat is zelfs meer dan ze in het akkoord productverbetering met elkaar hadden afgesproken. Los daarvan blijft dit wel een agendapunt bij het preventieakkoord.

Ik ga in op de vraag van de heer Futselaar over btw-maatregelen. Volgens mij is mevrouw Schouten daar in eerste termijn op ingegaan en mag ik «m nu in tweede termijn verder inkoppen. Dat is een mooi een-tweetje, ook om aan te geven hoe eensgezind we daarover zijn. Volgens mij was de vraag heel specifiek: hoe ga je dan meten welk effect het heeft dat bijvoorbeeld groenten en fruit duurder worden? Ik zie dat dat niet de vraag was. Misschien is het dan goed dat de heer Futselaar zijn vraag nog even expliciet formuleert. Anders geef ik antwoord op een niet gestelde vraag.

De heer Futselaar (SP):

In eerste termijn is vrij duidelijk gezegd dat onderzoek geen zin heeft, omdat Europese wetgeving het niet toestaat om de btw op bijvoorbeeld groente te verlagen. Dat is het antwoord dat ik in eerste termijn heb gekregen. In tweede termijn heb ik gesteld dat de Europese Commissie in januari van dit jaar met een voorstel is gekomen om op het gebied van btw de lidstaten veel meer flexibiliteit toe te staan. Daarmee zou dat argument dus in de toekomst mogelijk komen te vervallen en valt alsnog te pleiten voor een onderzoek naar de gevolgen van een btw-verlaging op groente en fruit.

Staatssecretaris Blokhuis:

Duidelijk. Dat maakt voor het antwoord overigens niet veel uit. Dan kan ik toch zeggen dat onder andere de VU in Amsterdam wetenschappelijk onderzoek heeft verricht naar de prijselasticiteit en de gedragseffecten van consumenten bij de aankoop van groente en fruit. Uit de onderzoeken blijkt dat prijsaanpassingen doorgaans – ik zeg niet dat het een wetmatigheid is – alleen effect hebben op aankoopgedrag van consumenten als de prijs echt substantieel lager of hoger is. Dan moet er echt sprake zijn van een verschil van 20%. Daaruit trekken wij vooralsnog de conclusie dat de door ons voorgestelde btw-verhoging van 6% naar 9% niet tot substantiële gedragseffecten zal leiden.

De heer Futselaar (SP):

Dit is niet een actie tegen de btw-verhoging. Die wil ik best voeren, maar dat doen we een andere keer. Dit gaat om de vraag: moet je uit gezondheidsoogpunt voor een beperkt aantal producten zeggen: in het algemeen belang, hier willen een verlaging, bijvoorbeeld zelfs naar een nultarief? Dat zou wel een substantiële wijziging zijn. Dat kan in theorie mogelijk worden met komende Europese wetgeving. Daarom ga ik in deze richting. Maar dan wil ik wel graag alvast een onderzoek hebben, zodat we niet tegen die tijd moeten zeggen: o, er is nieuwe wetgeving; weet je wat, we gaan eens twee jaar lang een onderzoek uitvoeren.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Ik begrijp dat deze interruptie vooral een opmerking is, en eigenlijk een verzoek om een onderzoek. Volgens mij heb ik in mijn antwoord aangegeven dat wij er op dit moment geen behoefte aan hebben.

De fractie van 50PLUS heeft gevraagd hoe het zit met het onderwijs. Heeft de Staatssecretaris al gesproken met zijn collega, Minister Bruins, over het positioneren van voedsel in de opleidingen? Ik ga liegen als ik hier «ja» op zeg. Ik zie hem regelmatig, maar ik heb het er nog niet specifiek met hem over gehad. Dat ga ik zeker doen. Ik verzeker u dat er inmiddels wel wordt gewerkt aan een integrale visie op meer preventie in opleidingen, waaronder ook aandacht voor voeding. Daarover zal de komende tijd overleg met het veld plaatsvinden. Ik denk dat het in het kader van verwachtingenmanagement het beste is als ik tegen mevrouw Van Brenk zeg dat daar na de zomer meer duidelijkheid over gegeven kan worden.

Voorzitter. Ik heb nog één vraag van mevrouw Van Brenk over ondervoeding. Ik heb net al gewezen op een paar moties die net afgestemd zijn. Ook de motie van mevrouw Sazias over het brengen van ondervoeding onder de vlag van het preventieakkoord, heeft het niet gehaald. Die is verworpen. Ik heb vorige week in het algemeen overleg over preventiebeleid geprobeerd om mevrouw Sazias te overtuigen van het feit dat ondervoeding wel degelijk zeer veel aandacht krijgt, maar niet onder de vlag van het preventieakkoord. Die tafel noemen we nu eenmaal «Overgewicht». Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met gezond eten en gezonde voeding, maar het specifieke thema «ondervoeding» is voor mij ook een aangelegen punt. Dat krijgt veel aandacht. Sterker nog, er wordt dankzij een amendement vanuit de Kamer ook extra geld ingezet voor de Stuurgroep ondervoeding, waar dit specifiek aan de orde komt. Dat gebeurt dan via een apart spoor.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik wil de Staatssecretaris bedanken. Hij zei dat hij nu al mijn vragen beantwoord heeft, maar ik had nog een heel indringende vraag over de suggestie van foodwatch. Ik snap dat u met een preventieakkoord bezig bent en dat u daar niet op vooruit wilt lopen. Het gaat om de koppeling van het heffen van een taks met een verlaging van de zorgpremie, zodat consumenten daar voordeel van hebben. Mijn vraag was: wat vindt de Staatssecretaris van dat idee?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik weet überhaupt niet of dat technisch mogelijk is. Dat zouden we moeten afstemmen met het Ministerie van Financiën. Want dan duiken we echt de techniek in. Mevrouw Van Brenk zelf heeft al gezegd dat het inhoudelijk een plek zou kunnen krijgen in het preventieakkoord, welk proces ik niet wil verstoren. Maar of het dan überhaupt technisch kan, daar hebben ze bij Financiën vast een uitgesproken mening over, die ik op dit moment even niet heb.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Daarmee zijn we klaar met de beantwoording van de Staatssecretaris en de Minister. Ik had nog een aantal toezeggingen staan, die ik nog even ga opnoemen. De Minister had al aangekondigd dat ze voor de zomer met haar visie komt. Daarover heeft ze aangegeven dat een aantal punten die zijn ingebracht door de leden daarin worden meegenomen. Een aantal toezeggingen zijn inmiddels voldaan. Ik noem nu even de toezeggingen op dit nog open staan.

  • De Minister van LNV zal de Kamer informeren over de tussentijdse doelen voor 2020 en 2025 voor de Taskforce Circulaire Economie in food en verspilling.

  • De Minister van LNV stuurt eind 2018 een tussenrapportage aan de Kamer over de implementatie van blockchain in de agrifoodsector.

  • De Minister van LNV informeert de Kamer voor de begrotingsbehandeling over de impulsagenda Greenports 3.0.

  • Het kabinet komt voor de zomer met voorstellen over de ongelijke marktmacht en het aanpassen van de Mededingingswet in het kader van versterking van de afzetstructuur.

Er is een VAO aangevraagd door de heer De Groot. Dat zal worden ingepland. Wenst u daarbij de aanwezigheid van beide bewindspersonen? Ik kijk even naar de Kamer. Mevrouw Ouwehand geeft aan dat ze dat op prijs stelt, dus dat gaan we gewoon doen. Dat betekent dat het VAO wordt ingepland. Ik wil nog even netjes afronden. Mevrouw Van Brenk.

Mevrouw Van Brenk (50PLUS):

Ik heb nog geen datum gehoord wanneer we iets horen over de buitenbeentjes in EU-verband.

De voorzitter:

De buitenbeentjes.

Minister Schouten:

Dat wordt wel na de zomer. Dat is een heel rekbare periode. Dat heeft ook te maken met wanneer je bepaalde thema's aan de orde kunt stellen in raden en dergelijke. In het najaar?

De voorzitter:

Wij noteren dat. Dan ga ik nu even netjes afronden. Ik dank de leden van de Tweede Kamer, ik dank de Minister, ik dank de Staatssecretaris, ik dank de ambtenaren, ik dank de mensen op de publieke tribune, de stenograaf, de bode en de griffier en ik wens u allen een heel fijne avond toe.

Sluiting 16.57 uur.