Kamerstuk 29521-280

Verslag van een algemeen overleg

Nederlandse deelname aan vredesmissies


Nr. 280 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 9 februari 2015

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Defensie, de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking hebben op 11 november 2014 overleg gevoerd met Minister Koenders van Buitenlandse Zaken, Minister Hennis-Plasschaert van Defensie en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse zaken d.d. 1 september 2014 inzake Nederlandse bijdrage Resolute Support Afghanistan (Kamerstuk 29 521, nr. 254);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 oktober 2014 inzake antwoorden op vragen van de commissie over de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie Resolute Support in Afghanistan (Kamerstuk 29 521, nr. 265);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 13 oktober 2014 inzake Nederlandse bijdrage aan NAVO-missie Resolute Support: ondertekening BSA en SOFA (Kamerstuk 29 521, nr. 263);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 06 juni 2014 inzake fiche mededeling bouwstenen EU-strategie Afghanistan 2014–2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 1860).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor

Voorzitter: Eijsink

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Ten Broeke, Eijsink, Knops, Van Ojik, De Roon, Servaes, Sjoerdsma, Van der Staaij en Voordewind,

en Minister Koenders van Buitenlandse Zaken, Minister Hennis-Plasschaert van Defensie en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

Aanvang 19.05 uur.

De voorzitter: Ik heet de Minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom bij zijn eerste overleg met de vaste Kamercommissie Buitenlandse Zaken. Ik begrijp dat de Minister zojuist drie uur lang kennis heeft gemaakt met de vaste Kamercommissie Defensie. Dat is hem goed bevallen. Ik heet ook de Minister van Defensie en die van Veiligheid en Justitie van harte welkom. We bespreken in het tijdsbestek van 19.00 uur tot 21.00 uur de brief over de NAVO-missie Resolute Support Afghanistan en de antwoorden op de vragen daarover, en de brief over de ondertekening BSA en SOFA van 13 oktober. Ik spreek namens de vaste Kamercommissie mijn dank uit aan de bewindslieden voor de technische briefing die de commissie vorige week moest hebben. Heel veel dank daarvoor namens de leden.

Dit debat staat gepland tot 21.00 uur. Dat is vervelend qua tijd. Om 21.00 uur is een debat gepland met de Minister van Defensie over de EU-Defensieraad. Dat debat is al gehalveerd omdat er om 22.00 uur een plenair debat staat gepland. Ik stel vanwege de tijd voor om zo goed mogelijk de tijd te benutten die er staat, wat aan u zeer is besteed. Er volgt nog een derde termijn: de plenaire afronding in één termijn. Die wordt volgende week gepland. U hebt nu twee termijnen. Dat zou moeten lukken met enige regie aan beide kanten. De plenaire afronding in één termijn volgt dus volgende week. Ik stel een spreektijd van vijf minuten per fractie voor. Ik kijk ook naar de bewindslieden. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als we ook van uw kant de medewerking krijgen om binnen het tijdsbestek te blijven en zo efficiënt en effectief mogelijk dit heel belangrijke overleg met u allen te kunnen voeren.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik maak hier toch bezwaar tegen. We bespreken een artikel 100-brief. Er worden 100 mensen uitgezonden. We zitten hier met drie Ministers en met bijna alle woordvoerders. Om dan in twee uur het debat over zo'n missie af te raffelen, is deze missie onwaardig. Ik begrijp dat we in een tijdsklem zitten, maar ik maak hier sterk bezwaar tegen. Ik vind dit ongehoord.

De heer Van Bommel (SP): Ik heb ingestemd met een verkorte procedure, maar ik deel wel het gevoelen van de heer Voordewind. Een artikel 100-brief kent een zware procedure, ongeacht hoeveel mensen worden uitgezonden. Ik stel voor dat we hier nog eens bij stilstaan in de procedurevergadering, want ik zou ook nog wel wat opmerkingen willen maken over de wijze waarop we nu omgaan met de derde termijn. Dat is namelijk een andere procedure dan we gewend zijn.

De heer Sjoerdsma (D66): Ik ben het eens met mijn collega's Voordewind en Van Bommel. Ik denk dat we voorzichtig moeten zijn met het op het laatste moment inperken van de tijd en dat we ook voorzichtig moeten zijn met de wijze waarop de derde termijn evolueert.

De voorzitter: Dank. Ik ben het eens met uw opmerkingen. Voor de duidelijkheid, de voorstellen zijn niet van mij als voorzitter naar u toegekomen. U hebt onderling een voorstel gedaan. Dat is het enige wat ik nu aan u voorleg. Ik stel voor dat we nu beginnen met dit belangrijke overleg.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Het is een groot genoegen om Bert Koenders te mogen verwelkomen in de Kamer als oud-collega, maar ook opnieuw in de hoedanigheid van Minister. Ik heb net het genoegen gehad om dat te doen als voorzitter van de Defensiecommissie in een overleg over een missie die hem zeer na aan het hart ligt en die overigens op grote instemming in de Kamer kon rekenen en die in grote harmonie in coalitieverband tot stand is gekomen. Het moet dan ook een genoegen zijn dat we nu in de commissie Buitenlandse Zaken spreken over de terugkeer naar Afghanistan. Althans, dat is het voornemen van het kabinet.

Sinds de Amerikaanse operatie Enduring Freedom in 2001 en de val van het talibanregime is de internationale gemeenschap betrokken in Afghanistan, eerst en vooral om te vechten en Al Qaida te verjagen, om ervoor te zorgen dat Afghanistan niet langer de uitvalsbasis kon zijn voor globale terreurnetwerken. Daarna was zij er vooral om ervoor te zorgen dat de Afghanen zelf weer hun land onder controle konden krijgen en voor hun eigen veiligheid konden gaan zorgen. «Al Qaida eruit, de taliban eronder» zou een korte, bondige samenvatting kunnen zijn van de doelstellingen van de missies van de afgelopen tien, bijna vijftien jaar.

Met verschillende bijdragen door de jaren heen heeft Nederland een belangrijke rol gespeeld bij het creëren van deze toestand. De lange internationale betrokkenheid in Afghanistan loopt inmiddels op haar einde. In het afgelopen decennium zijn er ook wel heel veel nobeler doelen geformuleerd, zoals de opbouw van een rechtsstaat en een westers onderwijssysteem. We moeten er eerlijk over zijn dat het resultaat op zijn zachtst gezegd verschillend is en ik zou zelfs wel durven zeggen dat het overwegend teleurstellend is. Van het oorspronkelijke doel kan echter worden gezegd dat het goeddeels is geslaagd. Afghanistan leert langzamerhand weer op eigen benen staan en is, anders dan Irak, Pakistan, Jemen, Syrië en delen van Noordwest-Afrika, niet meer de uitvalsbasis voor wereldwijde terreur die het daarvoor wel was. Maar wat een uitvalsbasis was, zou zomaar weer een wijkplaats kunnen worden. De regionale terreur verplaatst zich immers ook als een waterbed; zie de discussie die we in de Kamer hebben gevoerd over Syrië en Irak. Dit wil dus niet zeggen dat de interne veiligheid in Afghanistan al zover is ontwikkeld dat een terugval tot de onmogelijkheden behoort.

Met haar inspanningen heeft de internationale coalitie van meer dan 40 landen de afgelopen jaren vooral ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van leger en politie. Inmiddels staat er een veiligheidsapparaat dat weliswaar verre van perfect is, maar dat wel zichtbaar sterker en professioneler is geworden. Ook is de politieke situatie met het vertrek van Karzai en de komst van een nieuwe leider, Ashraf Ghani, opvallend verbeterd. Er is een status of forces agreement (SOFA). Karzai heeft zonder al te veel problemen het veld geruimd. De verliezers van de verkiezingen hebben zich grotendeels verzoend met de regering. En met de taliban wordt zowel gesproken in Kabul als gevochten in andere delen van het land.

Afghanistan heeft de transitie, waarbij het nu zelf de leiding heeft over het gevecht tegen de interne terreurgroepen en de taliban, tot nu toe redelijk doorstaan, maar de overgang is niet voltooid. Daarvoor is verdere hulp noodzakelijk, maar wel op kleinere schaal dan voorheen. Het doel daarvan was dat Afghanistan definitief geen vrijhaven meer kan worden voor terroristen, zoals voor 2001 het geval was. Het hoogst haalbare voor de VVD is dus niet een Afghanistan dat een nieuw Zwitserland wordt, maar – ook dat is wellicht al erg idealistisch – een soort Bosnië van het Midden-Oosten, met een gewapende vrede en hier en daar een bui, of beter gezegd: een eruptie van geweld. Hoe durven de Ministers die toekomst te schetsen?

Het kabinet stelt nu voor om een bijdrage van maximaal 100 militairen te leveren aan de NAVO-missie Resolute Support met een ondersteunende rol voor deze Nederlandse bijdrage. Resolute Support gaat op 1 januari 2015 van start en is gericht op trainen, adviseren en assisteren van de Afghan National Security Forces (ANSF) op institutioneel en regionaal niveau. Kan het kabinet toch nog eens uitleggen wat het daarmee precies bedoelt? Wat zijn exact de onderscheiden bijdragen van de verschillende componenten van de Nederlandse missie?

De veiligheidssituatie is in het noorden weliswaar beter dan in de rest van het land, maar ook daar is die zeker afgenomen. Hoe bekijkt de regering de veiligheidssituatie? Moeten we de afnemende veiligheid zien in het kader van het vormen van een nieuwe regering en is dat een positieve ontwikkeling, of moeten we vermoeden dat het er met het vertrek van de troepen alleen maar slechter op wordt?

De betaling van ANSF aan Afghan National Army (ANA) is niet verzekerd, gegeven de begroting van Afghanistan, dus men blijft leunen op de internationale coalitie en donoren. Hoe ziet de Minister van Defensie die ontwikkeling in het licht van potentiële desertie en het gevaar van de interne veiligheid van de mensen die we trainen?

Het «Kabul-centric»-model is het model waarbij in twee fasen wordt toegegroeid van hub en spoke – dat is erg technisch, maar het betekent: Kabul in het centrum plus een aantal regionale steunpunten – naar «Kabul only». Hoe ziet de regering dat in het kader van de bredere aanpak? Wat is daarbij de strategie?

Tot slot ga ik in op de financiering, die ook bij andere missies voortdurend een probleem is. Voor deze missie is 15 miljoen uitgetrokken, die oorspronkelijk is gereserveerd in het Budget Internationale Veiligheid (BIV). Die pot is feitelijk leeg, althans, hij is weer teruggekeerd naar Defensie. Hoe wordt omgegaan met tegenvallers? We hebben niet zo heel veel zin in nog heel veel meer kasschuiven. Ik weet niet of dit bedrag ook is gereserveerd voor de Voorjaarsnota, maar ik zou graag zien hoe de regering dat oplost.

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Namens mijn fractie uiteraard een warm welkom aan de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken. Wij zien uit naar de samenwerking de komende tijd. Alleen al de komende weken zullen we elkaar vaak treffen. Ik wil mijn dank uitspreken voor de briefing die we een week of twee geleden hebben gehad. Die was heel nuttig om ons op dit debat voor te bereiden. Daardoor zijn al veel vragen beantwoord, maar ik wil toch proberen om een aantal zaken nog aan de orde te stellen: de politieke situatie, de missie zelf en het toekomstperspectief na deze missie. Ik geloof niet dat ik nog iets toe te voegen heb aan de lange geschiedenis die collega Ten Broeke geschetst heeft. Het heeft ook in het Haagse een lange geschiedenis. Het is een baard waarop men in Afghanistan jaloers zou zijn.

Laten we teruggaan naar de politieke situatie van vandaag de dag. Er zijn inderdaad belangrijke stappen gezet, maar er is nog veel onzeker en fragiel. Ik vraag de Minister van Buitenlandse Zaken om daarop te reflecteren. Om te beginnen hebben de verkiezingen een uitslag opgeleverd, maar we weten dat er op grote schaal gefraudeerd is. We wachten nog steeds op de afronding van het auditproces. Ook de EU-verkiezingsmissie is nog bezig met de afronding van haar proces. Hoe ziet de Minister dat? Welke rol speelt dat nu nog bij het verdergaan van de regering die nu aan de slag is gegaan? Binnen die regering is er een ad hoc power-sharing deal gevestigd, maar er moet nog een grondwetswijziging plaatsvinden. Hoe schat de Minister dat in? Gaat dat nog voor spanning zorgen en welke rol speelt dat ten opzichte van de activiteiten die de NAVO ter plekke verricht?

Ik kom te spreken over de missie, die vooral een onderwerp is voor de Minister van Defensie en voor die van Veiligheid en Justitie. Wij zien een planning die al op 1 januari begint en die na een jaar al omschakelt naar het «Kabul-centric»-model. Met andere woorden, die zit vrij krap in het jasje. Hoe strak is de planning in de praktijk? Is het verstandig om per 1 januari te beginnen? Als blijkt dat het lastiger is om de uitrol op gang te krijgen, kan het dan ook later? We hebben over de missie in Mali vergelijkbare discussies gehad. Welke flexibiliteit zit er precies in dat schema van die twee jaar? Mocht blijken dat het na een jaar toch verstandig is om nog langer met de vier regionale centra te werken, is dat dan iets wat in de NAVO besproken kan worden?

Over de positie van de tolken is de afgelopen periode uitgebreid gesproken in dit huis. Ik zou het vreemd vinden als we daar vandaag dan niet ook specifiek aandacht aan besteden. Weliswaar worden de tolken ingehuurd, maar wat is precies de Nederlandse betrokkenheid daarbij, specifiek natuurlijk voor de tolken die voor de Nederlanders werken?

Wij hebben het goede gebruik dat missies tussentijds en na afloop geëvalueerd worden. We lezen echter in de brief dat Nederland geen eigen doelstellingen heeft. We doen alleen mee binnen het grotere NAVO-geheel, dat wel doelstellingen heeft. Is het niet toch mogelijk om ook afgeleide doelstellingen te formuleren voor Nederland, die weliswaar gerelateerd zijn aan de grotere NAVO-doelstellingen, waardoor we onze eigen inzet tussentijds en na afloop kunnen evalueren?

Ik kom op het toekomstperspectief. Ik deel de zorgen die collega Ten Broeke uitsprak over de financiële onderbouwing van de Afghaanse strijdkrachten. Hoe ziet het kabinet dat? Welke rol speelt de internationale gemeenschap daarin, ook specifiek ten opzichte van capaciteiten die er nu wel door de NAVO zijn, maar straks moeilijker geleverd kunnen worden door de Afghanen? Ik denk daarbij met name aan de luchtmacht, die natuurlijk afwezig is. Welke consequenties zal dat hebben?

Ten slotte de lange termijn; ik weet dat er binnenkort weer een grote conferentie plaatsvindt. Hoe ziet het kabinet de Nederlandse betrokkenheid over deze missie heen, dus op de langere termijn?

De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb een vraag in historisch perspectief, een vraag met een baard, zoals collega Ten Broeke al zei. De PvdA heeft de vorige missie niet gesteund vanwege twee problemen, die ik in een notendop probeer samen te vatten. De voormalig aanvoerder van de PvdA, de heer Cohen, zei: we kunnen de NAVO-missie niet steunen en we kunnen ook geen politieagenten trainen omdat zij vermomde paramilitairen zijn. Ik vroeg mij af of de heer Servaes kan reflecteren op wat daar sindsdien precies aan gewijzigd is.

De voorzitter: Mijnheer Servaes, een korte reflectie.

De heer Servaes (PvdA): Die wil ik wel geven. Ten eerste is die missie, de Kunduzmissie, uitgebreid geëvalueerd. Ik meen dat dit aan het eind van het voorjaar is gebeurd. Als ik het mij goed herinner, werd eigenlijk in de hele breedte in de Kamer geconstateerd dat die missie niet ideaal in elkaar zat. Dan druk ik mij voorzichtig uit, meen ik. Ik meen mij goed te herinneren dat dit ook de conclusie van D66 was. Maar er zijn natuurlijk essentiële verschillen tussen de missie toen en de missie nu. Het belangrijkste verschil is dat de strategie van de NAVO gewijzigd is. Toen was de strategie nog dat we er nog eens flink tegenaan gingen in de hoop dat we het tij konden keren, nu zitten we op een moment dat Afghanistan weer zelf de verantwoordelijkheid neemt voor de veiligheid. Bij die laatste stap, een transitiefase, helpen we Afghanistan. Ten tweede is heel duidelijk wat nu onze rol is. Die houdt adviseren en trainen van het hogere kader in. We mogen denk ik vandaag wel stellen dat dit in ieder geval geen vechtmissie is. Bij de vorige missie zijn er heel wat discussies geweest over wat die wel was, wat die niet was of wat die misschien toch was. Er zijn dus duidelijke verschillen in het tijdsgewricht, in het geheel van de NAVO, maar vooral in het specifieke deel dat Nederland nu voor zijn rekening neemt.

De heer Sjoerdsma (D66): De heer Servaes zegt dat de NAVO-strategie enorm verschilt. Ik zoom daar toch even op in en haal een citaat aan van de heer Cohen. In 2010 zei hij: «De NAVO-strategie is gericht op vertrek uit Afghanistan op redelijk korte termijn met als doel dat er zo snel mogelijk een zo groot mogelijke militaire macht en politiemacht is. Die dienen te kunnen worden ingezet om de veiligheid in Afghanistan te garanderen.» Met andere woorden, het is exact dezelfde strategie als nu. Ondanks zijn wat badinerende woorden over de Kunduzmissie vraag ik de heer Servaes waar het grote verschil in zit. Wat maakt de PvdA op dit moment wel enthousiast over de NAVO-strategie?

De heer Servaes (PvdA): De heer Sjoerdsma zegt dat ik badinerend spreek over de Kunduzmissie, maar deze Kamer heeft met een gezonde zelfreflectie teruggekeken op de wijze waarop die missie in elkaar is gezet, hoe die is gelopen en tot welke resultaten die heeft geleid, of misschien moet ik in dit geval zeggen: gebrek aan resultaten. Als de missie een doorslaggevend succes was geweest, waarbij alle van tevoren bedachte bedoelingen en specifieke elementen precies zo verlopen waren als gedacht, dan hadden wij misschien een ander gesprek gehad vandaag. Maar dat is niet zo, dus laten we daar ook niet moeilijk over doen. Inderdaad is altijd de instelling geweest dat op een zeker moment de NAVO moest vertrekken, maar het verschil tussen nu en toen is dat in ieder geval de Amerikanen, die nogal leidend zijn in de NAVO, indertijd de filosofie erop nahielden dat alvorens men zou vertrekken, er toch nog een flinke search moest plaatsvinden om de definitieve klap uit te delen. Dat is nu absoluut niet het geval. Er zit nu een regering in Kabul waarmee duidelijke afspraken zijn gemaakt over de transitie, die de komende tijd plaatsvindt.

De voorzitter: Ik vraag de leden om de interrupties en de antwoorden daarop kort te houden.

De heer Knops (CDA): Ik begrijp dat de heer Servaes dit deel van de geschiedenis het liefst zo kort mogelijk wil houden, maar ik wil er toch nog een paar vragen over stellen.

De heer Servaes (PvdA): Het maakt mij niet uit.

De heer Knops (CDA): De heer Servaes nodigt mij uit om het lang te maken, dus dan maak ik daar gebruik van. De PvdA-fractie heeft indertijd een soort Afghanistanpauze ingelast. Het was een uitvoering in meerdere bedrijven. Bij deel drie heeft de PvdA even een pauze ingelast en vervolgens doet zij nu weer mee. De vraag is gerechtvaardigd hoe de heer Servaes daar in retrospectief op terugkijkt. Hij kan dat in alle vrijheid doen, want hij was op geen enkele manier erbij betrokken. Althans, dat was niet zichtbaar voor ons.

Ik hoor de heer Servaes in een soort tweedeling over vechtmissie of opbouwmissie praten. Volgens mij is een van de conclusies van eerdere debatten dat we dat onderscheid niet meer kunnen maken bij de meeste missies die we op dit moment doen. Kan de heer Servaes daarop reageren?

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter, u riep mij op om kort te zijn, dus wat betreft de eerste vraag verwijs ik toch naar het antwoord op dezelfde vraag van de heer Sjoerdsma. Er zijn wel degelijk substantiële verschillen tussen deze missies. Mijn punt over het type missies was dat het toen moeilijk vast te stellen was wat het nu precies was. Ik denk dat nu heel duidelijk is wat het wel is. Het is een beperkte bijdrage aan de training van het hogere kader binnen de politie en de veiligheidssector. Daarnaast geven we heel specifieke adviestaken. Verder is er een bescheiden, maar heel belangrijke medische bijdrage. Wat dat betreft bekijken we het voorstel dat er nu ligt gewoon heel zakelijk en beoordelen we dat op zijn merites. Daar kan geen misverstand over bestaan; dat was de conclusie die ik net voorhield.

De heer Knops (CDA): Dat zijn buitengewoon verstandige woorden van de woordvoerder van de PvdA-fractie. Toch heb ik nog een vraag over de vechtmissie. Nu ligt er een missie voor die niet in dat kader past, maar zelfs over een missie als MINUSMA, die nu niet op de agenda staat, heeft de Kamer gezegd dat het niet juist en niet verstandig is om ex ante al een onderscheid te maken tussen vechtmissies en niet-vechtmissies omdat er uiteindelijk altijd opgeschaald moet kunnen worden en de politiek daartoe bereid moet zijn. Misschien kan de heer Servaes daar nog even op reageren.

De heer Servaes (PvdA): Dat debat heb ik toevallig wel zelf gevoerd. Dat klopt. Dat hebben we gezamenlijk heel goed vastgesteld indertijd. Daar is net in het debat dat voorafging aan dit debat uitgebreid over gesproken. Geen misverstand daarover.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik zal maar eerlijk zeggen dat ik van plan was om deze kwestie te laten rusten omdat we er al een aantal keren over hebben gesproken, maar de heer Servaes is er toch in geslaagd om iets te zeggen wat mij eigenlijk noopt om toch een vraag te stellen. Hij zei: terugkijkend hebben we eigenlijk allemaal wel gezegd dat het niet zo'n ideale missie was. Is het de heer Servaes opgevallen dat er een aantal partijen zijn geweest die bij de evaluatie hebben gezegd dat zij achteraf gezien toch blij waren, of laat ik het anders formuleren omdat «blij» misschien niet het goed woord is, dat zij het achteraf gezien toch goed vonden dat ze met die missie hebben ingestemd? Er waren ook partijen die zeiden: achteraf ben ik nog steeds blij dat ik er niet mee heb ingestemd. Maar er was één partij die zei: dat oordeel gaan we nu niet geven. Dat was de Partij van de Arbeid. Er is haar meerdere keren gevraagd om met alle kennis die we hadden uit de evaluatie, terugkijkend op de hele Kunduzmissie, gewoon te zeggen of zij nog steeds achter haar negatieve besluit van toen stond of dat zij zich indertijd juist heeft vergist. Dat antwoord is dus maar door één partij niet gegeven. De heer Servaes kan dus niet doen alsof we met z'n allen tot een soort gemeenschappelijke conclusie kwamen over de missie, want dat is niet zo.

De heer Servaes (PvdA): Ik heb geen vraag gehoord. Er werd een mooie samenvatting gegeven. Meestal laten we dat aan een andere collega hier over. Ik voel geen behoefte om het debat van april of mei over de evaluatie van Kunduz over te doen. Overigens nam ik niet deel aan dat debat, dus het lijkt mij ook niet fair dat ik dat overdoe. Ik heb net geprobeerd om een breed gevoel te beschrijven. De heer Van Ojik heeft er ongetwijfeld gelijk in dat dit geen uitgespelde conclusie in deze Kamer is. Iedere partij kiest zijn eigen woorden en de eigen hardheid van de conclusies daarover. Ik heb geprobeerd vanuit de ervaring van de afgelopen jaren vooruit te kijken naar deze missie. Ik concludeer dat de wijze waarop deze missie is weergegeven, getuigt van lessen die getrokken zijn en dat die in ieder geval een heel scherpe en bescheiden, maar duidelijke bijdrage levert aan wat er de komende periode moet gebeuren. Niets meer en niets minder.

De voorzitter: Een vervolgvraag van de heer Van Ojik?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Of een opmerking. Dat mag ook, voor zover ik weet. De heer Servaes zegt dat het een goede samenvatting van het debat is, en ik denk inderdaad dat dit het geval was. Alleen, er is één partij die zich nog nooit heeft laten verleiden tot een eindoordeel over de Kunduzmussie. Dat mag, maar dan moet je nu niet de zaak omdraaien en zeggen: ja, we waren eigenlijk allemaal wel tot de conclusie gekomen dat het allemaal niet zo ideaal was. Want uiteindelijk hebben alle partijen zich uitgesproken over het door henzelf in het begin van de missie ingenomen standpunt, op één na.

De heer Van Bommel (SP): In 2012 heeft de Partij van de Arbeid een motie van de SP gesteund, waarin de regering werd verzocht om niet door te gaan met het financieren van de Afghaanse politie. Ik stel vast dat we met het besluit dat nu voorligt, wel doorgaan met de financiering van de politie. Dat zal de komende jaren ook nog nodig blijken te zijn. De vraag is waarom de Partij van de Arbeid de steun voor het weigeren van die doorgaande financiering, die eerst is uitgesproken, nu intrekt.

De heer Servaes (PvdA): Wij voeren dit debat in drie termijnen. Het eindoordeel volgt dus in de derde termijn. Misschien kan de heer Van Bommel die tijd gebruiken om die motie nog eens met mij te delen, zodat ik er nog eens goed naar kan kijken. Hij hoort mijn oordeel aan het einde; zo hoort dat bij deze debatten.

De heer Van Bommel (SP): Vanzelfsprekend, maar we moeten de motie en de beoordeling van de missie in Kunduz door de PvdA bekijken tegen de achtergrond die ook geschetst is door andere Kamerleden, namelijk dat de PvdA indertijd zei: een missie die je door een rietje bekijkt in de papieren werkelijkheid van Den Haag kan wel succesvol zijn, maar tegen de achtergrond van een problematische NAVO-missie in Afghanistan kan die niet echt een succes zijn. Die beoordeling, die achtergrond, hoor ik nu niet meer van de woordvoerder van de PvdA. Nu wordt wel ingezoomd op de zeer beperkte bijdrage die Nederland gaat leveren en wordt de achtergrond, die toen als problematisch gezien, weggelaten. Waarom is die achtergrond nu niet meer van belang voor de PvdA?

De heer Servaes (PvdA): Dit is toch wel vreemd. Juist over het hele punt dat die missie hier in Den Haag is vormgegeven – allerlei caveats, onderdelen en specificeringen werden door bepaalde partijen aangedragen – is eerder dit jaar gesproken bij de evaluatie. De Haagse elementen – de heer Van Bommel noemt het zo – waren wellicht bijna belangrijker dan wat er met bondgenoten en de Afghanen werd afgesproken. Ik constateer dat dit nu in ieder geval niet zo is. Er ligt nu een duidelijke afspraak tussen de Afghaanse regering enerzijds en de internationale gemeenschap anderzijds. De Nederlandse bijdrage maakt niet alleen deel uit van het NAVO-geheel, maar is ook nog heel dienend, ondersteunend aan de coördinerende rol die de Duitsers in het noorden vervullen. Wij leveren een weliswaar bescheiden maar heel nuttige bijdrage aan het geheel van de inspanning van de internationale gemeenschap. Dat heeft niets met een rietje te maken. Dit gaat juist om het complete beeld.

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik wil graag een woord van welkom willen richten tot de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken, een met echte ervaring in het veld. Van harte welkom. Ik kijk zeer uit naar de samenwerking en naar de komende debatten.

Op 21 december 2001 kwam het kabinet-Kok II met een artikel 100-brief voor Afghanistan. Die betrof een bijdrage aan ISAF (International Security Assistance Force). Dat was 13 jaar geleden precies 100 dagen na de aanslagen van 11 september 2001. Het idee was: nooit meer een vrijhaven voor terrorisme in Afghanistan. In de dertien jaar na die brief was Nederland prominent aanwezig in Afghanistan. Hink-stap-springend ging Nederland door dat land. We zaten in Baghlan, we waren lead nation in Uruzgan en we hadden een politiemissie in Kunduz. Talloze debatten hebben we hierover gevoerd. De lijn van D66 was en is: echte wederopbouw, een echte rechtsstaat, een zelfredzaam Afghanistan, betrokkenheid voor de lange termijn.

Zo groot als het belang van Afghanistan nog steeds is, zo precair lijkt de politieke situatie. Ja, we zien de eerste democratische transitie van de macht ooit. Ja, er is een regering van nationale eenheid. Ja, er is een veiligheidspact. Ja, een vrijhaven voor terrorisme is het niet meer. Maar de economische situatie is nog steeds zorgwekkend, de werkloosheid is hoog en de centrale overheid lijkt praktisch bankroet. Corruptie viert hoogtij en verzoening met de taliban lijkt voorlopig niet in zicht. Dat is de context van de nieuwe NAVO-missie Resolute Support, de eindfase van onze militaire betrokkenheid. Het kabinet wil nu 100 militairen sturen. We gaan de politie adviseren, we doen medische ondersteuning, er komen een logistieke eenheid en een dozijn stafofficieren.

Ik heb allereerst vragen over de strategie. Hoe oordeelt het kabinet over de huidige NAVO-strategie? Die lijkt van een afstandje bezien eerder tijdgebonden dan resultaatgericht. Alle fasen zijn van tevoren bepaald. 2015: hubs en spokes. 2016: Kabul-centric. 2017: capaciteitsopbouw vanuit de ambassades. Natuurlijk moeten we richtdata hebben, maar zijn dat ijzeren wetten? Zijn ze in beton gegoten? Zouden we niet eerder voor de eindstaat dan voor de einddatum moeten gaan? Hoe staat het kabinet daarin? Met welke resultaten is het kabinet in die eerste fase tevreden? Waar gaan we voor? Sluit deze strategie aan op wat de Afghaanse veiligheidsdiensten nodig hebben? Ze zijn sterker, zoals al is gezegd, ze zijn beter in staat om de eigen broek op te houden, maar tegelijk zien we ook dat ze kampen met uitval, toenemende aanvallen en gebrek aan financiering. Kunnen de Afghaanse veiligheidsdiensten het inderdaad zelf aan?

Over de financiering is al een en ander gezegd door de collega's. Daarom zal ik dit punt kort houden. Het kabinet wil langdurig bijdragen met 5 miljoen per jaar, maar tot wanneer is de internationale financiering rond? Tot wanneer kan Afghanistan zijn eigen bijdrage leveren, voor zover wij weten? De NAVO-strategie moeten we ook in de bredere politieke context bekijken. Zal Ashraf Ghani in staat zijn om de eenheid te bewaken en een politiek proces met de taliban vorm te geven, zeker met Abdullah als CEO, een niet-bestaande positie, een positie die bovendien aanleiding kan geven tot grote spanningen in het kabinet over de richting? Ik vraag met name naar de appreciatie van Minister Koenders op dit punt. Hoe is het perspectief?

Ik kom te spreken over de toekomst. Het kabinet schrijft dat de balans verschuift van de NAVO-gedomineerde politieke militaire agenda naar een meer politieke OS-agenda. Het is tijd voor het zogenoemde transformation decade. Dat zijn woorden voor degenen die in Afghanistan zijn geweest – de meesten van ons zijn daar geweest – die zoet in de oren klinken, maar die niet helemaal op de werkelijkheid lijken aan te sluiten. Ik noem elf donorconferenties, vijf OS-strategieën, een dozijn regionale en thematische conferenties. het lijkt nogal heen en weer te schieten wat de strategie betreft. Laten we de omslag naar de politieke OS-agenda concreet maken. Wat is de inzet voor de aanstaande donorconferentie op 3 en 4 december om ervoor te zorgen dat Afghanistan meer en meer op eigen benen kan staan?

Ik zie dat ik moet afronden. Wat betreft de tolken sluit ik mij graag aan bij de vragen van collega Servaes.

We gaan het veertiende jaar in van onze betrokkenheid in Afghanistan. We willen daar graag een betrouwbare partner zijn die langdurig werkt aan de zelfredzaamheid van het Afghaanse volk en aan de pilaren van de Afghaanse rechtsstaat. Deze missie kan daaraan een bijdrage leveren, maar ik ben wel benieuwd naar met name de antwoorden op de vragen over de NAVO-strategie.

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Dit debat staat op de agenda als de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-missie in Afghanistan. We kunnen het ook als titel of ondertitel meegeven «De wonderbaarlijke terugkeer van Minister Koenders». Deze Minister vertrok in 2010 na gedoe over langer blijven in Afghanistan, maar zijn eerste debat met de commissie Buitenlandse Zaken betreft datzelfde onderwerp: langer blijven in Afghanistan. Weliswaar gebeurt dat in een andere hoedanigheid en misschien op een andere plaats, maar het gebeurt wel tegen dezelfde achtergrond. In 2001 begon het hoofdstuk Afghanistan, inmiddels het boek Afghanistan, als reactie op de aanslagen op de Twin Towers en andere doelen in de Verenigde Staten. We zijn inmiddels al een paar jaar bezig om een exitstrategie te vinden om uit Afghanistan weg te komen. Een van de belangrijkste onderdelen van die exitstrategie is ervoor zorgen dat de Afghanen zelf verantwoordelijk kunnen zijn en zelf die verantwoordelijkheid kunnen dragen voor de situatie in Afghanistan. Dan gaat het niet alleen om veiligheid, maar ook om economie en om het bijeenhouden van het land. Daarvoor is heel veel nodig. In het kader van de missie Resolute Support wordt nu gedacht aan een missie van in totaal 11.000 militairen, waarvan Nederland er maximaal 100 zal leveren.

Om die missie te kunnen beoordelen, moeten we toch, zoals we ook bij voorgaande missies hebben gedaan, kijken naar wat de doelstellingen waren in 2001 en de wijze waarop getracht is door de internationale gemeenschap om daar een bijdrage aan te leveren. Toenmalig president Bush had vier grote doelen, die ook toezeggingen waren aan het Afghaanse volk. Er zou vrede komen door de opbouw van een eigen leger. Er zou gewerkt worden aan een infrastructuur, ook in sociale zin: gezondheidszorg en onderwijs. Er zou een functionerende overheid komen. Er zou een stabiele economie komen. Van die vier beloften is eigenlijk helemaal niets terechtgekomen, misschien een beetje met uitzondering van de infrastructuur, ook in sociaal opzicht. Er is geen vrede, zelfs geen zicht op vrede. Er wordt niet of nauwelijks gewerkt aan re-integratie, onderhandeling met taliban of wat dies meer zij. Het woord «verzoening» laat ik maar helemaal weg. De tientallen miljarden dollars die zijn gebruikt om het leger en de sociale infrastructuur op te bouwen zijn in veel gevallen weggegooid geld gebleken.

Voor wat er is opgebouwd aan onderwijs en gezondheidszorg, geldt dat dit is gebeurd in een omgeving die gecreëerd is met rugdekking van en met veiligheid die is gecreëerd door de internationale gemeenschap. Dit stort onmiddellijk in op het moment dat de westerse militairen daar weggaan of wanneer de geldkraan wordt dichtgedraaid. Een goedwerkende overheid is er misschien ooit geweest in Afghanistan, maar de westerse aanwezigheid en bestedingen hebben daar bepaald geen positieve bijdrage aan geleverd. Corruptie had het systeem al in haar macht in Afghanistan. Zelfs hoge Nederlandse militairen hebben getuigd dat corruptie nu de norm is in Afghanistan. Het is ook heel erg moeilijk, want als de internationale gemeenschap daar ook maar iets wil doen, dan moet zij zaken doen met krijgsheren. Je moet betalen voor je veiligheid. Je moet betalen voor een veilige doorgang van je transporten naar de plaatsen waar ook Nederlandse militairen zitten. Door vorige sprekers is beweerd dat Afghanistan nu een beetje op eigen benen kan staan, maar de cijfers tonen aan dat volstrekt het tegengestelde juist is. Naar schatting 97% van de economie in Afghanistan draait op hulpgeld, op bestedingen van de internationale troepenmacht. Dit betekent niet dat we een Afghanistan gecreëerd hebben dat op eigen benen kan staan, dat voor zichzelf kan zorgen, in welk opzicht dan ook, maar wel dat we een probleem gecreëerd waarvan wij zelf onderdeel zijn geworden.

Dan de veiligheid. Bin Laden is dood en Al Qaida is verzwakt, maar we moeten concreet constateren dat er sprake is van een verschuiving van het veiligheidsvraagstuk naar Pakistan, met een grote bedreiging voor de stabiliteit en zelfs het voortbestaan van de eenheidsstaat Pakistan. Al Qaida-achtige groepen laten zich niet alleen zien in andere delen van de wereld, maar ook in Afghanistan.

Over deze missie heb ik een paar vragen. Hoe kan deze missie naar de opvatting van de Minister tegen de achtergrond van alle mislukkingen die ook door internationale waarnemers zijn geconstateerd, bijdragen aan een geloofwaardige exitstrategie van de internationale gemeenschap en dus ook van Nederland uit Afghanistan? Als het gaat om het trainen, het adviseren en het assisteren van het Afghaanse leger en de ANSF, hoe wordt er dan gewerkt aan het bestrijden van de problemen die de afgelopen jaren ons steeds parten hebben gespeeld, namelijk die van de insider threat? De insider threat houdt in dat we mensen opleiden die hun wapens op ons richten.

De voorzitter: Wilt u afronden?

De heer Van Bommel (SP): Zeker.

Hoe wordt gewerkt aan het voorkomen dat mensen overlopen naar de taliban omdat ze daar meer geld krijgen en omdat ze weten dat de internationale gemeenschap er maar tijdelijk is? Een bekend Afghaans spreekwoord is: een Afghaan kun je niet kopen, maar alleen huren. Dus gaat hij naar degene die hem het meest betaalt.

De internationale gemeenschap is op dit moment verantwoordelijk voor het in stand houden van de overheid en van alle structuren in Afghanistan. Hoe kan dan worden gewerkt aan de exitstrategie die er uiteindelijk toe leidt dat de donoren, die daar met troepen en middelen aanwezig zijn, het land verlaten? Hoe kan de internationale gemeenschap, die niet voor honderd procent verantwoordelijk kan en wil zijn voor de situatie in Afghanistan, zorgen dat Afghanistan zelf verantwoordelijk is voor zowel de veiligheid als de economie? Dat is de centrale vraag in dit debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik heet de nieuwe Minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom in de commissie Buitenlandse Zaken. We hebben goede ervaringen opgedaan tijdens de toenmalige samenwerking in het kabinet in de periode 2007–2010. Ik heb het volle vertrouwen in een goede samenwerking met deze Minister.

We bespreken met deze Minister meteen de missie in Afghanistan, een land waarin de corruptie groot is, de taliban hun invloed zien groeien en de opiumteelt afgelopen seizoen een recordoogst gaf. Het is een heel lastige context om in te werken. Het is de vijfde missie van Nederland, heb ik uitgerekend. De missie zal twee jaar gaan duren.

We kunnen over van alles en nog wat praten als het gaat om de versterking van de veiligheid, maar als de politieke oplossing, de toenadering tot de taliban met alle voorwaarden die in de brief staan, niet van de grond komt, dan blijven we pleisters plakken. Natuurlijk moeten we niet stilzitten en achteroverleunen, maar als we tot een duurzame oplossing willen komen, kunnen we er niet omheen om met de taliban samen te werken. Ik vraag de Minister van Buitenlandse Zaken dan ook wat Nederland gaat inbrengen binnen de NAVO om, hoewel het een Afghaans proces is, toch vooral zo veel mogelijk te faciliteren en te stimuleren dat het gesprek met de taliban weer op gang wordt gebracht.

Ik kom te spreken over de wijdverbreide corruptie. Afghanistan staat in de ranglijst van Transparency International helemaal onderaan in het rijtje met Noord-Korea en Somalië. Hoe kunnen we vertrouwen hebben in de nieuwe regering als het gaat het om investeren in het land, ontwikkelingssamenwerking en versterken van de vrouwenrechten? Wat doet de internationale gemeenschap om te voorkomen dat ons belastinggeld in een bodemloze put terechtkomt? Ik krijg daarop graag een reactie.

De maakbaarheid van de wereld is betrekkelijk. Dat hebben we gezien bij andere missies in de wereld. Ook bij deze missie zal dat zo zijn. We kunnen niet achteroverleunen, zoals ik al zei. Daarom is het goed dat we vandaag de missie Resolute Support bespreken. De ChristenUnie heeft daarbij aandacht voor de criteria in het toetsingskader, de haalbaarheid, de duurzaamheid, de risico's voor onze mensen en de geïntegreerde benadering.

Allereerst de haalbaarheid. Het kabinet lijkt te kiezen voor een kale trainingsmissie, in tegenstelling tot de vorige. De brede versterking van de rechtsstaat zal gedaan worden via het LOFTA (Law and Order Trust Fund for Afghanistan) en zal beperkt gefinancierd worden via het rechtsstaatprogramma. Als ik terugkijk naar de geïntegreerde benadering zoals we die hebben aangezet in Kunduz, vraag ik het kabinet waarom het niet heeft gekozen voor dezelfde benadering voor Mazar. Waarom wordt daar niet ook de justitiële keten versterkt? Waarom doen we dat versnipperd via allerlei fondsen? Dat zou toch een concentratie van onze inzet, kennis en middelen zijn in de plaats waar we in ieder geval het eerste jaar actief worden?

Ik sluit mij aan bij collega Servaes, die vraagt hoe het kan dat we helemaal geen kwantitatieve doelstellingen meer formuleren en dat we in de breedte maar aansluiten bij de doelstellingen van de NAVO-missie. Hoe gaan we straks dan monitoren? Hoe gaan we straks evalueren wat we precies hebben gedaan? Moeten we niet toch zoeken naar een nulmeting, naar middelen en misschien naar subdoelen in de breedte van de missie om te zien wat wij straks hebben neergezet na die twee jaar?

In de schriftelijke beantwoording staat dat de situatie van de Afghaanse veiligheidsdiensten gebrekkig is vanwege een gebrek aan eigen luchtsteun en problemen in de logistieke keten. Dat wordt zelfs aangemerkt als een groot probleem waardoor de positie van de Afghaanse veiligheidsdiensten verzwakt is ten opzichte van de taliban. Als dat toch een belangrijke omissie is, een belangrijk zwaktepunt, wat doet de NAVO dan om die prioriteiten wel helder te stellen voor de luchtsteun en de logistieke keten? Moeten we niet veel meer daarop inzetten?

De salarissen betalen we nu voor een deel, maar de troepen worden weer teruggebracht tot minder dan 350. Worden er nu niet mensen opgeleid die we straks weer moeten ontslaan?

Dan de risico's. Zijn onze mensen voldoende beschermd, ook wat betreft de afhankelijkheid van derden, Duitse, Deense helikopters, op het moment dat ze moeten evacueren? Dat geldt ook voor de vervoermiddelen over de weg. We zijn daarbij afhankelijk van de Duitsers. Op het moment dat die voertuigen niet beschikbaar zijn, zitten we gevangen in onze eigen compounds. Is dat geen grote beperking?

Er is terecht heel veel aandacht voor vrouwenrechten, ook weer in deze missie. Maar wat ik mis, is de bredere agenda zoals die eerder werd gehanteerd voor de rechten van minderheden, inclusief de aandacht voor geloofsvrijheid. Alsnog staat er in de Grondwet de doodstraf op bekering. Ik vraag daarvoor met klem de aandacht van het kabinet.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. De heer Voordewind refereerde juist aan de buitengewoon goede samenwerking in het kabinet-Balkenende IV, van 2007 tot 2010. Ik ga dat niet tegenspreken wat betreft deze Minister, maar het einde was toch wat minder, moet ik eerlijk zeggen. Tijd heelt de wonden, maar het kan niet onbesproken blijven, en daarom wil ik dat punt hier even maken. Desalniettemin heet ik de Minister welkom, ook in deze commissie.

Afghanistan in 2014 is niet meer de vrijhaven van Al Qaida die het was in 2001. Dat komt door jarenlange inzet en betrokkenheid van de internationale gemeenschap. 9/11 staat in ieders geheugen gegrift. Toen werd duidelijk dat het Westen zich realiseerde dat terroristen soms ver van huis bestreden moeten worden. We moeten op de problemen afgaan, zoals in Afghanistan, voordat die problemen onszelf bereiken. Aan die jarenlange inzet van een grote internationale troepenmacht onder leiding van de NAVO komt een einde. Althans, aan de gevechtsoperaties komt een einde. De Afghanen moeten het zelf gaan doen. Training en advisering blijven nodig, want volledig op eigen benen kunnen de Afghanen nog niet staan. Vandaar ook de voorstellen voor de nieuwe NAVO-missie Resolute Support.

De resultaten van dertien jaar inzet van de internationale gemeenschap zijn fragiel. Dat is reden temeer om de Afghanen en het land Afghanistan niet de rug toe te keren, want dan dreigt een scenario zoals in Irak, waarbij onder politieke druk vertrokken wordt en vervolgens de totale ineenstorting van het land het gevolg is. In dit geval zou dat betekenen dat de taliban het weer volledig voor het zeggen zouden kunnen krijgen. Nederland heeft in de afgelopen jaren een heel belangrijke bijdrage geleverd aan de stabilisatie van Afghanistan. We hebben daar met duizenden militairen gediend en grote offers gebracht. Dat hebben we gedaan omdat we geloofden in de missie omdat wij geloofden in het idee dat je de veiligheid in eigen land kunt vergroten als je daar het terrorisme aanpakt. Dat is eigenbelang van Nederland, maar ook internationale solidariteit.

De CDA-fractie heeft al geruime tijd geleden bij het kabinet erop aangedrongen om duidelijkheid te geven of en, zo ja, hoe men wil bijdragen aan deze nieuwe missie. Uiteindelijk is er een voorstel gekomen. Het kabinet wil met maximaal 100 militairen hieraan bijdragen. In mijn inbreng stel ik een aantal aspecten centraal: allereerst de fragiele situatie in Afghanistan, daarna de haalbaarheid van Resolute Support en vervolgens de appreciatie van onze Nederlandse bijdrage. Het is al gezegd door een aantal collega's: de nieuwe president is zeer ambitieus. Er is een einde gekomen aan het politieke bewind van Karzai. De vraag is of deze nieuwe president misschien niet te ambitieus is. Dat is namelijk ook altijd weer het risico. In de technische briefing – waarvoor dank – is daarop uitgebreid ingegaan. We zien dat de formatie heel lang op zich laat wachten. Zittende Ministers moeten blijven zitten totdat er nieuwe gevonden zijn en de formatie is afgerond. De vraag is hoe dat in politieke zin gaat uitwerken. Daarnaast zijn vijf Ministers van hun post ontheven omdat ze vervolgd worden vanwege corruptie. De vraag die ik aan de Minister van Buitenlandse Zaken stel, is of daar ook Ministers tussen zitten met wie Nederland de afgelopen jaren heeft samengewerkt.

Het land bevindt zich in een moeilijke fase. De economische groei is gestagneerd en de regering kampt met tekorten. Daarentegen geeft het kabinet in antwoord op feitelijke vragen op pagina 3 aan dat Afghanistan zelf komend jaar 500 miljoen dollar gaat bijdragen aan de ANSF. Dat lijkt mij nogal ambitieus. De vraag is of de regering dat kan becommentariëren. Al eerder is door collega's gezegd dat dit een essentieel punt is. Op het moment dat de Afghanen zelf in staat zijn om een substantieel deel van hun veiligheidstroepen te financieren, geeft dat meer vertrouwen naar de toekomst. Als dat niet zo is, hoor ik dat ook graag.

De corruptie tiert welig en de instituties zijn nog steeds zwak – ik zeg dat de heer Van Bommel na – maar dat neemt niet weg dat we toch inzet zouden moeten plegen. Training, advice and assist blijven gewoon hard nodig. Het kabinet schrijft zelf in zijn artikel 100-brief: «Door te investeren in (...) leger en politie (...) neemt de kans toe dat Afghanistan in staat zal zijn deze (...) structuren in stand te houden na het vertrek van de internationale troepenmacht (...).» Dat is helemaal waar, maar de situatie is dus wel broos.

Resolute Support gaat uit van een hub and spoke-model. Dat model heeft een einddatum, erg op de tijd gefaseerd. Ik zie dat u naar mij seint, voorzitter. Ik snap nooit dat ik altijd zo veel tijd nodig heb! Dat leidt wellicht tot bepaalde risico's, zeker als je het afzet tegen de Afghaanse werkelijkheid. Hoe realistisch is het nog dat de doelstellingen behaald worden in dat tijdslot? Trekt de NAVO zich straks terug, ook als dat niet verantwoord is? We moeten waken voor een Irakscenario, zoals ik zojuist al zei, waarin veel van wat we hebben opgebouwd weer wordt afgebroken.

De Nederlandse bijdrage is op een totaal van bijna 13.000 troepen nogal bescheiden. Dat, terwijl er behoorlijk wat vullingsproblemen zijn. De 100 militairen die het kabinet toezegt, verlichten dat wel een beetje, maar het aantal is niet ambitieus. Het kabinet wringt zich in rare bochten om deze minimissie een proportionele bijdrage te noemen. Het schrijft zelf: «De grootte van de Nederlandse bijdrage is toereikend voor de verantwoordelijkheden die Nederland op zich neemt binnen Resolute Support en daarmee proportioneel.» Dat is een heel bijzondere zin. Tegelijk noemt het kabinet de bijdrage bescheiden. Dat is volgens mij ook het echte, eerlijke verhaal. De vraag is: waarom zo bescheiden? Heeft dat te maken met de druk die op de krijgsmacht en de financiën ligt, of is het gewoon het verhaal dat de PvdA eigenlijk niet naar Afrika wilde, maar dat de VVD door wilde en dat het resultaat deze missie is?

Ik heb toch de vraag hoe het kan dat wij zo laat pas troepen hebben toegezegd. Op 9 juli is die conference geweest. Toen was 85% van de aanbiedingen al gedaan, maar Nederland hield de kaken stijf op elkaar. Ik wil weleens weten wat de reden daarvan is. Miste men een kamertje waar men terecht kon? Dat is toch interessant om te weten, denk ik zo.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. De NAVO probeert met man en macht een Afghaans leger op te tuigen dat een door diezelfde NAVO door de strot geduwde democratie in Afghanistan moet beschermen. Maar na dertien jaar investeren in het Afghaanse veiligheidsapparaat is de treurige conclusie dat de veiligheid in de afgelopen periode toch alleen maar is verslechterd. Het Afghaanse leger wordt in staat geacht, verantwoordelijkheid voor de veiligheid op zich te nemen, maar tegelijk zegt iedereen dat het met duizend-en-een problemen kampt. De regering schrijft dat het gaat om een gebrek aan luchtsteun, om problemen in de logistieke keten, om weinig doorzettingsvermogen, om niet-aanvalsdragen met de taliban en om een groot personeelsverloop. Wij, de PVV, constateerden trouwens al eerder dat de NAVO opleidt voor de taliban. Het verloop in het Afghaanse leger was in 2013 volgens het Pentagon al ruim 34%. Kan de regering aangeven wat het verloop in 2014 was, voor zover dat jaar nu verstreken is?

Er is meer ellende bij het Afghaanse leger. Ook dit jaar waren er «green on blue»-attacks, waarbij Afghanen hun westerse trainers hebben vermoord. In het Afghaanse leger zelf zijn in de afgelopen twee jaar 9.000 mensen gedood in de strijd.

Dit jaar is er flink samengewerkt door de Amerikaanse Green Berets met de Afghaanse militairen om te bekijken wat de Afghaanse militairen nu eigenlijk konden. Dat bleek een grote teleurstelling te zijn. Die was zo groot dat het U.S. Central Command heeft gezegd: dat moeten we onderzoeken. Wat blijkt dan? De Afghaanse militairen drukken hun snor zodra het op vechten aankomt, ze verstoppen zich achter bomen of een rots of ze slaan simpelweg op de vlucht. Ze komen ook niet met het toegezegde aantal soldaten opdagen als er een afspraak is gemaakt om gezamenlijk te opereren. 's Nachts vechten kunnen ze al helemaal niet. Volgens een ander rapport van het Pentagon, dat in april dit jaar is uitgebracht, houden de Afghaanse strijdkrachten zich maximaal een paar dagen staande in een gevecht. Dit alles overziende, is mijn vraag of de Minister erkent dat het Afghaanse leger zich ondanks alle investeringen zich in een deplorabele staat bevindt en dat het eigenlijk helemaal niet in staat is om te doen wat nodig is.

Ook bij de Afghaanse politie zijn de problemen groot, zo niet zelfs groter. Ook daar kampt men met een wijdverbreide corruptie en machtsmisbruik. Het hele veiligheidsapparaat van de Afghanen drijft ook alleen maar op buitenlandse financiële steun. Begin dit jaar berichtte The New York Times dat ondanks de miljarden dollars die de VS en Europa spendeerden aan de Afghaanse politie, Afghaanse politieagenten al twee maanden zonder salaris zaten en dat ook niet duidelijk was waar het geld is gebleven. Het UN Trust Fund, dat erop toe moest zien dat die betaling werden verricht, had maandenlang niets door. Nu is Nederland van plan om opnieuw 75 miljoen euro bij te dragen aan dit VN-fonds voor Afghaanse politiesalarissen. Daar heb ik best een paar vragen over. Ik begrijp dat ik nu al moet ophouden, voorzitter. Bij mij is het nog erger dan bij de heer Knops. Ik ga met uw welnemen toch nog een aantal vragen stellen. Hoe kan het dat het UN Trust Fund eigenlijk helemaal niks doorhad totdat Afghaanse politieagenten hun beklag gingen doen omdat ze niet betaald kregen? Vindt de Minister het opportuun dat we 75 miljoen van het zuurverdiende belastinggeld stoppen in een VN-fonds voor Afghaanse politiesalarissen waaruit al 200 miljoen dollar gewoon zoek is? Vindt de Minister het opportuun om 75 miljoen euro zuurverdiend belastinggeld te stoppen in een fonds dat tegen de regels in directe betalingen doet aan Ministers en politiepersoneel? Is het goed om dat zuurverdiende belastinggeld te stoppen in een fonds dat spookambtenaren uitbetaalt, zoals de Amerikaanse inspecteur-generaal voor de wederopbouw zegt? Is het opportuun om dat geld te stoppen in een fonds dat volgens de EU niet transparant is over het uitbetalingssysteem? Is het opportuun om dat geld te stoppen in een VN-fonds dat zegt: wij hebben alleen maar beperkte verantwoordelijkheid en geen mandaat om die Afghaanse janboel te controleren? Is het verstandig om dat geld in een VN-fonds te stoppen dat een internationaal bedrijf moet inhuren om tot aanbevelingen te komen hoe het dat fonds beter kan beheren?

Voorzitter. Daar laat ik het dan maar even bij voor de eerste termijn, want u wilt heel graag dat ik stop. Dat zal ik dan ook doen. Ik kom er verder op terug in tweede termijn.

De voorzitter: Dat hebt u goed begrepen. Er is een interruptie van de heer Ten Broeke.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer De Roon zegt dat de NAVO opleidt voor de taliban. Een van de bewijzen die hij daarvoor aanvoert is dat hij er op dit moment niet-aanvalsverdragen met de taliban worden gesloten en er zelfs overleg met de taliban wordt gepleegd. Voor 2001 waren de taliban in staat om in heel Afghanistan mensen te onthoofden en handen af te hakken. De rest van de grafische beschrijving laat ik graag over aan de PVV, want daar is zij zelf het beste in. Zou de heer De Roon de volgende vraag kunnen beantwoorden: is Afghanistan een grotere of een kleinere bedreiging voor de westerse wereld geworden?

De heer De Roon (PVV): Daar kunnen we op dit moment nog niets van zeggen, want dat zal nog moeten blijken. Pas zodra we weg zijn, wil ik antwoord geven op de vraag of het een kleinere of een grotere bedreiging is. Op dit moment zitten we gewoon nog in een fase waarin de westerse overheden de hele boel nog overeind houden met heel veel geld. Zolang dat het geval is, ga ik geen uitspraken doen over de vraag of Afghanistan een grotere of een kleinere bedreiging is voor de veiligheid van de wereld.

De heer Ten Broeke (VVD): De heer De Roon heeft er geen enkel probleem mee om hier statistieken aan te halen waarmee de conclusie die hij straks toch weer gaat trekken, namelijk dat de missie vooral niet gesteund moet worden, wordt onderbouwd, maar hij kan hier niet zeggen of de westerse wereld veiliger is geworden of niet. Ik zal mijn vraag anders formuleren. Is de heer De Roon het met mij eens dat de taliban op dit moment niet meer het totale gezag van Afghanistan treffen?

De heer De Roon (PVV): De taliban oefenen niet door heel het land het gezag uit; met name in de wat grotere steden hebben de taliban niet de overhand. Het heeft geen zin om antwoord te geven op een vraag waarvan de juiste beantwoording pas kan komen op het moment dat we weg zijn uit Afghanistan en we dat land niet meer financieel steunen. Pas dan weten we of Afghanistan een bedreiging is voor het Westen en of die bedreiging is toe- of afgenomen. Pas dan weten we dat, niet nu. Ik wil nu dus geen antwoord geven op die vraag.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ook van de kant van de SGP heet ik Minister Koenders hartelijk welkom. Boze tongen beweren weleens dat Kamerleden te veel bezig zijn met de Haagse kaasstolp en met de waan van de dag en dat ze te weinig terugblikken op het verleden. De Minister heeft kunnen merken dat de blik heel wat breder is dan de Haagse kaasstolp. Bovendien zijn we zeer goed op de hoogte van alle details van de geschiedenis van de Nederlandse betrokkenheid bij Afghanistan en wat zich daarbij allemaal heeft voorgedaan.

Alle gekheid op een stokje en alle ironie van de geschiedenis daargelaten, vind ik het wel een goede zaak dat juist de nieuwe Minister met kennis van zaken over Afghanistan zich verder in deze lastige vraagstukken kan verdiepen. Als er namelijk één ding is dat we zo veel gehoord hebben bij werkbezoeken van de Kamer in Afghanistan in het verleden, was het wel dat ze er een hekel aan hadden als mensen drie dagen in het land kwamen, vervolgens thuis een boek schreven over «Afghanistan: yesterday, today and tomorrow» en meenden daarmee een gezaghebbende visie neergelegd te hebben. De geschiedenis laat juist zien dat een lange adem nodig is om te voorkomen dat Afghanistan weer een uitvalsbasis voor terroristen gaat vormen en dat het absoluut niet eenvoudig is om daarin snel succes te boeken. Wij waarderen daarom juist die langdurige en intensieve betrokkenheid die Nederland in het verleden is aangegaan en dat we opnieuw kijken hoe we een bijdrage kunnen leveren, ook al is die maar bescheiden, aan de verbetering van de veiligheidssituatie en de opbouw van een professioneel veiligheidsapparaat. Uiteindelijk is natuurlijk ons aller inzet en wens om onszelf overbodig te maken, dat de veiligheidsdiensten zelf in staat zijn om daarvoor zorg te dragen. Maar de vraag wordt wel steeds prangender: wanneer zal het lukken om die eigen overbodigheid voor elkaar te krijgen? Als je van de week die aanslag ziet op dat zwaarbewaakte politiecomplex, dan kun je ook niet zeggen dat de eindstreep in zicht komt en dat alles wel geregeld is. De strategie vanuit de Verenigde Staten en de NAVO is om ons terug te trekken aan de hand van een duidelijk schema. Er worden data vastgesteld waarop de terugtrekking haar beslag zal krijgen, maar in hoeverre zijn die daadwerkelijk gekoppeld aan het bereiken van concrete veiligheidsdoelstellingen? Als dat niet het geval is en de kale data te veel leidend zijn, is dan uiteindelijk niet toch het gevaar van een Irakscenario denkbaar? Ik hoor graag een reflectie van de Minister daarop.

Is bij de concrete inzet, het trainen en adviseren van leger en politie, gewaarborgd dat ook de positie van minderheden aan bod komt? Denk daarbij aan de precaire positie van bekeerlingen, van christenen in het land. Is daar ook oog voor?

Bij de deelneming van landen aan deze missie valt het hoge westerse gehalte op, afgezien van Turkije. In hoeverre lukt het en wordt er inzet op gepleegd om juist ook niet-westerse landen erbij te betrekken, zoals de inzet was in de strijd tegen ISIS, waarbij er nadrukkelijk werk van is gemaakt om te voorkomen dat het als een westers project wordt gezien?

Het elimineren van toevluchtsoorden van de taliban in het Pakistaans/Afghaanse grensgebied is noodzakelijk voor het indammen van de invloed van de taliban. Wat zijn concreet de inzet en het resultaat?

Tot slot sluit ik mij aan bij de vragen over de strijd tegen opium. Er was in 2013 een recordoogst van opium. Op welke wijze krijgt de strijd hiertegen prioriteit? Of wordt het gezien als een verloren strijd? Wat wordt eraan gedaan in onze adviserende rol? Worden er nog resultaten geboekt in het aandragen van alternatieven voor Afghaanse boeren?

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ik heb vanmiddag al tegen de Minister van Buitenlandse Zaken kunnen zeggen hoe ik mij verheugde op het debat met hem over de situatie in Mali. Ik kan u nu verzekeren dat ik mij niet minder verheug op het debat met hem over Afghanistan en alles wat we daarna nog gaan bespreken. Dat geldt uiteraard ook voor het debat met de andere bewindslieden. Ook daarop verheug ik mij zeer.

Toen we de Kunduzmissie evalueerden in de Kamer – we hebben daar net al op een ontspannen manier op teruggekeken – heb ik namens mijn fractie gezegd: of er met de Kunduzmissie blijvende resultaten zijn geboekt, hangt af van hoe we in de toekomst bij Afghanistan betrokken blijven. Als we niet betrokken blijven, dan zullen de resultaten van de missie verdwijnen als sneeuw voor de zon en als we op een verkeerde manier betrokken blijven, ook. Vanuit die optiek zal mijn fractie uiteindelijk een oordeel over deze missie vellen.

Een verbeterd optreden van leger en politie is een onmisbare schakel in de keten van maatregelen die nodig zijn om Afghanistan steun te bieden bij het inslaan van de weg omhoog. Het gaat er uiteindelijk wel om dat de hele keten sterk is. Collega Van Bommel verwees naar de doelstellingen van voormalig president Bush. De artikel 100-brief verwijst iets ruimer naar wat de doelstellingen van de internationale gemeenschap worden genoemd: trainen van leger en politie, mensenrechten, vrouwenrechten, het rechtssysteem. Als je de artikel 100-brief leest, is het lastig om tot een oordeel te komen over de vraag waar we eigenlijk zijn met het bereiken van de doelen. Ja, er zijn een aantal zaken in Afghanistan nu beter dan in 2001, maar helaas zijn de problemen gigantisch groot op diezelfde terreinen. Ik noem één voorbeeld, waarbij ik een aantal observaties uit de artikel 100-brief aanhaal. De situatie met betrekking tot de rechten van vrouwen is zorgwekkend. Geweld tegen vrouwen neemt toe. Verworven rechten staan op de tocht. Er is sprake van een diepgewortelde cultuur van discriminatie en marginalisatie van vrouwen en meisjes. Er heerst een cultuur van straffeloosheid. Als je dat soort dingen leest en probeert te wegen, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat we nog heel ver van huis zijn bij het realiseren van de doelen van de internationale gemeenschap. Ik vraag de Minister van Buitenlandse Zaken om daarop in te gaan.

Dan is er de ontwikkelingsrelatie. Ik realiseer mij dat de eerstverantwoordelijke Minister er vanavond niet bij is, maar ik wil er toch iets over zeggen. De periode 2015–2024 heet de transformation decade, heb ik gelezen in de brief. Dat klinkt ambitieus. We juichen de inzet via trust funds van het grootste gedeelte van de ontwikkelingsgelden toe. Dat gaat versnippering tegen en verhoogt de effectiviteit. Wat wel opvalt, is de sterke nadruk op conditionaliteit. Voortzetting van de ontwikkelingssteun is gekoppeld aan economische en politieke hervormingen, zo wordt ons meerdere keren in de brief voorgehouden. Bij het Afghanistan Reconstruction Trust Fund (ARTF) is zelfs sprake van een prestatiebonus, een term die ik tot voor kort meer met de Zuidas associeerde dan met de situatie in Kabul. De vraag die ik daarover stel, ligt voor de hand: wat nou als de prestaties achterblijven?

Ik heb nog twee vragen; ik zie dat ook mijn tijd al weer bijna om is. Hoe verhouden de brede aanpak en de geïntegreerde aanpak die het kabinet voorstaat in Afghanistan, weliswaar niet specifiek met deze missie, maar wel met de brede inzet in Afghanistan, zich met de relatief en absoluut zeer omvangrijke bezuiniging op de ontwikkelingssamenwerking met Afghanistan? Het gaat om een bezuiniging van 60 miljoen. Dat is vergeleken met bezuinigingen in andere landen de allergrootste bezuiniging.

Ten slotte heb ik een vraag die meer te maken heeft met het geïntegreerde karakter van de totale inzet van de internationale gemeenschap. Ik moet eerlijk zeggen dat mij uit de brief en de stukken niet helemaal duidelijk wordt wie nu de eerste verantwoordelijkheid heeft voor die geïntegreerde aanpak. Er wordt gesproken over de United Nations Assistance Mission in Afghanistan (UNAMA), die al sinds 2002 bestaat. Dat mandaat wordt zo nu en dan met een jaar verlengd. Nederland bepleit daar allerlei dingen in het kader van de VN die kennelijk nog niet vanzelfsprekend zijn, namelijk dat we een geïntegreerde aanpak moeten hebben et cetera. Ik wil graag geloven dat Nederland een geïntegreerde aanpak voorstaat in Afghanistan, waarvan deze missie een onderdeel is, maar ik vind het nog moeilijk om voor mij te zien hoe de regering eraan bijdraagt dat die geïntegreerde aanpak daadwerkelijk van de grond komt. Daar zou ik graag nog wat meer over horen van de Minister.

De vergadering wordt van 20.10 uur tot 20.15 uur geschorst.

De voorzitter: Met dank aan de instemming van enkelen en de medewerking van velen kunnen we dit debat verlengen tot 21.30 uur, waardoor een en ander beter beantwoord kan worden. Ik zal de leden houden aan 21.30 uur en weet dat zij daaraan willen meewerken.

Minister Koenders: Mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun vriendelijke woorden. Ik zie ernaar uit om met hen samen te werken. Ik ben blij om weer terug te zijn in de Tweede Kamer. Ik heb hier een lange geschiedenis, die, zoals onder anderen de heer Van der Staaij heeft benadrukt, zeer te maken heeft met het onderwerp waar we het vandaag over hebben. Ik denk dat de hele geschiedenis van Afghanistan ons sinds 2001, en eigenlijk daarvoor al tijdens het regime van de taliban, zeer heeft beziggehouden in de Kamer. Ik herinner mij de enorme mensenrechtenschendingen onder het talibanregime, vooral ten aanzien van vrouwenrechten. Door de Nederlandse regering zijn samen met de Europese Commissie enorme missies uitgevoerd ten tijde van het drama van het bestuur van de taliban, die vooral op het terrein van geloofsvrijheid en wat betreft de onderdrukking van vrouwen voor iedereen een centraal punt van belangstelling was. Verder was er natuurlijk 9/11. Vervolgens waren er steeds de keuzes over wat een individueel, relatief middelgroot als Nederland daaraan kan bijdragen. Hoe kun je het beste bijdragen aan een aantal doelstellingen die volgens sommigen onvoldoende of misschien wel helemaal niet zijn bereikt? Anderen zijn wat positiever. In ieder geval ben ik het zeer met de heer Van der Staaij eens: het is iets van een lange adem.

Een aantal mensen hebben misschien terecht gewezen op de complexiteit van Afghanistan en de problemen om daar echt je doelen te bereiken. De heer van Bommel zei daar iets over, net als veel anderen. Wij en andere regeringen realiseerden ons destijds dat het nodig was om een bijdrage te leveren. Steeds was de keuze: wat kan Nederland bijdragen, wat kan van de krijgsmacht gevraagd worden, wat kan van ontwikkelingssamenwerking gevraagd worden, wat is een integrale benadering? Daar hebben we in de Kamer destijds heel veel discussies over gehad. De standpunten liepen soms uiteen, maar ik geloof niet dat dit geleid heeft tot een gebrek aan interesse van een fractie in de Kamer voor het belang van Afghanistan, de risico's van Afghanistan, voor de veiligheid in Nederland en Europa. Het was een constante zoektocht hoe we daar het beste aan kunnen bijdragen. Die zoektocht gaat door en bevindt zich nu in een heel andere fase – gelukkig maar – dan aan het eind van de jaren negentig en het begin van dit millennium.

Niettemin is het duidelijk dat iedereen ziet dat we in Afghanistan geconfronteerd worden met een land dat uitvalsbasis van Al Qaida was, waarop een aantal van de leden duidelijk heeft gewezen. Dat is op dit moment natuurlijk niet meer het geval. Het land zit nog steeds in een zeer ingewikkelde strategische situatie. Ik zal daar nog iets over zeggen, want er zijn vragen gesteld over de NAVO-strategie. Ook is er gevraagd wat we politiek verwachten te kunnen bereiken en hoe we daartegen aankijken. Het is een land met een grote tragiek, een Russische bezetting, een burgeroorlog, een talibandictatuur. Ook heeft Al Qaida er gezeten. Pas sinds niet zo heel lange tijd is het een eenheidsstaat, die zeer divers is. Er wonen een groot aantal etnische groeperingen, waar verschillende landen in de regio gebruik en misbruik van gemaakt hebben. Dit betekent dat natuurlijk nooit vanuit het Westen of vanuit de regio een oplossing voor Afghanistan kan worden bedacht. Dat moet samen met de Afghanen gebeuren. Het is een kwestie van vallen en opstaan, en soms van een aantal stappen achteruit. We bespreken vandaag een volgende Nederlandse stap in de lange internationale en Nederlandse betrokkenheid, waarop verschillende visies bestaan hebben en waar iedereen bij betrokken is gebleven.

We zitten nu wel in een andere fase. ISAF wordt afgerond. Het is ook een fase met een nieuwe tijdsafbakening, waarin ook een nieuwe regering en een nieuwe president komen. Het gaat verder om een veel beperktere missie. We gaan nu naar een fase waarin de Afghanen nog meer gevraagd wordt om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Dat geldt overigens ook voor de geïntegreerde benadering. Die benadering zullen zij moeten kiezen. Ik kom er nog op terug als we gaan praten over het proces in Tokio. De principes over de verantwoordelijkheden in het licht van de Busanverklaring over ontwikkelingssamenwerking, de new deal, zullen ook van toepassing moeten zijn op Afghanistan. Het is van belang dat we in een fase zitten waarin de internationale gemeenschap zich niet kan substitueren voor de Afghaanse verantwoordelijkheid. Dat wordt ook vormgegeven in deze missie. Iedereen heeft kunnen lezen waar de missie over gaat, en zo zullen ook anderen daarop uitgebreid ingaan. De missie gaat over training, assistentie en advisering van het Afghaanse veiligheidsapparaat. Het gaat over zelfstandige managementstructuren, over de manier waarop zij operaties kunnen doen. We gaan geen operaties met hen doen. In die zin zitten we in een heel andere fase dan tijdens de ISAF-fase. Dit gebeurt met inachtneming van de principes die de Kamer zo belangrijk vindt en die elke dag ook gedeeltelijk ondergraven worden in de realiteit van Afghanistan: rechtsstaat en respect voor mensenrechten. Daarom wordt er in de missie veel aandacht besteed aan wetgeving, mensenrechten en vrouwenrechten. Het is nu erg belangrijk dat dit ook vraaggestuurd is.

Het is heel interessant dat er een nieuwe president is, Ghani. Hij was de eerste Minister van Financiën destijds. Ik herinner het mij goed: we hebben hem indertijd bezocht. Hij ging weg omdat hij kritiek had op de internationale gemeenschap. Een aantal van de kritiekpunten hoor ik ook hier: te aanbodgedreven, te weinig aandacht voor wat in Afghanistan «ownership» was, zoals dat met zo'n mooi woord heet, en grote angst voor corruptie, waarop ik zo gezien de tijd nog even snel terugkom. Ik denk dat Ghani iemand is die zeer kundig is en die een coalitie aan het sluiten is om te zorgen dat de corruptie hard wordt aangepakt. Er zijn nu ook een aantal eerste tekenen van. Dat zit hem in het bloed. Hij is destijds niet voor niks weggegaan onder Karzai. Hij zei: ik krijg het hier niet voor elkaar. Hij heeft zelfs een heel instituut opgezet. Daarbij gaat het om de hele opbouw van een overheid na een crisis zonder dat je vervalt in de enorme risico's van substituering, waardoor de internationale gemeenschap de zaak overneemt, en zonder dat je vervalt in corruptie. Ik denk dat dit belangrijk is. We zitten in een fase waarin veel meer eigen verantwoordelijkheid moet worden genomen door een president die daar in ieder geval anders in zit. Hij moet zich natuurlijk bewijzen.

We komen zo nog even op de coalitie die daar gevormd wordt en op de vraag of die kans van slagen heeft. Daar past ook deze strategie in. Het is geen strategie van substitutie, maar van training en management van hen, maar niet om samen met hen operaties te doen. Het is in die zin een exitstrategie, zou je kunnen zeggen. Er is gevraagd of de missie tijdgebonden is. Het antwoord daarop is ja. Dat is altijd zo, want als die niet tijdgebonden is, betekent het dat die eindeloos kan doorgaan. Het is duidelijk dat er ook een aantal doelpalen moeten worden gezet in de richting van de Afghanen. Dat is ingegeven door het feit dat de grootste troepenleverancier zijn militairen voor die periode van twee jaar ter beschikking stelt, niet langer. We kunnen er niet langer gaan zitten dan de grootste troepenleverancier. Het is ook ingegeven door een inschatting dat we na alle intensieve ondersteuning van de ANSF nog zo'n twee jaar nodig hebben om het hogere kader nader te adviseren. Daar gaat het over. Het gaat dan niet over vragen of het land in één keer veilig is en of het allemaal helemaal in orde gaat komen. Dat is de doelstelling. Dat moet je in een vredesoperatie goed doen. Je stelt realistische doelen. Je kunt altijd evalueren: is dat nodig, moeten er andere dingen gebeuren? Maar dat is waar we ons nu op richten. Dat is ook de basis van de NAVO-besluitvorming op dit terrein.

De Kamer kent de drie fases. Die hoef ik hier denk ik niet te herhalen. We hebben geen geïntegreerde missie meer die we destijds in Uruzgan hadden. Naar mijn overtuiging en die van de toenmalige regering werd die positief gezien, niet alleen in Afghanistan, maar ook in de wereld. Dat is nu niet aan de orde, want we zitten in een andere fase. We zitten niet meer in een geïntegreerde missie. Onze bijdrage is gelieerd aan de Duitse lead nation, maar we volgen wel een geïntegreerde benadering. Ik kom straks nog te spreken over het punt van ontwikkelingssamenwerking en rechtsstaat. Nederland is natuurlijk niet alleen met deze missie bezig, waaraan wij een beperkte bijdrage leveren.

Ik ben geen Minister die zegt: het glas is altijd halfvol én halfleeg. Vroeger werd altijd bij missies gevraagd of het de goede kant opgaat of niet. Als we dan nog meer wilden doen, zeiden we: nou, het glas is halfvol én halfleeg. De realiteit gebiedt te zeggen dat op een aantal punten echt iets fors veranderd is in Afghanistan in de afgelopen jaren. Het bnp is gemiddeld bijna 10% gegroeid tussen 2003 en 2012. Dat is niet gering. Het aantal schoolinschrijvingen is gestegen van 1 miljoen naar 9,2 miljoen. Dat zijn geen kleine resultaten. De moedersterfte is gehalveerd, mede door succesvolle ontwikkelingssamenwerkingsprogramma's. Het is misschien belangrijk om te zeggen dat de Afghan National Security Forces veel meer in staat zijn om zelfstandig op te treden. Dat bleek ook tijdens de recente verkiezingen. Je ziet dat training en uitrusting hun vruchten hebben afgeworpen. Maar laat ik eerlijk zijn – daar zit misschien dan toch even het punt van halfvol/halfleeg – dat ik mij er grote zorgen over maak dat dit toch een heel slecht jaar is met dreiging en hoge verliescijfers van de ANSF, hoewel het aantal veiligheidsincidenten aanmerkelijk is verminderd. Financiering van de veiligheidssector op lange termijn is natuurlijk een essentieel punt. Die hoge verliescijfers laten zien dat dit punt van training van kader, commandolijnen, vetting en recruitment essentieel is. Al die dingen moeten geregeld worden wil je een eigen verantwoordelijkheid nemen en succesvol zijn. Wij kunnen natuurlijk in the end niet de politietroepen en de commandotroepen gaan leveren, want dat is een verantwoordelijk van de Afghaanse regering. Maar dat punt is in bijna alle landen waar zo'n crisis is, essentieel. Dat zijn een aantal dingen waarmee het nog lang niet goed genoeg gaat en waardoor deze missie ook van belang is. Dat geldt ook voor de kritische punten die terecht gemaakt zijn over corruptie, zwakke staatsinstituties, mensenrechten en het feit dat er nog een grote werkloosheid is in Afghanistan.

Verscheidene leden vroegen wat dit qua perspectief betekent. Er zit nu een nieuwe regering en er zijn verkiezingen geweest. Hoe zijn die verkiezingen gegaan en hoe moeten we die waarderen? Ik denk dat Ghani een land heeft overgenomen met de mix van vooruitgang, maar ook van grote risico's die er blijven, vooral als je kijkt naar het aantal aanslagen. Hij zit krap bij kas; laten we daarover geen misverstand laten bestaan. De risico's van de taliban en andere aanvallen blijven vooral op het platteland aanmerkelijk. Ik geloof dat de D66-fractie het naar voren bracht: wat er gebeurd is, heeft zowel een voor- als een nadeel. Het voordeel is geweest dat voor het eerst in de recente geschiedenis van Afghanistan, in ieder geval sinds de jaren zestig, een transformatie heeft plaatsgevonden. Sorry voor het gebruik van het woord «transformatie». Ik houd eerlijk gezegd ook niet zo van die enorm grote ideeën van de transformational age. Je zou wel kunnen zeggen dat er ondanks de fraude bij de verkiezingen – daar is wel een punt van te maken; ik zal er zo nog één ding over zeggen – een relatief vreedzame nieuwe regering gekomen is. De vraag is of dat blijft bestaan. Een relatief vreedzame transitie is nog nooit gebeurd. Je zag zelfs dat de aanvallen van de taliban afgenomen zijn ten tijde van die verkiezingen.

Het gaat nu om Ghani en Abdullah. Velen van u die daar regelmatig geweest zijn, kennen beide mensen ook, want zij maken al heel lang deel uit van de machtsstructuur in Afghanistan. Ik denk dat het belangrijk is dat zij verschillende groeperingen – etnische groeperingen zo u wilt – vertegenwoordigen en ik denk dat die samenwerking tussen hen echt essentieel is. De allereerste prioriteit is om te zien of dat goed gaat. Abdullah is zoals u weet Tadzjiek en gedeeltelijk Pashtun. Hij heeft een sterke basis in het noorden. Ghani, voormalig Minister van Financiën, was de favoriete kandidaat van Karzai. Hij is een echte Pashtun.

Er werd mij naar de verkiezingsronde gevraagd. Zoals de woordvoerders bekend is, zijn er beschuldigingen geweest, vooral van Abdullah aan het adres van Ghani. De fraude is onderzocht door middel van een 100%-audit met een hertelling van alle stemmen. Dat is een unieke onderneming. Teams van beide kanten en internationale waarnemers van UNAMA en het Election Assesment Team (EAT) zaten bij de hertellingen van de stemmen. Wij hebben daar een klein aantal – ik dacht vijf – long-term observers gehad.

Nu zijn twee dingen belangrijk. De Europese Unie moet nog komen met het rapport hierover. Ik heb begrepen dat het er een dezer dagen komt. Dat is belangrijk. Het is overigens best risicovol, want er is nu een akkoord, onder andere onder leiding van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Kerry, om te komen tot een regering van nationale eenheid. De verwachting is dat dit een dezer dagen het geval is. Als ik preciezere informatie erover krijg, wil ik die graag met de Kamer delen.

Er is veel diplomatiek werk verricht voor die regering van nationale eenheid, onder andere door de Europese Unie, dus impliciet ook door Nederland, maar vooral door de Amerikaanse regering. Nu gaat het erom of die twee heren goed samen gaan werken. De eerste tekenen zijn positief, maar die zijn natuurlijk geen garantie voor de toekomst. Ghani is heel snel begonnen. Dat is niet zo gemakkelijk, want hij zit midden in een samenleving waarin corruptie aanpakken buskruit is. De gouverneurs zijn niet ontslagen, maar hebben een status gekregen waarin ze niet weten of ze gouverneur blijven. Een vijftal voormalige Ministers zal vervolgd worden voor corruptie. Met een daarvan hebben we te maken gehad; een van de Kamerleden vroeg daarnaar. In de periode van de missie in Kunduz heeft Nederland contacten gehad met de Minister van Transport and Civil Aviation, de heer Qasimi. De kans is klein dat we met een van de andere Ministers contacten hebben gehad. Dat zou er geweest kunnen zijn op ambtelijk niveau, maar mij is dat in ieder geval niet bekend. We zullen bekijken of er enig risico voor ons aan zit. Die indruk bestaat nu absoluut niet, maar het is wel een belangrijk punt. In ieder geval worden deze mensen aangepakt. Dat vind ik heel goed. De christelijke Libanees-Amerikaanse first lady – ik moet het zo zeggen, want de rol van first ladies is belangrijk in Afghanistan – kan een belangrijke rol spelen als het gaat om leiderschap op het terrein van vrouwenrechten. Daar valt overigens meer over te zeggen. Er is gelijk een groot aantal incapabele ambtenaren en commandanten ontslagen. Gelukkig heeft de president ook direct bezoeken gebracht in het land zelf, maar ook aan verschillende andere landen.

De ondersteuning van de verkiezingen is bekend. Daaraan hebben wij meegewerkt. President Ghani – daar heeft een van de leden naar gevraagd – heeft zich gecommitteerd aan een grondwetswijziging die de positie van premier mogelijk moet maken. Ook de Loya Jirga, een grote bijeenkomst van alle tribale leiders, moet zich hierover uitspreken. De praktijk zal moeten uitwijzen – laten we er eerlijk over zijn dat die in Afghanistan nogal weerbarstig en soms niet goed te voorzien is – in hoeverre de Grondwet daadwerkelijk wordt aangepast. Vooralsnog bestaat daar goede hoop op. Het rapport van de EAT komt er dus aan. Het is moeilijk om te zeggen wat het precies zal opbrengen en of het grote impact zal hebben op het politieke akkoord dat er nu ligt. Het is een langzaam en moeizaam proces geweest. Op dit moment kijken we er relatief positief tegenaan.

Ik wil nog even terugkomen op de gesprekken met de taliban; een aantal woordvoerders heeft daarnaar gevraagd. Het eerste buitenlandse bezoek van de nieuwe president was aan Saudi-Arabië, en overigens ook aan China, dat er een grotere rol in wil spelen. Die heeft te maken met de strategische positie van Afghanistan. Daar is ook wel wat te halen. Er wordt weleens kritisch naar gekeken: «het Westen heeft daar de kastanjes uit het vuur gehaald en nu gaat China profiteren van de strategische goederen en grondstoffen die daar zijn». Niettemin is het ook de wens van Ghani om direct de regio erbij te betrekken. Dat brengt mij op het punt van de regionale samenwerking. Naast de onderhandelingen met de taliban is het van belang geweest dat Ghani naar Saudi-Arabië is gegaan. Hij wil en suggereert dat de invloed van de Arabische landen aangewend kan worden voor de onderhandelingen met de taliban. Gelukkig staat er snel een bezoek aan Pakistan op het programma. Iedereen die dit proces gevolgd heeft, weet dat het grote probleem eigenlijk altijd heeft gezeten in de rol van de taliban in Pakistan. Er is noodzaak dat er een verzoening komt. Nou ja, verzoening is een groot woord, laten we beginnen met een samenwerking met Pakistan, ook in de context van de relatie met India. Daarin zijn de eerste stappen gezet, die ik op zich hoopvol vind. Zowel Modi als Sharif is op de inauguratie van de nieuwe president uitgenodigd. Ghani en Abdullah hebben beiden een uitnodiging van de Pakistaanse president aangenomen. Dat zijn allemaal nog maar bezoeken, maar vooral is belangrijk dat de verhouding tussen Afghanistan en Pakistan verandert. Er komt nu een energieovereenkomst. Richard Holbrooke heeft daar jaren geleden maanden voor onderhandeld heeft en nu gaat het gebeuren. Wat we ook doen daar: in de finale analyse is het van essentieel belang dat er met Iran, met Pakistan en met de landen in het noorden een regionale samenwerking komt. Als die er niet komt, is elke poging om alleen van binnenuit te werken waarschijnlijk niet succesvol. Er is nu een aantal initiatieven, zoals het Heart of Asia-proces, en nog een paar andere die ik zou kunnen noemen. Het gaat ook om de relatie met Iran, waarbij drugshandel een enorm probleem is. Veel mensen in Iran zijn verslaafd aan drugs. Miljoenen Afghaanse vluchtelingen zitten in Iran. Het is dus ook van belang dat de stabiliteit tussen die twee landen vooruitgaat.

De internationale gemeenschap – inclusief de Europese Unie, en wij dus ook – wil een hoofdpunt maken van regionale samenwerking. Ik heb de NAVO-strategie zojuist laten zien. Zij is beperkt in de tijd en betreft een andere situatie, zonder substitutie. Zij is dus beperkt, maar wel gericht op de eigen kracht van de strijdkrachten, die zich iets positiever hebben ontwikkeld. Er horen een aantal andere elementen bij.

Ik wil graag zeggen dat de heer Van der Staaij en de heer Voordewind een essentieel punt aangeraakt hebben als het gaat om de mensenrechten. Wij hebben daar ook grote zorgen over. Ik moet geloof ik even stoppen.

De voorzitter: Ja, mag ik u even interrumperen?

Minister Koenders: Ik ging maar zo snel mogelijk, gezien de tijd.

De voorzitter: Dat is uitstekend. U krijgt zo nog 6 minuten van mij, want er zijn nog twee bewindslieden aanwezig. Eerst heeft de heer Knops een interruptie.

De heer Knops (CDA): Ik wil ingaan op de tijdgebonden inzet. Ik heb daarover vragen gesteld en we hebben zelf ervaring met tijdgebonden inzet. Ik wil er niet elke keer weer op terugkomen, maar wil het toch maar even uit het geheugen ophalen. Is er geen enkele inhoudelijke toetsing? Gaan we sowieso als de tijd voorbij is, of is er nog een fallbackoptie als het risico van een Irakscenario dreigt?

Minister Koenders: De Minister van Defensie zal op dit punt ingaan, gezien de programma's die we daar ondersteunen. Maar we zijn wel vrij fors in het zeggen dat er een tijd aan is. Ik herken wat de heer Knops zegt. We hebben het er eerder over gehad toen het ging over MINUSMA en ik zal eerlijk zeggen: ik vind het terecht dat een individueel land als Nederland over de tijd heen bepaalde doelen stelt aan zijn bijdragen. Je kunt niet met een blanco cheque aan tijd gaan werken en zeggen: we blijven daar maar tot er resultaten zijn. Aan de andere kant weet men dat ook precies, zal ik de heer Knops zeggen. Ik heb er nu enige ervaring mee: gaat u daar maar van uit. Dat neemt niet weg dat ik wel begrijp wat de heer Knops zegt. Het gaat natuurlijk om de resultaten. De tijd op zich is niet het belangrijkste. We hebben missies in veel landen, zoals in Mali, in Afghanistan en een aantal grote andere missies. Je moet dat wel goed blijven plannen. Een individueel land neemt dus een verantwoordelijkheid in een groter geheel. De Amerikanen zeggen: wij gaan er in twee jaar weg. Zij hebben die datum heel scherp gezet. Dan is het voor Nederland natuurlijk moeilijk om langer te plannen. De Minister van Defensie zal nog ingaan op wat dat inhoudelijk betekent en of het een reële doelstelling is. De missie heeft de doelstelling om op een bepaald managementniveau de strijdkrachten beter op te leiden. Dat lijkt me reëel. Ik zeg er direct bij dat dit niet betekent dat wij van tevoren weten, of zelfs kunnen weten, dat de strijdmachten automatisch volledig terugkeren over twee jaar. Zwitserland is nog niet genoemd, maar dat is weer een ander soort leger. We zullen het, zoals we dat nu toe hebben gedaan, echt heel kritisch moeten bekijken. Het probleem met Afghanistan is wel duidelijk. Dat is over twee jaar niet voorbij. Daarover heeft de heer Knops absoluut een punt.

Ik zal nog iets zeggen over de politieke strategie en het perspectief. De deal tussen de twee presidentskandidaten is het belangrijkste. Daarna is dat de grote aandacht voor regionale samenwerking en gesprekken met de taliban. Dat is een Afghaans proces, maar niettemin kan er op diplomatiek niveau een stimulans aan gegeven worden. Het gebeurt ook binnen bepaalde beperkingen. De taliban moet laten zien dat hij geweld afzweert. Dat is een belangrijk criterium. Mensenrechten blijft voor de Nederlandse regering een absoluut essentieel punt. Dat is ook onderdeel van deze bijdrage; het staat niet apart. De vrouwenrechten blijf ik specifiek een essentieel punt vinden. Soms wordt er wat meewarig over gedaan: «er is niets bereikt». Dat is niet waar. Elke dag zijn er problemen. Elke dag worden vrouwen onderdrukt. Elke dag worden mensen die een bepaalde religie aanhangen onderdrukt. We zijn er dus nog lang niet. Maar het is niet zo dat er op al die fronten geen vooruitgang is. Die vooruitgang is er op een aantal fronten wel, maar hij is beperkt. Na de val van het talibanregime is er heel veel radicaal veranderd. Afghanistan is nu partij in de belangrijkste internationale mensenrechtenverdragen. Wij moeten vooral prioriteit geven aan het probleem van de lastige positie van een aantal minderheden. Er is een hele discussie geweest over identiteitskaarten: moesten die er op het terrein van religie zijn? Er is vrij veel diplomatiek overleg geweest om dat te voorkomen. Nu is het beperkt tot etniciteit. Dat is ook niet ideaal, maar niettemin is het toch wat anders. Er zijn ook problemen met de media, die intimidatie ondervinden. Dat is vooral de laatste jaren onder Karzai verslechterd. Je ziet dat zich daar op een gegeven moment een oligarchie heeft ontwikkeld. Vandaar is het goed dat er verkiezingen zijn geweest, en dat er een begin is gemaakt met een aantal mogelijk nieuwe ontwikkelingen.

Ik ga nu niet die op deze zaken in, maar er is een aantal executies geweest. Na herhaaldelijke demarches en andere interventies, ook van ons land en de EU, zijn de bekende «Paghman five» toch geëxecuteerd in Afghanistan. Ik zeg erbij dat dit geen goedkeuring van ons krijgt, want wij zijn tegen de doodstraf. Maar het ging wel om groepsverkrachtingen, waar dus heel fors tegen opgetreden is. Dat middel ondersteunen wij dus niet.

Ik zie dat u mij aankijkt, voorzitter. Er is nog een vrij groot aantal vragen waar ik op wil ingaan. Ik zal er iets sneller doorheen gaan. Het gaat onder andere om het rechtsstaatprogramma. Dat is essentieel. Aan dat punt wil Nederland prioriteit blijven geven. Ik weet dat de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking dat eveneens wil. Ik weet ook dat de heer Sjoerdsma een belangrijke motie heeft ingediend. Ik denk dat we op dit onderwerp het beste in kunnen gaan per brief. Dan kan ik de Kamer inlichten over wat we doen voor het rechtsstaatprogramma in Kunduz. Daar zijn we fors mee bezig en daar komt een aantal resultaten van die ik op vrij korte termijn met de Kamer wil delen. De capaciteitsopbouw van de formele en informele justitiesector, via The Asia Foundation en via de zogenaamde UN-Habitatbijdrage voor lokale overheid en justitie, blijft essentieel.

Er is mij gevraagd naar de Londenconferentie. Ik denk dat daar, zoals het zo mooi heet, de Tokyocommitering van de nieuwe Afghaanse regering het belangrijkste is. Ik kan niet zeggen of het echt ook gebeurt, maar mijn indruk is dat de nieuwe president zelf met voorstellen komt om zijn afspraken met de internationale gemeenschap – als je dat woord mag gebruiken in deze tijd – aan te scherpen of zelfs uit te breiden. Voor ons is dit essentieel. Het moet een two way street zijn. Dat is wel vaker gezegd, zeg ik er direct bij. In sommige programma's voor ontwikkelingssamenwerking is dat goed gelopen, zoals het National Solidarity Program en een aantal van de trustfundprogramma's. Ik ben het eens met wat de heer Van Ojik daarover heeft gezegd, als wij nog meer capaciteit van de Afghaanse overheid gaan nemen en niet via die trustfunds werken. Het is vaak minder direct zichtbaar voor ons, maar het is wel essentieel. We moeten bij Afghanistan elke keer weer benadrukken dat het gaat om resultaten. Dat is de essentie van wat tot nu toe onvoldoende gebeurd is. Daardoor worden mensen kritisch over de hulp aan Afghanistan. In de Busaanovereenkomst hebben we afgesproken dat we de resultaten gezamenlijk gaan meten. Ze worden niet opgelegd; het is niet iets bureaucratisch. Het moet met hen gebeuren. Dat is essentieel.

Ik kom op de uitbetaling van het Afghaanse leger. Het is duidelijk – iedereen heeft dat gezegd en ik ben het ermee eens – dat de veiligheidssituatie kwetsbaar blijft. We hebben een groot aantal aanslagen in de afgelopen periode gezien, vooral in het zuiden op het platteland. Dat vraagt om een veiligheidsapparaat dat stabiliteit kan bieden. Op de NAVO-top in Chicago zijn er toezeggingen gedaan over de financiering. Het gaat om de periode tot 2017. Het is van belang dat Afghanistan zelf gaat bijdragen, zelf zijn verantwoordelijkheid neemt en beseft dat het voor hen essentieel is. Het gaat om een bedrag van een half miljard. Dat moet dus uit de eigen opbrengsten komen. Daarom is het belangrijk dat de economie in Afghanistan structureel wordt versterkt en de inkomsten uit belasting worden verhoogd. Daar zijn programma's voor binnen het trustfund. Ghani is er de man voor om daaraan prioriteit te geven. Wij zullen, zoals bekend, aan de politie 15 miljoen per jaar en aan het leger 5 miljoen per jaar bijdragen. Dat zijn forse bedragen.

Het LOTFA heeft veel ervaring. Het is sinds 2002 het financieringsmechanisme van de internationale gemeenschap. Daaruit worden de Afghaanse politie en het gevangenispersoneel, de hervorming en corruptiebestrijding bij het Afghaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken en community policing betaald. Dat zijn de drie hoofdpunten. Als het gaat om gender en de vrouwenrechten is het heel belangrijk dat er zo snel mogelijk een groot aantal extra vrouwen bij de politie komt. Dat kan versterkt worden via het LOTFA omdat we daar invloed op hebben. Dat gebeurt op het ogenblik ook. Het belangrijkste daarbij is dat het werk zelf vrouwvriendelijker wordt gemaakt. Het is voor vrouwen bijna onmogelijk om op een goede manier in het politieapparaat te functioneren. Gelukkig heeft het Afghaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken daarvan in het tienjarenplan een hoofdpunt van gemaakt. Het is een plan, dus het moet nog wel gebeuren, vandaar de resultaatmeting. Het gaat dus, voor de helderheid, niet alleen om politiesalarissen. Er wordt meer betaald uit het LOTFA. Het gaat echt om structurele hervormingen, zoals ik net zei.

Er werd mij gevraagd of Nederland met een prestatiebonus komt. Dat lijkt me inderdaad geen goede term. Dat ben ik zeer met de heer Van Ojik eens, al is het soms wel goed om prestaties te belonen. De vraag is of dat proportioneel gebeurt. Ik denk dat het goed is. De regering in Kabul is net nieuw. Zij moet de kans krijgen om de afspraken van Tokio serieus vorm te geven. Er is iemand die dat wil. Nogmaals, dat is maar één persoon en het is een structureel probleem. We gaan die prestatiebonus natuurlijk niet meteen betalen. We moeten ambities steunen en aanmoedigen. Ik wil de Kamer best inlichten over het moment waarop dat moet gebeuren en op basis waarvan, maar het is geen vrijblijvende exercitie. Het is belangrijk om dat soort elementen toe te voegen.

De heer Sjoerdsma (D66): Op zich past de prestatiebonus mooi bij de nieuw gecreëerde functie van CEO van Afghanistan. Maar ik wil het via een andere route aanvliegen. De Minister schrijft het ook in de Kamerbrief: via de politieke OS-agenda in plaats van via de door de NAVO gedomineerde politiek-militaire agenda. Veel van onze belangrijke bondgenoten in Afghanistan hebben toegezegd dat zij voor heel lange tijd hun ontwikkelingsinspanningen en diplomatieke inspanningen op peil zullen houden. De Nederlandse inspanningen gaan zowel qua geld als qua diplomatieke inzet achteruit. Kan de Minister op die verhouding reflecteren?

Minister Koenders: Ik vind dat een goede vraag. Ik twijfel even over het antwoord, niet zozeer omdat ik het antwoord niet weet, maar ik ben natuurlijk een nieuw aangetreden Minister. Als de heer Sjoerdsma mij de kans wil geven, wil ik dat serieus bekijken. Ik zou het namelijk een slechte zaak vinden als er voor de heer Sjoerdsma een aanleiding is om een vraag te stellen over een vermindering van de diplomatieke inzet. Ik ben dat in ieder geval niet van plan. Integendeel, ik vind dat belangrijk en dat we er gezien onze geschiedenis in dat land en onze betrokkenheid daarbij, mee door moeten gaan.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft met de Kamer gesproken over de verdeling van de fondsen. Ook al ben ik nu Minister voor Ontwikkelingssamenwerking ad-interim: ik wil daar geen verandering in aanbrengen. Het gaat er wel om dat er een geïntegreerde benadering is. Dat gaat niet altijd om een hoeveelheid geld. Het gaat erom dat je het gezamenlijk weet in te zetten op een manier die zinnig is in de fase waarin Afghanistan zit. Ik vind het belangrijke vraag. Ik zeg toe dat ik er bij de heer Sjoerdsma op terugkom.

De voorzitter: Akkoord. Het woord is aan de heer van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Ik vind het heel prettig dat de Minister daarop terugkomt. Ik wil ingaan op het punt van de conditionaliteit en de prestatie. Het gaat me uiteraard niet om de term. Wel gaat het me om het volgende. Ik vind het heel opvallend hoe erover gesproken wordt, alsof we onszelf een beetje op afstand zetten. We stellen een aantal indicatoren op. Dat doen we in internationaal overleg. Vervolgens toetsen we of Afghanistan aan die indicatoren voldoet. Als dat bovenmatig zo is, krijgt het een prestatiebonus. Als het tegenvalt, krijgt het minder. In het geval van Afghanistan lijkt het me bij uitstek van belang dat donoren behulpzaam zijn bij het behalen van de indicatoren. Het gaat dus niet alleen om het stellen van de indicatoren en daarop bonussen en malussen zetten, maar ook om het erbij helpen dat al de zaken gerealiseerd worden waarover internationaal, kennelijk ook met de regering van Afghanistan, overeenstemming over is dat ze zo belangrijk zijn. De reden waarom het woord heel erg opviel bij mij is dus misschien eerder een kwestie van toon.

Minister Koenders: Ik denk dat de heer Van Ojik deze discussie heel goed kent. Hoe ga je om met conditionaliteit en met ownership en op welke manieren kun je met een land het beste instrument daarvoor kiezen? Ik vind dat de kritische noten die ook vandaag te horen zijn over de steun aan Afghanistan reden geven om nu eens met zo'n instrument te komen. Men heeft gezien dat de prestaties op een aantal punten niet in overeenstemming waren met een aantal doelstellingen die gezamenlijk waren geformuleerd. Het lastige is dat we nu in een nieuwe situatie zitten omdat er een nieuwe regering is. Die moet het voordeel van de twijfel krijgen, zonder onkritisch te worden. Ghani is in ieder geval iemand die zelfs uit zichzelf in Tokio de voorwaarden wilde aanscherpen. Ik kan me voorstellen dat we dit op de Londenconferentie gewoon bespreken met de nieuwe regering. We kunnen daar gewoon vragen: hoe ziet u dit? Ik sta daar zeer open voor. Ik moet het uiteraard met mijn collega Ploumen bespreken, want zij is de Minister die erover gaat. Ik zal dit overbrengen. Ik ben voor een prestatiebonus. Ik vind het woord niet plezierig; dat ben ik met de heer Van Ojik eens. We zijn die tijd voorbij, want het klinkt een beetje neokoloniaal, waar ze daar niet van houden, en terecht. Het gaat er wel om een beetje nuchter te zijn en boter bij de vis te doen. Deze landen hebben een eigen verantwoordelijkheid. De donoren hebben die ook. Zij maken een contract. Als het goed gaat, wordt er extra uitgekeerd en als het niet goed gaat, blijft het hetzelfde. Laten we dit naar aanleiding van de Londenconferentie serieus agenderen met onze collega's. Ik zal aan mijn collega Ploumen vragen om de Kamer daarover te informeren. Dat betekent niet dat de prestatiebonus helemaal niet kan worden uitgekeerd. Het is daarvoor nu te vroeg. We moeten op de Londenconferentie met de andere donoren bekijken hoe dat in de plannen en het begin van de uitvoering het beste vorm zou kunnen krijgen. Voor de helderheid: er gaat nog steeds 55 miljoen per jaar van het budget voor ontwikkelingssamenwerking naar Afghanistan. Dat is geen gering bedrag. Er zijn ook wat verschuivingen in de begroting. Het gaat om decentrale en centrale budgetten. Er was een verlaging van het grote trustfund, het ARTF (Afghanistan Reconstruction Trust Fund). Dat had te maken met bezuinigingen op het speerpunt veiligheid en rechtsorde. De bijdrage aan LOTFA is hetzelfde gebleven vanwege de relatie met het programma waarover we het hebben.

De heer Van der Staaij heeft gevraagd naar de opium. Opium is in 2002 bij wet verboden. De Afghanen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen wetgeving, ook op het gebied van drugsbestrijding. Het is duidelijk dat dit tot nu toe onvoldoende heeft gewerkt. Mijn overtuiging blijft dat het vernietigen van opiumvelden of het stimuleren van telen van andere gewassen geen duurzame oplossingen zijn. Afghaanse boeren zullen voor hun veiligheid afhankelijk blijven van opiumkopers. Het enige programma waarvan ik destijds heb gezien dat het een verschil uitmaakte, was in Uruzgan op het terrein van saffraan. Dat is volgens mij de methode om mee verder te gaan.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. In aanvulling op wat is gezegd door mijn collega Koenders, wil ik nog wat zeggen over het hub and spokesmodel. Een aantal woordvoerders sprak daarover. Het goede nieuws is dat de Afghaanse veiligheidstroepen al enige tijd de verantwoordelijkheid voor de veiligheid in eigen land hebben overgenomen. Er is net door mijn collega Koenders gesproken over het stellen van doelen in de tijd. Dat is goed, want anders geef je inderdaad een blanco cheque. De fasering van het NAVO-operatieplan kent een logische afbouw. In de hub and spokesfase worden zowel de reguliere hoofdkwartieren van de ANSF als de nationale veiligheidsinstituties verder versterkt. In de Kabul centricfase wordt alleen nog geadviseerd over de nationale veiligheidsinstituties. De NAVO heeft het allemaal zorgvuldig berekend. Let wel: over de exacte overgang van fase 1 naar fase 2 moet nog besloten worden. Voor fase 2 moet nog een separate force generation plaatsvinden. Dan vindt er dus ook weer een politiek weegmoment plaats, binnen de NAVO en daarbuiten. Ik realiseer me goed dat dit niet ideaal is. Op papier staat het mooi, maar de realiteit is weerbarstig, zeker in Afghanistan, zoals wij allen weten. Maar ik hecht eraan om te benadrukken dat de force generation voor fase 2 echt nog moet gaan plaatsvinden, naar ik verwacht in de eerste helft van het komende jaar. De Kamer zal daarover vanzelfsprekend op de hoogte gehouden worden.

Er is door de heer Ten Broeke een vraag gesteld over de raming van Resolute Support en de ruimte om tegenvallers op te vangen. Het BIV (Budget Internationale Veiligheid) is behoorlijk gevuld. De ruimte om tegenvallers op te vangen is dus beperkt. Ik zeg er wel gelijk bij dat de raming van Resolute Support conservatief is opgesteld. We zijn daarbij niet kort door de bocht gegaan. Net zoals ik in het eerdere AO vandaag over MINUSMA zei: als het niet toereikend blijkt te zijn, moeten de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie en voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van V&J gewoon bij elkaar komen en besluiten over de additionele financiering.

De heer Ten Broeke (VVD): De financiering is voor de Kamer van belang, niet alleen omdat we het BIV misschien veranderen, maar ook omdat het BIV goed gevuld is, vooral met missies. Ik wil er de zekerheid over hebben dat we, ondanks het feit dat de Minister zelf denkt dat zij conservatief geraamd heeft, niet voor een onaangename verrassing komen te staan. Is zij er zeker van dat het in dit geval niet gaat gebeuren?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik heb in het vorige AO ook gezegd dat er geen garanties zijn in het leven, maar dat we hierbij wel degelijk zijn uitgegaan van een heel conservatieve raming. Ook hebben we eerder aan de Kamer toegezegd om de structurele financiering van missies mee te nemen in de verdere uitwerking van de motie-Van der Staaij, want het is absoluut een aandachtspunt. We hebben het gezien bij het in de steigers zetten van de bijdrage aan de strijd tegen ISIS. We zien het nu weer. Het kan niet zo zijn dat we stuklopen op bijvoorbeeld voorzorgsmaatregelen voor onze militairen omdat we een aantal miljoenen tekortkomen. Ik ben er dus echt van overtuigd dat we er gezien de afspraken tussen Defensie, Buitenlandse Zaken, BH-OS en V&J, goed uitkomen als er sprake is van een tegenvaller. Nogmaals, er is buitengewoon conservatief geraamd. De problematiek die de heer Ten Broeke aansnijdt, herken ik. Ik wil het graag meenemen in de verdere uitwerking van de motie-Van der Staaij, zoals aangekondigd in de brief van 7 november.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik haak aan op de brief die we hebben ontvangen over de uitvoering van de motie-Van der Staaij. Ik wil markeren dat de Minister over een conservatieve uitgangspositie spreekt als het gaat om de financiering van deze missie. Ik wil haar oproepen om in samenwerking met haar collega dezelfde conservatieve lijn door te trekken in de brief die we nog krijgen voor de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken. Die brief gaat over de herziening van de internationale veiligheidsstrategie, waarbij de nieuwe veiligheidsdreigingen ook worden meegenomen. Dan moet het dus over de volledige linie conservatief zijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Het is goed nieuws als sociaaldemocraten en liberalen een buitengewoon conservatieve insteek hebben bij ramingen. De heer Ten Broeke heeft natuurlijk helemaal gelijk over het belang van het parallel uitwerken van de IVS (Internationale Veiligheidsstrategie) en wat dat betekent voor de krijgsmacht en de financiering van onze missies. Volgens mij is dat het punt dat hij wil maken. Dat is inderdaad de integrale benadering waarover ik de Kamer eerder heb geschreven in reactie op de motie-Van der Staaij.

Voorzitter, ik wil graag ingaan op de vragen van een aantal Kamerleden over de tolken. We hebben daarover onlangs een debat gevoerd. Daarbij ging het ook over de werkafspraken die ik heb meegedeeld naar aanleiding van de ervaringen en lessen die we hebben opgedaan in Afghanistan. Een meerderheid van de Kamer was ervoor om die werkafspraken breder te trekken voor alle militaire missies. Ik voel daar zelf ook voor. Daarover wordt op dit moment gesproken tussen de betrokken departementen van V&J, BZ, Defensie en voor BH-OS. Ik hoop de Kamer daar voor het einde van het jaar over te informeren. Anders zal dit begin 2015 gebeuren. In dit geval draagt Duitsland als framework nation zorg voor de lokaal ingehuurde tolken. Dit land draagt zorg voor de werving en de contracten. De tolken worden ook door Duitsland voorzien van militaire kleding. Wanneer zij optreden met NAVO-troepen staan zij onder bescherming van de NAVO-troepen. Daarbij kunnen de rules of engagement worden gehanteerd om de tolken te beschermen. De veiligheid van de lokale tolken na de beëindiging van hun contract is een nationale aangelegenheid van Duitsland, als framework nation. Dat gebeurt niet om de verantwoordelijkheid simpelweg af te schuiven, maar omdat we er, geleerd hebbende van voorgaande missies, duidelijke afspraken over hebben gemaakt met Duitsland. Dat is goed, net zoals het voor Nederland andersom geldt als wij ergens verantwoordelijkheid voor dragen.

Mij werd gevraagd hoe hard de planning is. Daarover heb ik al het nodige gezegd. Het gaat goed met de ontplooiing van de landen die troepen hebben toegezegd en de naleving van eerdere toezeggingen. Er is hier en daar nog wel sprake van ondervulling. Daar wordt naar gekeken. Ik verwacht geen ernstige vertragingen. Als die er wel is, leidt dit tot een nieuw politiek weegmoment. Het zou me echter verbazen als we met verregaande vertragingen worden geconfronteerd. Het operatieplan van de NAVO is gebaseerd op jarenlange ervaring. Ik voorzie niet dat we tegen grote beperkingen aanlopen.

Minister Koenders heeft al uitgebreid gesproken over het systeem van de periodieke missiereviews. We bekijken steeds weer of de tussentijdse doelstellingen en einddoelstellingen worden behaald. In het operatieplan van de NAVO zijn de tussentijdse en einddoelstellingen vermeld. Hieraan zijn indicatoren gekoppeld die laten zien of, en zo ja wanneer, een bepaalde doelstelling is behaald. De NAVO deelt deze verslagen met de lidstaten. Wij hanteren geen eigen doelstellingen. Geloof me, daarvoor zijn we gewoon te klein. We zijn volledig geïntegreerd in de NAVO-bijdrage. Omdat de doelstellingen en de evaluatie ervan met ons worden gedeeld, kunnen wij die weer met de Kamer delen. We kunnen ook uitgebreid gebruikmaken van de evaluatiesystematiek. Dat doet helemaal niets af aan de afspraken die we met de Kamer hebben over een verdere evaluatie van de Nederlandse bijdrage.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik wil bekijken of we dit punt iets scherper kunnen krijgen. Onze bijdrage maakt deel uit van de doelstelling van de bredere missie. We zullen dan ook deel uitmaken van de bredere evaluatie. Het gaat dus allemaal op in de brede missie. Hoe kan de Kamer het kabinet controleren en de missie volgen als wij onderdeel uitmaken van het heel brede pakket dat de NAVO gaat uitvoeren? Kan het kabinet specifieker zijn in zijn ambities met deze missie?

Minister Hennis-Plasschaert: De einddoelstellingen en de tussentijdse doelstellingen worden geformuleerd. Nederland is NAVO-bondgenoot en draagt daar dus aan bij. Het komt niet bepaald van Mars op ons af, alsof we daar geen enkele vinger in de pap zouden hebben. Deze bijdrage is echt heel klein. We hebben een handvol adviseurs, een medische bijdrage en een transporteenheid. Daarmee gaat Nederland ter plekke het verschil niet maken. Met andere woorden, het heeft weinig zin om te zeggen: het medisch team heeft goed gefunctioneerd. Het heeft wel zin om te zeggen dat het deel heeft uitgemaakt van een grotere bijdrage en dat het noodzakelijk was voor het overeind blijven van de grotere bijdrage. Ik denk dat je de evaluatie van Nederland op die manier moet bekijken. Ik voel er eigenlijk weinig voor om boven op de doelstellingen van de NAVO nog eigen doelstellingen te formuleren, met het oog op de beperkte omvang van de Nederlandse bijdrage.

De heer Voordewind (ChristenUnie): We maken deel uit van een breder verhaal. Dan is het voor ons lastig om te meten wanneer wij onze eigen doelstellingen hebben bepaald. Krijgen we straks in de monitoring en de evaluatierapporten wel terug wat voor activiteiten we precies hebben uitgevoerd met die 100 mensen, bijvoorbeeld hoeveel trainingen voor hoeveel mensen we hebben gegeven?

Minister Hennis-Plasschaert: Dat spreekt voor zich. Ik kan in de rapportages natuurlijk specifiek inzoomen op wat de Nederlandse militairen hebben gedaan. Dat houden we uiteraard bij. Aangezien de internationale samenwerking op het terrein van de krijgsmacht of defensie voortschrijdt, zullen wij steeds vaker opgaan in een groter geheel. Daarbij formuleren we niet een eigenstandige doelstelling, maar zal deze geïntegreerd zijn in een groter geheel en opgaan in de grotere evaluatiesystematiek. Maar ik kan natuurlijk inzoomen op de specifieke activiteiten van de Nederlandse militairen ter plaatse. Dat is geen probleem.

Voorzitter, de heer van Bommel sprak over de insider threat. Ik begrijp het: het is ook hier jarenlang onderwerp van gesprek geweest. Het is een serieuze bedreiging. Er zijn verschillende vormen. Je hebt infiltranten; taliban die zich voordoen als agent of militair. Maar ook kunnen militairen van het ANSF overbelast zijn, of kunnen militairen aan PTSS lijden. Dat gebeurt daar ook. Er zijn door de jaren heen best een heleboel maatregelen getroffen voor het verbeteren van het systeem, zoals vetting and screening, het verbeteren van leiderschap en het verbeteren van de betaling. Dat heeft resultaat opgeleverd, want het aantal incidenten door insider threat neemt af. Is daarmee de problematiek opgelost? Nee, absoluut niet. We kunnen het niet uitsluiten. Juist daarom denk ik dat Resolute Support van belang is. Die vertaalt zich in trainen, adviseren en assisteren om eerder bereikte resultaten te consolideren. Het is van belang om de begeleiding en de coaching op regionaal en nationaal niveau nog wel even voort te zetten. Het is, nogmaals, niet uit te sluiten, maar er is wel een heel duidelijke afname van de incidenten te zien ten opzichte van het verleden.

De heer Van Bommel (SP): Ik stelde deze vraag natuurlijk ook omdat we de Nederlandse bijdrage zo verstaan dat hij onderdeel is van het grotere geheel van de exitstrategie. Met een verwijzing naar eerdere debatten heb ik gesproken over Afghanisering, waarbij de Afghanen zelf verantwoordelijk worden voor veiligheid en andere aspecten van hun eigen samenleving, zoals het bestuur en de economie. De insider threat was een probleem. Ik meen dat het nog steeds een probleem is, omdat het de exitstrategie dwarsboomt. Een van de andere collega's sprak over mensen die opgeleid worden en overlopen, eventueel met wapen. Dat is een buitengewoon vervuilend aspect in het proces van het overdragen van het land en de bevoegdheden aan de Afghanen. Daarom is mijn aandacht daar zo op gericht. De Minister zegt dat het minder is geworden. Kan zij ook met cijfers staven dat deze problemen – ook het aantal overlopers – afnemen? Dat zou een geruststelling zijn. Ik ken die cijfers echter niet. Als de Minister ze wel kent voor beide aspecten, verneem ik ze graag.

Minister Hennis-Plasschaert: Er is sprake geweest van een afname van de insider threat. Ik heb de cijfers nu niet paraat, maar ik kan ze in de eerstvolgende rapportage wel gewoon als standaardonderdeel proberen mee te nemen. Daartoe ben ik graag bereid. Ik heb net gezegd dat we niets uitsluiten. De insider threat is een reëel probleem. Het is terecht dat de heer Van Bommel dat aan de orde stelt. Er zijn al een heleboel maatregelen genomen onder ISAF. Straks gebeurt dat weer in het kader van Resolute Support. Negeren is geen optie, dus je moet de Afghanen er verder bij begeleiden en coachen, en ze ook leren om het te herkennen. Je kunt de insider threat namelijk herkennen en bijvoorbeeld werken met de guardian angels, zoals de NAVO-troepen dat doen. Is het probleem dan opgelost? Nee, maar ik acht de verdere begeleiding en de training in het herkennen ervan wel cruciaal.

De heer Van Bommel (SP): Ik noemde niet voor niets ook het overlopen. Dat gezamenlijke probleem is primair een veiligheidsprobleem voor eigen personeel en eigen doelstellingen. Maar het is ook een illustratie van het gebrek aan draagvlak voor de westerse betrokkenheid; ik formuleer het maar even heel algemeen. Ik vraag de Minister om daarop in te gaan, omdat het door de tegenstanders van de westerse betrokkenheid als instrument wordt gebruikt om zich te richten tegen de vertegenwoordigers van het Westen in Afghanistan.

Minister Hennis-Plasschaert: De tegenstanders zijn niet zozeer alleen de tegenstanders van het Westen; zij zijn de tegenstanders van een vrije samenleving. Zij zullen alle mogelijkheden aangrijpen om zich te laten horen en daarmee de internationale gemeenschap uit te spelen tegen hen die het goed voorhebben met het land Afghanistan. Daarin moeten we niet naïef zijn. Nogmaals, het is een heel terechte opmerking en het is serieuze problematiek. Ik ben van mening dat we er verder in moeten gaan om de Afghanen daarbij te begeleiden.

Ik denk dat ik voldoende over de evaluaties heb gezegd.

De heer Voordewind vroeg nog naar de luchtsteun. Het versterken van de capaciteiten van de Afghaanse luchtmacht, inclusief het vermogen van deze luchtmacht om luchtsteun te leveren aan de eigen grondtroepen, is een integraal onderdeel van de Resolute Supportmissie geworden. Het wordt niet zozeer door de Duitsers of door de Nederlanders gedaan; onder leiding van de VS worden diverse programma's doorlopen waarin nieuw materieel wordt ingevoerd en luchtmachteenheden worden getraind en begeleid in het leveren van luchtsteun. Zijn we er al? Daarop is het antwoord wederom nee, maar er worden wel weer stappen voorwaarts gezet.

De heer Voordewind vroeg ook of onze mensen voldoende beschermd zijn, omdat we afhankelijk zijn van Duitse voertuigen. Ik denk dat het fantastisch is dat we op deze wijze de internationale samenwerking vorm kunnen geven. Nederland stuurt mensen, maar we maken gebruik van andere voertuigen. Net zoals we de Nederlandse Luchtmobiele Brigade hebben geïntegreerd in de Division Schnelle Kräfte, zie je hierbij ook een heel hechte samenwerking met de Duitsers. Zij zeggen daarvan: wij hebben jullie input en speciale eenheden nodig, maar wij hebben onze voertuigen daar al; ga nou niet ingewikkeld doen, maar maak gebruik van het materieel dat wij hebben. Natuurlijk hebben wij gekeken of dat voldoende robuust is, of onze mensen erin getraind zijn om het te gebruiken en of er aanvullende trainingen nodig zijn. We aarzelen daarbij niet en hebben dat al gedaan. Nederland kan terugvallen op de gepantserde Mercedes-Benz en de Dingo als er voertuigen uitvallen. Ik ben onder de indruk van de wijze waarop de Duitsers zich buitengewoon gastvrij opstellen.

Ik heb net even het verslag van de technische briefing ingezien. Daarbij is over de extractiecapaciteit uitgebreid met u gesproken over de escalatiedominantie van de Nederlandse eenheden die is ingebed in lead nation Duitsland. Ook is toen uitgebreid gesproken over de CH-53. Het ligt allemaal heel dicht bij elkaar. De afstand is, meen ik, maximaal 23 kilometer. Het golden hour is gewaarborgd. Anders dan bij de discussies die we hebben gevoerd over Mali, hebben we het hier goed in de smiezen.

De heer De Roon merkt op dat de gevechtskracht van de Afghanen in een deplorabele staat verkeert, ondanks alle versterkingen. Die is niet te vergelijken met onze krijgsmacht, waar voldoende over te zeggen valt als het gaat om de noodzakelijke plussen. Het spreekt voor zich dat de Afghanen een enorme achterstand moeten inlopen. Ze zijn er nog niet. Maar als je goed kijkt, worden de capaciteiten beter en breder. Resolute Support zet daarin een belangrijke stap voorwaarts. Afghanistan kunnen we niet, zo werd gezegd, het Zwitserland van Azië noemen. Dat moeten we ook niet willen. Zo moet je de Afghaanse gevechtskracht ook niet afzetten tegen die waarover wij in Nederland beschikken. Je moet het beoordelen op waar het vandaan komt. Dan kan ik alleen maar zeggen dat er al een heel lange weg afgelegd is.

De heer Van der Staaij vroeg naar de fasering. Daarover heb ik al voldoende gezegd. Het weegmoment komt nog. Nogmaals, het in de tijd stellen van doelen is cruciaal. Het wordt tijd voor de NAVO om daarover duidelijk te zijn. Tijd alleen kan wat mij betreft echter niet de cruciale doorslag geven.

Volgens mij heb ik daarmee zo veel mogelijk vragen beantwoord.

De voorzitter: Ik kijk naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Niet gestelde vragen kunnen niet beantwoord worden, Minister.

Minister Opstelten: Dat was ik, op uw verzoek, dit keer ook niet van plan. Ik wil er graag aan voldoen. Er zijn geen vragen op mijn terrein. Maar ik ben blij dat ik er ben.

De voorzitter: Uw aanwezigheid wordt door ons allen zeer gewaardeerd, want vanwege veiligheid en justitie voelen wij ons veilig om dit debat te voeren. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording in eerste termijn. Ik stel een korte tweede termijn van twee minuten voor. De plenaire agenda loopt nog steeds volgens schema. Het plenaire debat over chroom staat gepland om 22.00 uur. Ik verzoek de leden dus om zich echt aan de twee minuten spreektijd te houden. In de eerste termijn hebben zij zich er overigens ook aan gehouden; dank daarvoor. Dat betekent dat een ander overleg vervalt vanwege de tijdsklem waarin we ons bevinden.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Ik dank de bewindspersonen voor de beantwoording, of in het geval van Minister Opstelten voor de aanwezigheid. Die wordt ook op prijs gesteld.

Er is nog een aantal vragen blijven liggen. Ik heb aan de Minister van Defensie gevraagd om eens precies aan te geven wat de onderscheiden taken zijn van bijvoorbeeld de adviseurs. De missie lijkt een beetje een mozaïekmissie, als ik het zo mag noemen. Het is een soort gerichte nazorg op de plekken waar bijvoorbeeld de Duitsers specifiek om hebben gevraagd. Dat het gaat om medics en Role 2 kan ik me heel goed voorstellen. Dat gebeurt op één locatie en de doelstelling is helder. Maar wat doen de adviseurs nou precies? Zit de schil met 30 personen voor transport met name om hen heen, of moeten we dat ruimer zien? Ik denk dat het van belang is om daar iets helderder in te zijn. Bij andere missies zijn we zo ver gegaan om het hele curriculum van de adviestaken uit te spellen. Dat hoeft wat mij betreft niet, maar iets meer helderheid op dat vlak zou aardig zijn.

Clingendael heeft gezegd dat 80% van de ANSF-troepen battle capable zou zijn. Ik kan dat niet helemaal inschatten. Je zou dan kunnen zeggen: 20% is het nog niet. Hebben wij met hen te maken? Er werd het nodige gezegd over de betaling van het ANSF. LOTFA is daarvoor een van de fondsen, maar mijn vraag richtte zich nou juist op de langere termijn. Er is geen zicht op duurzame betaling als de donorgemeenschap zich in toenemende mate terugtrekt. Dan krijg je ook in toenemende mate te maken met de insiderthreatproblematiek, waarover ook de VVD-fractie vragen heeft gesteld.

Ten slotte kom ik op de vulling van het aantal trainers. Die zit nu dacht ik op 85% als ik even terughaal wat we uit de briefing hebben geleerd. Is er al zicht op meer vulling? Levert dat problemen op aan Nederlandse zijde?

Helemaal tot slot ga ik ervan uit dat ik met de zeer conservatieve instelling van de regering als het gaat om de financiering van missies, niet voor onaangename verrassingen kom te staan. Ik zou de regering willen aanraden ons die niet aan te doen.

De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ook ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden. Het valt mij op dat we heel weinig over de veiligheid van onze missie hebben gesproken. Dat komt denk ik omdat we er zo uitgebreid over hebben gesproken bij de technische briefing. Ik vind het goed om dat hier te noteren. De Kamer is juist op dat onderwerp altijd zo scherp. De luisteraar mag het dus vooral als een bemoedigend teken zien. We hebben veel vertrouwen in de uitleg die we daarover al eerder hebben gekregen.

Ik heb vooral een paar punten om heel duidelijk bevestigen wat we hier hebben afgesproken, vooral over de planning. Ik hoor heel duidelijk dat de termijn van twee jaar min of meer vaststaat. Het kwam erop neer dat de Minister zei: je moet een einddatum vaststellen, want anders kom je er nooit weg. Maar ik hoorde de Minister van Defensie wel aangeven dat binnen die twee jaar de politieke afweging nog moest plaatsvinden, met name over de overgang van fase 1 naar fase 2. Dat is volgens mij iets anders dan wat in de brief staat. Daarin wordt heel duidelijk over jaar 1, namelijk 2015, en jaar 2 gesproken. Graag ontvang ik dus even een bevestiging. Wat is het nu? Is het nu echt twee keer één jaar, of moet die overgang nog nader ingevuld worden? Dat laatste zou ik overigens verstandig vinden, omdat je zo enige mate van flexibiliteit houdt.

In de eerste ronde heb ik naar de evaluatie gevraagd. Volgens mij hebben we daar nu duidelijke afspraken over gemaakt, namelijk dat in de rapporten die wij krijgen wordt ingezoomd op wat Nederlandse militairen specifiek gedaan hebben. Dat lijkt me een goede afspraak. Ten aanzien van de tolken vraag ik ter bevestiging: klopt het dat voor alles omtrent de tolken – contracten, veiligheid, nazorg et cetera – de Duitsers verantwoordelijk zijn, dus Nederland niet?

De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de Ministers voor hun beantwoording en voor de open houding die ik daarbij bespeurde. Er is al wat gezegd over het transformation decade in eerste termijn. Ik wil daar toch nog even op terugkomen, omdat het een bijzonder optimistisch beeld schetst van wat er in Afghanistan kan gebeuren. Het draait echt om het ownership over de veiligheid verkrijgen door Afghanistan. Daar gaat het in deze missie ook over. Ik wil daarbij de vragen van collega Servaes graag herhalen over de resultaatgerichtheid van de strategie versus de tijdgerichtheid. Ik hoop dat de nadruk in de strategie en in de tijdsklem die de lead nation ons geeft mogelijk maakt dat wij nadrukkelijk sturen op de resultaten.

Ik had naar aanleiding van de eerste termijn hierover nog een vraag. Minister Koenders sprak over «soms te aanbodgedreven». In hoeverre sluit deze strategie aan bij de vragen van de Afghaanse veiligheidsdiensten? Zij hebben natuurlijk te kampen met grote uitval en gebrek aan financiering, zoals al is gemeld door collega's. Ik zou dus nog graag meer horen over de duurzaamheid van de overdracht van het ownership op het gebied van veiligheid.

Dank voor de toezeggingen dat er nadere informatie volgt over de Nederlandse inzet in het algemeen en in Kunduz wat betreft de ontwikkelingssamenwerking.

Mijn laatste punt betreft het politieke ownership. Ik hoor positieve woorden over de nieuwe Afghaanse president Ghani. Maar stel dat het EU-rapport over de uitslag van de verkiezingen pittig zal zijn – ik kan me dat zomaar voorstellen – over de omvang van de fraude die is gepleegd, wellicht zelfs door beide partijen, namelijk door het kamp van de president en de CEO. Kan het een nieuw weegmoment zijn voor deze missie als het rapport dermate vernietigend is dat het leidt tot herbezinning?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik wil graag van de Minister een reactie krijgen op mijn beschouwing over de achtergrond van deze missie. Deze beperkte missie is onderdeel van de grotere missie van 11.000 mannen en vrouwen in totaal, die gezien moet worden als de exitstrategie uit Afghanistan. Ik vraag dat met zo veel nadruk, omdat alle problemen die vanavond en ook in de briefing gepasseerd zijn, een enorme hindernis kunnen zijn bij het creëren van een ook voor onszelf geloofwaardige exitstrategie. De Minister heeft over de corruptie gesproken. Afghanistan is niet een beetje corrupt; het openbaar bestuur is helemaal corrupt. Het is een klein beetje integer. Dat is het probleem. Neem de afhankelijkheid. Ik heb het percentage genoemd: internationale financiële instellingen spreken van een donorafhankelijkheid van 97%. Mensen zeggen: het land kan steeds meer op eigen benen staan. Dat is een procentje, van 2% naar 3%. Dat is toch schrikbarend!

Dan is de vraag aan de orde wat nou het toekomstmodel, het financieringsmodel is. Zie het als een onderneming, als een project. Hoe kan zoiets met dat soort cijfers slagen? Dan moet de conclusie toch zijn dat we vooral elkaar een beetje gek houden als het gaat om de levensvatbaarheid van dit project? Er is hier dan toch sprake van hospitalisering van een hele gemeenschap, van een heel groot gebied, van een heel groot land, zonder dat er sprake is van enige samenhang? We komen om in de goede bedoelingen, maar op de lange duur helpen we de mensen in Afghanistan er, vrees ik, niet mee.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Die toon van de spreker voor mij was wel heel somber.

Ik heb een aantal heel specifieke vragen over de opmerkingen van de Minister van Buitenlandse Zaken over de taliban, Saoedi-Arabië en mogelijk China betrekken. Maar het gaat mij met name om de rol Saoedi-Arabië en de islamitische landen. Welke rol kunnen de EU en de NAVO spelen om die nog meer te stimuleren en meer te faciliteren? De Minister van Buitenlandse Zaken zei dat bij het beschermen van minderheden de inzet was om religie erbij te betrekken, maar dat het beperkt is tot etniciteit. Wij financieren toch ook LOTFA? Kunnen wij daar niet onze invloed aanwenden om juist de godsdienstvrijheid onder de aandacht te brengen voor de versterking van de rechtsstaat?

Ik heb ook nog gevraagd waarom we eigenlijk verschoven zijn van Kunduz naar Mazar-e-Sharif. We zaten in Kunduz. Daar versterkten we de justitieketen. Nu verschuiven we alles naar Mazar. Vanwaar die ommezwaai, vanwaar het verlies van kennis?

Ik heb een vraag gesteld over de eigen luchtsteun van Afghanistan. Daar zou een gebrek aan zijn. Wordt daar aandacht aan besteed naast de trainingen die er zijn? Mijn laatste vraag is voor de Minister van Veiligheid, want die zouden we toch niet naar huis willen laten gaan zonder een vraag. Hoe gaat EUPOL (European Union Police Mission) zich verhouden tot deze missie? Deze missie is namelijk specifiek gericht op het opleiden van politie. Hoe gaan ze zich tot elkaar verhouden?

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik vroeg me net af wie van de leden gevraagd had om de Minister van Justitie hiernaartoe te halen. Hij heeft natuurlijk hartstikke veel werk te doen en krijgt nu geen vragen. Maar de heer Voordewind heeft het probleem opgelost. Ik wil nazeggen wat de heer Ten Broeke zei toen hij het had over een mozaïekmissie. Blijkbaar heeft hij mij niet helemaal goed verstaan toen ik het had over een minimissie. Het is allebei een beetje waar. Ik heb hem horen zeggen dat we de financiering van deze missie niet op deze manier moeten doen. Ik zou zeggen: eens maar nooit weer.

De Minister van Buitenlandse Zaken is ingegaan op de 500 miljoen, maar de vraag is hoe reëel de toegezegde bijdrage van Afghanistan is. Dat raakt aan de structurele inbedding en de onomkeerbaarheid van het transfer of authority naar de Afghanen zelf. Kunnen we daarop rekenen? Want als dat fundament wegvalt, valt de hele strategie van het overdragen van verantwoordelijkheden weg.

Ik heb toch nog een vraag over de Force Generation Conference. De bewindspersonen zijn er beiden niet op ingegaan. Ik ben benieuwd waarom het zolang geduurd heeft voordat Nederland überhaupt een bijdrage heeft toegezegd.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn geprobeerd om een beetje te schilderen hoe slecht de prestaties van de Afghaanse strijdkrachten worden beoordeeld door de Amerikanen. De Minister van Defensie heeft daarop geantwoord dat het veel beter is dan het vroeger was. Het zou kunnen dat het veel beter is dan het vroeger was, maar het is nog volstrekt waardeloos. Dat is in ieder geval de conclusie die de Amerikanen erover trekken. Dan zie ik eigenlijk niet zo heel veel redenen om daar nu in de exitstrategie, in de laatste twee jaar waarop de heer Van Bommel al wees, nog geld aan te besteden.

Datzelfde geldt voor het corruptieverhaal. Ik heb het nog eens nagezocht: in 2008 waren er al heel zware brieven van de toenmalige regering hier over hoe erg het wel niet was met de corruptie in Afghanistan. Ik geef de heer Van Bommel volstrekt gelijk: het is nog steeds pet met de corruptiebestrijding. Ik heb zelf geprobeerd om in mijn eerste termijn eens even te schetsen wat voor problemen er allemaal zijn met het LOTFA. Daar heeft de Minister niet echt op gereageerd, anders dan door te zeggen dat we ermee verder gaan. Ik zie eigenlijk niet zo heel veel redenen om ook daaraan nog geld te besteden. In mijn ogen is het gooien van goed geld naar kwaad geld. Het is een gegeven dat in de afgelopen jaren hier in Nederland politie, leger en veiligheidsdiensten jarenlang de broekriem hebben moeten aanhalen. Zij hebben uit alle hoeken en gaten het geld bij elkaar moeten schrapen om er nog wat van te maken. Nu gaan we weer 75 miljoen euro investeren in alleen al de salarissen voor die door en door corrupte Afghaanse politie. Ik zeg dan: we zijn hartstikke fout bezig.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Het zal duidelijk zijn dat we, in de gecompliceerde Afghaanse situatie, geen overspannen verwachtingen moeten koesteren van deze missie. Er zijn altijd heel veel kritische opmerkingen bij dit type missies te plaatsen. Aan de andere kant troost ik me met de gedachte dat de voordelen van nietsdoen ook niet groot zijn, integendeel. Vaak is aan de orde dat als je de boel de boel maar laat, dat voor de veiligheid absoluut niet opschiet. Daarom staat de SGP-fractie sympathiek tegenover deze missie.

Als het gaat om de exitstrategie was ik blij met de opmerking dat er in deze missie breder, niet alleen vanuit Nederland, een begrijpelijke begrenzing in de tijd wordt gemaakt. Maar als het gaat om het bredere verhaal hoe we de internationale betrokkenheid bij de situatie in Afghanistan zien, moeten we niet alleen naar data kijken, maar ook naar het behalen van veiligheidsdoelstellingen. Zoals de Minister van Defensie het noemde, is er op een gegeven moment een nieuw weegmoment aan de orde.

Tot slot kom ik op de versterking van de positie van minderheden in de rechtsstaat. Het ging even over geloofsvrijheid. Dat is een voorbeeld van een onderwerp waarop ik niet direct veel vooruitgang zie in de afgelopen jaren. Ik hoorde na verloop van jaren soms wat somberder tonen van de kant van de Ministers en degenen die zich verdiepten in de situatie daar. Ik wil graag aandacht vragen voor de kleine dingen, die misschien niet spectaculair zijn. Maar er waren programma's, zoals op het gebied van het aangaan van gesprekken met jongeren over de vraag waarom je iemand zou oppakken als hij op integere gronden van geloof verandert. We moeten vooral doorgaan met dat soort projecten om op die wijze bij te dragen aan de versterking van de rechtsstaat en geloofsvrijheid in Afghanistan.

De heer Van Ojik (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Na vragen van mijn collega's en de antwoorden van de bewindslieden in eerste termijn heb ik zelf eigenlijk nog maar één punt. Dat betreft de geïntegreerde aanpak, de 3D-benadering, of hoe je het ook noemt. Anders dan bij Kunduz, zegt het kabinet bij deze missie duidelijk dat het niet gaat om een geïntegreerde aanpak binnen deze missie. Ik vertaal het even als: we leveren een bijdrage aan Resolute Support, en onze bijdrage hoeft niet per se 3D te zijn, als het totaal van de inspanning van de internationale gemeenschap maar wel voldoet aan het criterium van de geïntegreerde aanpak. Daar zit vaak toch een beetje het probleem. Ik zou bijna zeggen: niet alleen bij deze missie, maar dat is voor een andere keer. Vaak is niet heel erg duidelijk waar dan precies de verantwoordelijkheid voor de geïntegreerde aanpak van de internationale gemeenschap ligt. Naar aanleiding van deze artikel 100-brief veronderstel ik dat het in dit geval bij UNAMA zou kunnen liggen. Maar datgene wat erover in de artikel 100-brief staat is erg summier en ook erg in termen van «wij dringen eropaan dat er goed met de NAVO en de EU wordt samengewerkt». Dat geeft mij de indruk dat het allemaal nog niet zo heel erg van een leien dakje gaat, maar ik hoop dat de Minister mij kan geruststellen.

De voorzitter: We gaan over op de beantwoording van de regering. Ik kan geen interrupties toestaan gezien de tijd.

Minister Koenders: Voorzitter. Ik dank de Kamerleden hartelijk voor de inbreng. Daaruit blijkt de grote interesse voor Afghanistan. Ik begin met de vragen over de onderhandelingen met de taliban. Ik heb misschien een beetje te kort door de bocht gerefereerd aan de buitenlandse bezoeken van Ghani aan Saoedi-Arabië en aan hoe men wil proberen om via die band met de taliban verder te spreken. Ten eerste is het heel lastig. De taliban geven verschillende signalen af die tegenstrijdig zijn, ook in de tijd. Waarschijnlijk kijken zij ook een beetje de kat uit de boom als het gaat om wat er nu gebeurt met het politieke pact in Afghanistan.

Er werd gezegd dat de NAVO het zou moeten doen. Ik denk dat daarbij echt de rol van de Verenigde Naties centraal moet staan. Die staat overigens ook centraal. Op verzoek van de talibanleiders hebben vorige week gesprekken plaatsgevonden met de Verenigde Naties. De Verenigde Naties hebben nu drie dialogen lopen met de taliban, een over verzoening, een over humanitaire zaken en een over civiele slachtoffers. Het hoofd van het Doha-office van de taliban is meestal de gesprekspartner, samen met leden van het politieke comité. De taliban nemen het serieus, maar er zijn eerlijk gezegd nog geen concrete resultaten. Maar goed, ik denk wel dat dit de juiste benadering is. Er is namelijk nog geen standpunt van de taliban over de Afghaanse eenheidsregering. De bedoeling is dat er in Londen internationaal verder gesproken wordt over de vraag hoe je dat het beste kunt stimuleren. Iedereen is daar nu voor, ook de Amerikanen en anderen. Na de Londenconferentie kan het contact tussen de taliban en de Verenigde Naties hernieuwd worden. Ik denk dat nu het moment dus niet verloren moet gaan om straks in Londen politieke steun – politieke ontwikkelingssamenwerking, zo werd gezegd – te geven aan de, wat mij betreft, in ieder geval tot nu toe hervormingsgezinde Ghani, hoewel het veel te vroeg is om te praten over prestaties en successen. Maar inderdaad, een blijvende inzet van donoren is cruciaal voor het succes van de nieuwe regering. Anders is men ook snel vleugellam.

Er komen verschillende signalen uit de Kamer over LOTFA. De een zegt: we moeten er niet over beginnen, want het is een corrupte zooi. De ander zegt: we moeten het financieren, anders loopt het model straks vast. Ik constateer dat er door de Amerikanen enorme bedragen gefinancierd worden voor het ANSF. Hun bijdrage is, dacht ik, zelfs meer dan 3 miljard, op een begroting van 4,5 miljard. Ik maak me er dus eerlijk gezegd niet zo heel grote zorgen over in het licht van allerlei noden die er in de wereld, en ook in Afghanistan, bestaan. Dat is dus een enorme bijdrage.

Ons gaat het nu even om het volgende. Ik zou ook graag een financieringsmodel voor Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking willen hebben tot 2020, maar dat krijg ik ook niet. Wij kunnen er slechts van uitgaan dat er financiering is zolang deze strategie loopt. Daarover heb ik niet veel twijfels, gezien de bedragen die de Amerikanen betalen en gezien wat wij eraan doen dat we met die heel geringe bijdrage – laten we het niet overdrijven: het is goed dat we het doen, maar het gaat om 100 mensen – via het LOTFA betrokken blijven en op een punten die wij belangrijk vinden onze invloed uitoefenen.

Is het bedrag van 500 miljoen geloofwaardig of niet? Ik vind die vraag eerlijk gezegd moeilijk te beantwoorden. Men heeft toegezegd dat men dat doet. Ik moet ervan uitgaan dat dit gebeurt. Ik begrijp de twijfels van de heer Knops wel een beetje, maar ik heb geen aanleiding om te denken dat het niet financierbaar zou zijn. Het percentage van 97% voor de donorafhankelijkheid van Afghanistan herken ik niet. Dit neemt niet weg dat de donorafhankelijkheid moet verminderen. Ik wijs erop dat 350.000 mensen, ook veiligheidspolitiek gezien, op termijn niet houdbaar is. In de herstructurering van de veiligheid in Afghanistan gaat het niet alleen om aantallen. Het gaat er ook om dat het veel beter georganiseerd wordt via vetting, recruitment en aantallen mensen, juist met deze missie. Voor geen land is dat bedrag te betalen, zeker niet voor een arm land met de bevolking waarover we het hebben, die weliswaar een grote veiligheidsbehoefte heeft.

Is het een exitstrategie? Ik vind exitstrategie een heel moeilijk woord. Het is geen exitstrategie. We gaan naar een fase waarin Afghanistan eigen verantwoordelijkheid moet nemen. Daarin is er geen NAVO-missie meer zoals die was. Een exitstrategie zou betekenen dat we opeens niets meer met Afghanistan te maken willen hebben. Wat de militaire kant betreft, is er een plan tot 2017. That's it. Als u dat een exitstrategie noemt, is dat prima. Maar het is geen exitstrategie uit het geheel van ons engagement met Afghanistan.

Ik vind transformation decade een verschrikkelijke term. Vanwege de tijd is het enige wat ik er nu even van kan zeggen dat ik het met u eens ben. Het moet resultaats- en tijdsgericht zijn. Ik blijf erbij dat het goed is dat we doelstellingen hebben voor de proportionele bijdrage van Nederland op verschillende gebieden.

Aan het EU-rapport zit een risico. Daarover is geen twijfel. Ik weet niet wat erin staat. Dat moeten we afwachten. Er is voor ons geen reden tot herbezinning. Het belangrijkste vind ik nu dat het politieke pact goed gaat werken. Wat er ook in het rapport zal staan: de veiligheidspolitieke kant blijft van belang.

Als het gaat om geloofsvrijheid, geloof ik niet dat we nou zo veel met het LOTFA kunnen doen. Ik vind in ieder geval dat het in het politieke en diplomatieke engagement een belangrijke kant van de zaak moet zijn.

Daarmee heb ik de belangrijkste vragen van de woordvoerders beantwoord.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. De heer Ten Broeke vroeg wat de Nederlandse adviseurs precies gaan doen. Daarop had ik natuurlijk in mijn eerste termijn uitgebreid moeten reageren. Als de Kamer heeft ingestemd met de missie, kan zij van ons verwachten dat we er in een volgende rapportage heel veel beeld en geluid bij gaan geven. We leveren in totaal ongeveer tien adviseurs, zowel in de officiersrangen als onderofficiersrangen. Dat staat ook in de brief vermeld. Hiervan zullen twee adviseurs als adviesteam werkzaam zijn binnen het ANA (Afghan National Army). Zij zullen het Afghaanse leger vooral adviseren op het gebied van grondgebonden vuursteun. Primaire advieslocaties voor deze adviseurs zijn het hoofdkwartier van het 209de ANA-corps en de Corps Battle School. Daarnaast levert Nederland acht adviseurs aan het politieadviesteam. Zij zullen vooral de provinciale politieleiding van Mazar-e-Sharif adviseren op het gebied van personeel, administratie, onderhoudslogistiek, verbindingen, opleiding en training.

Met het oog op de klok ga ik snel door. Het spreekt voor zich dat de transporteenheid verbonden is aan de trainers. Ik kom er nog op terug in de rapportages.

De heer Ten Broeke vroeg ook nog hoe het zit met het tekort aan militairen. Ik refereerde er in eerste termijn al even aan: er is op dit moment een tekort van 1.009 militairen van de 11.000. Dit betreft met name de institutionele adviseurs in Kabul, de forceprotectioneenheden in Kabul en de vliegveldveldondersteuning in Kabul. Zoals u weet, is Turkije voor deze regio de framework nation. Onze opdracht in het noorden, in Mazar-e-Sharif en omgeving in de provincie Balkh, is uitvoerbaar. We hebben genoeg adviseurs, een en ander is voldoende robuust en we beschikken over voldoende escalatiedominantie.

De heer Voordewind heeft wellicht mijn antwoord over de luchtsteun gemist. Hij gaat het nu weer missen als hij niet luistert. Hij vroeg in eerste termijn iets over luchtsteun. Ik heb daar uitgebreid op geantwoord. Ik heb toen ook aangegeven dat er in de Resolute Supportmissie, met name door de Amerikanen, allerlei programma's lopen waarin de Afghanen worden getraind. Ook wordt er materieel bij de Afghanen ingevoerd om de luchtmachteenheden verder te trainen en ze te begeleiden in het leveren van luchtsteun. Ik heb er dus wel degelijk op gereageerd in eerste termijn.

De heer Knops vroeg nog waarom het zo lang heeft geduurd voordat Nederland een bijdrage leverde bij de force generation. In het debat met de Kamer, maar ook in het contact met andere landen, hebben we steeds weer gezegd dat de SOFA (Status of Forces Agreement) en de BSA (Bilateral Security Agreement) eerst moesten komen. Om moverende redenen werden die in Afghanistan niet getekend. Eigenlijk zijn alleen de Amerikanen en de Duitsers enorm vooruitgelopen. Heel veel landen, waaronder Zweden en de landen waarmee wij in het noorden gaan opereren, waren buitengewoon terughoudend. We wilden er eerst zeker van zijn dat de BSA en de SOFA zouden worden getekend. Ze werden niet getekend. Omdat we echt in de problemen kwamen, hebben landen alsnog massaal de vlucht naar voren genomen. Dit is natuurlijk wel een beetje de omgekeerde wereld. Je wilt immers dat eerst de SOFA en de BSA zijn getekend, zeker in het geval van Afghanistan, na de eindeloze inzet van jaren in dit land. Hoe dan ook: het is goed gekomen.

De heer Voordewind vroeg nog waarom we weggaan uit Kunduz. Dat is simpelweg omdat we naar het regionale niveau gaan. Dat is het hub and spokesmodel: je gaat weg van de uitvoering en je gaat je concentreren. Vanuit de regio concentreer je je straks in Kabul.

De heer Servaes sprak nog even over de fases. De overgang moet inderdaad nog nader worden ingevuld. Ik denk wel dat het van belang is dat de fases worden benoemd en je daar in de tijd een pad voor bewandelt. Tegelijkertijd zie je dat mensen terughoudend zijn. Ook bondskanselier Merkel heeft zich er onlangs over uitgelaten en gezegd dat het meer conditions based moet zijn. Die discussie wordt dus nog volop gevoerd. Ik hecht er wel aan om het in de tijd af te bakenen en ons tegelijkertijd niet op te hangen aan het specifieke tijdpad. Nogmaals, de force generation, fase 2, moet nog plaatsvinden. De politieke weging binnen de NAVO en Nederland volgen nog.

De heer Ten Broeke vroeg nog naar de 80% die battle capable is. Ik moet daarop terugkomen. Volgens mij wordt er verwezen naar een rapportagesystematiek van Clingendael. Als de Kamer volgende week in derde termijn instemt met de missie, gaan we ons natuurlijk daar natuurlijk ook op focussen en zal ik het in de rapportage meenemen. Laat één ding duidelijk zijn: ik moet me even verdiepen in wat hier precies wordt gezegd. Maar we focussen dus niet zozeer op de battle capabilities. We focussen ons nu op het consolideren door middel van het trainen, adviseren en assisteren.

Hopelijk heb ik hiermee iedereen voldoende en goed bediend.

Minister Opstelten: Voorzitter. Ik dank de heer Voordewind voor zijn vraag over EUPOL. De Europese Raad heeft het principebesluit genomen om een nieuwe EUPOL-missie in te richten met een looptijd tot eind 2016. De missie wordt vanaf 1 januari kleiner en zal zich richten op de overdracht. De afgeslankte EUPOL-missie zal zich met name richten op drie punten: de institutionele hervorming van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de verdere professionalisering van de civiele politie en het versterken van de samenwerking tussen de politie en de justitieketen. Het zwaartepunt van de EUPOL-missie komt in Kabul te liggen. Overlap is in principe niet voorzien. Zowel onze geografische focus als de taakgebieden van het politieadvies wijken af van de doelstelling van de EUPOL-missie. Wanneer de missies in 2016 geografisch naar elkaar toe bewegen, namelijk in Kabul, zal dat natuurlijk opnieuw goed worden bezien. Dat is overeengekomen. Dat is wat ik kan antwoorden op de vraag van de heer Voordewind.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de beantwoording van de bewindslieden in tweede termijn. Ik wil graag nog een aantal toezeggingen voorleggen:

  • De Kamer wordt in een brief geïnformeerd over de Nederlandse bijdrage aan het rechtsstaatprogramma in Kunduz.

  • De Kamer krijgt nadere informatie over de Nederlandse ontwikkelingsbijdrage na de Londenconferentie van donoren.

  • De Kamer krijgt voor het eind van het jaar of begin 2015 informatie over de afspraken omtrent de tolken. Dit is een herhaling van de toezegging die de Minister eerder plenair heeft gedaan.

  • In de volgende rapportage wordt informatie opgenomen over de insider threat, over de taken van adviseurs en komt een reactie op het rapport van Clingendael met betrekking tot battle capabilities.

Ik dank de bewindslieden en hun medewerkers voor de bijdrage vanavond. Ik dank hen voor de inzet, ik dank degenen op de publieke tribune en elders voor de belangstelling en ik dank de leden.

Sluiting 21.50 uur.