Kamerstuk 29521-194

Verslag van een algemeen overleg

Nederlandse deelname aan vredesmissies


Nr. 194 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 juli 2012

De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 14 juni 2012 overleg gevoerd met minister Hillen van Defensie en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 mei 2012 over de tussentijdse evaluatie van missies en «Security Sector Reform en -Development»-activiteiten (29 521, nr. 185);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 15 mei 2012 met de aanbieding van de eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de United Nations Mission in Sudan (UNMIS) in de periode van april 2006 tot en met juli 2011 (29 521, nr. 184);

  • de brief van de minister van Buitenlandse Zaken d.d. 7 juni 2012 met de aanbieding van de eindevaluatie van de Nederlandse bijdrage aan de militaire missie EUFOR Althea in Bosnië-Herzegovina in de periode van juli 2004 tot en met 19 november 2011 (29 521, nr. 187).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Van Beek

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Albayrak

De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Roovers

Voorzitter: Van Beek

Griffier: Lemaier

Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Beek, Ten Broeke, Eijsink, Hernandez en Knops,

en minister Hillen van Defensie en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Dit algemeen overleg is gewijd aan de evaluatie van de kleine missies. Een tweetal stukken is aan de orde: een tussentijdse evaluatie en een aanbieding van een eindevaluatie. Ik heet beide ministers met hun staven opnieuw welkom. Na het overleg van zojuist zijn de vier sterkste collega's overgebleven.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Uw opmerking zou uitgelegd kunnen worden als politieke duiding, maar u kennende was zij dat niet. Ik beschouw haar maar als compliment.

Voorzitter. We spreken in deze Kamer regelmatig over grote missies, met name over de missie in Afghanistan. In dit overleg spreken we over kleine missies. Die benaming is niet helemaal juist, want het zijn op zichzelf meestal geen kleine missies, maar missies waaraan Nederland een relatief kleine bijdrage levert. Het lijstje van plekken waar onze Nederlandse militairen en civiel specialisten actief zijn geweest in 2011 is ronduit indrukwekkend. De Nederlandse inzet vond plaats in Kosovo, Darfur, Sudan, Kenia, Mali, Burundi, Congo, Irak, Israël, Libanon en de Palestijnse gebieden. Dat is een behoorlijke lijst.

Deelname aan kleinschalige missies vraagt juist vaak meer van de militairen die uitgezonden worden omdat zij niet de support hebben die in grotere missies wel vaak voorhanden is. Vaak worden zij geconfronteerd met situaties of omstandigheden waarin ze minder makkelijk op reflectie kunnen terugvallen. Soms kunnen dergelijke situaties en omstandigheden een voedingsbodem zijn voor PTSS-gerelateerde klachten. Mijn vraag is dan ook op welke wijze het ministerie, in het bijzonder bij deze groep, aandacht besteedt aan de reflectie en het voorkomen van dergelijke klachten.

Ondanks het feit dat onze aanwezigheid en bijdrage vaak bescheiden is in omvang, is van groot belang dat we dit soort missies blijven doen. Mensen ter plekke zijn oog en oor voor de Nederlandse krijgsmacht om te kijken wat in bepaalde gebieden gebeurt. Zij kunnen bijdragen aan het assisteren van landen, veelal arme landen die ook bijdragen aan dit soort VN-missies, en die vaak wat mindere kwaliteit militairen hebben. Ze zijn dus ook van belang voor ons buitenlands beleid, heel concreet. We zijn op een groot aantal plekken actief, maar uit de evaluatie blijkt dat een groot deel van de missies relatief korte tijd duurt. We gaan ergens naar binnen, doen daar een aantal dingen en gaan vervolgens weer terug. Een voorbeeld van een missie waarbij dat niet gebeurd is, is Sudan, tegenwoordig Zuid-Sudan. Ik complimenteer de regering daarmee. Nederland heeft een grote bijdrage geleverd aan het opstellen van het CPA, het Comprehensive Peace Agreement, en heeft de verantwoordelijkheid en betrokkenheid getoond om die missie af te maken. In aantal was dat geen grote bijdrage, namelijk 30 militairen, maar zij was van voldoende omvang om daadwerkelijk iets te kunnen toevoegen.

Ik loop een paar missies langs. De eerste is Kosovo: KFOR. De regering schrijft dat in de zomer van 2012 wordt bezien of de veiligheidssituatie in het noorden van Kosovo dermate is verbeterd dat de KFOR-missie verder gereduceerd zal worden. Kan zij hierover een update geven?

Dan de Nederlandse inzet in Afrika: de UNAMID-missie in Darfur. In de tweede helft van 2011 is daar geen Nederlandse bijdrage geweest, omdat er door de Sudanese regering vertraging optrad bij de visumaanvragen. Hadden meer westerse landen daar last van? De regering schrijft dat de Nederlandse bijdrage eindigt per 31 juli 2012; dat is heel spoedig. Kan de regering toelichten wat de afweging hierbij is geweest?

Congo is een instabiel land dat wordt geteisterd door wetteloosheid en door een grote roof van mineralen door diverse buitenlandse mogendheden of bendes. Daarnaast is sprake van ontwrichte infrastructuur. We zijn blij dat Nederland daar inzet heeft geleverd. De Nederlandse regering heeft echter besloten om die inzet te stoppen. Op welke wijze blijft Nederland betrokken bij Congo?

Het is van groot belang dat we betrokken blijven bij Sudan. Het lastige bij dit soort debatten over evaluaties is dat je niet alleen maar kunt terugkijken. Af en toe moet je ook de reflectie hebben hoe de toekomst van Zuid-Sudan wordt gezien.

Deze missies staan niet in de spotlights. Als Kamercommissie zijn we vaak op werkbezoek geweest. Dan kom je echt in het midden van het oerwoud een Nederlander tegen die daar letterlijk in een hutje zit en bijna standalone werkt. We hebben buitengewoon veel waardering voor de inzet van de mensen die vaak onder moeilijke omstandigheden dit werk doen.

De heer Hernandez (PVV): Voorzitter. Allereerst wil ik namens mijn fractie respect uitspreken jegens alle Nederlandse militairen die hebben deelgenomen aan kleine missies of daaraan momenteel nog deelnemen. Deze missies worden namelijk vaak vergeten. De PVV kijkt echter vanuit een ander oogpunt naar deze kleine missies dan de overige partijen en de regering; dat zal niemand verbazen. Dit kabinet wil vanuit de geïntegreerde benadering, een combinatie van ontwikkelingshulp en defensie, een bijdrage leveren aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Dit is zelfs opgenomen in onze Grondwet. De PVV heeft haar eigen benadering. Regio's dienen hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Ontwikkelingshulp moet worden afgeschaft. Nederland zendt voortaan uitsluitend zijn militairen uit ten behoeve van zijn eigen nationale en economische belangen en niet ten behoeve van ontwikkelingshulp of handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Wat ons betreft, verdwijnt dit dan ook uit de Grondwet.

Ik behandel een aantal kleine missies en begin met UNMIS. Dit kabinet geeft in zijn evaluatie aan dat de spanning tussen Noord- en Zuid-Sudan de gehele periode heeft bestaan en dat gewelddadige incidenten hebben plaatsvonden ondanks de aanwezigheid van UNMIS. De eindconclusie is tweeledig. Ten eerste lag de hoofdverantwoordelijkheid voor de bescherming van de burgerbevolking en de stabiliteit in het land bij de regering in Khartoum. De politieke wil daartoe ontbrak in belangrijke mate. De Sudanese autoriteiten weigerden zelfs onze militairen visa te verstrekken. Ten tweede hebben de Nederlanders een beperkte, maar waardevolle bijdrage geleverd, mede door een cultureel adaptief vermogen. Als dat het criterium is voor het slagen van een waarnemingsmissie, dan is men voor vertrek al geslaagd. Onze fractie heeft zich dan ook altijd tegenstander getoond van deze missie in Sudan. Zij was ook slechts een druppel op een gloeiende plaat. Wij konden de Nederlandse politieagenten en marechaussees die er actief waren hard gebruiken in eigen land. Het is daarom goed dat de Nederlandse bijdrage nu helemaal is beëindigd. De problemen moeten daar maar eens regionaal worden opgelost. Ik denk dat de PVV, en met haar vele Nederlanders, gezien het zojuist genoemde kan concluderen dat deze missie met een totaal kostenplaatje van 6,3 mln. niet echt nuttig is geweest.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik zal doorgaan met aantonen dat de PVV in al deze debatten voortdurend draait en keert en de belangen verkwanselt van precies die kiezers voor wie zij zegt op te komen. Zuid-Sudan is een land dat zich heeft ontworsteld aan een islamitische noorderbuur en is door de PVV weleens aangeduid als de bloedige frontlinie van onze christelijke beschaving tegen het islamitische gevaar. Vanuit haar perspectief was dat dus ons nationale belang. Zij heeft niet alleen de verstrekte OS gesteund; er zijn zelfs debatten geweest waarin zij op uitbreiding daarvan heeft aangedrongen. Maar toen het puntje bij paaltje kwam, durfde zij opeens niet meer de mariniers te sturen. Het is dus van tweeën één. Kiest de PVV voor de retoriek van de bloedige frontlinie of kiest zij simpelweg voor het makkelijke, populistische verhaal dat als puntje bij paaltje komt, zij wel «vrijheid» in haar naam heeft, maar er even niet aan meedoet als dat betekent dat we onze krijgsmacht daarvoor moeten inzetten?

De heer Hernandez (PVV): Over retoriek gesproken, dit hoorde ik de heer Ten Broeke twee dagen geleden ook al roepen. Het mag in het midden blijven wie zich van retoriek bedient. Tegen hem zeg ik: allebei. Ik ben net echter heel duidelijk geweest: de regio moet zelf zorg dragen voor een oplossing. Ik weet niet of de heer Ten Broeke ook weleens de krant leest en zich weleens verdiept in wat er in Nederland speelt, maar zo ongeveer 70% tot 80% van de Nederlandse bevolking wil dit soort missies niet. Hij kan dan elke keer wel «yes, laten we er nog meer in steken» roepen, maar mede dankzij zijn partij hebben we een krijgsmacht in een soort deplorabele staat achtergelaten na diverse missies die een heleboel centen gekost hebben, waar in de eerste plaats de Nederlandse bevolking niet achter stond en waarvan in de tweede plaats nut en noodzaak twijfelachtig waren.

De heer Ten Broeke (VVD): Ik zal straks, als dat nodig is, nog een keer toelichten waarom mijn partij er wel voorstander van is om over de grens te proberen voor vrijheid, rechtvaardigheid en rechtsstaat op te komen. Al sinds het ontstaan van ons land is dat precies de kern van waarom wij groot zijn geworden. Mijn vraag aan de PVV was heel helder. Enige tijd geleden steunde zij simpelweg de OS-gelden die voor Zuid-Sudan zijn gereserveerd, de ontwikkeling van een staat daar, een bijdrage aan het akkoord dat ertoe geleid heeft dat die staat überhaupt kon ontstaan. Zij haakte echter opeens af toen er uniformen die kant op moesten. Dat is niet consequent. De PVV kan niet allebei hebben. Zij kan niet oprukkend islamisme bestrijden en tegelijk wachten tot het onze grenzen heeft overgestoken.

De heer Hernandez (PVV): Precies. Daarom zeggen wij ook dat we de mensen moeten inzetten om onze eigen grenzen te bewaken, want dan hoeven we het daar niet te doen.

Ik kom te spreken over de kleine missies op de Balkan: KFOR en EULEX. De PVV blijft ook de Nederlandse bijdrage aan de twee missies in Kosovo kritisch volgen. Onze fractie dringt aan op een snelle terugkeer van onze militairen, zeker gezien de verbeterde veiligheidssituatie van de afgelopen jaren. Met betrekking tot KFOR zal in de zomer van 2012 door de NAVO worden bezien of de tijd rijp is voor verdere reductie. De EU gaat het mandaat voor EULEX met twee jaar verlengen tot 14 juni 2014. Wij vragen de minister hoe de situatie er nu voor staat en welke Nederlandse bijdrage hij in de nabije toekomst voorziet voor KFOR en EULEX. Wanneer zal de Kamer hier nader over worden geïnformeerd?

Onze fractie blijft van mening dat Nederland voldoende heeft gedaan op de Balkan. In de periode van 2004 tot en met 2008 hebben wij 335 mln. ontwikkelingsgeld gestoken in de Balkan. Over de militaire bijdragen aan KFOR en EULEX hebben we het al gehad. Daarnaast droegen wij de afgelopen jaren miljoenen bij aan EUFOR Althea. In 2011 deden we dat nog eens met 7 mln. Het is mooi geweest.

De PVV heeft ook de indruk dat het geld niet altijd goed wordt besteed. Dat is inderdaad een understatement. Exemplarisch hiervoor is een Nederlandse medewerkster van EULEX die momenteel bijdraagt aan de oprichting van blijf-van-mijn-lijf-huizen in het islamatische Kosovo. Gekker moet het toch niet worden, om op deze manier geld van de Nederlandse belastingbetaler over de balk te smijten! Nederland moet hiervoor geen geld beschikbaar stellen. Het is tijd dat wij bezuinigen op dergelijke vredesmissies. Wij kunnen het geld hier zelf goed gebruiken.

De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. De heer Knops zei het al terecht. De benaming is weliswaar «evaluatie kleine missies», en tegen de achtergrond van wat ons land de afgelopen tien jaar heeft gedaan, gaat het om relatief bescheiden missies, maar dat neemt niet weg dat degenen die daaraan bijdragen niet alleen onze aandacht, onze waardering en ons respect verdienen, maar ook de evaluatie die daarbij hoort. Ik ben blij dat we dit hier vanavond kunnen doen.

Namens mijn fractie zoom ik in dit overleg in op drie missies. Ik begin met UNMISS in Zuid-Sudan. Daar is een land ontstaan dat zich probeert te ontworstelen aan een bloedige geschiedenis, nog meer dan aan een bloedige frontlinie. Die is er overigens ook en wij hebben daar grote zorgen over. De internationale gemeenschap heeft hierin haar verantwoordelijkheid genomen. Nederland heeft daarin een prominente rol gespeeld door middel van het Comprehensive Peace Agreement, een vredesakkoord dat decennia van oorlog in het land moest beëindigen, waarbij 58 landen militair personeel hebben geleverd aan UNMIS en 41 landen politiepersoneel. Mij dunkt dat als een derde van de wereld daaraan bijdraagt, er toch iets moet zijn waarop een groot deel van de wereld zat te wachten. Ook hierbij liep de PVV weg. Dat is bekend, want dat doet zij in ieder geval nu.

Nederland is en was gelukkig betrokken bij beide takken van de missie. De internationale betrokkenheid levert ook resultaten op. Er is een bijdrage geleverd aan de demilitarisatie van de grensgebieden. De training van politie en militair personeel legde ook de basis voor de staat Zuid-Sudan. Een referendum over de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan kon daardoor relatief vreedzaam plaatsvinden. De opkomst bij het referendum was maar liefst 97%. 98% stemde in met de onafhankelijkheid. Sudan erkende de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan als een van de eerste staten. Daarmee was het goede nieuws overigens wel zo'n beetje op, want wat we nu zien van de regering in Juba, is dat men lijkt alle traditionele fouten te maken die Afrikaanse landen met olie maken. Met het afknijpen van de olietoevoer heeft men vooral zichzelf vreselijk in de voet geschoten. 98% van de inkomsten van het land komt uit olie.

Waar wij zo veel hulp bieden en waar wij zo'n bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit land, vraag ik de regering wat op dit moment denkbaar is om de nieuwe machthebbers in Juba bij zinnen te brengen. Deze weg is heilloos. Ik heb begrepen dat een oud en wat mij betreft succesvol samenwerkingsverband met de Israëli's hierbij dienstbaar zou kunnen zijn. We moeten proberen om te kijken of we economische alternatieven kunnen bieden, waar ook Nederland sterk in is. Die moeten zich niet alleen richten op een alternatief voor de oliepijplijn, maar wat mij betreft ook op alternatieven in de sfeer van landbouwinspanningen. Onze Wageningen Universiteit is toonaangevend in de wereld op dat vlak. Ook de Israëli's hebben gelukkig geweldige ingenieurs die uit woestijn landbouw weten te maken. Ik weet van de Israëli's dat men zeer geïnteresseerd zou zijn om dit samen met Nederland aan te vatten. Misschien kan de PVV, die ook goede banden onderhoudt met de staat Israël, daar nog eens haar licht opsteken, als er überhaupt nog licht gaat branden.

Het mandaat van EULEX, Kosovo, loopt tot 14 juni 2012. Dat is vandaag. In de afgelopen jaren is bijgedragen aan het opbouwen van politie, douane en justitie, maar toch is er volgens een rapportage van de Europese Commissie maar weinig van de opbouw van een rechtsstaat terechtgekomen. Dat was ook niet anders dan te verwachten. Kosovo is een land – voor zover je het een land kunt noemen – dat voor een heel groot gedeelte natuurlijk drijft op de inkomsten uit Albanië en ook op Albanezen. Ook daar zijn de problemen met corruptie en georganiseerde misdaad enorm. Je kunt dan twee conclusies trekken. Je kunt concluderen dat het nooit zin heeft en dat we het daarom vooral niet moeten doen. Dat is niet de conclusie die mijn fractie trekt. Mijn fractie trekt de conclusie dat het heel moeilijk is en dat de opbouw van een rechtsstaat heel veel vergt, maar dat die zeker de moeite waard is, vooral omdat het aan onze eigen grenzen gebeurt. Niemand anders komt ons daarbij helpen. Hoe moeilijk dat is, blijkt wel. Als je vrijheid, rechtsstatelijkheid en voorspelbaarheid wilt stimuleren, moet je je blijvend inzetten. De PVV wil dat niet. Zij zoekt een schuldige, het liefst met een hoofddoekje. Maar als je in het noorden van Kosovo kijkt, zie je dat de Serven, die over het algemeen niet met hoofddoekjes lopen, daar een buitengewoon kwalijke rol spelen. Zeker onder de nieuwe president is dat er niet beter op geworden. Daar hoor ik graag nog even een klein oordeel van de minister van Buitenlandse Zaken over.

Tot slot de United States Security Coordinator. Deze missie heeft ten doel, de Palestijnse veiligheidssector te organiseren. Ik heb zelf in januari 2012 een bezoek gebracht en gezien dat dit werkt. Er wordt gewerkt met een Nederlandse brigadier. Een aantal Nederlanders draagt eraan bij. Ook hierover zijn de Israëli's buitengewoon te spreken, omdat het voor hen cruciaal is dat er een overtuigend veiligheidsapparaat wordt opgebouwd aan Palestijnse zijde dat het mogelijk maakt om ook in de zeegebieden de veiligheid van Israël te garanderen. Daaraan dragen wij bij via missies. Dat is wederom iets wat de fractie van de PVV zich eens zou moeten realiseren. Zij zou eens wat vaker haar licht moeten opsteken bij de regering-Netanyahu, die over het algemeen veel lof kan ontvangen van de fractie van de PVV, maar die deze standpunten bepaald niet zou delen.

De heer Hernandez (PVV): Allereerst dank ik de heer Ten Broeke ervoor dat hij mijn inbreng heeft overgedaan. Dat vind ik hartstikke fijn om te horen. Wat betreft het licht opsteken, misschien moet de heer Ten Broeke zijn licht eens in eigen land opsteken om te kijken wat hier gebeurt. Ik ben dan ook erg benieuwd hoe die regentenpartij, de VVD, het volgende verklaart. 80% van de bevolking, waar onder andere hij en zijn partij volksvertegenwoordiger van zijn, wil dit soort missies niet, maar de VVD geeft juichend nog meer toe dat zij dit wel wil doen.

De heer Ten Broeke (VVD): De reden daarvoor is dat ons land groot is geworden van de ondersteuning van rechtsstaat, rechtsstatelijkheid en voorspelbaarheid. Daar leven we van, daar eten we van, ons werk is daaraan verbonden, daar kunnen we onze hypotheken van betalen. Dat is precies de reden – omdat wij onze geschiedenis gewoon goed kennen – waarom wij niet uit de krant besluiten wat onze opvatting is, maar zelf een opvatting koesteren en die met veel leiderschap proberen uit te dragen. De heer Hernandez noemt dat regentenmentaliteit, maar wij noemen de PVV weglopers. Dat heeft Nederland gezien, dat zal Nederland waarderen. Ik zie de PVV op 12 september weer!

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ontwikkeling en hervorming van de veiligheidssector spelen een belangrijke rol in het internationaal beleid van de Nederlandse regering, oftewel Security Sector Reform en -Development. De PvdA-fractie hecht zeer aan deze activiteiten. Collega's hebben al eerder gezegd dat het gaat over kleine missies. Naast kleine missies gaat het echter ook om een bijdrage van individuele militairen die we geen missie noemen. Dat zijn de zogenaamde Nederlandse liaisonteams, die uit één persoon bestaan, en die onder meer in Tampa en Bahrein opereren. Die zou ik hier ook willen noemen. Veel dank aan hun bijdrage in heel klein verband met kennis van zaken. Het gaat dan weer over de Nederlandse geïntegreerde benadering. Laat ik eerlijk zijn, die bijdragen zijn natuurlijk heel klein in een veel groter geheel van vele missies die we hier vanavond bespreken. De evaluaties zijn niet onbelangrijk, vooral ook omdat het gaat om het verder delen van kennis. Het gaat vaak om toegepaste kennis en learning on the job. Collega Knops verwees al naar werkbezoeken die we hebben gebracht en waarin we van mensen ook horen dat het kleine activiteiten zijn. We moeten er dan ook geen grootse wereldgezichten over hebben. Mijn partij hecht echter zeer aan de bijdragen die geleverd worden in de hervormingsprogramma's, de ontwikkelingsprogramma's en de justitiële keten, waardoor heel kleine stappen voorwaarts worden gezet.

Op de Balkan heeft de aanwezigheid van Nederlandse militairen een verbeterde veiligheidssituatie tot stand gebracht. Daardoor is die bijdrage fors gereduceerd, maar door de jaren heen hebben we een enorme bijdrage geleverd. Ook daar heeft de Kamer een werkbezoek gebracht.

Dan het continent Afrika. Als ik de kaart van Afrika erbij pak en naar Nederland kijk, denk ik gezien de grootte van het continent: nou, als onze mensen daar een klein beetje kunnen bijdragen, dan is het betekenisvol. We moeten er dan ook niet al te veel vergezichten over hebben.

European Union Security (EUSEC) in de Democratische Republiek Congo is ten einde. In de evaluatie staat dat dit voornamelijk komt door een taalbarrière tussen Nederlanders en de Franstalige Congolezen en de staf. Ik zou graag willen weten hoe dit de volgende keer zou kunnen worden voorkomen. De evaluatie beslaat een halve pagina, dus ik begrijp dat daar niet alles in kan staan. Maar wat zijn mogelijke volgende stappen? Zoals bekend heeft mijn fractie enorme belangstelling voor de ontwikkeling in die regio.

De NATO Training Mission in Iraq (NTM-I) is afgerond en is volgens de evaluatie vrij positief verlopen. Natuurlijk kunnen we ook bij dit soort missies pas op lange termijn zien wat de werkelijke gevolgen zijn. Nogmaals, we hoeven de evaluaties niet al te groots op te tuigen, maar ik wil weten in hoeverre dit bijvoorbeeld via de Nederlandse ambassade wordt gevolgd. Ik kan mij bij al deze missies voorstellen dat we op een andere termijn weer eens een inzet zouden moeten en kunnen plegen met dit soort kleine missies.

Misschien heb ik iets gemist, maar mijn indruk is als ik kijk naar pagina 34 dat ook de EUPOL-missie erin zou moeten zitten. Ik weet niet of dit waar is, maar er wordt wel aan gerefereerd. Er is een toezegging gedaan aan de Kamer over tussentijdse evaluaties in het kader van VTVB. Misschien zie ik het niet helemaal goed, maar ik vraag mij wel af of EUPOL hierin had moeten zitten. Dit vind ik namelijk een belangrijke missie.

Diverse jaren achtereen heeft Nederland bijdragen aan UNMIS. Mijn vragen gaan voornamelijk over de bescherming van burgers. Als ik de evaluatie goed lees, is niet precies helder geweest wat de doelen waren van de burgerbescherming. We krijgen een vervolg van UNMIS: UNMISS. Een doorwrocht missieplan is heel belangrijk. Wat is de stand van zaken daarbij? Het politieke proces is cruciaal gebleken. Ik vraag de minister van Buitenlandse Zaken hier graag naar. Op pagina 12 van de evaluatie staat dat de demobilisatie, ontwapening en re-integratie moeizaam zijn verlopen, ook in relatie tot het Comprehensive Peace Agreement-proces. Wat houdt «moeizaam verlopen» in en wat kan er verder nog aan gedaan worden in een volgende bijdrage? We krijgen immers UNMISS.

Minister Rosenthal: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Het woord «klein» in «kleine missies» is een vervelend woord. Het gaat om geringe aantallen, maar het zijn belangrijke missies. Vaak zijn ze niet van gevaar ontbloot. Ze zijn soms wel degelijk gevaarlijk en riskant. Enige tijd geleden was ik in Jeruzalem en sprak ik met militairen die in kleine missies bezig zijn, zoals UNTSO en de United States Security Coordinator. Ook sprak ik met de drie marechaussees bij Raffah, de zogeheten slapende missies. Dat is toch niets niks. Ik neem als voorbeeld UNTSO. Die mensen moeten wel degelijk van de ene op de andere dag naar gebieden, naar grensgebieden waar het bepaald gevaarlijk is en waar zij met hun aanwezigheid ertoe bijdragen om de zaken weer te reguleren en te kanaliseren. Ik laat het wat betreft de militaire kant graag aan collega Hillen, maar ik wil zelf ook nog iets zeggen over de geringe aantallen. Waar je ook maar komt in de wereld waar Nederlanders bezig zijn in kleinere missies, hoor je voortdurend over het enorme soortelijk gewicht van elk van die bijdragen van die individuele Nederlanders. Dat is niet gespeeld en je wordt niet naar de mond gepraat. Bij een van de missies heb ik mij laten vertellen dat als er een Nederlander naartoe komt, er een multiplier van tien of vijftien van toepassing is in vergelijking met collegae uit andere landen. Ik ga de andere landen niet noemen, maar het is wel zo. Ik zeg het maar zoals het is. Overigens is dat ook steeds gezegd van Amerikaanse zijde over onze inbreng in Afghanistan.

Van belang is dat het bij de kleine missies niet alleen gaat om de directe functie die betrokkenen hebben, maar ook om de aanwezigheid aldaar, het oog en oor zijn. Er zit natuurlijk altijd een soort open intelligence in. Dat is ook van groot belang.

Vorig jaar bij het AO over de kleine missies hebben we besproken dat je je zou kunnen afvragen, als je naar de kleine missies zou kijken vanuit een soort oppervlakkige scan, of we niet in een ontzettend versnipperde toestand zitten met hier een, daar twee, zus drie enzovoorts. Je kunt het ook ombuigen en zeggen dat we het vooral moeten koesteren dat we met een gering aantal mensen een relatief groot aandeel kunnen leveren. Daarbij speelt natuurlijk een rol dat de focus op de kleine missies wel degelijk wordt ingegeven door de geografische en de thematische prioriteiten van de regering. Ik meen dat die ook voortdurend worden gedeeld door de Kamer.

Ik kom te spreken over de reflectie van mevrouw Eijsink over de Sector Security Reform. Welaan, dat is inderdaad een zeer wezenlijke aangelegenheid die zowel bij missies met meerdere personen alsook bij liaisonactiviteiten met één persoon vaak aan de orde is. Ik noem een concreet voorbeeld met betrekking tot de Sector Security Reform en alles wat daaraan vastzit. In Burundi zitten we met drie personen. Zij verrichten daar uitstekend werk. We zitten daar zes keer per jaar in het kader van de ACOTA-inspanningen die we daar verrichten, ook steeds met drie personen. Dat lijkt een heel gering aantal, maar als je kijkt naar de betekenis die eraan wordt toegekend, niet alleen door Burundi zelf, maar ook door de internationale gemeenschap, dan is dat toch heel markant. Bijvoorbeeld de Amerikanen steunen ons zeer in onze aanwezigheid daar in Burundi met deze kleine missie. Daarbij speelt ook iets anders een rol: we brengen duurzaamheid in, namelijk door de committering voor acht jaar.

Ik maak een paar korte opmerkingen over de diverse missies die de revue zijn gepasseerd. Allereerst KFOR en EULEX. KFOR speelt in het verband van Kosovo. Laten we wel wezen, daar gaat het op een aantal punten beter. We merken echter van tijd tot tijd dat het nog altijd niet echt goed in elkaar zit. We hebben dat in het afgelopen halfjaar gemerkt in de grensgebieden, het grensbeheer en wat dies meer zij. Terecht wordt ook door de heer Ten Broeke naar voren gebracht dat Kosovo behept is met allerlei zaken vanuit Albanië. Dan zit je al snel bij vervelende zaken als de georganiseerde misdaad en wat dies meer zij. Het mandaat van KFOR is geldig totdat de VN-Veiligheidsraad het intrekt. Het moet bijdragen aan een veilige en stabiele omgeving. Wij leveren drie militairen en vier militairen in de sfeer van de inlichtingen. Het is zondermeer waar dat dit een heel kleine bijdrage is vergeleken met het totaal van de missie. Het aandeel is relatief en kwantitatief klein, maar kwalitatief groot. Er is in EU-verband een besluit genomen over verlenging van het mandaat van EULEX. De regering moet nog tot een oordeel komen over een eventuele verlenging van de Nederlandse bijdrage daartoe. De resultaten zijn moeizaam, maar dan zeg ik na wat er al in de evaluatie vermeld staat. Ik wijs er ten aanzien van Kosovo op dat de EU-missies voortdurend onder het beslag liggen van het feit dat vijf EU-lidstaten Kosovo niet erkennen. Dat is altijd rekken en trekken.

Het mandaat van EUFOR Althea verloopt op 19 november. De missie is hybride en bestaat uit een executief en non-executief gedeelte en betreft in het bijzonder de training van Bosnische strijdkrachten. Bij Bosnië en Herzegovina moeten we voortdurend afwegen dat het daar een heel klein beetje beter gaat en dat het ietwat aan het stabiliseren is. Er is nu een regering waarin de drie delen van Bosnië en Herzegovina vertegenwoordigd zijn. De spanningen zijn en blijven echter groot. Het is van belang dat we in elk geval niet versagen en dat de politieke situatie en de veiligheidssituatie in elk geval ook via Althea in redelijke banen wordt geleid.

Ik kom te spreken over Afrika. Ik heb goed de opmerking gehoord van mevrouw Eijsink over de taalbarrière. Jazeker, die speelt daar inderdaad een rol. Die mag geen dominante, blijvende overweging zijn om niet datgene te doen wat nodig is. Op dat punt kan ik alleen zeggen dat het ministerie van Buitenlandse Zaken een taalbarrière niet ziet als een doorslaggevende reden om ons daar te beperken. Iets anders is dat de effectiviteit van de missie in Congo wordt belast door tegenwerking van de autoriteiten, door gebrek aan politieke wil en vaak door veiligheidscomplicaties.

Ik heb de verschillende opmerkingen over Sudan en Zuid-Sudan goed gehoord. UNMIS heeft in de periode naar het referendum stellig bijgedragen tot kanalisering van de spanningen en het reduceren van geweldstoestanden. UNMIS mag daarom worden toegerekend, een reële bijdrage aan het succes van het referendumproces te hebben geleverd. Dat beklijfde op 9 juli 2011 met de onafhankelijkheidswording van Zuid-Sudan. Daarna zijn we met nogal forse problemen geconfronteerd. We hebben met de Kamer meerdere malen de noodzaak tot en de behoefte aan de overheveling van het Nederlandse aandeel in UNMIS naar UNMISS besproken. Kwantitatief zit het ongeveer op hetzelfde niveau: om en nabij de 30 personen. Over de taakstelling moet ik met nadruk zeggen dat UNMIS als belangrijke taak had om toe te zien op de naleving van het vredesakkoord, het CPA, waar Nederland een belangrijk aandeel in heeft gehad. Bij UNMISS gaat het om assistentie en capaciteitsopbouw ten behoeve van de bescherming van de bevolking van Zuid-Sudan door opbouw van het politieapparaat en rechtsstaat. Het gaat nadrukkelijk niet om een directe taakstelling met betrekking tot de bescherming van de bevolking. Daarover hebben we het eerder gehad. Die taakstelling is in elk geval aan het Nederlandse deel van de missie niet verstrekt, maar volgens mij geldt in belangrijke mate hetzelfde voor UNMIS. Die taakstelling komt aan andere betrokkenen in dat geheel toe.

Ik kom te spreken over het Midden-Oosten, de US Security Coordinator. Ik kan alleen maar bevestigen wat door de heer Ten Broeke aan de orde is gesteld: de inspanningen door een gering aantal Nederlanders daar wordt zeer op prijs gesteld, zowel door de Palestijnse autoriteiten als de Israëlische. Toen het op een gegeven moment erom spande of het aandeel van Nederland zou worden voortgezet, is van beide kanten, zowel van Palestijnse als van Israëlische zijde, er zwaar op aangedrongen om dat te doen.

De opmerkingen van de heer Ten Broeke over samenwerking tussen Israël en Nederland op het gebied van landbouwactiviteiten in Zuid-Sudan neem ik zeer serieus. Ik heb dat vorige week zelf ook opgepikt toen ik in Israël was. Wageningen Universiteit staat wat dat betreft natuurlijk in een voortreffelijke positie om daar een daadwerkelijk aandeel in te leveren.

Tot slot de vraag van mevrouw Eijsink over EUPOL. Het is misschien een bijna administratieve reactie, maar wij hebben EUPOL steeds in het kader van de missie-Afghanistan gebracht. Ik zeg het maar zoals het is. Of EUPOL zou voldoen aan de criteria voor kleine missies, is dan even een tweede.

Minister Hillen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in eerste termijn. Als minister van Defensie geef ik van harte een compliment aan onze Nederlandse militairen die internationaal zulk moeilijk werk doen, vaak op heel moeilijke plaatsen en onder moeilijke omstandigheden. Ik ben er telkens weer trots op als je hen ziet terugkeren. Ik ben er ook altijd trots op dat zij lichtjes in de ogen hebben en dat ze het werk dat ze gedaan hebben, geweldig vinden. Ze zouden bij wijze van spreken zo weer terug willen. Het is geen last voor hen om dat te doen. Het is weliswaar lastig om van huis weg te zijn, maar ze doen het werk met groot engagement, met grote toewijding. Ik vind dat werkelijk telkens weer indrukwekkend.

De heer Knops heeft in dat verband gevraagd of er goed op wordt gelet of de uitgezondenen, die vaak onder moeilijke omstandigheden moeten werken en moeilijke ervaringen hebben, last hebben van PTSS en dat soort zaken en of dat goed wordt gemonitord. Daar wordt gelukkig veel aandacht aan besteed. In de eerste plaats worden de meesten uitgezonden in tweetallen waardoor zij ervaringen met elkaar kunnen delen. Er zijn voordat zij thuiskomen adaptatiegesprekken met een psycholoog en een ervaringsdeskundige. Een aantal van hen komt via Kreta terug, alwaar zij de tijd hebben om van zich af te praten. Vervolgens worden zij gevolgd via het systeem dat wij ook voor andere uitzendingen hebben. Dit houdt in dat maanden, jaren na de missie nog monitoring plaatsvindt door de militaire geneeskundige diensten. Uiteraard hebben we verder de veteranenregelingen, die zo langzamerhand compleet op orde zijn. Ik denk dat de verzorging in principe compleet is. Defensie probeert de begeleiding van de uitgezonden militairen zo goed mogelijk te maken.

Mevrouw Eijsink kwam over de bescherming van burgers een zin tegen waarover zij zich afvroeg wat daar precies mee wordt bedoeld. Zij vroeg of Nederlandse militairen in UNMIS beschermingstaken uitvoeren. Het antwoord daarop is nee. Ten eerste zijn zij ongewapend en ten tweede zijn zij er om te adviseren en te observeren. Zij hebben geen taken gehad, ook praktisch gezien niet. Wat ze wel hebben gedaan op allerlei momenten, is improviseren en de burgerbevolking helpen op alle mogelijke manieren die niet direct in hun taakomschrijving stonden toen zij vertrokken. Dat deden ze omdat het ondernemende mensen zijn die altijd klaarstaan voor burgers om ze in moeilijke omstandigheden te helpen. Ze zijn niet in militaire zin betrokken geweest bij de bescherming van burgers.

De voorzitter: Ik constateer dat alleen de heer Knops behoefte heeft aan een tweede termijn.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. De minister van Buitenlandse Zaken heeft in eerste termijn een aantal vragen niet beantwoord. Dank voor de antwoorden op de vragen die wel beantwoord zijn.

Misschien was ik niet duidelijk genoeg in mijn vraagstelling, maar ik heb het volgende gevraagd. Het aantal missies waaraan wij deelnemen, neemt af. Er stopt een aantal missies in 2012. Ik zou graag van de minister van Buitenlandse Zaken vernemen of dat min of meer toeval is of dat er een duidelijke lijn achter zit van de Nederlandse regering om minder inzet te plegen op kleinschalige missies. Ik meende dat niet te beluisteren in het betoog van de minister, maar ik constateer wel dat het aantal missies afneemt.

Ik heb gevraagd wat de grondslag is om UNAMID niet te verlengen na 30 juni. Ik heb daarnaast gevraagd op welke wijze Nederland betrokken blijft bij Congo. Voor het overige ben ik zeer content met de beantwoording.

Minister Rosenthal: Voorzitter. De heer Knops heeft gesproken over de afname van het aantal missies. Op zichzelf ligt daar geen strategische keuze aan ten grondslag. Het zal wel te maken hebben met het feit dat sommige missies op een bepaald moment simpelweg beëindigd worden door alle betrokkenen of dat op een bepaald moment binnen een missie geen directe behoeftestelling is in de richting van Nederland. Dat kan dus ook. Ik wil niet verhelen dat je bij kleine missies wel altijd kijkt naar de wijze waarop je zo effectief en efficiënt mogelijk kunt omgaan met de middelen. Om het even in economische termen te zeggen, als je één iemand ergens naartoe stuurt, heb je te maken met vaste kosten. Dat zal ongetwijfeld spelen, maar er wordt op die manier niet gecalculeerd. Je hebt vaak te maken met de behoeftestelling die van andere partijen in de richting van Nederland komt.

Het mandaat van UNAMID in Darfur loopt tot 31 juli 2012. De Nederlandse bijdrage aan de missie is afgerond per 1 juni. Die bestond louter uit twee stafofficieren. De knelpunten hadden te maken met allerlei zaken die samenhangen met de verschrikkelijke toestand in Darfur, zoals onvoldoende toegang tot delen van Darfur enzovoorts. Het betreffen overigens ook belemmeringen van de kant van de Sudanese autoriteiten met betrekking tot visa, inklaring en transport. We zitten met de Sudanese autoriteiten altijd met iets heel bijzonders, namelijk dat wij nu juist de frontrunners zijn bij de pogingen om niet alleen de president van Sudan maar ook de gouverneur van Zuid-Kordofan, Haroun, naar het Internationaal Strafhof te krijgen. Ik heb het daar dezer dagen met de scheidend openbaar aanklager van het ICC, Moreno-Ocampo, expliciet over gehad.

De Nederlandse bijdrage aan de missie in Congo is per februari beëindigd. De stand in de huidige Nederlandse bijdrage aan de missie – ik zie het hier voor mij staan – is 0, dus geen. Knelpunten zijn onder meer de gebrekkige politieke bereidheid van de Congolese autoriteiten om een aantal hervormingen door te voeren. Daarnaast is er verdeeldheid in de internationale gemeenschap, waardoor de coördinerende rol van de missie simpelweg onder druk staat. Onder die omstandigheden denk je niet meteen aan extra inspanningen ter zake. Dat er inspanningen mogelijkerwijze langs andere weg in beeld zouden kunnen komen, moet maar in een andere arena worden bekeken. Wanneer het om de missie gaat, zie ik het echter niet direct gebeuren dat we daar weer activiteiten zullen ontplooien.

De voorzitter: Ik dank de bewindslieden en hun staven. Ik dank tevens mijn collega's. Ik sluit de vergadering.