Kamerstuk 29237-161

Verslag van een algemeen overleg

Afrika-beleid

Gepubliceerd: 29 juli 2014
Indiener(s): Raymond de Roon (PVV)
Onderwerpen: internationaal ontwikkelingssamenwerking
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29237-161.html
ID: 29237-161

Nr. 161 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 29 juli 2014

De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft op 21 mei 2014 overleg gevoerd met Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over:

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 mei 2014 houdende de reactie op het verzoek van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de ontwikkelingen in Burundi (Kamerstuk 29 237, nr. 160);

  • de brief van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking d.d. 7 mei 2014 over de hervatting van de sectorale begrotingssteun aan Rwanda (Kamerstuk 33 625, nr. 99).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon

De griffier van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, Van Toor

Voorzitter: De Roon

Griffier: Wiskerke

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: De Caluwé, Van Laar, Agnes Mulder, De Roon, Smaling en Voordewind,

en Minister Ploumen voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

Aanvang 16.00 uur.

De voorzitter: Welkom bij dit algemeen overleg van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Er zijn op dit moment vier woordvoerders aanwezig. Ik stel voor dat wij spreektijden hanteren van vijf minuten per fractie. Ik zal in deze ronde per fractie twee interrupties toestaan.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de brief over Burundi, waarom we hadden gevraagd en naar aanleiding waarvan we nu hier bij elkaar zijn. Het gaat niet zo goed in Burundi. Het gaat de verkeerde kant op. Burundi was natuurlijk al een fragiele staat, en de president lijkt vastbesloten een derde termijn te gaan doen. In de aanloop naar de verkiezingen van volgend jaar verslechtert de situatie nu bijna met de dag. Dat is reden genoeg om eens stil te staan bij wat Nederland doet en wat het kan doen om dit te keren. Zo zijn er recente beschuldigingen dat de jeugdbeweging van de CNDD-FDD wordt bewapend en getraind in Congo. De Partij van de Arbeid acht het van belang dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar die bewapening en de trainingskampen van de jeugdbeweging in Congo. Wil de Minister zich hiervoor inzetten, bijvoorbeeld met een onafhankelijk VN-onderzoek, om goed te bekijken wie erachter zitten en hoe dit gestopt kan worden?

Het is ook onacceptabel dat de Burundese politie, het leger en de inlichtingendiensten zich nog steeds schuldig maken aan buitengerechtelijke executies, martelingen en andere misdragingen. Dat roept de vraag op hoe succesvol het Security Sector Reform-programma dat Nederland daar steunt, nu eigenlijk is. Nederland is de grootste en belangrijkste donor aan de hele veiligheidssector, maar toch zijn er demonstraties hardhandig neergeslagen en worden er arrestaties verricht en zelfs executies voltrokken die politiek gemotiveerd lijken en weinig met een echte rechtsstaat te maken hebben. Is er bijvoorbeeld onafhankelijk onderzoek geweest naar de betrokkenheid van de politie bij mensenrechtenschendingen en naar het excessieve geweld? Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan? Zo nee, is het misschien toch goed om dat onderzoek te doen? Kan de Minister concreet aangeven hoe de Nederlandse regering en vertegenwoordiging de Europese richtlijnen voor mensenrechtenverdedigers in Burundi implementeren? Welke concrete actie gaan zij ondernemen inzake de heer – het is een moeilijke naam – Mbonimpa, een Burundese mensenrechtenactivist die op 15 mei jongstleden is gearresteerd? Ik heb vandaag van Human Rights Watch begrepen dat het ministerie en de ambassade zich in verschillende casussen hard maken voor een berechting van politieagenten en veiligheidsmensen die excessief geweld gebruiken, maar dat er weinig schot zit in die zaken. Op welke manier kunnen we de regering onder druk zetten om hier echt iets aan te doen?

We willen ook graag weten hoe het staat met het waarheids- en verzoeningsproces. Er is een wet door het parlement heen, die de president nog moet goedkeuren, maar die wet voorziet niet in alle eisen die door de VN aan het proces zijn gesteld. Gaat Nederland dat proces nog steunen als de wet eenmaal is aangenomen, of eist het dat aan alle eisen wordt voldaan voordat het die steun gaat geven? Daarnaast zijn politieke demonstranten opgepakt en tot levenslange straffen veroordeeld. Wat is het standpunt van Nederland daarover? Kan de Minister het initiatief nemen om samen met andere landen de Burundese autoriteiten op te roepen, de demonstranten vrij te laten of in ieder geval een eerlijk proces te geven? Ook zou Nederland actief moeten pleiten tegen een derde termijn van de president, omdat die onconstitutioneel is. Wat is het standpunt van de regering daarin?

Het akkoord van Arusha is een heel belangrijk akkoord. In maart jongstleden werd een voorstel voor een nieuwe grondwet, dat vele van de huidige verwijzingen naar het akkoord van Arusha zou verwijderen, met uiteindelijk slechts één stem te weinig verworpen in het parlement. Of de regering het hierbij laat, is maar de vraag. Is de Minister bereid om de Burundese autoriteiten te wijzen op het belang van de bepalingen uit het akkoord van Arusha en de waarborging van de afspraken in dit akkoord?

Tot slot ga ik in op de jongeren, die een alternatief moeten hebben voor het geweld. We maken ons zorgen over de jeugd in Burundi, die weinig kansen heeft en weinig uitzicht op werk, en daardoor vaak teruggrijpt op geweld, wat het land alleen maar verder destabiliseert. Hoe ziet de Minister deze situatie en de positie van jongeren in Burundi? Is zij bereid om in Burundi te gaan inzetten op meer projecten die jongeren werkgelegenheid bieden?

Ik heb nog een minuutje om even heel kort in te gaan op Rwanda. In Rwanda lijkt inderdaad de steun aan M23 gestopt. M23 is in ieder geval verslagen. Er zijn nog steeds geluiden dat Rwanda betrokken zou zijn bij de laatste restjes van M23 en dat daar nog steeds steun heen zou vloeien, maar in die zin is het niet verbazingwekkend dat de steun aan Rwanda hervat gaat worden. Tegelijkertijd zijn er nog steeds grote zorgen over de onafhankelijkheid van het justitieapparaat, over de manier waarop de politie zich gedraagt en over het repressieve regime dat daar aan de macht is. Hoe zullen die zorgen worden meegenomen in het verdere traject en in de verdere afspraken met de regering van Rwanda?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Het CDA is er niet voor om die begrotingssteun, waarover zij destijds een amendement heeft ingediend, te hervatten. Ik hoor de laatste dingen die de heer Van Laar zegt. Is het voor hem denkbaar, natuurlijk afhankelijk van de antwoorden van de Minister op dit punt, dat die steun wel wordt hervat?

De heer Van Laar (PvdA): De reden om de steun op te schorten was de steun van Rwanda aan M23 in Congo. Dat probleem is weg. Dan is het wel ingewikkeld om bij de hervatting nieuwe redenen aan te dragen, die bij de opschorting niet zijn gecommuniceerd, en te zeggen: ja, maar om deze redenen gaan we de steun nog niet hervatten. De situatie in Rwanda is immers in dat opzicht stabiel: die was niet goed en die is nog steeds niet goed. Wij vinden het dus ingewikkeld om nieuwe redenen te verzinnen om de steun opgeschort te laten.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De steun aan M23 in Oost-Congo was inderdaad de overweging, maar er waren toen ook al grote zorgen over de mensenrechten. Volgens de VN rekruteert M23 echter nog altijd militairen, weliswaar op kleinere schaal. De VN laat ook weten dat dit alleen mogelijk is met medeweten van het regime in Rwanda, terwijl voor de Minister de problemen met M23 lijken te hebben afgedaan. Hoe beoordeelt de PvdA-fractie de ongerustheid die de VN nog steeds heeft over M23?

De heer Van Laar (PvdA): Ik heb de Minister zojuist ook gevraagd wat de situatie is rond de restanten van M23. Zijn er inderdaad banden met Rwanda? Wij krijgen te horen dat die banden er nog steeds zijn; dat ze weliswaar iets indirecter zijn geworden, maar dat de staat er altijd achter zit, omdat er zonder de staat helemaal niets gebeurt in Rwanda. Dat is een zorgelijke situatie, maar feit is wel dat door het intrekken van de grote steun, M23 vorig jaar is verslagen en nu nauwelijks nog een rol van betekenis speelt. Dat is in ieder geval een belangrijke stap die gezet is.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Dan is natuurlijk nog steeds de vraag in hoeverre Rwanda nog steeds betrokken is bij M23, zoals de VN aangeeft. Als die betrokkenheid er duidelijk is, zou die reden om de hulp op te schorten, nog niet zijn weggevallen. Daarnaast is de mensenrechtensituatie ook niet echt verbeterd. De heer Van Laar gaf daar een aantal voorbeelden van. Sterker nog, er zijn sterke aanwijzingen dat de mensenrechtensituatie zelfs is verslechterd. Human Rights Watch heeft daarover een rapport geschreven en de heer Van Laar heeft er zelf een aantal voorbeelden van gegeven. Kan de verslechtering van de mensenrechtensituatie dus een reden zijn om de hulp nog niet te hervatten?

De heer Van Laar (PvdA): We hebben zelf ook gesproken met Human Rights Watch. Zelfs zij pleiten er niet voor om het programma verder op te schorten. Ik zeg «zelfs zij», omdat ik denk dat zij het beste zicht hebben, van ons allemaal hier aanwezig, op de mensenrechtensituatie. Human Rights Watch ziet namelijk dat dit programma een heel positieve werking heeft en dat er wel lichtpuntjes zijn. Dat neemt niet weg dat de Rwandese politiek nog steeds volop manipuleert op de processen die ze belangrijk vindt. Voor alle andere processen geldt echter dat er een redelijk apparaat zit, waarmee je, met alle mitsen en maren die in zo'n land gelden, een eerlijk proces kunt krijgen. En dat komt mede door de steun van Nederland en andere landen aan die sector.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ik zal ingaan op de vraag of er op dit moment inderdaad eerlijke processen plaatsvinden in Rwanda. We spreken vandaag over een aanzienlijk bedrag – 100 miljoen voor Burundi en 32 miljoen voor Rwanda – voor twee landen die toch flink onder vuur liggen wat betreft de mensenrechtenschendingen, de vrijheid van meningsuiting en de democratische en de politieke vrijheden.

Ik zal eerst een paar vragen stellen over Rwanda. M23 lijkt inderdaad aan kracht te hebben verloren, maar ik refereer nogmaals aan de VN-uitspraak dat M23 mogelijk nog steeds gesteund zou kunnen worden door Rwanda. Ik krijg daarop graag een reactie van de Minister.

Dan de mensenrechten. Ik heb Human Rights Watch al genoemd. Ze hebben tegen mij gezegd dat ze geen politieke uitspraken doen, bijvoorbeeld over begrotingssteun ja of nee. Dat vinden ze een politieke uitspraak, dus daar hebben ze in ieder geval tegen mij geen uitspraak over gedaan. Ze hebben bij mij wel onder de aandacht gebracht dat veertien mensen onlangs vermist zijn geraakt in het westen van Rwanda. Dat waren politieke tegenstanders van Kagame, en er zijn aanwijzingen dat de overheid daarbij betrokken is. Ik vraag de Minister dan ook of zij hierover van de Rwandese regering duidelijkheid heeft gekregen. Zo niet, wil zij dan opheldering vragen aan de Rwandese overheid over de vraag of Rwanda betrokken is bij de vermissing en de verdwijning van die veertien mensen?

Ik ga nu in op de eerlijke processen. Er is op dit moment veel spanning en ik begrijp dat dit voor de Engelse Labourpartij reden is om de hulp aan Rwanda nog niet te hervatten. Er is redelijk veel politieke spanning tussen Zuid-Afrika en Rwanda over de moord op twee RPF-officieren. Oppositieleiders en journalisten zitten in de gevangenis of worden op hun huid gezeten. Er is vrijwel geen onafhankelijke mensenrechtenorganisatie meer in Rwanda. In februari 2013 sprak de Minister nog over «beperkte democratische ruimte». Is er inmiddels zodanige verbetering te zien dat directe steun weer gerechtvaardigd is? De Minister koppelt de hervatting alleen aan M23, maar ik vraag haar ook expliciet wat haar inschatting is van de mensenrechtensituatie. Wat ons betreft gebeurt het niet, maar als die hulp wel wordt hervat, welke voortgangsindicatoren zet de Minister dan in het memorandum of understanding (MoU)? Gaan we die dan jaarlijks toetsen en zal erover worden gerapporteerd, samen met de ngo's? We moeten dan namelijk zeker de vinger aan de pols houden.

Mijn volgende punt betreft de lopende rechtszaken. Victoire Ingabire is veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf. Via Amnesty International komt nu het bericht naar buiten dat de getuigen tegen haar zijn gemarteld, en zijn gedwongen om tegen haar te getuigen. Dit soort situaties wekt nou niet het vertrouwen dat onze steun aan de rechtsstaat tot een verbetering leidt. Ik heb bij Amnesty International ook met twee getuigen uit Rwanda gesproken, die mij rapporten hebben laten zien waaruit blijkt dat er in Rwanda wel degelijk nog steeds gemarteld wordt.

Ik ga nog kort in op Burundi. Ik heb berichten gehoord van Impunity Watch en van PAX, die ook aandacht vragen voor de politieke context. Afgelopen zaterdag kwam het nieuwsbericht dat in Burundi een van de belangrijkste mensenrechtenactivisten is gearresteerd. De VN rapporteren over het leveren van wapens aan de jongerenorganisatie van de regerende partij en over de toenemende onrust in het land; de heer Van Laar had het er al over. Op 8 maart zijn demonstraties van een oppositiepartij neergeslagen. Welke rol speelt Nederland bij de verkiezingen in 2015 nu blijkt dat de vrijheid van de oppositie maar zeer beperkt is? Moeten wij daar dan ook actief bij betrokken zijn? In hoeverre worden we daarin meegesleept? Hoe wordt de Truth and Reconciliation Commission echt effectief, gezien de eerdere misstanden in het land?

Concluderend is mijn fractie er nog niet aan toe om de hulp aan Rwanda te hervatten, en pleit zij er zelfs voor om de hulp aan Burundi te herzien. Wij willen de hulp niet stoppen, maar die op een andere manier kanaliseren dan via begrotingssteun.

De voorzitter: Ik neem aan dat de commissie er geen bezwaar tegen heeft dat de heer Smaling hier het woord voert, ook al is hij geen lid van de commissie. Bij algemene acclamatie geef ik hem dan nu het woord.

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Het feit dat ik geen lid ben, geeft altijd een vrolijke start aan mijn bijdrage, dus dat houden we er nog maar even in, ook al is het onderwerp van vandaag niet in alle opzichten vrolijk. Maar goed, daarom zitten we hier ook. Het gaat om twee kleine landen met veel mensen, waarin Nederland actief is. Het is zeer nuttig om even in te zoomen op deze landen. Een groot deel van wat mijn twee collega's zojuist hebben gemeld, onderschrijf ik.

Ik wil graag van de Minister weten wat haar appreciatie van Rwanda is, terugkijkend op een lange tijd Kagame. Je kunt ervan vinden wat je wilt. We hebben in deze Kamer vaak over Rwanda gepraat. We hebben hulp gestopt en weer hervat, maar er is ontegenzeggelijk economische vooruitgang. Dat de man en zijn regering dus een bepaalde visie voorstaan die de bevolking uit de armoede moet trekken, moet je hem nageven. De vraag is alleen: waar staan we nu? Zo op het oog is de inschikkelijkheid toegenomen en is er ontspanning en ruimte voor andere meningen. Reëel is er echter nog altijd een repressief regime. Zoals de heer Voordewind al zei, zijn er mensen aangehouden en is niet duidelijk waar zij zijn gebleven. Daar maken wij ons zorgen om. Alleen het bezoek van de heer Teeven heeft blijkbaar nog niet geleid tot het volledig ophouden van dit soort aanhoudingen en ondervragingen zonder enige steun van advocaten. Rwanda blijft dus een bron van zorg. Ik ben er ook geweest. Schoolklassen moeten daar verplicht naar de genocide-memorials. Het wordt er echt ingepeperd: geen nieuw 1994. Het is in die zin een heel intrigerend land. Ik hoed me dus ook een beetje voor erg rigide uitspraken naar de ene of de andere kant. Daar doe ik het land ook geen recht mee, denk ik. Ik zit er dus een beetje tussenin.

De brief van de Minister is goed en geeft veel inzicht. Ik heb nog wel vragen over bepaalde zinsconstructies. Ik lees bijvoorbeeld: de Nederlandse steun aan de Rwandese justitiesector heeft in het verleden tot goede resultaten geleid. Dan denk ik: wat is goed? Hoe goed is dat? Er is nu bijvoorbeeld weer een MoU getekend voor assistance to justice. Wat komt daaruit? Is dat straks openbaar? Leidt het echt tot een meer onafhankelijke rechtspraak? Daar gaat het namelijk echt om. Je kunt natuurlijk juristen opleiden in technische zin, of meer in de zin van: wat is er globaal aan de gang op het gebied van de justitiële sector? Of gaat het echt om rechtspraak die zich ook distantieert van wat een overheid precies vindt? En als ik dan lees dat de steun zal worden ingezet voor versterking van de Rwandese justitiesector in den brede, dan vind ik dat een beetje aan de vage kant. Ik zou daar graag wat meer precisering van willen zien.

Ik maak mij zorgen over Burundi. Er komen verkiezingen aan en dat geeft altijd reuring. Wat dat betreft is er niets nieuws onder de zon, maar er zijn nog een paar andere zaken. Ik pak de brief van de Minister er even bij. Zij schrijft: we blijven de situatie monitoren en de autoriteiten aanspreken. Ik ben een beetje bang of we wel alert genoeg zijn. Er zijn daar genocides geweest in 1972 en in 1993. Het is nu 2014; daar zit een wat angstaanjagende ritmiek in. Ook zijn hoge VN-mensen er tot persona non grata verklaard. De VN hebben in al die landen altijd een stabiliserende rol. Ik wil ook nog naar de landwet vragen. Ik weet niet of de Minister de inhoud van de landwet kent, maar landwetten zijn in die landen heel kritiek. Ik noem ook de Imbonerakure, de jongeren. Ik heb in Kenia gewoond en daar had je de Kanu Youth Wingers van de Kanu, de partij van Moi. Die waren af en toe ook agressief, en soms hadden ze ook wapens, maar het liep uiteindelijk altijd met een sisser af. Maar loopt dit wel met een sisser af? Of moeten we toch alerter zijn? Nederland is zowel in Burundi als in Rwanda actief op het domein van rechtsorde en veiligheid. Dat gaat over de politie in Burundi en over justitie in Rwanda. Kunnen we een grotere rol spelen? En wat gebeurt er regionaal? Hoe actief zijn de EU en de VN of andere organisaties in die twee landen en ook in de Kivu-provincies? Hebben wij daar nog overzicht over of hebben we echt afscheid genomen van Congo? In die zin moeten we er wel bovenop zitten en maken wij ons ook zorgen over de situatie in Burundi, nogmaals binnen het besef dat de komst van verkiezingen altijd drukte meebrengt.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. De Minister schrijft in haar brief over Burundi dat er sprake is van toenemende spanningen en groeiende zorgen. Op dit moment is er geen sprake van etnische problemen, maar wel van beperking van brede politieke ruimte en van toenemend geweld. Volgens een gelekt VN-rapport is er sprake van bewapening van de Imbonerakure, de jeugdbeweging van de regeringspartij, van inperking van de persvrijheid en van uitschakeling van politieke opponenten. De president streeft een derde termijn na terwijl dat volgens de Arusha-akkoorden niet kan. Er is dus wel behoorlijk wat aan de hand. De Minister schrijft dat sanctionerende maatregelen op dit moment niet opportuun zijn, maar dat Nederland als grootste donor wel de autoriteiten gaat aanspreken op de naleving van de Arusha-akkoorden en de situatie intensief zal blijven monitoren.

De VVD denkt dat we te maken hebben met een earlywarningsituatie. Daarom is het wellicht goed dat we dit overleg nu voeren en niet pas op het moment van het spreekwoordelijke «the shit hits the fan». Nu een serieuze reactie geven op de ontwikkelingen, kan wellicht verdere escalatie voorkomen. Monitoring is dan volgens de VVD niet voldoende. Bovendien schrijft de Minister dat er duidelijke randvoorwaarden zijn gesteld aan de hulp die Nederland biedt in de veiligheidssector. Aan deze randvoorwaarden wordt op dit moment niet voldaan. Het is natuurlijk altijd lastig: moeten we al financiële maatregelen nemen op het moment dat de vlam nog niet echt in de pan is geslagen? Nee, op dit moment niet, maar wat zijn de mogelijkheden om ervoor te zorgen dat dit zich niet verder uitbreidt en dat het niet tot een etnisch conflict komt, en het zich ook niet uitbreidt naar andere landen in de regio? Daar hebben we namelijk in 1994 voorbeelden van gezien.

Ik heb dan ook de volgende vragen over Burundi aan de Minister. Hoe staan andere donoren en de EU hierin? Wij zijn weliswaar de grootste donor op het gebied van veiligheid en justitie, maar is er sprake van een gezamenlijk overleg of een gezamenlijke actie? Hoe kunnen we daar gezamenlijk in optreden? Welke drukmiddelen worden er gehanteerd, behalve het bespreken aan tafel en het uitspreken van zorg? Ziet de Minister ook een reëel gevaar voor uitbreiding? Daarover spreken verschillende mensen elkaar nogal tegen, vooral ook in de media. Je hoort daar verschillende verhalen over.

Rwanda is een voorbeeld van een land waarin druk, ook financiële druk, door meerdere

andere donoren tot een verandering van gedrag heeft geleid. Dat is een goed ding. Dan is het ook terecht dat de hulp weer wordt hervat volgens het «less for less, more for more»-principe. De kritiek op Rwanda had te maken met M23 en met bemoeienissen in Oost-Congo. Rwanda is nog steeds totaal geen toonbeeld van perfecte democratie en verdraagzaamheid; dat is duidelijk. Er zijn echt nog wel problemen. Als je constateert dat er verbetering van gedrag is opgetreden, moet je daar ook consequenties aan verbinden. Daar ben ik het absoluut mee eens, maar de vraag is wat de Minister gaat doen als Rwanda terugvalt in oudere patronen of als er andere problemen zijn, wellicht mede doordat de veiligheidssituatie in Burundi grensoverschrijdende effecten krijgt. De Minister heeft in het AO over de MJSP's aangegeven dat zij niet wil jojo'en. Zij wil niet de ene keer de portemonnee opentrekken en hem dan weer gauw dichtdoen, of het geld terugpakken en weer in haar eigen portemonnee stoppen. Ik kan me voorstellen dat dat niet wenselijk is, maar aan de andere kant zijn er ook signalen dat Rwanda weliswaar heeft meegewerkt, maar dat dit natuurlijk ook uit puur opportunisme kan zijn gebeurd. We moeten ons natuurlijk ook niet voor het karretje van Rwanda laten spannen. Wat voor MoU wil de Minister dus gaan tekenen? Daarover schrijft ze aan het eind van haar brief. Hoe gaan we daarmee om en hoe staan andere donoren daarin? Ik denk dat het goed is om nu alvast vast te stellen wat de consequenties zijn op het moment dat daar weer verslechtering gaat optreden.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. Bij de voorbereiding dachten wij: Sinterklaas is vroeg dit jaar! Minister Ploumen heeft in al haar wijsheid besloten om de begrotingssteun aan Rwanda te hervatten. President Kagame stelt zich positief op. Als een soort vredesduif bevordert hij de stabiliteit in de regio, zo legt de Minister in een redelijk kort briefje uit. En dus is de reden voor Nederland om de steun op te schorten, komen te vervallen. De geldkraan naar Kagame kan weer open. Het CDA is hierover hogelijk verbaasd. Er valt nogal wat op af te dingen en wij vangen andere geluiden op over de topontmoeting in Luanda waar de Minister zo positief over spreekt. Klopt het dat Kagame juist boos is weggelopen toen er gesproken werd over de noodzaak van een politieke oplossing voor de FDLR, de rebellenbeweging van de Hutu's, en van het probleem in Congo? De rebellenbeweging M23, die door Rwanda gesteund werd, mag geen militaire factor van betekenis meer zijn in Congo, maar klopt het dat de VN stelt dat Rwanda de overblijfselen van M23 nog altijd op een kleine schaal militanten laat rekruteren? Dat kan alleen maar met medeweten van het regime van Kagame. De ChristenUnie had het daar ook al over.

Klopt het dat er sinds begin mei sterke aanwijzingen zijn voor de betrokkenheid van Rwanda bij de moord in Zuid-Afrika op Patrick Karageya eind 2013, alsmede voor de betrokkenheid bij de mislukte moordaanslagen op Kayumba Nyamwasa? De moeilijke namen komen vandaag een aantal keren voorbij. Zowel Karageya als Nyamwasa was ooit hoge RPF-officier en vertrouweling van Kagame. Deze gebeurtenissen hebben onder andere geleid tot een ernstige diplomatieke crisis tussen Rwanda en Zuid-Afrika. Ook mijn collega Voordewind sprak daarover.

Ook de interne politieke ruimte in Rwanda wordt steeds meer beperkt. Oppositieleiders en journalisten verblijven in de gevangenis of worden geïntimideerd. Er zijn vrijwel geen onafhankelijke mensenrechtenorganisaties meer over in Rwanda. De vrijheid van meningsuiting staat zeer zwaar onder druk. Onafhankelijke pers is praktisch uitgebannen en voor de journalisten die nog actief zijn, is het niveau van zelfcensuur zo hoog dat ze bijna niets gevoeligs meer durven te zeggen. In april luidde de Franse Reporters sans frontières nog de noodklok over de persvrijheid. Ook de Minister zelf schreef in haar brief naar aanleiding van de reis naar Rwanda in februari 2013 nog over de beperkte democratische ruimte. Die ruimte is in de afgelopen tien jaar beperkt, en hoe. De democratische ruimte is gewoon ernstig verslechterd in Rwanda, vindt onze fractie. En hoewel de president heeft aangekondigd, geen vierde termijn te ambiëren, valt nog te bezien of hij inderdaad vertrekt. In september haalde de RPF 76% van de stemmen bij de parlementsverkiezingen. De coalitie haalde 98%, maar er deed geen enkele daadwerkelijke oppositiepartij mee. Daadwerkelijke oppositiepartijen hebben bijzonder veel moeite om zich te registreren, zijn gevlucht of zitten in de gevangenis.

Als ik dit allemaal achter elkaar zet, vind ik het nogal merkwaardig dat de Minister juist nu de begrotingssteun hervat, nota bene aan de justitiesector van een repressief regime. En als daar nou nog harde voorwaarden aan verbonden waren ... In onze ogen zijn het echter maar minimale randvoorwaarden die in een memorandum of understanding worden gegoten: voldoende gealloceerde middelen voor de justitiesector om overeengekomen resultaten te bereiken, een tevredenstellende jaarlijkse sectorbeoordeling, de goedkeuring van de auditor-generaal en een open politieke dialoog. Wij vragen ons af waarom de Minister niet de basisvoorwaarde hanteert van goed bestuur en mensenrechten. Is dat omdat de hulp dan niet kan worden hervat? Kan de steun die de Minister wil geven, daadwerkelijk functioneren als factor of change ten behoeve van de bevordering van mensenrechten en democratisch bestuur? Het CDA betwijfelt ten zeerste of daarvan sprake kan zijn op dit moment.

De Minister is ook lovend over de resultaten die Nederland in het verleden heeft geboekt met steun aan de Rwandese justitiesector. Wij vragen ons af: welke zijn dat dan? De mensenrechtensituatie is alleen maar verslechterd. Is er eigenlijk nog wel een middenveld over in Rwanda, waar we het geld beter aan kunnen geven? Als Kamer vinden wij het altijd heel belangrijk om transparant te zijn. Die transparantie wordt zo ver doorgevoerd dat heel veel repressieve regimes goed kunnen zien waar wij geld aan geven. De vraag is of dat slim en verstandig is op het gebied van mensenrechten. Wij moeten zeker accountability willen, maar misschien kan die transparantie ons op dit vlak nog weleens voor de voeten lopen. We zien in meerdere landen dat er een trits aan regelgeving en wetgeving is van regimes waardoor de mensenrechten onder druk komen te staan. Wij vragen ons af of we daar niet op een andere manier naar zouden moeten kijken.

Waarom wacht de Minister niet ten minste met het hervatten van de steun totdat aangetoond kan worden dat de rol van Rwanda en Congo in de regio structureel en duurzaam is verbeterd en er perspectief is op noodzakelijke basisvoorwaarden op het gebied van mensenrechten, democratische waarden en politieke ruimte in Rwanda zelf? Het lijkt erop dat de Minister het geld op dit moment gewoon zou willen uitgeven aan Rwanda. Hoe sympathiek dat ook kan zijn, wat het CDA betreft moet zij dat op dit moment niet doen. Wij zouden het amendement dat wij hebben ingediend voor begrotingssteun aan Rwanda, graag opnieuw indienen als dat echt nodig is, want het is wat ons betreft nu nog niet nodig. Ik moet wel zeggen dat ik verbaasd ben over de inbreng van de VVD in dezen. Heel stoere taal richting Burundi, en bij Rwanda strijken we over ons hart. Dat begrijpen wij niet.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Stoere taal over Burundi, en bij Rwanda strijken we over het hart, zegt mevrouw Mulder. Ik heb gezegd dat voor Burundi een early warning is afgegeven. Nu wordt er nog niet gekeken naar financiële middelen. Daar ben ik het ook mee eens. Dus die stoere taal? Het gaat erom dat we ervoor zorgen dat het gedrag van Burundi verbetert. Dat zouden we op dit moment moeten doen. Dat geldt ook voor Rwanda, waarvoor geldt «less for less, more for more». Als Rwanda zijn leven betert precies op het punt dat de reden was van het intrekken van de financiële steun, vindt mevrouw Mulder dan niet dat dat beloond moet worden? Alleen moet je dan natuurlijk een stok achter de deur hebben voor het moment dat men weer in het oude gedrag vervalt. Is het CDA het niet met mij eens dat hier «less for less, more for more» zou moeten gelden?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Ik heb betoogd, en de ChristenUnie deed dat ook, dat er eigenlijk nog steeds steun wordt gegeven aan M23. Dus waar hebben we het dan over? Dan moet je dus helemaal niet de begrotingssteun gaan hervatten. Dat snap ik niet, en die stoere taal had ik eerlijk gezegd wél verwacht van de VVD.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Er is in november vorig jaar een vredesakkoord gesloten tussen Congo en M23. M23 is behoorlijk gedecimeerd en is geen factor van betekenis meer. Op het moment dat onomstotelijk zou blijken dat Rwanda de steun aan M23 hervat, wordt dus niet meer aan de voorwaarden voldaan waaronder steun wordt gegeven. Op dit moment is daar echter nog geen onomstotelijk vast te stellen teken van.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wij interpreteren dat dan toch anders en dat mag gelukkig in deze Kamer. Wij horen heel graag de reactie van de Minister op ons betoog en op dat van de ChristenUnie. Hoe ziet zij dit? Wij kunnen ons er iets bij voorstellen, maar het is niet de weg die het CDA hierin bewandelt.

De heer Van Laar (PvdA): Blijkbaar heeft mevrouw Mulder zich voorgenomen om stoere taal uit te slaan vandaag. Als dit stoere taal is, is dat aan het lukken, maar het is wel een heel eenzijdig verhaal. Zij haalt een hele trits incidenten aan. Die zijn allemaal waar, maar daarnaast zijn er in Rwanda ook goede ontwikkelingen en daar hoor ik haar helemaal niet over. In een algemeen oordeel zou je dat toch verwachten. Kijk, wij geven nooit steun aan perfecte sectoren. We zeggen ook niet tegen landen: de kindersterfte is te hoog, dus u krijgt geen geld voor uw gezondheidszorgsector. Er moet iets te verbeteren zijn, dus er gaat sowieso iets mis in zo'n sector. En er gaat heel veel mis in die sector in Rwanda, maar we zien wel verbetering. Heeft mevrouw Mulder daar helemaal geen oog voor of is het een politieke keuze om dat vandaag te negeren?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Wij hebben destijds met ons amendement willen zeggen: als het nog niet goed loopt in dat land, willen wij bekijken hoe we de steun op een andere manier kunnen inzetten in het land zelf. Daarmee geven we ook aan dat er een probleem is en dat we willen meedenken aan oplossingsrichtingen, waarbij we de civil society betrekken. Nu zien we echter dat die civil society daar onderhand helemaal weg is. Als je dan de steun weer hervat, terwijl je dat allemaal ziet gebeuren... Ik heb de voorbeelden genoemd. Dat is echt geen stoere taal. Het ging mij erom dat ik de VVD heb horen zeggen: best wel stoere taal voor Burundi en niet voor Rwanda. Dat heeft ons gewoon bevreemd, vandaar dat ik dat aan de orde stel. Natuurlijk is iedere goede ontwikkeling hartstikke mooi en zijn we blij met iedere stap in de goede richting. Dat geldt voor al onze partnerlanden. Als ik echter zie wat er gebeurt met de civil society daar, vind ik dat wij daarvoor moeten opkomen. Het maatschappelijk middenveld heeft immers het hart van het CDA.

De heer Van Laar (PvdA): Dat is wel een belangrijk criterium voor het CDA. Een levendig maatschappelijk middenveld is een voorwaarde voor ontwikkelingshulp of sectorale begrotingssteun, begrijp ik nu. Daarmee negeer je echter de individuele situatie in landen. Elk land heeft zijn eigen pad naar ontwikkeling. Voor het ene land begint dat met democratie en een levendig maatschappelijk middenveld, en voor een ander is het een ander pad. Mevrouw Mulder sluit nu dus OS-noodhulp uit aan landen waarin geen levendig maatschappelijk middenveld is. Heb ik dat goed begrepen?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Volgens mij gaat dit niet om noodhulp. Dit gaat over de vraag welke ontwikkelingen wij zien plaatsvinden in een land. Dat het CDA staat voor het maatschappelijk middenveld, is al zo zolang we er zijn in deze wereld. Dat zal geen verrassing zijn. Dat is altijd een belangrijke randvoorwaarde als we bekijken hoe het democratisch gaat in een land en dat zullen wij ook altijd blijven stimuleren. Ik denk dus niet dat er hier iets nieuws is gezegd door het CDA. Dit zeggen wij al jaren.

Voorzitter, dan ga ik verder met ...

De voorzitter: Mevrouw Mulder, u bent al fors door uw spreektijd heen, dus ik geef u nog de gelegenheid om af te ronden. Ik hoop dat u dat niet al te lang laat duren.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Dat is altijd een uitdaging!

Mijn volgende punt is Burundi. Nederland levert als grootste donor een waardevolle bijdrage aan de sectoren veiligheid en rule of law. Steun aan politie en leger moet wel worden bezien in de politieke context van de toenemende spanningen. De Minister schrijft dat ook in haar brief. Ze brengt de zorgen nadrukkelijk onder de aandacht en dat moet ook, maar het lijkt wel alsof er wat hardere randvoorwaarden worden gesteld dan bij Rwanda. Kan de Minister dat misschien duiden? Over een sanctionerende benadering moeten we in de Kamer nog eens goed met elkaar nadenken.

De vergadering wordt van 16.29 uur tot 16.45 uur geschorst.

De voorzitter: We gaan luisteren naar de beantwoording door de Minister. Ik zal ook in deze ronde per fractie twee interrupties toestaan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Allereerst veel dank aan de Kamer voor de vragen en opmerkingen. Een van de leden van de commissie zei: het zijn kleine landjes met veel mensen. Maar ook met veel zorgen, zou ik daaraan willen toevoegen. Het zijn landen die onze aandacht verdienen, omdat we eerder te veel hebben weggekeken. Ik denk dat het goed is dat we met enige regelmaat over deze landen spreken, zodat ik ook met de Kamer kan delen welke afwegingen er te maken zijn. Ik maak dan ook graag gebruik van die gelegenheid. Ik begin met de situatie in Burundi. Daarna wil ik spreken over Rwanda.

De beoordelingen van de situatie in Burundi van de verschillende leden lopen nogal uiteen. Niemand is zorgeloos – althans dat heb ik niemand horen zeggen – maar er zit bijvoorbeeld een groot verschil tussen mevrouw Mulder en de heer Van Laar. Dat is misschien een extra reden om nog eens te melden dat wij in Burundi een ambassade hebben met een heel actieve ambassadestaf en ambassadeur, zoals dat ook hoort. Die ambassadeur treedt steeds heel nadrukkelijk in overleg, niet alleen met vertegenwoordigers van de Europese Unie ter plekke en met de Verenigde Naties, maar ook met het maatschappelijk middenveld. We hebben daar een goed en breed netwerk. Op basis daarvan en natuurlijk op basis van wat wij vernemen van mensenrechtenorganisaties, proberen we een verstandige balans te houden tussen geëngageerd blijven en nadrukkelijk onze zorgen uitspreken en de bereidheid tonen om maatregelen te nemen als ons engagement niet beantwoord wordt door de oprechte wens van de Rwandese autoriteiten om tot verbetering te komen. Nederland geeft geen begrotingssteun aan Burundi. Daarmee zijn de mogelijkheden om te spreken in termen van het stoppen van programma's beperkt, als we daartoe al aanleiding zouden zien. Die modaliteit is maar in beperkte mate aanwezig, zeg ik aan het begin van mijn betoog. We hebben bijvoorbeeld wel een programma waarin we lokale boeren ondersteunen om de productiviteit van hun vaak kleine perceeltjes te vergroten, en ik moet zeggen dat ik op geen enkele manier van plan ben om juist die steun te stoppen. De heer Smaling zei er al iets over. Het zijn kleine landen met een enorme druk op het grondgebied, ook voortkomend uit zorgen over voedselzekerheid. Ingrijpen in een dergelijk programma kan dus niet de weg zijn. Er is echter wel van alles mogelijk om zorgen over te brengen aan de autoriteiten van Burundi, en dat hebben we dan ook gedaan.

Laat ik echter eerst ingaan op de specifieke zorgpunten die naar voren zijn gebracht. Dat leidt mij vanzelf tot een aantal conclusies, waarvoor ik hopelijk steun krijg van de Kamer. Ik begin met de zorgelijke berichten over de bewapening van de jeugdbeweging Imbonerakure. Er zouden trainingskampen zijn in de DRC (Democratische Republiek Congo), en de vraag was of ik mij wil inzetten voor een onafhankelijk VN-onderzoek. Contacten van Nederland ter plekke achten de informatie over de bewapening van de jeugdbeweging «mogelijk waar». Bronnen die wij hebben, zeggen dat er geen sprake is van collectief handelen van het leger, maar mogelijk wel van twee moeilijk controleerbare individuen binnen dat leger. Wij zijn daarover met de VN in gesprek gegaan. De VN raadt gericht onderzoek naar dat specifieke incident over de bewapening van de jeugdbeweging af. De gemoederen zijn zeer hoog opgelopen en dat bemoeilijkt de dialoog met de overheid. Wij vonden dat een conclusie die weliswaar gegeven de context juist kan zijn, maar ook dat er meer mogelijk moet zijn dan alleen dat. Wij hebben ons beraden, en in samenspraak met de VN zetten wij en onze partners, waaronder het maatschappelijk middenveld, in op het in kaart brengen en monitoren van acties van jeugdbewegingen, inclusief wapenbezit en eventuele betrokkenheid bij gewelddadige incidenten. Op deze manier hebben wij, als het zich weer zou voordoen, een casus gebouwd. Natuurlijk doen we dat niet op basis van één bron, maar bouwen we dit via verschillende bronnen op. Een van de dingen die worden gedaan, is dat de politiek secretarissen van de EU-ambassades het land ingaan om met de leiders van de jeugdbeweging te praten. We monitoren op die manier die groepen, en roepen ze ook op tot gematigdheid. De Burundese ombudsman heeft met de leiders van alle jeugdbewegingen gesproken en organiseert volgende week een tweedaagse bijeenkomst met al die leiders om over de ontstane situatie te spreken en met elkaar tot overeenstemming te komen, niet alleen over de overtuiging dat dit niet de weg is, maar ook over de overtuiging dat leiderschap in de jeugdbeweging nooit tot geweld kan en moet oproepen.

Dan is er de kwestie van de trainingskampen. Overigens blijft Nederland zich ook met het oostelijke deel van Congo engageren, zo zeg ik tegen de heer Smaling. We hebben nog steeds een eenmanspost in Goma. Congo is weliswaar geen partnerland, maar we hebben natuurlijk wel een regionaal programma en we zijn er nog steeds heel actief. Volgens de VN-missie in de DRC, MONUSCO, is er geen enkele aanwijzing voor trainingskampen. Ze hebben drie recente missies naar het gebied gestuurd. Er zijn dus geen aanwijzingen, maar men houdt de situatie scherp in de gaten en er is nauw contact tussen de VN-vertegenwoordiger van MONUSCO en de VN-vertegenwoordiger van de BNUB in Burundi. Dit blijft dus onze aandacht houden, maar er zijn nu geen aanwijzingen voor.

Ik denk dat het goed is om even nader in te gaan op een aantal incidenten die door de Kamer naar voren zijn gebracht. De heer Van Laar vroeg: is er onafhankelijk onderzoek geweest naar de betrokkenheid van de politie bij mensenrechtenschendingen en excessief geweld bij het neerslaan van de demonstraties in maart? En wat zijn de resultaten daarvan?

De precieze gebeurtenissen op 8 maart zijn nog steeds onduidelijk. We hebben een intensieve dialoog gevoerd zowel met de regering als met de politie. De politie heeft ook een interne evaluatie gedaan. Dat is op zichzelf natuurlijk al goed en dat is ook vooruitgang. Belgische experts hebben een analyse uitgevoerd. Er valt veel te verbeteren en er zijn ook een aantal verbeterpunten geformuleerd. Het had echter nog veel erger kunnen zijn. Ik heb altijd een beetje moeite om dit te zeggen, omdat wij natuurlijk vinden dat je demonstraties nooit gewelddadig moet neerslaan, maar gelet op waar de Burundese politie vandaan kwam, kunnen we ook zeggen dat de manier waarop die geacteerd heeft laat zien dat ons engagement en onze investering in de politiesector ook wel vruchten hebben afgeworpen. De politie heeft op een gegeven moment immers ook erger voorkomen. De BNUB, de VN-missie in Burundi heeft een verzoek ontvangen voor een onafhankelijk onderzoek en neemt dat ook heel serieus. Er is niet meteen toegezegd om dat te gaan doen, omdat het risico bestaat dat zo'n onderzoek erg lang duurt en weinig oplevert, maar vooral omdat het de aandacht afleidt van de bredere politieke situatie waarover de leden, althans de meesten, hier net hun zorg uitspraken. Dat vind ik ook het belangrijkste argument.

Nederland heeft stevig gepleit voor een verbetering van de politieke ruimte in aanloop naar de verkiezingen. Er is altijd onrust, zeg ik de heer Smaling na, maar die onrust moet zich natuurlijk op een goede manier kunnen manifesteren en een goede manier is een niet-gewelddadige manier. Dat betreft zowel de politie als de demonstranten. De komende weken worden er op basis van het Security Sector Development-programma trainingen georganiseerd, omdat er jammer genoeg in Burundi natuurlijk heel veel mensen zijn die heel weinig verkiezingen hebben meegemaakt en die misschien ook nog niet zo goed weten dat je dat op een niet-gewelddadige wijze moet doen.

Er zijn nog wel een paar andere opmerkingen te maken over die demonstraties op 8 maart. 21 demonstranten zijn tot levenslang veroordeeld via een snelrechtprocedure. Dat kun je inderdaad wel excessief noemen. Afgelopen maart heb ik de president ontvangen en opgeroepen tot een eerlijk en transparant proces voor de veroordeelden. Nederland staat daarin niet alleen; ook België, de Verenigde Staten, Ban Ki-moon en Ashton, de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, hebben dat gedaan. De 21 veroordeelden hebben bij het Constitutioneel Hof beroep aangetekend over de rechtmatigheid van de procesgang. Daarna kan eventueel nog een beroep tegen de veroordeling en tegen de strafmaat volgen. Wij volgen die voortgang op de voet en beoordelen of de verschillende juridische procedures goed en eerlijk verlopen zijn.

Op 15 mei is de invloedrijke mensenrechtenactivist dr. Mbonimpa gearresteerd. Hij is aangeklaagd voor het verspreiden van valse en staatsgevaarlijke informatie. Er zouden foto's zijn met bewijs van trainingen. Los van of de vraag of die foto's nu echt of vervalst zijn, dringt Nederland ook in dit geval aan op een eerlijk proces, zoals de heer Van Laar ook vraagt. Een Nederlandse politiek medewerker van de ambassade is de dag na de arrestatie naar het parket gegaan om daar tekst en uitleg te vragen en om te laten zien dat Nederland de zaak op de voet volgt. Gisteren is Mbonimpa opnieuw ondervraagd door justitie. De Nederlandse medewerker van de ambassade was daar opnieuw bij aanwezig. Mbonimpa verklaart dat hij in goede gezondheid is, maar ook dat hij vasthoudt aan zijn eerdere uitlatingen. Wij zien dus toe op het verloop van een eerlijke rechtsgang.

Als je deze incidenten en de algemene onrust in ogenschouw neemt, kun je dan zeggen dat het Security Sector Development-programma succesvol is? Of om het iets neutraler te formuleren, zoals de heer Van Laar ook deed: hoe waarderen wij nu de inzet daarvoor en de investeringen daarin? Ik ben er vorig jaar zelf ook geweest en ik heb er met veel mensen gesproken. Je kunt echt zeggen dat er sprake is van professionalisering van de politie en de veiligheidsdiensten. Dat kun je zien aan het gedrag van de agenten. Het hele concept van community policing heeft ook postgevat bij die agenten en gelukkig zie je ook een afname van mensenrechtenschendingen. In 2011 registreerden de VN 300 buitengerechtelijke executies. Ik heb toen ook dat programma opgeschort. In 2013 waren het er 30. Ik teken daarbij nogmaals aan dat elk van die executies er natuurlijk een te veel is, maar je ziet wel dat er verbeteringen zijn. De resultaten in twee van de drie pijlers, het leger en het civiele toezicht, laten zien dat er bij het leger en bij de parlementariërs ook een gewenste mentaliteitsomslag plaatsvindt. De politiepijler heeft zich verbeterd, maar blijft nog wel achter. Wij gaan daarom door met het geven van trainingen op dat gebied. Mijn collega Teeven is in Burundi geweest en heeft ook zelf kunnen constateren dat er in positieve zin nog wel een tandje bij kan worden gezet om te komen tot goede resultaten bij de politie. Het Ministerie van V en J onderzoekt nu ook op welke manier de strategische politieadviseurs het beste kunnen worden ingezet en op welke manier de Nederlandse inzet dus kan worden geoptimaliseerd.

Het waarheids- en verzoeningsproces is heel erg belangrijk. De commissie die daarin het voortouw moet nemen, moet nog worden opgericht. Nederland volgt dat proces nauwlettend. Het valt echter niet te verwachten dat men dit voor de verkiezingen van 2015 gaat doen. Het is echt een Burundees proces. Wij kunnen dus aanmoedigen, maar het vervullen van een leidende rol ligt daarbij niet voor de hand. Zwitserland speelt binnen de groep van donoren een heel actieve rol op dit gebied. Wij steunen hun inzet en zijn te zijner tijd natuurlijk zeker bereid om te kijken naar wat wij nog meer kunnen doen om dat proces verder vorm te geven.

Kunnen wij de autoriteiten in Burundi nu wijzen op het belang van het navolgen van de bepalingen van het akkoord van Arusha? Dat kunnen wij, dat moeten wij en dat doen wij. Hoort het actief pleiten tegen een derde termijn van de president daar ook bij? Ik wil toch nog een paar woorden aan deze vraag wijden, voordat ik ter afsluiting van het blokje over Burundi inga op de vraag wat dit betekent voor de inzet van Nederland. Als er geen vragen zijn, ga ik daarna over naar Rwanda. Zo zal ik mijn beantwoording tijdens de laatste minuten inrichten.

De wijziging van de grondwet in Burundi is een afgesloten hoofdstuk tot na de verkiezingen. De regering heeft geprobeerd om de grondwet te wijzigen, maar heeft dat verloren in het parlement, want het parlement heeft die wijziging verworpen. De president en zijn partij respecteren dit besluit en Burundi gaat de verkiezingen van 2015 dan ook tegemoet met de grondwet uit 2005 in de hand. Je zou kunnen zeggen: so far, so good; dat is dan een ordentelijk parlementair en democratisch proces. De grondwet van 2005 biedt echter toch de mogelijkheden voor een nieuw mandaat voor de huidige president. In de grondwet staat namelijk dat de president maximaal twee termijnen mag dienen en verkozen wordt via directe verkiezingen. In 2005 is de president gekozen door het parlement en in 2010 door het volk. De vraag is nu wat de status van die eerste termijn is. Mocht de partij van de huidige president ervoor kiezen om hem opnieuw voor te dragen als haar kandidaat, en dus afhankelijk van je interpretatie voor een tweede of een derde termijn, dan moet het Constitutioneel Hof van Burundi uitspraak doen over de vraag of dit op basis van de grondwet toegestaan is. De inzet van Nederland is dat wij het besluit van het hof willen respecteren en er ook bij anderen op zullen aandringen om dat te doen. Wij moedigen de president en zijn partij overigens aan om het niet op een uitspraak van het hof te laten aankomen. We zetten primair in op eerlijke en inclusieve verkiezingen zonder intimidatie door partijen en door jongerenbewegingen en op deelname van alle politieke partijen. Dat telt voor ons heel zwaar.

Vinden we dat de situatie aanleiding geeft tot tevredenheid? Eerlijk gezegd vinden wij dat niet, want ik maak mij echt zorgen over de situatie in Burundi, net als een aantal leden van deze commissie die daar ook opmerkingen over hebben gemaakt. Ik moet zeggen dat ik tot gisteren ook niet tevreden was over de stappen die de president en zijn partij zelf zetten om die zorgen, die niet alleen door ons, maar ook door anderen geuit zijn, te adresseren. Wat er gisteren gebeurd is, geeft voor mij aan dat men de zorgen, die ook door de internationale gemeenschap, maar vooral door de Burundezen zelf geuit zijn, serieus neemt en daar ook op acteert. Ik wil dat graag even met u delen. Gisteren is er een gedragscode afgesproken tussen de overheid, de partijen en het maatschappelijk middenveld. Die gemaakte afspraken noemt dit de principes généraux pour la bonne conduite des élections de 2015, en die afspraken gelden voor mij als rode lijnen. Ik zal de Kamer vertellen wat die afspraken zijn: een stabiele omgeving voor het houden van verkiezingen, een bescherming door de overheid van de politieke spelers en dus ook van de oppositie, vrijheid om activiteiten te organiseren ook voor de oppositie, bescherming van de mensenrechten tijdens de verkiezingen, geen gebruik van geweld ook niet door jeugdbewegingen, vrije media en toegang tot media voor alle politieke partijen.

Ik vind dat een verstandige gedragscode. Men zal het naleven daarvan in Burundi zelf zorgvuldig monitoren en ook Nederland zal dit samen met de internationale partners doen. Ik zou aan de commissie willen voorstellen dat wij optimistisch zijn over de bereidheid van alle partijen om die gedragscode ook na te volgen. Mochten wij nu vinden dat men zich daar niet aan houdt, dan zou ik de Kamer willen voorstellen om niet meteen op elk incident in te gaan, maar om even te bekijken of men zich er structureel aan houdt. Bij te veel incidenten is het antwoord «nee», maar bij een of twee incidenten moeten we nog even een gebalanceerde aanpak kiezen. Ik zal aan de overheid in Burundi laten mededelen dat onze insteek zal zijn dat ik, als men zich niet aan de gedragscode houdt, het onderdeel van het Security Sector Development-programma dat ik onlangs hervat heb, weer ga opschorten en een politietraining die in augustus 2014 zal gaan starten, mogelijk ga aanhouden. Ik wil ook dat men weet dat wij, mocht het erop aankomen, deze maatregelen zullen nemen. De Kamer kan zich echter voorstellen dat ik ze liever niet neem. Ik denk dus dat alle zorgen die de Kamer geuit heeft ook de mijne zijn en daar wordt ook een vervolgactie op genomen.

De voorzitter: Voordat u dat doet, is er een vraag voor u van de heer Van Laar.

De heer Van Laar (PvdA): Dank voor de uitgebreide beantwoording en voor het feit dat de grote lijnen duidelijk zijn, zeker na het statement van daarnet. Van ngo's horen wij dat de ambassade alle dingen doet die ze zou moeten doen, dat men er goed op de hoogte is, maar ook dat er soms wat terughoudend wordt opgetreden, terwijl een publiek statement heel erg zou helpen, omdat de Burundese overheid daar wel gevoelig voor is, ter bescherming van het imago dat ze internationaal heeft. We horen ook dat iets meer druk vaak wel dingen zou kunnen versnellen. De Minister had het bijvoorbeeld over de vele executies in 2011 en 2012. Daar zitten zaken bij die nog steeds niet opgehelderd zijn, ondanks het feit dat Nederland om opheldering heeft gevraagd. Dat blijft maar doorzingen en daar komen ook weer nieuwe zaken bij. Kan Nederland niet vaker iets harder doorbijten dan het tot nu toe doet, om de situatie daar echt bij te sturen? Nu lijkt het er soms op dat we erbij staan te kijken en wel de goede dingen zeggen, maar zonder dat dan echt iets gebeurt.

Minister Ploumen: Ik ben het niet helemaal eens met de situatieschets van de heer Van Laar. Ik refereer alleen maar aan het opschorten van een deel van het Security Sector Reform-programma. Ik zie wel dat het soms enorm helpt om publieke statements te maken, liefst overigens samen met andere leden van de internationale gemeenschap. Dat ben ik ook met de heer Van Laar eens. Ik neem zijn oproep zeer ter harte. Ik vind zelf niet dat we te terughoudend zijn, maar mocht ik de komende maanden aanwijzingen krijgen dat we dat wel zijn, dan kan de heer Van Laar ervan op aan dat we iets scherper stelling nemen, als we het idee hebben dat dit helpt. Ik verhul niet dat het een delicate balans is, waarin je steeds afweegt of het helpt om scherp te veroordelen, of dat het de zaken juist alleen maar verder onder druk zou zetten. De heer Van Laar zei het ook al in zijn interventie: dat is per situatie anders. Onze mensen hebben hun ogen en oren open en ik zal hun die wens nadrukkelijk nogmaals meegeven. Ik hoop op begrip daarvoor.

Overigens krijg ik net de informatie aangereikt dat er rondom de situatie van de mensenrechtenactivist Pierre Claver Mbonimpa wel een gezamenlijke EU-verklaring is uitgegaan. Dat hoort tot het arsenaal van interventies dat wij kunnen inzetten.

De heer Van Laar (PvdA): Dank, maar over de buitenechtelijke executies wordt in het land zelf gezegd: dat is ancient history, dat moeten we maar achter ons laten. Inmiddels is het drie jaar geleden. Als daar niet snel iets gebeurt op juridisch gebied, dan gaat er nooit meer wat gebeuren. Het is gewoon een slecht precedent om het zo te laten varen. De Nederlandse ambassade vraagt aandacht voor een aantal casussen, maar het zou toch wel passen om daar in ieder geval voor de verkiezingen meer druk op te zetten, zodat de huidige president daar nog verantwoording over kan afleggen?

Minister Ploumen: Ja, dat doen we ook. Dit is een onderwerp van gesprek met de Minister van Justitie in Burundi. Nederland heeft daar regelmatig contact over. Een aantal van de casussen zijn gelukkig opgehelderd en we blijven druk zetten aangaande de casussen die nog niet zijn opgehelderd. Ik zeg daar ten overvloede bij dat het juridische apparaat onafhankelijk opereert van de Minister van Justitie, ook in Burundi. Wij zullen de Minister van Justitie nogmaals oproepen om alles te doen wat past in zijn mandaat, binnen de scheiding der functies, en wat kan bijdragen aan het nakomen van wat wij bepleiten en wat de heer Van Laar hier ook bepleit, zonder in de rechtsgang te treden. We laten die zaken echt niet rusten, daar kan de heer Van Laar verzekerd van zijn.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Ik ben blij te horen dat de Minister het niet laat bij het uitspreken van haar zorgen en bij het praten met diverse Ministers, wat op zichzelf heel goed is. Ik ben blij dat er ook een stok achter de deur is, namelijk dat een onderdeel van het Security Sector Reform-programma mogelijkerwijs weer wordt opgeschort. Uit het antwoord op de vraag van de heer Van Laar begrijp ik dat de Minister zich afvraagt of het nu wel zo goed is om dat gelijk hoog van de toren te blazen, in alle openbaarheid. Ik zie nog wel mogelijkheden voor een escalatiemodel. Ik begrijp immers dat het toch goed is om er druk op te blijven houden. Kan de Minister niet nu zeggen wat ze zegt en vervolgens toch heel erg duidelijk naar buiten treden, als er in de aanloop naar augustus nog steeds geen tekenen van verbetering zijn en er geen respons komt op de navraag die is gedaan na de terdoodveroordeling van diverse mensen? Het moet immers ook voor de buitenwereld, inclusief Burundi zelf, duidelijk zijn dat Nederland stappen onderneemt. Dat zou ook meer in lijn zijn met wat we in het geval van Rwanda hebben gedaan verleden jaar.

Bovendien had ik een vraag gesteld die nog niet beantwoord is, namelijk of het gevaar bestaat dat het probleem zich verspreidt naar andere landen, dat het overslaat.

Minister Ploumen: Ik begin met de eerste vraag. Het probleem van het overslaan op andere landen mag ik dan misschien gebruiken om de transitie naar Rwanda te maken, want het is natuurlijk wel een regio waarin soms alles met alles te maken heeft.

De voorzitter: Dat is prima, maar ik wijs er wel op dat ook de heer Smaling nog een vraag heeft.

Minister Ploumen: Sorry, dat zag ik niet. Het komt goed. Ik onthoud uw tweede vraag, mevrouw De Caluwé.

Ik zie zeer zeker mogelijkheden voor een escalatiemodel. We willen geen knipperlichtrelatie onderhouden. Dat hoor ik een paar van de leden ook zeggen. We willen wel dat men ziet dat wij verschillende modaliteiten tot onze beschikking hebben en dat wij ook bereid zijn, die in te zetten. Ik voel mij zeer thuis bij het escalatiemodel dat mevrouw De Caluwé presenteert. Ik zal bezien hoe we het precies inrichten. Het scheelt ook weer dat gisteren de gedragscode is ondertekend. Hadden we dit overleg eergisteren gehad, dan waren we misschien weer tot een andere conclusie gekomen. Enige flexibiliteit in het escalatiemodel wil ik graag houden, maar dat hoor ik mevrouw De Caluwé ook zeggen.

De heer Smaling (SP): Ik wil de heer Van Laar bijvallen, want als ik de laatste twee paragrafen lees van pagina twee van de Burundibrief, dan gebeuren toch veel dingen tegelijkertijd. Er is een restrictieve perswet, een nieuwe wet op openbare bijeenkomsten, die repressief en willekeurig wordt toegepast. Er is die wet over ngo's, en dat komt allemaal tegelijk. De laatste die daar nog bij zit, is de landwet. Potentieel is dat dynamiet. Mijn vraag is wat die landwet inhoudt. Bewerkstelligt die dat de achterban van de regeringspartij makkelijk aan kaveltjes in de buurt van Bujumbura komt? Of betreft die echt het landelijke gebied? Je hebt daar traditioneel een pastorale Tutsi-bevolking en een sedentaire Hutu-bevolking, dus die tegenstelling is in die regio heel erg ingebakken. Als de nieuwe landwet dus eigendom gunt aan de sedentaire landbouwers, waardoor de pastorale bevolking achter het net komt te vissen, dan hebben we echt een groot probleem. Ik weet dat echter niet, daarom ben ik blij dat dit zinnetje in de brief staat. Misschien dat de Minister het ook niet meteen weet, maar als zoiets het geval is, wil ik daar wel heel graag meer over weten.

Minister Ploumen: Als de heer Smaling mij toestaat, wil ik hierop aan het einde van mijn eerste termijn of in tweede termijn terugkomen. Er zijn wel zorgen over die landwet, maar ik heb inderdaad niet meteen paraat op welke manier we die kunnen adresseren en welke stappen we daar nu in zetten. Ik weet wel dat daar met onze internationale partners over gesproken is. Ik kom daar graag later op terug. En ik herhaal dat de situatie in Burundi echt verre van zorgeloos is. De escalatieladder is dus zeker aan de orde.

De problemen zijn vooralsnog intern, zeg ik tegen mevrouw De Caluwé. Die constatering stemt tevreden in die zin dat het al erg genoeg is dat er interne problemen zijn, maar dat het nog erger zou zijn als die problemen gingen overslaan naar andere delen van de regio. Het is een instabiele regio, dat moeten we onderkennen en dat hebben we ook in dit overleg al eerder gezegd. Onrust in het ene land kan weer onrust doen opflakkeren in het andere land. Daarom hebben we er ook voor gekozen, niet alleen bilaterale relaties te onderhouden, maar te gaan voor een sturende en richtinggevende regionale benadering van het gebied. Om de situatie zorgvuldig te kunnen monitoren, zeg ik tegen de heer Smaling, hebben we ook een eenmanspost in Goma en niet alleen maar een ambassade in Kinshasa. Wij staan niet alleen in die benadering. We hebben onlangs gastvrouw en -heer mogen zijn van de Grote Merenconferentie hier in Nederland. Dan zie je dat gelukkig ook de verschillende vertegenwoordigers en afgevaardigden van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties intensief contact daarover hebben met elkaar, om ervoor te zorgen dat problemen in het ene land onmiddellijk worden gerapporteerd aan de vertegenwoordigers in andere landen. Zo wordt ervoor gezorgd dat we erbovenop zitten.

De heer Smaling (SP): Als er conflicten zijn in Afrika of elders, laten wij ons toch vaak overvallen door hoe dingen gaan. Dan kijken we later terug en hebben we een «hadden we toen maar»-moment. Dat is ook niet zo gek. Is er proactief een moment aan te wijzen waarop we, misschien samen met de andere donoren, kunnen zeggen: tot hier en echt niet verder, want dit gaat fout? Is dat een aan te wijzen moment? Ik twijfel er geen moment aan dat de diplomatie nu in orde is en dat de mensen op onze ambassade hard werken, maar wanneer is het moment waarop je met meerderen tegelijk zegt: tot hier en niet verder? Dat heeft dan ook meer betekenis dan wanneer Nederland alleen iets zegt of doet.

Minister Ploumen: Met het laatste ben ik het sowieso eens. De heer Van Laar wees daar ook al op. Alle interventies moeten wij in samenspraak met de EU, de VN en de andere aanwezige donoren doen. Daar is ook uitstekend overleg over en er bestaat geen verschil van inzicht over. Is er een moment aan te wijzen? Een deel van het probleem is natuurlijk dat het nooit zo is. Daarom heb ik mij de afgelopen dagen misschien niet elke dag druk gemaakt over Burundi, maar wel om de andere dag. Dat uit zich in gesprekken met de president, dat uit zich in de activiteiten van onze ambassades, in gesprekken met Mary Robinson. Bij alle internationale bijeenkomsten spreek ik mensen uit de regio, maar ook Eurocommissaris Piebalgs. In al die gesprekken of in bijna allemaal heb ik de situatie in Burundi aan de orde gesteld. Er is niet zo'n moment aan te wijzen. Achteraf natuurlijk altijd, maar juist daarom acht ik het zo belangrijk dat de internationale gemeenschap zo alert is en dat de gedragscode nu is afgesloten. Als er schendingen zijn van de gedragscode, zal dat een moment zijn dat men bij elkaar gaat zitten om actie te ondernemen. We moeten niet bij elk incident meteen opschalen tot het hoogste interventieniveau, maar ik vind wel dat elk incident een separate diplomatieke inzet verdient van de gezamenlijke partners. Misschien is dat een antwoord waarmee ik de heer Smaling tevreden kan stellen. Er is geen te onderscheiden moment, maar ik sta erop dat elk individueel incident onderzocht wordt en geadresseerd, wat eventueel kan leiden tot een demarche van de EU, want dat is het krachtigste signaal. Ze moeten in Burundi weten dat wij ons grote zorgen maken en de situatie nauwlettend volgen.

De voorzitter: Dan vraag ik de Minister om haar betoog nu voort te zetten met Rwanda.

Minister Ploumen: Voor Rwanda geldt mutatis mutandis precies hetzelfde, in die zin dat de situatie in Rwanda niet zodanig is dat wij rustig achterover kunnen leunen en dat het allemaal vanzelf goed komt. Ik geloof niet dat een van de leden daarop gehint heeft. Wij hebben allemaal zorgen. Het verschil dat ik hoor in de betogen van de leden betreft eerder de beoordeling van de situatie. Gaat het in Rwanda nu vooruit of achteruit? En wat betekent dat voor de dialoog die we hebben met Rwanda? Ik zie de voorzitter naar de klok kijken en zal proberen daar iets korter over te zijn dan zonet over Burundi. Het kan ook korter, omdat we heel recent nog in een ander overleg gesproken hebben over Rwanda. Ik meen dat dit gebeurde in het AO over de MJSP, maar ook bij andere gelegenheden.

Het staat buiten kijf dat het veiligheidsdenken in Rwanda zijn oorsprong vindt in de genocide van twintig jaar geleden. Dat maakt dat de autoriteiten krampachtig omgaan met burgerlijke vrijheden. De democratische ruimte is de afgelopen periode niet toegenomen. Alle opmerkingen die daarover gemaakt zijn, onderschrijf ik. Daar staan twee dingen tegenover. Het is allemaal balanceren, en ook hier proberen wij allemaal een precieze en integere afweging te maken op basis van verschillende bronnen en de eigen waarneming. Daar staat tegenover dat de sociaal-economische vooruitgang in Rwanda bewonderenswaardig is. Dat is ook van belang omdat de sociaal-economische situatie in het land en de landverdeling destijds factoren waren die als lucifers werkten bij het ontbranden van de genocide. Niemand had verwacht dat de wederopbouw zo snel en zo omvattend zou gaan. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de positie van vrouwen in Rwanda in het parlement, maar ook in het economische leven, dan kunnen heel veel andere landen een voorbeeld aan Rwanda nemen. Toch is er echt wel ruimte voor verbetering op het gebied van de vrijheid van meningsuiting. Als sommige leden nu denken: dat zegt de Minister, maar dat is een understatement, dan voel ik mij daarbij thuis. Er is echt wel reden tot zorg. Er is te weinig ruimte voor oppositie. Er is te weinig ruimte voor iedereen om te zeggen wat men wil. Ik maak daar een paar opmerkingen over. Pas als de DRC haar grondgebied voldoende onder controle heeft, zodat allerlei milities die daar komen en gaan – sommige zijn er al heel lang – geen bedreiging meer vormen voor Rwanda, zal er ruimte voor meer burgerlijke vrijheden kunnen ontstaan. Je ziet dat het neerslaan van de effectiviteit van M23, wat een voorwaarde was voor het hervatten van de sectorale begrotingssteun, wel verschil heeft gemaakt. Er is op allerlei momenten overleg geweest. Er zijn diverse afspraken gemaakt. Er is wel enige vooruitgang te zien. Daarentegen hebben zich recentelijk weer incidenten voorgedaan, die ons echt zorgen baren.

Onze inzet en de inzet van andere internationale donoren heeft werkelijk bijgedragen tot het stabiliseren van de situatie. Wij hebben een open en stevige politieke dialoog met Kagame en zijn regering, op verschillende niveaus en momenten. Natuurlijk is onze ambassadeur daarin zeer actief. Ook collega Teeven is er recent geweest. Ik heb zelf met enige regelmaat contact met president Kagame, laatstelijk nog in januari, waarbij ook de kwestie waar hier over gesproken wordt, het overlijden van de voormalige chef van de veiligheidsdienst in Zuid-Afrika, nadrukkelijk aan de orde is geweest.

Laat ik beginnen met de vraag waarom ik, op verzoek van uw Kamer, besloten heb om de sectorale begrotingssteun te hervatten. Dan ga ik in op een aantal incidenten die door de Kamer naar voren zijn gebracht. Wellicht dat we samen tot een gemeenschappelijke visie kunnen komen op hoe we nu verder moeten. Voorwaarde voor het hervatten van de sectorale begrotingssteun was dat Rwanda zich niet meer zou bemoeien met M23. Dat heeft men ook niet meer gedaan. Het was overigens ook in dit geval niet alleen Nederland dat daarop aandrong, maar ook andere landen. Wat is nu de situatie van M23? De militaire tak is opgeheven en van rekrutering is volgens de meest recente bronnen en de VN geen sprake meer. Dat is de informatie die ik heb. De overgebleven leden van M23 zitten in kampen. Dat zijn er enkele honderden in Uganda en in Rwanda. Er is een dialoog over een samenwerking met de DRC en MONUSCO om de overgebleven M23-leden die Congolees zijn, terug naar Congo te brengen, te ontwapenen en daar te berechten. We hebben vertrouwen in dat proces. Mary Robinson monitort dit en ik heb haar daar een week of vijf geleden over gesproken. Zij heeft nog eens bevestigd dat het proces loopt.

De situatie van mevrouw Victoire Ingabire is als volgt. Ik heb de Kamer al eerder gemeld dat de Nederlandse ambassade de situatie nauwgezet monitort. Mevrouw Ingabire is Rwandees staatsburger, zeg ik er nog een keer bij. Zij kan daardoor geen beroep doen op Nederlandse consulaire bijstand, maar wij vinden het toch belangrijk om het proces en ook haar situatie in de gevangenis nauw te volgen. We hebben regelmatig contact met partijleden van mevrouw Ingabire. Ik heb hen kort gesproken toen ik er vorig jaar was. Die partij heeft het moeilijk in Rwanda. Men is formeel niet erkend als partij. Naar eigen zeggen hebben de leden last van intimidatie en dat bespreken wij ook in de dialoog die wij hebben met Kagame.

De resultaten van onze inzet in de justitiesector zijn significant. Het feit dat onze steun zulke goede resultaten heeft opgeleverd, was ook een van de redenen waarom de Kamer vroeg of die steun niet hervat moest worden. De Nederlandse steun betrof de bouw van gerechtshoven en gevangenissen. We hebben rechters, advocaten en openbare aanklagers opgeleid. We hebben bijgedragen aan de opzet van wat daar «maisons d'acces à la justice» wordt genoemd, dus rechtsbijstand. We hebben bijgedragen aan de oprichting van een rechtsbijstandsforum.

De verzoeningsprogramma's voor de slachtoffers van genocide in relatie tot allerlei vormen van rechtspraak waar wij aan hebben kunnen bijdragen, hebben geleid tot een betere verstandhouding tussen slachtoffers en daders. Inmiddels wonen zij in veel gevallen weer naast elkaar. Ongetwijfeld heeft een aantal van de leden de bijzondere foto's gezien die onlangs ook in Nederlandse kranten stonden. Slachtoffers en daders zijn samen op de foto gegaan en hebben elkaar nog een keer hun verhalen verteld. Daarmee hebben zij duidelijk gemaakt hoe noodzakelijk zij het vinden om toenadering tot elkaar te zoeken, maar ook hoe verschrikkelijk zwaar en moeilijk dat voor mensen is.

De inspanningen van Nederland om bij te dragen aan het formele rechtssysteem, niet alleen aan die gacaca's, hebben ertoe geleid dat het rechtssysteem voldoet aan de internationale eisen die eraan gesteld worden. Dat maakt het ook mogelijk, dat génocidaires aan Rwanda kunnen worden overgedragen om daar vervolgd te worden. Nederland heeft lokale ngo's ondersteund, en dat heeft ertoe geleid dat ook de gewone burgers meer toegang tot het rechtssysteem hebben gekregen. Dat geldt niet alleen maar in relatie tot de genocide, maar ook in relatie tot de incidenten die er in een samenleving altijd voorkomen.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik sla aan op de constatering van de Minister dat Nederland heeft besloten om verdachten van oorlogsmisdaden uit te leveren aan Rwanda. Ik vond dat altijd vrij bijzonder. Immers, aan de ene kant gaven we sectorale steun aan justitie, in de veronderstelling dat die sector dus nog niet goed op orde is en dat daar nog veel aan verbeterd moest worden. Tegelijkertijd leveren we mensen uit, we doen huisbezoeken in Nederland en leveren vervolgens hele dossiers uit aan een systeem, waarin we zelf geen vertrouwen hebben. Anders zouden we immers geen justitiële steun eraan verlenen. Hoe kan de Minister die twee zaken rijmen?

Minister Ploumen: Het antwoord op die vraag kan het beste worden gegeven door collega Teeven, maar die is hier nu niet aanwezig, dus ik zeg u graag even in grote lijnen waarom Nederland voor deze koers heeft gekozen. Nederland mag geen toevluchtsoord zijn voor genocideplegers. Die mensen moeten worden opgespoord en ze moeten worden berecht. Daarover mag geen misverstand bestaan en ik zie daarin ook geen enkel verschil van inzicht tussen de heer Voordewind en ons, waarmee ik ook spreek namens collega Teeven. De berechting van de genocideplegers zien wij het liefst gebeuren in het land waar de misdrijven zijn gepleegd, om een aantal redenen. De meeste bewijzen zijn daar. Belangrijk is ook dat slachtoffers, nabestaanden en getuigen met eigen ogen kunnen zien dat er recht gedaan wordt. Dat kan ter plekke natuurlijk altijd beter. Wij hebben er daarom een sterke voorkeur voor dat Rwanda zelf de vervolging ter hand neemt.

Er moet wel aan een aantal waarborgen worden voldaan, met name de rechten zoals die zijn vastgelegd in de artikelen 3 en 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, het verbod op foltering en de vereiste van een eerlijk proces. In meerdere rechterlijke uitspraken is geoordeeld dat Rwanda aan deze vereisten voldoet, onder meer door het Rwandatribunaal en door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De internationale vleugel van de Mpanga-gevangenis in Rwanda voldoet ook aan de standard minimum rules for the treatment of prisoners van de VN. Die vleugel is met steun van Nederland gebouwd en het moge duidelijk zijn, zeg ik tegen de heer Voordewind, dat uitlevering door Nederland nooit zou worden toegestaan in gevallen waarin het vermoeden bestaat dat de persoon in kwestie zou worden vervolgd, gestraft of op andere wijze getroffen in verband met zijn of haar overtuigingen. Het besluit van Nederland om langs die lijnen te handelen, is ingekaderd in internationale afspraken en waarborgen. Dat lijkt mij ook zoals het zou moeten zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie): De voorwaarden voor uitlevering zijn helder en de richtlijnen ook, namelijk dat mensen die van oorlogsmisdaden verdacht worden, het beste in hun land van herkomst beoordeeld kunnen worden en daar voor de rechter moeten komen. De Minister zegt echter ook dat er een eerlijk proces mogelijk moet zijn. Bij Rwanda is de vraag natuurlijk of dat mogelijk is. Als ze het daar zo goed op orde hadden, dan hoefde onze steun niet meer. Wij hebben aanwijzingen dat getuigen die zijn opgetreden bij het proces van Ingabire gemarteld zijn. Ik zie dus nog steeds die tegenstelling. Aan de ene kant willen we die mensen daar laten berechten, maar aan de andere kant valt er nog veel te verbeteren op weg naar een eerlijk proces.

Minister Ploumen: Even for the record, al wil ik daarmee niets afdoen aan de vraag van de heer Voordewind: mevrouw Ingabire is niet uitgeleverd door Nederland. Ze is zelf teruggegaan. Dan is het natuurlijk nog steeds belangrijk dat ze een eerlijk proces krijgt. Daar doe ik niets aan af.

Het is duidelijk dat Nederland niet lichtvaardig te werk gaat en dat wij ons, zoals ik al eerder zei, ook houden aan uitspraken van het Europees Hof in dit verband. Versterking van de justitiesector is echter niet alleen voor de berechting van genocideverdachten, maar voor de hele samenleving in Rwanda van groot belang. Daarom is het ook goed dat wij steeds een heel zorgvuldige afweging maken. Is het goed om die sectorale begrotingssteun nu op te schorten, voort te zetten of te hervatten? We hebben er niet voor niets al vaker over gesproken en ik heb de Kamer daar ook een brief over geschreven. Het is goed dat we daar ook nu weer over spreken. Het besluit tot het een noch tot het ander wordt lichtvaardig genomen. De inzet van de Kamer is ook niet lichtvaardig. Wij hervatten nu, omdat we het belangrijk vinden om bij te blijven dragen aan die sector in Rwanda, en omdat er aan de voorwaarde is voldaan – ik heb het net uitvoerig toegelicht – dat Rwanda de banden met M23 heeft doorgeknipt. Een voorwaarde waar Nederland niet als enige voor stond. Dat is de reden waarom wij de steun hervat hebben.

Betekent dat nu dat we achterover leunen? Helemaal niet. Daarom zeg ik tot slot graag nog iets over de verdwijning van mensen in Rwanda, evenals iets over de voortzetting van de politieke dialoog in de regio, waar Kagame ook onderdeel van uitmaakt, of hij nu wel of niet is weggelopen uit een overleg.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): De CDA-fractie heeft geconstateerd dat de mensenrechtensituatie in Rwanda behoorlijk achteruitgaat. Mede daarom zeggen wij ook: ga nu niet de steun hervatten, anders moet je die straks weer stopzetten als het land nog verder afglijdt. Onze zorg is dat we de knipperlichtrelatie, waarvan de Minister zegt dat zij die niet wil met Burundi, mogelijk wel met Rwanda zullen krijgen. Kan de Minister ingaan op de vraag hoe ik dat moet rijmen?

Minister Ploumen: Vanzelfsprekend wil ik ook geen knipperlichtrelatie met Rwanda, maar uw Kamer heeft de sectorale begrotingssteun via een amendement willen opschorten vanwege de betrokkenheid van Rwanda bij M23, die door een aantal bronnen werd bevestigd. Nu is duidelijk geworden dat Rwanda op aandringen van de internationale gemeenschap die banden heeft doorgeknipt, dus de reden om die sectorale begrotingssteun op te schorten, is vervallen. Daarmee is de mensenrechtensituatie in den brede in Rwanda niet vanzelf iets geworden om over naar huis te schrijven. Daar heb ik een aantal dingen over gezegd. Mevrouw Mulder geeft het assessment dat de mensenrechtensituatie in Rwanda achteruitgaat. Ik vind de mensenrechtensituatie in Rwanda zorgelijk, evenals het gebrek aan politieke ruimte voor het maatschappelijke middenveld en voor oppositiepartijen. Tegelijkertijd constateer ik echter ook dat Rwanda met het doorknippen van de banden met M23 stappen heeft gezet in de goede richting en dat wij graag willen bijdragen aan de versterking van de justitiesector. Dat laat onverlet dat wij naar aanleiding van een aantal specifieke gebeurtenissen onze scherpe politieke dialoog met Kagame en zijn regering voortzetten. Misschien moet ik het wat nadrukkelijker tegen met name mevrouw Mulder zeggen: het feit dat ik op verzoek van uw Kamer de sectorale begrotingssteun hervat, wil niet zeggen dat alles pais en vree is. Ik zie het ook als een aanmoediging om geëngageerd te blijven. Als engagement kritische dialoog betekent, zal ik dat zeker met dezelfde kracht blijven doen waarmee ik het de afgelopen periode deed. Ik voorzie om zelf in het najaar weer naar Rwanda te gaan en zal bij die gelegenheid ook zeker weer hierover spreken met president Kagame.

De voorzitter: Ik vraag de Minister om haar betoog voort te zetten en af te ronden.

Minister Ploumen: Het is misschien goed om even recht te zetten of Kagame nu wel of niet boos is weggelopen uit een overleg in Luanda. Dat overleg ging over de vraag hoe we met elkaar de situatie kunnen stabiliseren. Ik wil nu geen opsomming geven van wie bij welke gelegenheid waar weggelopen is, maar het incident waar mevrouw Mulder, denk ik, naar verwijst, is het weglopen van Kagame uit een overleg in Addis Abeba, specifiek met president Kikwete van Tanzania. Mijn berichten over de gesprekken in Luanda, waar de president van Angola echt een heel goede rol in speelt – hij krijgt ook complimenten van bijvoorbeeld Mary Robinson – zijn dat daar een constructieve dialoog plaatsvindt. Die gaat overigens soms wel hard tegen hard, laat ik dat erbij zeggen.

Dan de zorgelijke berichten over verdwijningen van mensen in Rwanda, waar de autoriteiten verantwoordelijk voor zouden zijn. Verschillende leden spraken daarover. De Nederlandse ambassade is al enige tijd bezig, ook voordat het rapport van Human Rights Watch uitkwam, met het onderzoeken van berichten over die verdwijningen. Die waren tot ons gekomen. We moeten constateren dat de berichten over die verdwijningen kloppen. Dat blijkt ook uit het rapport van Human Rights Watch. Het gaat met name om verdwijningen in het westen van het land. Hoeveel mensen zijn verdwenen, is moeilijk vast te stellen. Human Rights Watch documenteert in het rapport dat is uitgekomen op 16 mei veertien verdwijningen. In acht van die zaken worden overheidsfunctionarissen door ooggetuigen beschuldigd van betrokkenheid. Overigens wijzen ook bronnen van de Nederlandse ambassade – dat zijn niet per se dezelfde bronnen – op betrokkenheid van de Rwandese autoriteiten. Het lijkt erop dat de autoriteiten de betrokken mensen ervan verdenken, banden te hebben met de rebellenbeweging Democratic Forces for the Liberation of Rwanda (FDLR). Die wordt door de Rwandese autoriteiten natuurlijk nauwlettend in het oog gehouden, gezien het verleden van veel van die mensen en hun betrokkenheid bij de genocide.

De Rwandese autoriteiten melden dat op 20 mei 28 dossiers van vermiste personen zijn overgedragen aan de Rwandese justitie. De namen van die 28 personen zijn nog niet bekend. De dossiers van de verdwijningen die door Human Rights Watch gerapporteerd en ook bij onze ambassade bekend zijn, zijn nu overgedragen. Wij zijn heel bezorgd over die berichten. Rwanda heeft net als andere landen het recht om op te treden als de nationale veiligheid in het geding is, maar dat moet wel binnen de grenzen van de wet gebeuren en met formele arrestaties en een fatsoenlijke rechtsgang. De Nederlandse ambassadeur heeft op 7 mei die zorgen overgebracht aan de Rwandese Minister van Justitie, en de EU-ambassadeurs in Kigali zullen de verdwijningen gezamenlijk ook op het hoogste niveau blijven aankaarten. Dat doen we ook tijdens het aanstaande artikel 8-overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken. De EU-ambassadeurs willen ook een gesprek hierover met Kagame.

Nederland speelt een actieve rol hierin en is ook initiator van een aantal van die bijeenkomsten. Nederland zal de verdwijningen en mogelijk illegale detentie ook op de agenda zetten van de justitiewerkgroep. Dat is een werkgroep van de Rwandese autoriteiten en de donoren die bijdragen aan de versterking van de justitiesector aldaar. Het is tegelijkertijd een platform om problemen aan te kaarten, als die er zijn. Er wordt voorts een high level justice panel opgezet. Ook daar komt deze kwestie aan de orde. De Nederlandse ambassade ondersteunt overigens ook een Rwandese ngo die juridische steun verleent aan familieleden van vermiste personen. Ik was zelf voornemens om hierover in de nabije toekomst een telefoongesprek te voeren met president Kagame. Ik voel mij daarin gesteund door de zorgen die de Kamer heeft uitgesproken en zal met dat gesprek niet wachten tot mijn bezoek aan Rwanda in het najaar.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Ik kijk even of er behoefte bestaat aan een tweede termijn. Als dat het geval is, zal die kort moeten zijn. Ik stel een spreektijd voor van één minuut per fractie en geen interrupties.

De heer Van Laar (PvdA): Voorzitter. Ik zal heel kort zijn. Dank voor de uitgebreide beantwoording. De enige vraag die ik nog heb, betreft de afspraken die gemaakt zijn in het proces voorafgaand aan de verkiezingen in Burundi. Kan de Minister iets zeggen over het proces dat tot die afspraken heeft geleid? Is er nu een dialoog bezig tussen de oppositie en de regering? Gaat die dialoog voortduren? Zo ja, speelt Nederland daar een rol in of kan Nederland er een rol in spelen, die dialoog te faciliteren of te stimuleren? Is er wellicht een link met het Nederlandse project van het NIMD? Verder rest mij niets anders dan tevreden te verzuchten dat er met een Minister en ambassades als deze weinig voor de Kamer overblijft om bij te sturen. Zoals ik zei: dat is een tevreden verzuchting.

De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor haar antwoorden. Ik ga nog even in op twee dingen. De Minister zegt dat er bij de VN geen signalen zijn ontvangen dat de Rwandese overheid nog steeds betrokken is bij M23. Wij krijgen berichten dat dit wel het geval is. Als de Minister duidelijke aanwijzingen van de VN heeft, wil ik die graag ontvangen. Anders blijven de berichten elkaar tegenspreken. Voorts wil ik aansluiten bij het tweede punt, de verdwijning van die 28 personen die nu bij de regering zijn aangekondigd. Dat zijn heel verontrustende zaken. Mijn fractie wil vooral het knipperlichtidee voorkomen. Laten we deze twee belangrijke dingen eerst ophelderen, voordat we de hulp gaan hervatten. Vindt de Minister ook niet dat we in deze twee zaken duidelijkheid moeten hebben, voordat we de hulp weer gaan opstarten?

De heer Smaling (SP): Voorzitter. Dank aan de Minister voor de heldere beantwoording. Fijn dat zij ook persoonlijk contact zal hebben met president Kagame. Ik vraag mij wel af wat zijn einddoel is. Wanneer heb je de economische ontwikkeling op een niveau dat het mogelijk maakt om de maatschappij wat ruimte te geven voor dialoog en verschil van inzicht? Heeft hij die ruimte, of is dit een model dat voor hem tot in lengte van dagen het Rwandese model moet zijn? Als dat niet zo is en hij zegt dat eerst een bepaald punt bereikt moet zijn, voordat hij die ruimte geeft, dan weten wij ook hoe hij dat ziet. Nu blijft het toch een eenzijdig beeld en dat is jammer.

Ik ben het eens met hoe de Minister Burundi aanvliegt, maar laten we oppassen. Toen in Rwanda de zaak misging, lagen de machetes er allemaal al. De schuren lagen vol met machetes en niemand had het gezien. De Belgen niet, de Fransen niet, wij ook niet. Je zou er bijna het prachtige journalistieke boek van Els De Temmerman nog eens op naslaan, De doden zijn niet dood. Als iets indrukwekkend was, was het dat boek wel, meer nog dan alle films die erover verschenen zijn. Laten we daar zeer goed nota van nemen.

Tot slot. Den Haag is natuurlijk de stad van het International Strafhof en ik merk dat dit de gewone mensen in veel landen een aangenaam gevoel geeft. Dat gaat over Mladic en Karadzic, maar ook over Charles Taylor. Mensen zien dat strafhof toch als opluchting: die lui worden daar toch gewoon berecht. Laten we dat benutten. Het is weliswaar een Internationaal Strafhof, maar Den Haag en de rol van Nederland daarin is echt van groot belang. Aangezien wij in Burundi en in Rwanda rechtsorde en veiligheid tot speerpunten hebben verklaard, moeten we ons licht niet onder de korenmaat stellen. Dat wil ik de Minister graag meegeven.

Als er over de landwet nog een briefje kan komen, zou ik dat ook prima vinden.

Mevrouw De Caluwé (VVD): Voorzitter. Het is goed dat we in dit debat de combinatie van Burundi en Rwanda hebben gemaakt, want er zijn veel parallellen. De VVD is blij dat de Minister niet alleen de mogelijkheid tot opschorting van hulp aan Burundi aankondigt, maar hierin ook een escalatiemodel wil hanteren, zoals we dat zonet hebben besproken. De VVD is nog wel benieuwd naar de uitwerking van de voorwaarden in de MoU voor de hervatting van de sectorale steun aan Rwanda. De MoU komt er nog aan, heb ik begrepen. Het zou goed zijn als de Minister net als in Burundi ook hier een stok achter de deur heeft. Het heeft goed gewerkt, wat de steun aan M23 betreft, maar Rwanda is natuurlijk nog steeds geen feest der democratie. Er zijn ongelofelijk veel aandachtspunten. Ik hoor heel graag van de Minister of er alternatieve consequenties zouden kunnen zijn. Mocht de situatie in Rwanda verslechteren, gaat de Minister dan weer denken aan het opschorten van de hulp in de justitiële sector? Of juist niet, omdat die hulp erg positief is bevonden en ook tot resultaat leidt? Zijn er nog alternatieven?

Mevrouw Agnes Mulder (CDA): Voorzitter. De suggestie van de VVD om bij Burundi het escalatiemodel toe te passen, lijkt het CDA heel goed. Collega Voordewind heeft al een aantal punten naar voren gebracht over Rwanda die ik ook had genoemd. Ik ontvang graag eerst een brief daarover, want zolang dat niet helder is, is het CDA zeker niet bereid om de begrotingssteun te hervatten. Sowieso hebben wij daar moeite mee, op een moment waarop de situatie in onze beoordeling is verslechterd, met name voor het maatschappelijk middenveld. Daar had ik nog een vraag over gesteld. Hoe kijken we aan tegen accountability en transparantie op dat vlak? Kan de Minister daar nog even op ingaan? Ik wil vast een VAO aankondigen. Het kan zijn dat de brief, die we nog krijgen, aanleiding geeft om van dat VAO af te zien, maar het kan ook zijn dat de brief juist aanleiding is om het wel te houden, dus ik kondig het bij dezen vast aan.

Minister Ploumen: Voorzitter. Ik loop de vragen en opmerkingen nog even langs. Wat zijn de mogelijkheden, vroeg de heer Van Laar, om in aanloop naar de verkiezingen geëngageerd te blijven? Praten regering en oppositie met elkaar? Dat zijn twee vragen. De afspraken die gisteren zijn gemaakt, zijn een vervolg van een proces dat al ingezet was om de regering en de oppositie aan tafel te krijgen en te houden, om te praten over het verloop van de verkiezingen. Dat lag tot gisteren enige tijd stil, maar is gelukkig nu hervat. Wij steunen dit proces en blijven dat ook doen, onder andere door inzet van het NIMD. Welke rol zien wij nu voor ons in de aanloop naar de verkiezingen? Natuurlijk sturen we een waarnemingsmissie erheen. Dat doen we in EU-verband. We dragen bij aan het UNDP-basket fund voor de planning van de verkiezingen en de logistieke uitrol. Dat is altijd weer een uitdaging, zoals dat heet. Ook het NIMD speelt natuurlijk in de aanloop naar de verkiezingen een rol in het spreken, ondersteunen en trainen van de verschillende betrokkenen daarbij. Hoe wordt de voortgang gemonitord op de gedragscode? De VN zit aan tafel bij die groep en doet dus ook de monitoring.

Dan kom ik bij de vragen van de heer Voordewind en mevrouw Mulder. Is er nu wel reden om de sectorale begrotingssteun te hervatten? Dat is het prangende verschil van inzicht. We hebben er geen verschil van inzicht over dat de situatie nog niet is zoals die moet zijn. We hebben bij het opschorten van de sectorale begrotingssteun een voorwaarde gesteld. Aan die voorwaarde is voldaan, en ik vind dat het wel van goed donorschap getuigt als je vervolgens niet lopende het proces weer nieuwe voorwaarden stelt. Wat niet wil zeggen dat als er zorgen opkomen, die niet geadresseerd moeten worden. Ik heb net ook al gezegd dat ik dat zeker zal doen in mijn telefoongesprek met Kagame.

Kijkend naar het assessment van de VN, is er nu wel of geen betrokkenheid? Daarover heb ik al een aantal zaken gezegd. Het is misschien goed om daar het volgende bij te zeggen. Ik hoor graag of de commissie dat voldoende vindt en dus geen nadere verduidelijking per brief meer noodzakelijk acht. De situatie in de regio is natuurlijk nooit helemaal digitaal. Het is nooit helemaal nul, zal ik maar zeggen, en het is nooit helemaal één. Het is nooit helemaal verkeerd en het is nooit helemaal goed. De berichten die wij via de VN krijgen, duiden erop dat Rwanda zijn steun aan en betrokkenheid bij M23 heeft doorgeknipt. Ook andere donoren trekken die conclusie. Dat is voor ons voldoende aanleiding. Heeft men zich nu helemaal teruggetrokken uit M23? Er is nog steeds sprake van enige betrokkenheid, omdat er ook nog M23-mensen in Rwanda zitten, die weer terug moeten naar Congo. Ik herhaal echter dat wij in de signalen van de VN voldoende aanleiding zien om te zeggen: er is voldaan aan onze eis, zo hebben we het immers geformuleerd, voor het hervatten van de sectorale begrotingssteun. Ik weet dat er enig verschil van inzicht blijft bestaan tussen de heer Voordewind en mevrouw Mulder en mij, maar laat ik het nog één keer zeggen: de hervatting geeft ons ook weer een podium om nieuwe kwesties, mochten deze opkomen – wat we niet hopen – te kunnen adresseren. We blijven de dialoog voeren. Mevrouw Mulder zegt: die transparantie is goed, maar heeft vast ook wat neveneffecten. Die kwestie is zeer aan de orde, en niet alleen maar hier. We komen er wellicht later nog over te spreken als we het hebben over de wijze waarop Nederland gaat samenwerken met maatschappelijke organisaties en hoe wij mensenrechtenverdedigers willen beschermen.

Mevrouw Mulder is het vast met mij eens dat het hele mooie proces van de open data waarin iedereen kan zien wat wij doen, goed is en belangrijk. Wij gaan er ook mee door, maar daar zitten ook andere kanten aan. In zijn algemeenheid ben ik het met mevrouw Mulder eens. Het lijkt mij heel lastig om daarover maatregelen af te kondigen, maar ik zeg mevrouw Mulder heel graag iets toe. Wij zullen hier in het komende jaar vaker over spreken. Ik zal op die kwestie nader ingaan in een brief die toch al naar de Kamer wordt verzonden. Ik voorzie dat wij daar nog wel vaker een debat over zullen hebben, en dat lijkt mij alleen maar heel erg goed.

De heer Smaling vroeg wat de eindvisie is van Kagame. Waar wil hij naartoe? Of is dit gewoon wat het is, ongeacht hoe de situatie zich in de regio en in zijn eigen land ontwikkelt? Ik kan niet in het hoofd van Kagame kijken, maar als ik terugdenk aan de gesprekken die ik met hem hierover heb gehad, dan moet ik constateren dat hij zeer gedreven wordt door wat wij «veiligheidsdenken» noemen. Hij zegt: de mensen in Rwanda hebben ooit moeten ervaren dat ze door niemand beschermd werden, en ik wil dat hen dat nooit meer overkomt. Dat is zijn drijfveer om de leider van dat land te zijn. Ik heb er geen enkel probleem mee, de heer Smaling toe te zeggen om in het volgende gesprek dat ik met Kagame heb, dit nog eens expliciet aan de orde te stellen. Als de mensen in Rwanda ervaren dat ze veilig zijn, zal er ruimte ontstaan, althans dat zou de route zijn die ik hem van harte zou willen aanbevelen, laat ik dat er meteen bij zeggen. Een aantal bewegingen in het oosten van Congo is nu veel beter onder controle dan een tijd geleden. Kagame zegt: er zijn stappen gezet, maar we zijn er nog lang niet. Ik zeg de heer Smaling graag toe dat ik daar nog eens nader op in zal gaan. Ik snap heel goed zijn verzuchting, als ik het zo mag zeggen.

Dan de landwet. Wat ik net zei, klopt: daar zit inderdaad een aantal zorgelijke elementen in. Ik kan nu wat preciezer aangeven waar die vandaan komen, omdat er toch iets van een etnische ondertoon in de implementatie van die wet kan zitten. Veel van de mensen die onder die wet land kunnen opeisen, zijn Hutu's die in 1992 het land zijn ontvlucht. Het land waar zij menen aanspraak op te kunnen maken onder die wet, is land dat nu veelal in bezit is van Tutsi's. Het recent opgerichte gerechtshof dat deze wet moet implementeren en monitoren, is naar onze mening nog niet goed genoeg vormgegeven, want er is geen recht op beroep tegen uitspraken. Die hoort er in een ordentelijke rechtsgang wel te zijn. De ambassade monitort ook dit heel erg nauwgezet en spreekt de autoriteiten daarop aan. Het is voor mij dus net als voor de heer Smaling een van de onderwerpen die hoog op de agenda staan. Er is nog geen voortgang op te melden, maar we houden het zorgvuldig in de gaten, want nogmaals: land is kostbaar in een klein land met veel mensen. Dan eindig ik met de openingswoorden van de interventie van de heer Smaling.

De voorzitter: Goed, daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de tweede termijn. Ik zie geen vragen meer. Dan constateer ik dat het verslag van dit algemeen overleg zal worden aangemeld voor plaatsing op de plenaire agenda, met mevrouw Mulder als eerste spreker. Ik dank de leden voor hun inbreng, de Minister voor haar beantwoording en eenieder voor de belangstelling.

Sluiting 18.05 uur.