Kamerstuk 28676-88

Verslag van een algemeen overleg

NAVO

Gepubliceerd: 10 juli 2009
Indiener(s): Anouchka van Miltenburg (VVD)
Onderwerpen: internationaal militaire missies
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28676-88.html
ID: 28676-88

28 676
NAVO

nr. 88
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 juli 2009

De vaste commissie voor Defensie1 heeft op 9 juni 2009 overleg gevoerd met minister Van Middelkoop van Defensie over:

– de brief van de minister van Defensie d.d. 16 maart 2009 inzake het verslag van de informele bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie op 19 en 20 februari 2009 in Krakow (21 501-28, nr. 49);

– de brief van de minister van Defensie d.d. 2 juni 2009 inzake de geannoteerde agenda voor de formele bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie op 11 en 12 juni 2009 in Brussel (28 676, nr. 85).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie,

Van Miltenburg

De griffier van de vaste commissie voor Defensie,

De Lange

Voorzitter: Knops

Griffier: Van Mierlo

Aanwezig zijn 5 leden der Kamer, te weten: Boekestijn, Van Bommel, Knops, Peters en Waalkens,

en minister Van Middelkoop van Defensie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Ik heet de commissie van harte welkom, ook het publiek op de tribune, de minister van Defensie en zijn ambtenaren. Op de agenda staan twee punten, namelijk het verslag van de informele bijeenkomst van NAVO-ministers van Defensie op 19 en 20 februari in Krakow en de geannoteerde agenda voor de NAVO Defensieministeriële. In de stukken zagen wij echter dat die agenda niet definitief geannoteerd was. Wellicht kan de minister daarover vooraf iets zeggen?

Minister Van Middelkoop: Dat kan ik nu wel doen. Dat is heel simpel. Het zal u goed doen dat wij ook gaan discussiëren over de vraag wat de kredietcrisis voor de NAVO en het NAVO-budget kan betekenen.

De voorzitter: Wij stellen vast dat de agenda, zoals die aan ons is gezonden, correct is en dat er een onderwerp bij komt.

Er zijn vier woordvoerders en ook ik zal spreken namens de CDA-fractie. Ik vraag de heer Van Bommel, als oudste lid van deze Kamercommissie, om het voorzitterschap van mij over te nemen op de momenten waarop ik het woord voer. Verder verzoek ik de Kamercommissie om in te stemmen met het feit dat de heer Waalkens namens de PvdA-fractie het woord voert, ondanks dat hij geen lid is van deze commissie. Ik zie dat dit het geval is en dank de commissie daarvoor. Ik stel voor de eerste termijn een spreektijd voor van vier minuten per fractie.

De heer Boekestijn (VVD): Voorzitter. In het verslag van de vergadering te Krakow staan mooie woorden over de comprehensive approach, maar ik zie dat daarin niets staat over samenwerking met ngo’s. Als er geen samenwerking plaatsvindt, spreek je niet echt over een gezamenlijk plan. Is daarover in Krakow überhaupt gesproken, ook voor de toekomst? Ik vind namelijk dat dit een belangrijk onderdeel is van de comprehensive approach.

Ik verwijs naar de zinsnede over het internationale recht en het onderscheid tussen militaire en civiele objecten. Waarop zijn de extra inspanningen door Nederland precies gericht die op pagina 1 worden genoemd?

De common funding is uiteraard cruciaal. Ik ben geneigd om te spreken over een running gag, al klinkt dat enigszins denigrerend. Het is in ieder geval een thema dat steeds doorgaat. Nederland is van mening dat uitsluitend de kosten van de NATO Response Force (NRF), die niet door de lidstaten kunnen worden begroot, mogelijk in aanmerking komen voor de common funding. De grens wordt getrokken bij de financiering van oefeningen. De Nederlandse positie is dat common funding hoofdzakelijk voor begrootbare oefeningen overeengekomen moet zijn. Dat is wat mij betreft een beetje mysterieus. Bedoelt de minister daarmee dat common funding niet geldt voor de feitelijke inzet die vaak langdurig is? Als dat het geval is, hebben wij op dat dossier nog niet echt een doorbraak bereikt. Dan zou het meer een schijnakkoord zijn.

Ook de NRF is een belangrijk thema waar wij steeds over praten. Het voorstel van SACEUR voor de driedeling is geen probleem. Hij is een commandant met een gedeeltelijk mobiel kwartier. Met de RFP kan de IRF naar behoefte worden aangevuld. De bijdragen aan de IRF en de RFP zijn vrijwillig, al is er een sleutel voor de streefbijdrage en een verruiming van de criteria voor de common funding. Als ik die zaken tot mij laat doordringen, heb ik de indruk dat die betrekkelijk cosmetisch zijn. Die zeggen immers niets over de feitelijke inzet van de NRF. Is mijn indruk juist?

Ik kom op het planningsproces van Defensie. Ik doel op de planning voor civiele capaciteit voor noodhulp en wederopbouw, die heel belangrijk is. Heeft de minister al bedacht hoe wij die uit de samenleving kunnen losweken? Dat is immers een enorm probleem. Hoe gaan wij dat doen?

Ik kom op het Defence Planning Committee. Eigenlijk zou daarnaar een goede studie moeten worden gedaan. Het gemiddelde percentage van inzetbare eenheden is 44. In negen landen, waaronder Nederland, is die inzetbaarheid 50%. Het gemiddelde percentage daadwerkelijk ingezette eenheden is echter 8 en er wordt naar gestreefd om dat te verhogen naar 10. Hoe hoog is het percentage daadwerkelijk ingezette eenheden van Nederland?

Ik stel een vraag over Somalië, de piraterij. De NAVO-operatie Allied Protector wordt verlengd. Dat liet de minister de Kamer al eerder weten. Om het proces te begrijpen, stel ik een vraag achteraf. Dat doe ik dus niet om flauw te zijn. Waarom kwam het mandaat pas in mei? Vooraf kon men toch bedenken dat er problemen kwamen met de detentie? Ik herinner mij dat de Tweede Kamer haar zorgen daarover heeft uitgesproken. Nu kan dat, maar de overdracht, de vervolging en de berechting blijven nationale zaken. Wij hopen nog op een internationale NAVO-regeling, want die is er nog niet.

Tot slot stel ik twee vragen over de verkiezingen in Uruzgan. Welke landen zeggen iets extra’s toe voor de verkiezingen en wat precies? Waar kan men in Uruzgan stemmen, althans welke verkiezingsposten komen daar die beschermd worden door onze soldaten?

De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Op 11 en 12 juni vindt de periodieke bijeenkomst plaats met de NAVO-ministers van Defensie. Er vindt echter ook een andere belangrijke bijeenkomst plaats, namelijk op 10 en 11 juni in Zuid-Limburg. Dat is een informele bijeenkomst waar de ministers van de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië, Denemarken, Estland, Roemenië, Australië en Nederland aanwezig zullen zijn. Die bijeenkomst zal plaatsvinden op initiatief van onze eigen minister van Defensie, althans dat heb ik begrepen. Al die landen zijn betrokken bij ISAF Regionaal Commando in het zuiden van Afghanistan en komen in Zuid-Limburg bijeen, zonder dat er een agenda voor die bijeenkomst is gemaakt. Die vergadering zal zo mogelijk nog belangrijker zijn dan de vergadering van de ministers van de NAVO. Wat heeft deze minister bewogen om de door mij genoemde landen bijeen te roepen? Wat is de inzet van Nederland tijdens deze bijzondere bijeenkomst? Zal het daar bijvoorbeeld ook gaan over operaties van special forces die onlangs gaande waren en die wellicht nog gaande zijn? Ik vind het moeilijk om te geloven dat dermate hoog bezoek naar Nederland komt zonder dat het vooraf een indruk heeft van de onderwerpen die besproken zullen worden. Er moet iets zijn, al is het maar in algemene termen geformuleerd. Kan de minister daar meer over zeggen? In welke mate wijkt dat dan af van de agenda voor de bijeenkomst van de ministers van de NAVO?

Het probleem van de drugs in Afghanistan is duidelijk. In het verslag van de vorige vergadering van de NAVO-ministers staat dat SACEUR na een proefperiode van drie maanden zal rapporteren over de opgedane ervaringen tijdens de strijd tegen de drugs. Wat is nu de stand van zaken? Hoe staat het met die proef? Kan de minister iets vertellen over eventuele conclusies die in dit stadium getrokken kunnen worden? Ik heb de indruk dat er ten aanzien van de drugsbestrijding enigszins op experimentele basis wordt gewerkt. Dat zou betekenen dat men al lerend wijs wordt. Kan de minister daarover iets zeggen? Eén ding is zeker, namelijk dat Nederland een andere houding probeert aan te nemen dan de Amerikanen. Als de Amerikanen er in de strijd tegen drugs met geweld op los gaan, heeft dat ook gevolgen voor de gemoedstoestand van de bevolking, alsmede voor de steun door de bevolking voor de aanwezigheid van buitenlandse militairen. Van het conflict dat er was tussen de Duitse generaal en de Amerikaanse generaal weet ik ook het een en ander. Kan de minister daarover meer zeggen? Wat is het standpunt van Duitsland over de huidige stand van zaken?

De voorgaande spreker had het onder andere over de verkiezingen. Tijdens de Afghaanse verkiezingen is er behoefte aan extra capaciteit om de veiligheid te versterken. De minister meldde dat daaraan grotendeels is tegemoetgekomen. Wat betekenen die verkiezingen voor de veiligheidsanalyse? Is daarvoor een aanvullend hoofdstuk gemaakt? Wie doet mee aan het beveiligen van die verkiezingen en wie voelt daar niets voor?

Eerder is gesproken over de aanvoerproblematiek. Zijn de aanvoerproblemen naar de troepen in Zuid-Afghanistan opgelost? Doen de Russen mee en wordt er nog steeds aanvoer vanuit Pakistan geregeld? De problemen daar nemen toe. Ik vraag mij dan ook af of de bombardementen door de Amerikanen ter discussie staan. Uiteindelijk lopen wij met Pakistan een groot risico in de sfeer van de territoriale integriteit. Er zijn groepen in Pakistan die hun eigen ambities onder de paraplu van geweld en internationaal optreden proberen te realiseren. Pakistan krijgt steeds meer eigenschappen van een staat die aan het mislukken is en dat is voor een kernwapenstaat een groot probleem. Ik spreek nog niet van een mislukte staat. Graag wil ik een reactie van de minister daarop. Ik verzoek hem om dat punt te agenderen voor de vergadering met de NAVO-ministers, alsmede voor de bijeenkomst in Zuid-Limburg.

Ten aanzien van Kosovo wordt gepleit voor het op termijn geleidelijk aan reduceren. Kennelijk is Nederland het daarmee niet eens. Voorzichtigheid is en blijft volgens de regering geboden. Op welke termijn wil de NAVO reduceren en wat is voor Nederland een aanvaardbaar tempo?

Ik kom op de NRF en de veranderingsplannen ten aanzien van daarvan. De druk om de NRF stevig op te zetten, gaat er blijkbaar van af. Er komt een soort NRF light; een losse band. Daarnaast zijn er de gevolgen van de financiële crisis. Dat leidt tot de vraag of de lichte vorm van de NRF nog wel uitvoerbaar is.

Tot slot kom ik op de Nuclear Planning Group. De herziening van het Amerikaanse beleid staat op de agenda. Wordt dan ook gedoeld op het Amerikaanse beleid tegen de achtergrond van de NAVO? Als wij het hebben over kernwapens op Europees grondgebied, zijn het Amerikaanse kernwapens in Nederland en in sommige andere landen. Die moeten wat ons betreft ook ter discussie komen te staan. Staat dat hoofdstuk wat de Nederlandse regering betreft ook op de agenda?

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. Ik dank de commissieleden voor de collegialiteit om mij in dit debat te zetten met de minister van Defensie.

De PvdA-fractie richt zich op een aantal punten. Ik begin met de extra inspanningen die zullen worden gedaan met de intentie om ISAF nadrukkelijk te betrekken bij de drugsbestrijding. Het kabinet heeft de Kamer daarover een extra brief toegezegd. Ik heb die niet gezien, maar misschien is dat te wijten aan het feit dat ik weinig tijd had om mij voor te bereiden. Ik daag de minister uit om de schaduwen die in de brief misschien worden geworpen, te markeren. Het moet naar onze opvatting niet alleen gaan om bestrijding van de handel in en de productie van drugs, maar er moet zeker ook beter voorlichting worden gegeven aan de Afghaanse boeren. Zij dienen beter te worden ondersteund. Ik sluit mij aan bij de vragen van mijn voorgangers over de stand van zaken en de coördinatie om tot een betere voorlichting voor Afghaanse boeren te komen. Zij dienen zich bijvoorbeeld te richten op voedsel en andere gewassen in plaats van op drugsplantages.

Ten aanzien van de trainingsmissie wordt gezegd dat men een nauwere samenwerking wenst met internationale organisaties. Mij is echter ter ore gekomen dat de EU Police Mission Afghanistan (EUPOL) moeizaam functioneert. Op welke wijze wordt de trainingsmissie vormgegeven en wanneer zal die operationeel zijn?

Ik verzoek de minister om ons te informeren over de bijdrage van Nederland aan de discussie over de grens met Pakistan.

De heer Boekestijn sprak over Somalië en de effectieve aanpak van de piraterij. in de EAPC zal gesproken worden over de geweldsinstructie, de aanhouding en de detentie. Daar zullen afspraken worden gemaakt. Wat is de tijdslijn?

Ten aanzien van de NRF wordt gesproken over een verruiming van de criteria voor gemeenschappelijke financiering. Dat is een goed voorstel, maar ik vraag mij af hoe dit handen en voeten krijgt. Dat raakt uiteraard aan de common funding van de NRF. Wij hebben veelvuldig bepleit dat die common funding handen en voeten krijgt. Wij trekken de grens bij de kosten die de lidstaten niet kunnen begroten. Vaak worden oefeningen met de NRF ruim van tevoren gepland. Het is dus mogelijk om die regulier te begroten. Hoe kijkt de minister aan tegen de inrichting van de common funding?

Ik kom op de hervorming van het hoofdkwartier in Brussel. Daarover zijn afspraken gemaakt. Wij zouden het op prijs stellen als het niet alleen over de militaire capaciteit ging, maar ook over de aanpalende activiteiten. Ik doel dan op het verlenen van noodhulp en op de wederopbouw. Dat past ook precies bij de 3d-inzet.

De heer Van Bommel merkte op dat de Nuclear Planning Group bijeen komt. Wij zijn benieuwd naar de inzet en de bijdrage van Nederland tijdens dat debat.

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Boekestijn over de samenwerking met de ngo’s. Uiteraard zal er een aantal blokkades ontstaan op het moment dat de ngo’s bij de militaire operaties worden betrokken. Wij zouden het echter wel op prijs stellen als wij daarover werden geïnformeerd bij de comprehensive approach.

De voorzitter: Het viel niet op dat u geen lid van de commissie bent.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ook ik zal een aantal vragen stellen en de minister wat verzoeken doen in aanloop naar het overleg met de NAVO-ministers en, naar ik begrijp, ook de informele bijeenkomst in Nederland die daaraan vooraf gaat.

Ik zal eerst ingaan op Afghanistan. Mijn vragen zijn vooral gericht op wat Nederland eventueel met de Amerikanen zou kunnen bespreken. Wij hebben in Afghanistan immers nog altijd te maken met het spanningsveld tussen datgene wat ISAF moet doen en hoe zich dat verhoudt tot de Operation Enduring Freedom (OEF). Verder is de vraag hoe zich dat verhoudt tot de gewijzigde strategie van de Amerikanen en de Amerikaanse troepen-surge.

In de eerste plaats kom ik op de militaire Amerikaanse detentiefaciliteit in Bagram. De Kamer heeft daarover een motie aangenomen met de intentie dat de Amerikanen erop worden aangesproken dat, nu zij dat beleid voor zo’n gevangenis herzien, dit zo snel mogelijk in overeenstemming kan worden gebracht met het internationale recht. Is dit niet een uitgelezen gelegenheid om de Amerikanen daarop aan te spreken?

Een ander heikel punt waarop Nederland en de Verenigde Staten verschillende opvattingen hebben, is het compenseren van slachtoffers van gevechtshandelingen waarbij internationale troepen betrokken waren. Het regime dat ISAF hanteert en dat van de OEF, zijn verschillend. Kan de minister van zijn goede contacten met de Amerikanen gebruikmaken om dat voor de Afghanen op een duidelijke, transparante manier op één lijn te brengen? Het maakt daarbij niet uit of de minister daarvoor ISAF of de OEF beschadigt: zus of zo moet het worden gedaan om een eerlijke schadevergoeding te krijgen. Uit het veld heb ik begrepen dat de Verenigde Staten daaraan nog onvoldoende meewerken.

Ik kom op de door de Verenigde Staten gerunde pilot Afghan Public Protection Force (APPF): het bewapenen van milities in Wardak. Nederland is daarvan geen voorstander. Ik ben daarvan zelfs een fel tegenstander. Gebruikt de minister zijn contacten weer om de Amerikanen van dat idee af te brengen?

Ik kom op de luchtbombardementen. De Amerikanen hebben inmiddels toegegeven dat zij onlangs een fout hebben gemaakt, maar president Karzai is inmiddels dusdanig ongelukkig over die Amerikaanse luchtbombardementen dat hij de Verenigde Staten heeft verzocht om daarmee voorlopig helemaal te stoppen. Dan heb je natuurlijk een groot probleem. Zou de minister de Amerikanen erop kunnen aanspreken dat zij, wat zij ook doen, luisteren naar de verzoeken van de Afghanen en dat zij het beleid in conformiteit brengen op de wijze zoals ISAF dat doet? Ik verzoek hem om de Kamer te informeren over de wijze waarop de Amerikanen hiermee verder gaan.

In Pakistan is sprake van een noodsituatie. Ik dank de regering voor de brief die wij daarover onlangs mochten ontvangen. Ook daar zijn problemen met Amerikaanse luchtbombardementen met onbemande vliegtuigen. De Pakistaanse regering wil daarvan niets weten. Hoe schat de Nederlandse regering dat in? Is dat niet super contraproductief nu de Pakistaanse regering daar met een groot offensief bezig is, terwijl er sprake is van een noodsituatie en hulporganisaties daar moeilijk kunnen komen? Wil de regering de Amerikanen erop aanspreken dat zij die luchtoffensieven staken, of dat zij die in overeenstemming brengen met het beleid van de Pakistanen?

Ik kom op Somalië. De NAVO heeft nu nog geen regels voor overdracht van gevangenen naar een land in de regio waar zij netjes berecht kunnen worden. De EU heeft dat wel, namelijk de Somalië-piraterijmissie aldaar. Wat is er nu gebeurd? Wij hebben de missie van de NAVO in een versneld tempo verlengd. Wij veronderstelden echter dat het daarbij behorende huiswerk ook werd gemaakt. Waarom is dat niet gebeurd en op welke wijze gaat dat alsnog zo snel mogelijk gebeuren? Nu is er namelijk sprake van een zeer onwenselijke situatie die niet mag voortduren.

Ik kom op de Nuclear Planning Group die op de agenda staat. Tijdens die bijeenkomst zal het stuk worden besproken van de Strategic Nuclear Posture Review van het Amerikaanse Congres, alsmede het nieuwe Amerikaanse nucleaire beleid van president Obama. Wat is de inzet van de Nederlandse regering? Ik ben daarnaar vooral nieuwsgierig omdat president Obama in de eerste plaats zegt dat hij een kernwapenvrije wereld wil. In de tweede plaats zegt hij dat hij, zolang die er nog niet is, een afschrikwekkende voorraad op peil moet houden. In het stuk van de Strategic Nuclear Posture Review komen de woorden «kernwapenvrije wereld» echter niet voor. Daarin vraagt men zich af hoe men het kernwapenarsenaal zo afschrikwekkend mogelijk zal inzetten. Het een lijkt in tegenspraak met het ander. Zie ik dat verkeerd? Hoe ziet de Nederlandse regering dat? Kan ik ervan uitgaan dat de regering met de moties in gedachten die de Kamer daarover onlangs heeft aangenomen, zodanig aan die discussie zal deelnemen dat de woorden «kernwapenvrije wereld» – die woorden figureren immers prominent in de gedachten van president Obama – voorop komen te staan? Hoe zal de regering dat bewerkstelligen?

Ik mis een doordachte reactie van de regering op de twee documenten van de VS over kernwapens. Graag wil ik alsnog een schriftelijke reactie daarop die wij kunnen betrekken bij het algemeen overleg dat wij na het zomerreces met de regering hebben gepland.

De heer Waalkens (PvdA): Mevrouw Peters roerde namens haar fractie een aantal onderwerpen aan. Zij sprak echter niet over de drugsbestrijding. Is dat geen aandachtspunt van de fractie van GroenLinks, of is dat vanwege de tijd niet aan de orde geweest?

Mevrouw Peters (GroenLinks): Dat is een heel groot aandachtspunt voor de fractie van GroenLinks. Tot nu toe heb ik genoegen genomen met de reactie van de regering dat zij daarop een nadere toelichting zal geven in de komende brief over de stand van zaken ten aanzien van Afghanistan. Die brief zullen wij in het daarop volgende algemeen overleg bespreken.

Voorzitter: Van Bommel

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Gisteren vernamen wij dat de minister van Defensie een olijfboom heeft geplant voor Chateau St. Gerlach. Daarmee schaarde hij zich in een traditie van veel illustere voorgangers, onder wie voormalig president Bush. Dat is heel mooi. Die boom zal op die vruchtbare Limburgse bodem ongetwijfeld goed groeien. Het zou goed zijn als het ook mogelijk was om dergelijke bomen in Uruzgan te planten en als daar alternatieve agrarische productie kon plaatsvinden. Als de minister deze week over Afghanistan spreekt, onze inzet aldaar en de aanpak van de poppyteelt, zijn wij zeer benieuwd op welke wijze hij de motie-Haverkamp/Voordewind zal uitvoeren. Eerder zegde de minister toe dat hij daarop in zal gaan in de voortgangsbrief die wij op korte termijn zullen ontvangen. De CDA-fractie pleit voor een stevige aanpak die eindelijk tot resultaat zal leiden. Die dient echter wel vergezeld te gaan van een campagne voor het mogelijk maken van alternatieve agrarische productie. Zolang de drugs bijdragen aan terrorisme, georganiseerde criminaliteit en corruptie, kan er geen goed bestuur zijn. Daarmee zou de Afghanen zicht op een nieuwe toekomst worden ontzegd. Wij verwachten dus dat de minister alle prioriteit geeft aan deze tweesporenbenadering, dus push en pull. Daaronder verstaan wij het aanpakken van het probleem van de drugsteelt en het gelijktijdig faciliteren van alternatieven. Wij gaan er ook van uit dat de minister andere landen daartoe oproept. Graag wil ik van hem een reactie.

De minister zal ook spreken over de NAVO-trainingsmissie in Afghanistan. In de annotatie lezen wij daarover weinig. Kan de minister daarop nader ingaan? Ik doel dan in het bijzonder op de vraag in welke verhouding deze missie staat tot de OMLT’s en de EUPOL.

Vanzelfsprekend zal er in Brussel gesproken worden over de piraterij. De Kamer heeft daarover ook al een aantal malen gedebatteerd. Het gaat om het bewerkstelligen van een internationale aanpak die uitgaat van preventie, bestrijding en een deugdelijke justitiële afwikkeling. Onze fractie en andere fracties hebben al eerder op dat belang gewezen, alsmede op de onvolkomenheden waarvan nu sprake is. Tevens wezen zij op het feit dat op dit terrein tot op dit moment een regeling van de NAVO ontbreekt. Waarom wordt op dit moment door de Zeven Provinciën een Liberiaans schip geëscorteerd, terwijl er nog ergens een gegijzeld schip met Nederlandse vlag ronddrijft? Is dat probleem al opgelost? Wij blijven in ieder geval voorstander van een stevig mandaat en nauwe internationale samenwerking. In de brief van de minister lezen wij niets over het internationale tribunaal waarover Nederland eerder voorstellen deed. Gaat de minister dat punt wederom in Brussel inbrengen?

Is de minister bereid om steun te vragen voor het door ons geopperde idee van een kenniscentrum op dit terrein? Ik doel op een center of excellence of piracy. De NAVO kent al een aantal van die centra. Nederland heeft het CIMIC Center of excellence. Estland kent het CyberCenter. Er is dus een aantal specifieke kennispunten waar men kennis en ervaring kan bundelen. Hoe kijkt de minister tegen dergelijke voorstellen aan?

Ik kom op de NRF en de hervormingen binnen de NAVO. De kern van de NAVO is solidariteit. Dat betekent dat het lidmaatschap niet alleen rechten in zich heeft, maar ook plichten. Te vaak en te veel moet er worden gesproken over common funding om te verhullen dat er sprake is van een gebrek aan solidariteit. Ook bij de NRF speelt dat. De NRF in zijn huidige vorm is niet succesvol geweest. Daarover zijn wij het wel met elkaar eens. Vandaar dat wij de inzet van de Nederlandse regering steunen om deze reaction forces te hervormen. Wel roept het voorstel van SACEUR nog enkele vragen bij ons op. Komt het niet gewoon neer op afslanking van de NRF en op meer vrijblijvendheid? De bijdragen worden door de lidstaten immers op vrijwillige basis geleverd. Die mogen afwijken van de standaard roulatieperiode van een jaar. Kunnen daardoor double hatted eenheden ontstaan? In hoeverre wordt er gezamenlijk geoefend? Hoe verloopt de certificering? Hoe stand-by is die response force en wat zijn de reactietijden?

Wij lezen overigens met instemming dat de NRF nieuwe stijl ook ingezet kan worden in het kader van de lopende crisisbeheersingsoperaties. Daardoor zou die echt een toegevoegde waarde kunnen hebben ten opzichte van de huidige NRF. Een structuurdiscussie alleen is echter onvoldoende om de nieuwe reaction forces wel succesvol te maken. Juist nu moeten lidstaten een keihard commitment afgeven. Kan de minister aangeven welke consequenties het voorliggende voorstel van SACEUR heeft? Ik doel dan op de financiën en de capaciteit. Wat betekent dit specifiek voor Nederland? Heeft de minister al inzicht in de generieke missiesets waarover gesproken wordt? Op welke wijze wordt nu geregeld dat reaction forces effectief worden ingezet, zonder dat er sprake hoeft te zijn van consensus of besluitvorming en zonder dat de nationale bevoegdheden worden aangetast? Het laatste is te lezen op pagina 4 van de brief van de minister. Zal er parallel aan deze discussie over reaction forces en vooruitlopend op een nieuw strategisch concept ook gesproken worden over de actuele duiding van artikel 5? In de NAVO Assemblee wordt daarover in ieder geval al hardop gesproken. Men vraagt zich af of het huidige artikel 5 de lading nog wel dekt. Denk ook aan de situatie in Georgië vorig jaar tegen de achtergrond van een mogelijk toekomstig NAVO-lidmaatschap van dat land. Deze discussie is vooral belangrijk omdat reaction forces de militaire doorvertaling zijn van artikel 5.

Ik kom op het NAVO Defensie Planningsproces (NDPP). De minister schreef in zijn brief dat er waarschijnlijk ook gesproken zal worden over het DPP waarover kort voor de NAVO-top consensus werd bereikt. Die drie letters zijn in de brief zelfs cursief gedrukt. Is dat toeval? Ik verzoek de minister om daarop in te gaan.

Tot slot kom ik op het NAVO C-17 initiatief. Dat staat dit keer niet op de agenda. De vorige keren stond dat er wel op. Wij steunden de minister altijd in zijn idee om zo snel mogelijk uitvoering te geven aan de MoU, opdat die drie C17-toestellen nog dit jaar operationeel kunnen zijn. Dat is ook van belang ten behoeve van onze missie in Uruzgan. Hoe staat het daarmee? Verloopt een en ander nog volgens schema?

Voorzitter: Knops

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Ik denk dat ik er verstandig aan doe als ik zo veel mogelijk de volgorde van de sprekers aanhoud. Zoals bekend, kent de agenda van dit soort NAVO-bijeenkomsten een redelijk vaste en voorspelbare structuur. Wij praten over de operaties. Daarover hebben de leden verschillende vragen gesteld. Ik noem Afghanistan, Kosovo, piraterij en de transformatievoorstellen. Denk aan de NRF.

Ik begin met het beantwoorden van de vragen van de heer Boekestijn. Hij stelde een vraag over de comprehensive approach. In Krakow hield de VN-coördinator in Kabul een geëngageerd betoog over onder andere de betekenis van ngo’s. De heer Boekestijn weet als geen ander dat ngo’s behoren tot de particuliere sector en dat er binnen de wereld van de ngo’s een groot verschil bestaat over de wenselijkheid om samen te werken met militairen en sowieso met de overheid. Laat daarover geen enkel misverstand bestaan. Als je naar Afghanistan kijkt, zie je dat er een periode is geweest waarin je alleen met militairen binnen kon komen. Na verloop van tijd konden ook diplomaten en civiele personen daar terecht, zoals in Tarin Kowt. Inmiddels is er in Tarin Kowt het UNAMA-kantoor. Dan komen dus de VN binnen met hun ontwikkelingsmogelijkheden. In Tarin Kowt hebben wij ook een consortium van Nederlandse ngo’s. Dat wij het noodzakelijk vinden dat daarmee goed wordt samengewerkt, mag duidelijk zijn. Het samenwerken dient echter wel met wederzijds respect te gebeuren, alsmede met erkenning van de vrijheid en de zelfstandigheid van de ngo’s. Laat er echter geen enkel misverstand over bestaan dat de politieke benadering van de problematiek in Afghanistan altijd al is geweest dat die militair niet is op te lossen. Militaire inzet is belangrijk, maar in de eerste plaats behoort versterking van het overheidsbestuur van Afghanistan tot de politieke oplossing. Om dat doel te bereiken, zijn ook ngo’s nodig. Ik ben al heel blij dat het UNAMA-kantoor in Tarin Kowt is geopend. Dat is een bewijs van het feit dat het veel rustiger wordt. Dat geeft de ngo’s vertrouwen om daarheen te gaan, althans dat is in Uruzgan het geval. Er is op dit gebied weliswaar geen NAVO-capaciteit. Dat moge duidelijk zijn. Eveneens is echter duidelijk dat wij daarvoor oog hebben.

De heer Boekestijn (VVD): Ik dank de minister voor zijn antwoord, maar wil graag nog even doorgaan op dat punt. Ik begrijp dat de minister het heel belangrijk vindt dat de ngo’s er zijn. Ik meen dat het correct is om te stellen dat die samenwerking betrekkelijk moeizaam tot stand is gekomen. Graag wil ik een politieke reactie van de minister op de aanspraken van de directeur van HealthNet. Die man zegt op elk ongewenst en gewenst moment voor de televisiecamera’s dat onze jongens daar maar weg moeten gaan, of dat het in Tarin Kowt maar gesloten moet worden. Wat vindt de minister daarvan?

Minister Van Middelkoop: Heel liberaal zeg ik tegen de heer Boekestijn dat die man vrij is om die uitspraken te doen. Ik ken die persoon en heb wel eens met hem gediscussieerd in het programma TROS Kamerbreed. Die politieke vrijheid heeft hij. Hier zit ook iemand met een geweldig engagement als het gaat om de ontwikkeling van Afghanistan. Eerlijk gezegd heb ik er geen moeite mee als particuliere organisaties of personen die actief zijn in Afghanistan, ook met een kritische blik kijken naar onze ontwikkelingsconcepten en onze manier van werken. Dat is echt geen belemmering om het werk goed te doen. Dat sommige uitspraken een krachtig statement inhouden, mag duidelijk zijn. Dat neemt echter niet weg dat hij vrij is om die uitspraken te doen. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Boekestijn dat niet met mij eens is.

De heer Boekestijn (VVD): Comprehensive approach betekent eigenlijk dat je een plan hebt, dus dat de krijgsmacht en de ngo’s vooraf goed nadenken over hoe zij een en ander zullen aanpakken. Als de minister terugblikt op dat proces, vindt hij dan dat dit goed is verlopen? Hoe zouden wij dat kunnen verbeteren? Laat ik het rustig houden.

Minister Van Middelkoop: Voor de duidelijkheid zeg ik dat de comprehensive approach een benadering is van overheidswege. Het is een samenwerkingsverband van in de eerste plaats Defensie, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken. Het laatste is van belang omwille van de diplomatie. Uiteraard kunnen daar ook andere partijen bij komen. Niemand kan ngo’s dwingen om onderdeel uit te maken van de comprehensive approach. Sterker nog, het lijkt mij onverstandig om dat te doen. Zij hebben inderdaad vrijheid, vinden die waardevol en dienen die te behouden. Er is wel iets anders, namelijk de ontwikkelingsplannen van de Afghaanse overheid. Die zijn natuurlijk wel contextueel, ook voor die ngo’s en voor ons. Als de heer Boekestijn het via die invalshoek bekijkt, komen wij wel weer ergens bij elkaar. Het gaat dan echter om het dienen van de belangen van de Afghaanse overheid en om het volgen van haar ontwikkelingsplannen, maar wij moeten natuurlijk niet de ngo-wereld bij de NAVO inschakelen. Wij hebben wel iets met elkaar gemeen: wij proberen de Afghaanse overheid met onderscheidende middelen te dienen, alsmede met eigen verantwoordelijkheden. De woorden «comprehensive approach» moet de heer Boekestijn echter reserveren voor de wereld van de overheid, voor het statelijke.

Bijna alle Kamerleden hebben vragen gesteld over common funding. Uiteraard maakt dat onderdeel uit van de aanpassing van de NRF-voorstellen. Ik hecht eraan om nogmaals te zeggen dat de Kamer niet al te cynisch moet spreken over de NRF. Dat het met de NRF lastig gaat, heeft onder andere te maken met het feit dat de NAVO op andere terreinen geweldig presteert. Er ligt een enorme druk op de operaties. Je kunt je middelen maar één keer beschikbaar stellen en ook een afgeslankte NRF blijft waardevol. De primaire doelstelling is het realiseren van een response force voor crisissituaties. De secundaire doelstelling is binnen de NAVO met elkaar trainen en de interoperabiliteit te bevorderen. Ik weet best dat de NRF nog maar weinig is ingezet en dat er argumenten zijn om daarover met enige dedain te spreken. Doet u dat echter niet. Ik blijf van mening dat die organisatie waardevol is. SACEUR heeft gelukkig wel begrepen dat er iets moet worden gedaan. Dat heeft tot gevolg dat de NRF wordt afgeslankt. Tegen de heer Knops zeg ik dat de mogelijkheid van double hatted eenheden bestaat. Aan de ene kant is dat een positieve stap, want wij pleiten er al jaren voor om ook de reserve als beschikbaar aan te wijzen om tijdens de operatie capaciteitsproblemen op te lossen. Aan de andere kant waarschuw ik mijzelf en de Kamer voor het feit dat, als je daar echt voor tekent, dit ook kan betekenen dat eenheden op enig moment om die reden voor een operatie moeten gaan. Dat laat onverlet dat wij onze nationale besluitvormingsprocedures hebben. Bovendien doet dit niets af aan onze soevereiniteit en evenmin aan de rol van de Kamer. Wij weten echter wel dat, als wij een keer ja hebben gezegd tegen een NAVO-concept, het niet zo gemakkelijk is om nee te zeggen als er een keer een verzoek komt. Nederland heeft al eens reservecapaciteit geleverd. Ik meen dat dit in 2006 is gebeurd. Dat was in Afghanistan en dat was vrij gemakkelijk, maar dat is wel een gevolg van deze wijziging.

Ik kom op de common funding. Naar mijn idee hebben de Kamerleden dit goed begrepen. Als het gaat over operaties. Vooral strategische transport operaties zullen wij zo veel mogelijk onder common funding brengen. Simpel gezegd komt het erop neer dat een land dat tekent voor een operatie, mag rekenen op financiering van de NAVO. Als het over oefeningen gaat, ligt het anders. De heer Waalkens wees erop dat elke krijgsmacht moet oefenen. Het lijkt mij dan ook vrij normaal om een en ander nationaal te financieren. Het zou getuigen van willekeur als ik dat daar onderbracht. Ik ben al heel blij als wij stappen kunnen zetten op het terrein van common funding en wil dat niet belasten door oefeningen daaronder te scharen.

De heer Boekestijn merkte over de NRF op dat de verandering waarmee wij bezig zijn, niets zegt over de feitelijke inzet. Daarin heeft hij gelijk. Het is een verandering van het concept. Wij hebben wat leergeld betaald en hebben te maken met de druk van de operaties. Wij mogen hopen dat dit instrument effectiever kan worden ingezet.

Er zijn vragen gesteld over het Defence Planning Committee. Die hebben betrekking op cijfers. De NAVO probeert de landen die daaraan deelnemen, enigszins te disciplineren door die te vragen om hun krijgsmacht zodanig te herstructureren dat die eenheden een expeditionair karakter krijgen. Die moeten dus ingezet kunnen worden. Daarvoor zijn percentages vastgesteld. Ik meen dat de NAVO het streefpercentage op 50 heeft gesteld. Nederland zit op 63%. De NAVO wenst dat de capaciteit die een land daadwerkelijk heeft ingezet, 8% is. Nederland zit op ruim 10%. Dit zijn goede parameters om zeker de nieuwe lidstaten binnen de NAVO te dwingen om zich te herstructureren, te moderniseren en om zich expeditionair te maken.

Nagenoeg iedereen heeft gesproken over de piraterij. De heer Boekestijn vroeg waarom dat mandaat er pas in mei was. Hij weet dat de voorbereidingstijd van EU Atalanta vrij normaal is geweest. Daaronder wordt verstaan het nadenken, het plannen en zorgen voor een goed mandaat enz. Op enig moment kwam een NAVO-smaldeel in de buurt. Dat heeft besloten om daar voor een betrekkelijk beperkte periode – die is later overigens wat verlengd – een bijdrage te leveren aan het afschrikken van piraten. Men heeft toen gekozen voor een betrekkelijk bescheiden mandaat en dat is het nog steeds. Ik ga er echter zonder meer van uit dat, als de NAVO in een latere fase een operatie zou willen beginnen – ik zeg het heel voorzichtig, want de meeste NAVO-landen zijn lid van de EU en Atalanta is volgens mij op dit moment de wat bredere missie, ook uit juridisch oogpunt– met als operationele inzet bestrijding van de piraterij, de mandatering vergelijkbaar zal zijn met die van de EU. In dit geval was het een beetje een gelegenheidsinzet, met alle waardering daarvoor overigens.

Ik kom op de verkiezingen in Afghanistan. Voordat ik allerlei feitelijke vragen moet beantwoorden, zeg ik dat de Afghaanse overheid verantwoordelijk is voor haar verkiezingen. Dat lijkt mij ook wel gezond in een democratie, ondanks dat dat land verder behoorlijk kwetsbaar is. De stembureaus zullen op dezelfde wijze worden beschermd als bij de registratie in de afgelopen maanden. Er is in de afgelopen maanden een goede bescherming geboden. Ik zeg nogmaals dat dit een verantwoordelijkheid is van de Afghanen zelf. Ik doel op de Afghaanse politie, eventueel bijgestaan door het Afghaanse leger dat inmiddels beschikbaar is. Gegeven de Rules of Engagement van ISAF is er de mogelijkheid dat Nederland, waar dat nodig is, een bijdrage levert. Dat is de volgorde der dingen. Het lijkt mij een kwestie van het tonen van respect voor de Afghanen. Het beeld dat onze troepen rond het stembureau staan, is dus niet correct. Daarvan is in algemene zin geen sprake, behalve als er een gevaar is en de Afghaanse politie en het leger het niet aankunnen. De meeste landen hebben met die mogelijkheid rekening gehouden, ook Nederland. Vandaar dat veel landen extra militairen hebben ingezet voor de periode waarover wij nu spreken. De Kamer weet dat. Ik heb er wel vertrouwen in dat, evenals vijf jaar geleden, de verkiezingen goed georganiseerd zijn en goed zullen verlopen.

De heer Waalkens (PvdA): Mij is duidelijk geworden dat er in tien districten niet gestemd kan worden. Ik koppel het nu los van de verantwoordelijkheid voor de Afghaanse regering. Daaruit blijkt wel dat er nog geen sprake is van een democratie, althans niet in de zin dat daar gestemd kan worden. Is dat bericht juist?

Minister Van Middelkoop: Dat kan ik bevestigen, noch ontkennen. Het zou juist kunnen zijn. Mijn scope is vooral gericht op Uruzgan. Daarvoor geldt dat in elk geval niet. De heer Waalkens weet dat Afghanistan een gigantisch land is en dat ISAF lang niet in alle districten aanwezig kan zijn. Het is overigens niet primair de verantwoordelijkheid van ISAF. Ik weet niet hoeveel districten er in Afghanistan zijn, maar wel dat het er heel veel zijn. Tien is dan nog een bescheiden aantal. Daarmee wil ik het niet bagatelliseren, maar dit behoort niet tot de verantwoordelijkheid van de minister van Defensie. Ik weet het dus niet.

De heer Boekestijn (VVD): Ik stel nog een korte vraag. Dan zal ik mijn mond houden. Is de minister het met mij eens dat, als je verkiezingen organiseert in een land als Afghanistan, dit tot grote gewelddadigheden kan leiden, ook in Uruzgan?

Minister Van Middelkoop: Ja, dat kan. Ik weet niet precies waar de vraag vandaan komt. Ik zeg nogmaals dat de verkiezingen die vijf jaar geleden werden gehouden, vrij goed zijn verlopen. De registratie is op een vergelijkbare manier gebeurd. Dat zou ook een target geweest kunnen zijn voor de Taliban, maar dat is om welke reden dan ook niet benut. Daar ga ik niet over. Extrapolerend praat ik met enige vrijmoedigheid en positief over die verkiezingen. Er zijn echter bijzondere maatregelen genomen, te beginnen met de politie, het Afghaanse leger en mogelijkerwijs ISAF.

De heer Van Bommel wees mij erop dat er in het zuiden van Nederland in een fantastisch oord, St. Gerlach, een aparte bijeenkomst zal worden gehouden. Die valt overigens buiten de NAVO-verantwoordelijkheid. Dat neemt niet weg dat de secretaris-generaal van de NAVO zo vriendelijk is om ook even langs te komen. Ik heb generaal De Kruif gevraagd om ook te komen met als doel, aan de door de heer Van Bommel genoemde ministers van Defensie een briefing te geven. Alle landen hebben hun minister afgevaardigd, ook de landen die vorige week hun minister kwijt raakten en inmiddels een nieuwe minister hebben gekregen. Ik ben die ministers dankbaar voor het feit dat zij komen. Voor de duidelijkheid merk ik op dat de ministers van Defensie die een bijzondere verantwoordelijkheid hadden in het zuiden van Afghanistan – dat zijn de acht genoemde ministers – af en toe op informele basis bij elkaar zijn gekomen. Zij liepen namelijk tegen problemen aan die gerelateerd waren aan het zuiden van Afghanistan. Het zijn echt informele vergaderingen geweest. Die mogen geen bedreiging vormen voor de cohesie van de NAVO. Daar is dan ook geen sprake van. Het simpele feit dat de secretaris-generaal van de NAVO overmorgen ook even bij ons langs komt, is daarvan een bewijs.

Er is wel degelijk een agenda. Ik weet niet hoe de heer Van Bommel erbij komt dat die er niet is. In dit geval ben ik gastheer. Wij zullen onder andere spreken over het grote belang van de versterking van de capaciteit van de politie. Daarover hebben wij al een paar keer gesproken. Dat onderwerp heeft zelfs de agenda in Straatsburg gehaald. De wijsheid en de ervaringen die wij met elkaar opdoen, nemen wij namelijk ook mee naar de formele vergaderingen waar wel besluiten worden genomen, namelijk die van de NAVO. Wij praten ook over het grote belang van civiele en militaire samenwerking, het civiele gezicht van operaties dat wij in Uruzgan op een voortreffelijke manier laten zien. Ook praten wij over corruptie en de drugsproblematiek. Op een bepaald moment waren wij bij elkaar en marge van de NAVO-vergaderingen en was ik ook voorzitter. Op verzoek van mijn collega’s heb ik toen een brief gestuurd met enige verontwaardiging over het feit dat de Afghaanse ministers niet vaak in het zuiden kwamen. Over dat soort zaken spreken wij met elkaar. Ongetwijfeld zal mijn Amerikaanse collega tijdens de komende bijeenkomst spreken over de ontwikkeling van de Amerikaanse plannen binnen ISAF. Ik hoor dat de Kamerleden vaak over de VS spreken, onder wie mevrouw Peters, en hecht eraan om te zeggen dat de Amerikanen zich inzetten binnen ISAF. De Nederlandse generaal, Martin Kruif, voert het bevel over ongeveer 40 000 mensen. Daaronder vallen ook al die Amerikanen. Mag ik dat – u hoort gepaste trots in mijn stem – ook een keer zeggen? Het is een ISAF-mandaat. De Rules of Engagement zijn die van ISAF. Maar natuurlijk wordt het in toenemende mate een Amerikaans volume. In de loop der jaren heb ik die gedachtewisseling als waardevol ervaren, maar ik zeg nogmaals dat er tijdens die bijeenkomsten geen besluiten worden genomen.

De heer Van Bommel en anderen hebben gesproken over de drugsproblematiek. De Kamer weet dat een halfjaar geleden in Boedapest een besluit is genomen om te bezien of ISAF meer kan doen aan de aanpak van het drugsprobleem. De Kamer zal zich herinneren dat ik daarop zeer terughoudend heb gereageerd, ook om juridische redenen en vanwege volkenrechtelijke uitgangspunten. Ik heb weinig mogelijkheden om voor dit doel Nederlandse militairen in te zetten en ik ben niet de enige. SACEUR komt tijdens de volgende vergadering met een evaluatie. Ik zeg de Kamer toe dat ik in het verslag zal laten opnemen wat die evaluatie heeft opgeleverd. De heer Knops kijkt nu naar mij en ik was van plan om ook naar hem te kijken. De motie-Haverkamp/Voordewind is aangehouden of ingetrokken. Die is een paar weken geleden in een VAO ingediend. Ik heb de indieners gevraagd om mij de tijd te geven totdat wij de eerste evaluatie hebben ontvangen. Ik heb toegezegd dat ik de Kamer vervolgens zal meedelen wat de wijzigingen kunnen zijn in de aanpak die wij tot op heden hebben gekozen. De heer Waalkens heeft volstrekt gelijk dat je geen papaverteelt moet vernietigen zonder dat je de Afghaanse boeren een alternatief biedt. Dat is een bekend Nederlands standpunt. Wij hebben al vaak over dit onderwerp gesproken. Ik verwijs naar de brieven met de stand van zaken die wij regelmatig aan de Kamer hebben gestuurd. Dat doe ik echter niet om mij ervan af te maken. Over een paar weken komt er weer een brief met de stand van zaken met standaard mededelingen over deze aanpak. Die brief zal mijn primaire verantwoordelijkheid overstijgen. Daarin zal ook worden ingegaan op zaken die onder de verantwoordelijkheid vallen van minister Koenders, minister Verburg en het bedrijfsleven. Dit is overigens niet een typisch Nederlandse inzet. Ook de Amerikanen begrijpen heel goed dat je de Taliban «kweekt» als je de papaverteelt vernietigt zonder dat je daarvoor iets in de plaats stelt. Dit is dus echt een ISAF-aanpak en dus niet alleen een Nederlandse.

De heer Van Bommel (SP): Daar richtte mijn vraag zich op. Kunnen wij dan nu vaststellen dat de door de minister geschetste werkwijze, namelijk het zich niet richten op vernietiging en het bijdragen aan een alternatieve wijze van verbouwen en het meer bieden van perspectief dan een oorlog tegen drugs, gemeengoed geworden is? Begrijp ik het goed dat nu ook de Amerikanen zich op die wijze gedragen?

Minister Van Middelkoop: Ik ben geneigd om te zeggen «altijd weer die Amerikanen». Ik zeg nogmaals dat de Amerikanen opereren onder ISAF. Dat neemt niet weg dat zij volkenrechtelijk, denk aan protocol 1, iets meer kunnen doen dan Nederland. Het is echter ook belangrijk om te zeggen dat het een Afghaanse aangelegenheid is. Als het seizoen weer daar is, worden er in Kabul plannen gesmeed om in de relevante gebieden eventueel aan eradicatie te doen. Vaak komt daar niets van terecht. Je kunt daarbij nu en dan ook vraagtekens plaatsen, maar het is een Afghaanse verantwoordelijkheid. Wij hebben hooguit de verantwoordelijkheid om in extreme situaties bijstand te verlenen. ISAF vernietigt geen papaverveldjes. In Boedapest is gesproken over de mogelijkheid voor ISAF om iets te doen aan het oprollen van netwerken, het iets doen tegen laboratoria enz. Alle opmerkingen die ik eerder voorzichtig heb gemaakt, gaan vooral daarover.

Mevrouw Peters (GroenLinks): In afwachting van de brief die de Kamer over dit onderwerp ontvangt, ga ik ervan uit dat een en ander comprehensively wordt beantwoord. Er moet bij het intensiveren van de drugsaanpak niet alleen worden nagegaan welke defensiemiddelen wij kunnen inzetten, maar ook welke justitiële en politiële middelen daarvoor ingezet kunnen worden. Hetzelfde geldt voor OS-middelen en middelen op het terrein van de diplomatie. Je kunt met geweld tekeer gaan, maar dan ontstaan er waarschijnlijk juridische problemen. Is er echter niet een scala aan andere dingen dat de militairen kunnen doen? Ik doel op het nog meer «intel» verschaffen over die drugsroutes, waar de handelaren lopen enz., het assisteren in het geval dat het gebruik van geweld uit de hand is gelopen, het trainen en het assisteren bij opsporing enz. Kan de minister zijn gedachten daarover laten gaan?

Minister Van Middelkoop: Ik ben verantwoordelijk voor militairen. Mevrouw Peters is de woordvoerder op dit terrein. Zij weet dus dat, als het over deze problematiek gaat, die in alle brieven over de stand van zaken comprehensively wordt verwoord. Zij weet dat, als wij een en ander met elkaar bespreken, vaak niet in de eerste plaats de minister van Defensie daarover het woord voert maar de collega’s van OS en Buitenlandse Zaken. Aan het begin van deze kabinetsperiode hebben de ministers Verhagen, Koenders en ik een gemeenschappelijk standpunt geformuleerd. Mevrouw Peters kan dat in onze eerste brief over de stand van zaken lezen. Eigenlijk is dat nog steeds het beleid. Boedapest heeft een klein plusje aangeleverd, maar de Kamer weet inmiddels dat ik daarover sceptisch ben. Blijf dus alstublieft weg van het beeld dat wij deze problematiek militair aanpakken. Dat is nooit gebeurd. Waar wij bijdragen zouden kunnen leveren, ook in de vorm van het verstrekken van informatie, is die optie wel degelijk onderdeel van de aanpak om Afghanistan bij te staan. Ik moet het in algemene bewoordingen formuleren, maar dat zal mevrouw Peters begrijpen. Wij weten inmiddels natuurlijk heel veel. Dat geldt voor ISAF en voor Nederland wat Uruzgan betreft. Mochten wij relevante informatie krijgen waarmee wij de Afghaanse autoriteiten kunnen helpen, dan zullen wij die zeker doorgeven. Ik zeg nogmaals dat het primair een Afghaanse verantwoordelijkheid is. Die teelt deugt niet, maar daaraan moeten de Afghanen iets doen.

De voorzitter: De minister geeft aan dat er van die Afghaanse aanpak vaak weinig terechtkomt. Ik doel op de bestrijding. Wij hebben al eerder aangegeven dat er twee sporen zouden moeten zijn, namelijk het aanpakken van de drugsteelt en de drugshandel en het promoten van alternatieven. Die visie wordt breed gedeeld. Vreest de minister niet dat, als wij een en ander overlaten aan de Afghanen, daarmee de problemen van het ontbreken van goed bestuur, het bestaan van corruptie en de bron van terrorisme onze missie in de weg staan? Vindt de minister niet dat het van belang is om dit niet alleen aan de Afghanen over te laten maar om daarin actief een rol te spelen?

Minister Van Middelkoop: Ja, maar de heer Knops raakt nu toch aan iets principieels. De vraag is of je bereid bent om de Afghanen enig vertrouwen te geven en of je bereid bent om van het begrip «Afghanisering» daadwerkelijk een begrip te maken. Ik denk echt dat wij dat vertrouwen moeten geven en dat wij dat tot een begrip moeten maken. Ik begrijp dat de heer Knops sceptisch is, maar wij moeten vooral niet flink de mouwen opstropen en zelf voor een aanpak kiezen. Het is immers de verantwoordelijkheid van de Afghanen. Het simpele feit dat wij zo veel hebben geïnvesteerd in het Afghaanse leger – dat is toch een positief onderdeel van onze verhalen – stelt Afghanistan in staat om voor zijn eigen bescherming te zorgen en om zijn Eradication Forces (EAF) te leveren indien het dat wil. Hoe moeizaam het in dat land ook gaat – de heer Knops weet als geen ander dat de ontwikkelingscapaciteit van het land zeer bescheiden is – wij moeten op die weg verder gaan. Wij moeten die verantwoordelijkheid vooral niet van de Afghanen overnemen. Uiteraard vindt er meer samenwerking plaats dan in het begin. Aan de ene kant is dat bereikt door meer inrichting. Aan de andere kant is dat bereikt door al die ngo’s die binnenkomen en door het UNAMA-kantoor. Zij kunnen voor die alternatieven zorgen. Ik kijk nog een keer naar de heer Waalkens. Wij moeten niet proberen om op korte termijn veel daadkracht te tonen. De langere termijn vergt dat wij de Afghaanse verantwoordelijkheden moeten «articuleren».

De voorzitter: Wij zitten daar niet zo maar. Wij leveren daar forse inspanningen, dus het is niet juist dat wij niets te zeggen hebben over de strategie. Dat moeten wij samen met de Afghanen doen. Ik beluister dat er enig licht is tussen de lijn die mijn fractie wil kiezen en de lijn die de minister hanteert. Ik denk dat je, als je in dat gebied zo veel inspanningen levert, van de Afghanen mag vragen dat zij activiteiten ontplooien om hun problemen op te lossen. Ik verzoek de minister om daarop uitgebreid in te gaan in de toegezegde brief over Afghanistan, waarover binnen een paar weken een debat zal worden gevoerd. Dit is immers niet een groot punt op de agenda van dit algemeen overleg.

Minister Van Middelkoop: Dat lijkt mij uitstekend. U hebt het onderwerp meer dan voldoende geagendeerd. Dat is prima.

Tegen de heer Van Bommel zeg ik dat wij geen problemen hebben met de aanvoer van materieel via Pakistan. Voor een algemeen debat over Pakistan verwijs ik hem en anderen naar de minister van Buitenlandse Zaken. Het is immers buitenlandse politiek. ISAF heeft geen competenties in Pakistan. Dat neemt niet weg dat ik heel goed weet dat er relaties zijn tussen die landen.

Ik hoop dat ik in mijn verslag iets meer kan zeggen over Kosovo. Het besluit om KFOR (Kosovo Force) wat te doen afnemen, is recent genomen. Er ligt een voorstel van SACEUR dat door de ministers moet worden besproken. Dat houdt in dat in 12 tot 24 maanden de capaciteit wordt verminderd tot deterrent presence, ongeveer 2500 man. Als dat doorgaat, zal de Kamer daarover nader worden geïnformeerd. Het is zeker ook een stap-voor-stapbenadering. De heer Van Bommel vroeg naar het tempo. Het is vergelijkbaar met hoe wij het in Bosnië hebben gedaan. De heer Van Bommel kent dat onderwerp. Wij zullen dat stapje voor stapje doen, maar wij zullen wel proberen om ook een keer aan onze exit te denken. Voor elke stap zullen wij toestemming nodig hebben van de Atlantische Raad.

Mevrouw Peters, de heer Van Bommel en anderen vroegen naar de Nuclear Planning Group. Het is niet zo moeilijk om te zeggen dat je voor een kernwapenvrije wereld bent. Dat bedoel ik niet badinerend. Wie is daarvan geen voorstander? Ik denk dat het functioneel en belangrijk kan zijn om een droom te hebben. Wij weten echter allemaal dat het vele malen lastiger is om de weg naar dat doel af te leggen om het gewenste eindstadium te bereiken. Ik vind het bemoedigend dat in de Top van Straatsburg ook de betekenis van de NAVO voor het bereiken van verdere nucleaire ontwapening is neergeschreven. Binnenkort zal worden gesproken over het belang van het NPV. Vooral de drive van president Obama op dit terrein vind ik bemoedigend. Ik zit wat dit betreft voor de helft op de stoel van mijn collega van Buitenlandse Zaken. Mijn voorstel zal zijn om dat in elk geval zijn dynamiek te laten hebben. Dat zal ongetwijfeld ook zijn voorstel zijn. President Obama heeft voorstellen gedaan voor het startverdrag en hij heeft ervoor gepleit om niet allerlei eenzijdige maatregelen te nemen. In die beweging zal ongetwijfeld ook de NAVO haar verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van de Nuclear Planning Group, maar vraag mij niet hoe lang dat gaat duren.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik snap de logica achter de redenering van de minister van Defensie, maar dit onderwerp staat nu op de agenda van de NAVO-ministers. De bespreking van de Strategic Nuclear Posture Review van het Amerikaanse Congres gaat over het zo kundig mogelijk inrichten van het nucleaire wapen-afschrikkingspotentieel. De NAVO zal daarover dan praten. Ik ben het ermee eens dat het lastig zal zijn om een en ander uit te voeren, maar het begint met de juiste framing van de discussie. Als daar het ideaal overheen hangt van een kernwapenvrije wereld, beïnvloedt dat de wijze waarop de Strategic Nuclear Posture Review wordt gevormd. Mijn vraag was wat de minister daar gaat doen en of hij bereid is om te proberen met die spirit die discussie te voeren.

Minister Van Middelkoop: In de eerste plaats is het voor mij en voor al mijn collega’s zeer interessant om geïnformeerd te worden over de plannen van de Amerikaanse regering. Mevrouw Peters sprak overigens zelf over een algemeen overleg dat na de zomer zal plaatsvinden. Ik neem aan dat de Kamer dat zal voeren met de minister van Buitenlandse Zaken, want het staat niet in mijn agenda. Ik adviseer mevrouw Peters om voor standpunten van de regering over rapporten van de Amerikaanse regering de weg van de vaste Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken te bewandelen. Maar het is binnen de NAVO, ook op het niveau van de ministers van Defensie, altijd belangrijk om te vernemen wat de ontwikkelingen zijn bij de Amerikanen. En die zijn er. Je kunt dan ook zelf inschatten wat de rationaliteit is van de benadering die ik zo-even schetste, namelijk dat op enig moment – ik spreek dus niet over dit moment – voortgang in de gesprekken tussen in het bijzonder Rusland en Amerika betekenis kunnen hebben voor opvattingen van de NAVO over nucleaire zaken. Dat is de fase van dit moment. Wij zullen de Kamer daarover in het verslag informeren.

De NAVO-trainingsmissie is een nieuw punt. Het is ook een goed punt. In Straatsburg is besloten om in Afghanistan een NAVO-trainingsmissie op poten te zetten. Ik doel dan op de politie. Die missie zal vergelijkbaar zijn met de trainingsmissie die wij gewend zijn in Irak. Nederland maakt met acht personen nog altijd deel uit van de missie in Irak. Er is nog geen besluit genomen over de startdatum. Het lijkt mij verstandig om een en ander af te stemmen met bijvoorbeeld EUPOL. Ik krijg het namelijk Spaans benauwd van allerlei instituties die allerlei nieuwe ideeën uitwerken. Het lijkt mij beter om aansluiting te zoeken bij bestaande ideeën. Er moet nog worden gesproken over de precieze taken ten behoeve van de missie, alsmede over de randvoorwaarden. In Uruzgan hebben wij inmiddels de nodige ervaring opgedaan met het trainen van de Afghaanse politie. Ook de Amerikanen zijn daar sterk in. Dat zou wel eens een aanvullende bijdrage kunnen betekenen. Op dit moment moet ik volstaan met deze algemene opmerkingen.

De heer Waalkens heeft goed begrepen dat die oefeningen regulier begroot moeten worden en dat die dus niet als onderdeel van common funding worden ingezet.

Mevrouw Peters, is uw motie aangenomen? Ik behoor dat natuurlijk te weten. Ja? Gelukwensen! Ik neem dan ook aan dat die op welke wijze dan ook door mijn collega, de minister van Buitenlandse Zaken, zal worden uitgevoerd. Hij heeft al heel positief gereageerd op de strekking van uw motie. Daarover kunt u volgens mij niet ontevreden zijn. Eerlijk gezegd, is het geen onderwerp voor een NAVO-vergadering, al kun je er alles bij slepen. Maar gaat u er gerust van uit dat op het diplomatieke vlak in de wereld op Kabul druk wordt uitgeoefend als dat nodig is om de detentiefaciliteiten in Bagram te verbeteren.

Het maakt voor onze aanwezigheid en het draagvlak daarvoor van de Afghaanse bevolking natuurlijk niet zo veel uit of de bommen die verkeerd vallen, in het kader van de OEF of van ISAF zijn gegooid. ISAF, de NAVO en dus ook de Amerikanen – mevrouw Peters hoort welke volgorde ik hanteer – hebben dat ook heel goed begrepen. Recent is nog eens duidelijk gemaakt dat er, als er iets fout gaat, veel sneller moet worden geanalyseerd wat er gebeurd is. Tevens dient de communicatie veel sneller op gang te komen. Laten wij niet al te naïef zijn: de tegenstander weet bepaalde situaties ook heel goed uit te buiten. Niet elke bom die in de krant staat, is daadwerkelijk verkeerd terechtgekomen. Er is dus veel belang bij om zo transparant mogelijk te zijn. Dat geldt voor beide operaties. Mevrouw Peters legt de vinger terecht op dat punt. In Kabul is dat opgepakt.

Mevrouw Peters sprak ook over de PPF. Daarover hebben wij eerder met elkaar gesproken. Ik dacht dat wij ongeveer op dezelfde sceptische lijn zaten. De pilot loopt nog, maar niet meer dan dat. Ook hiervoor geldt overigens dat de Afghaanse overheid verantwoordelijk is voor die pilot in de persoon van de minister van Binnenlandse Zaken aldaar. Ik hecht eraan om de verantwoordelijkheden te benoemen, voordat wij weer verkeerd kijken naar de Amerikanen of naar wie dan ook. Ik heb – dat zeg ik heel voorzichtig -niet de indruk dat dit een groot succes wordt, maar ik houd de Kamer op de hoogte. Ik ben wat dat betreft zelf ook heel alert en liet mij de afgelopen tijd beter informeren over de risico’s in het oosten en in het zuiden. Wellicht is er enig verschil tussen risico’s in het oosten en in het zuiden. Ik blijf sceptisch. Zoals ik al zei, wordt de Kamer over deze pilot geïnformeerd en niet meer dan dat.

Mevrouw Peters sprak ook over de Amerikaanse militaire presentie in Pakistan. Ik kan mij daar heel gemakkelijk vanaf maken door te zeggen dat ik daarvoor niet verantwoordelijk ben en dat ik de minister ben die opereert binnen ISAF voor Afghanistan. Dat zal ik echter niet doen. Ook de Amerikanen ontwikkelen een afpakbeleid. Ik zal nagaan of wij daarover iets kunnen schrijven in de brief over de stand van zaken. Die brief moet overigens volgende week al uitgaan. Ik zeg dat voorzichtig, omdat het ook een zaak is van Buitenlandse Zaken.

De heer Knops heeft de motie-Haverkamp/Voordewind meer dan voldoende onder de aandacht van de minister gebracht en laatstgenoemde heeft de boodschap begrepen.

De Operational Mentor and Liaison Teams (OMLT) zijn er uiteraard voor het Afghaanse leger en de trainingsmissies voor de politie. Wij zijn de eersten. Er zijn ook Police Mentoring Teams. Mogelijkerwijs ligt ook daar een relatie. Dat is echt iets voor de nabije toekomst.

Het tribunaal in Somalië is echt een zaak voor de minister van Buitenlandse Zaken. Hij probeert daarvoor internationaal steun te krijgen. Als dat tribunaal van de grond komt, kan ongetwijfeld ook de minister van Justitie daarbij een rol spelen.

De heer Knops heeft gesproken over de Zeven Provinciën. Ik moet even naar huis of naar het departement bellen om te vragen waar die precies is. Laat ik een operationeel antwoord geven: de Zeven Provinciën functioneren natuurlijk wel in een eskader. De operationeel commandant geeft aan waar die het meest nodig is. Hij geeft aanwijzingen. Op het ene moment kan het een schip zijn van het World Food Programme. Op een ander moment kan dat de koopvaardij zijn en later kan de Zeven Provinciën een bijdrage leveren aan de hulpverlening aan een gegijzeld schip. Dat geldt natuurlijk ook voor collega-schepen. Meer mededelingen kan ik hierover zeker niet doen, maar ik begrijp waar de heer Knops over sprak.

De heer Knops heeft interessante vragen gesteld over een center of excellence of piracy. Er is veel voor te zeggen om de lessen die wij leren, vast te houden en te verzamelen. De heer Knops kent het Maritime Security Center (Horn of Africa). Dat maakt deel uit van het EU-hoofdkwartier van de operatie Atalanta in Northwood. Daar worden de ervaringen uiteraard verzameld en daarmee zal men ongetwijfeld voordeel behalen. Mijn collega, staatssecretaris Huizinga-Heringa, heeft overigens al veel ervaring opgedaan met de bestrijding van de piraterij bij Malakka, al is Nederland daar niet met schepen aanwezig. Ik ben het volstrekt eens met de heer Knops dat moet worden nagegaan of het verstandig is om daarvan te leren. Het kabinet overweegt om bij de AIV een adviesaanvraag over piraterij in te dienen. Vraag mij niet om aan het eind van deze week een center of excellence in te richten. Als ik zeg dat ik dat doe, zit iedereen geweldig geïnteresseerd naar mij te kijken en stelt men de vraag of ik wil beginnen met leveren. Zo werkt dat in die wereld, dus ik moet wel voorzichtig zijn. Het lijkt mij iets verstandiger om daarover doordacht een besluit te nemen. In de geest van de heer Knops gaan wij na of wij bij de AIV een brede adviesaanvraag kunnen neerleggen waarin dit onderwerp ongetwijfeld een plek kan krijgen.

Gevraagd is of men met de C-17 op schema ligt. Het antwoord op die vraag is ja. Ik hoor mijn ambtenaren dat krachtig zeggen. Deze kleine vloot zal op de basis Papa in Hongarije worden gestationeerd. Die basis zal deze zomer worden geopend. Dat betekent dat Nederland daarop kan intekenen en dat het daarvan gebruik kan maken.

De voorzitter: Ik had een aantal vragen gesteld over de reaction forces.

Minister Van Middelkoop: Excuses, dat is mijn fout. De heer Knops heeft veel gedetailleerde vragen gesteld. Een aantal daarvan heb ik al beantwoord, waaronder de vraag over de double hatted eenheden en die over de reservecapaciteit. Tevens ben ik ingegaan op de opmerking van de heer Knops over het al dan niet succesvol zijn van de NRF. Het lijkt mij het beste om de antwoorden op de onbeantwoorde vragen mee te nemen in het verslag van de NAVO-vergadering. Dit is immers de eerste keer dat wij dit gewijzigde concept met elkaar zullen bespreken. Ik kan daaraan nu wel grote woorden wijden, maar die houden dan niet meer in dan de inzet van de Nederlandse regering. Die is in elk geval positief. Het lijkt mij in het verkeer tussen de minister en de Kamer interessanter om het resultaat te bespreken. Ook kan dan de vraag worden beantwoord wat een en ander voor Nederland kan betekenen. Ik hoop dat de heer Knops en de anderen zich daarin kunnen vinden.

De voorzitter: Ik stel voor om dit conform het voorstel van de minister te doen omdat dit punt voor het eerst is geagendeerd en de Kamer geïnteresseerd is in hoe een en ander zich gaat ontwikkelen. Het lijkt mij dus goed dat er meer gedetailleerd dan gemiddeld in het verslag wordt gerapporteerd. Dat is dus al een toezegging.

Ik constateer dat er nog behoefte is aan een korte tweede termijn.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Ik heb nog twee nadere vragen over ISAF en de OEF en de snelle communicatie die nodig is naar burgers over een schadevergoeding voor slachtoffers. Is het wenselijk om te zorgen voor een uniform mechanisme daarvoor en is het gewenst dat de Afghaanse veiligheidstroepen over een vergelijkbaar mechanisme beschikken? Mijn fractie vindt het wenselijk dat, als het op compensatie aankomt, ongeacht of die uit juridisch oogpunt verplicht is, ISAF en de OEF daarvoor een uniform mechanisme hanteren dat wijd onder de bevolking bekend is. Voor zover dat er niet is, is de minister dan bereid om dat niet alleen aan de diplomaten in Kabul over te laten maar om ook deze NAVO Defensieministeriële daarvoor te gebruiken?

Volgens mij is de vraag over de overdracht van gevangenen in Somalië nog niet beantwoord.

De heer Waalkens (PvdA): Voorzitter. De minister heeft toegezegd dat de onbeantwoorde vragen in het verslag zullen worden beantwoord. Ik hecht eraan om te zeggen dat wij het budgetrecht van de Kamer in ogenschouw nemen. Het is belangrijk dat het kabinet meeneemt dat de Kamer daarmee heel zuinig is.

Voorzitter: Van Bommel

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister voor het goed ontvangen van mijn voorstel dat tot doel heeft om de kennis en de ervaring te bundelen. Dat gebeurt natuurlijk al, maar het is voor de NAVO van belang om dat te doen. In die zin kan ik mij dus vinden in de toezegging van de minister.

Ik heb wel enkele vragen over het AIV-advies. Het lijkt mij goed om dat te vragen, maar de ervaring leert dat een dergelijk advies niet binnen enkele weken beschikbaar is. Gezien het feit dat Nederland ook op dit moment een belangrijke rol speelt op het terrein van de bestrijding en wat de belangen betreft van reders die overal de zeeën bevaren, lijkt het mij toch goed om wellicht parallel daaraan een balletje binnen de NAVO op te werpen met als doel om na te gaan op welke wijze iets dergelijks georganiseerd zou kunnen worden. Ik denk namelijk dat wij niet over een jaar van de piraterij af zijn en dat het dus een taak voor de toekomst zal zijn.

Voorzitter: Knops

Minister Van Middelkoop: Voorzitter. Ik begin met het antwoord op de vragen van de heer Knops. Hij heeft volstrekt gelijk dat er enige tijd overheen gaat voordat de AIV adviseert. Dat is maar goed ook, want nadenken vergt tijd. Dit is een relatief nieuw en misschien zelfs boeiend onderwerp. Ik merk het zelf ook. Ik vermoed dat wij eerdaags een vrij fors debat zullen voeren over de EU Atalanta. Met «fors» doel ik dan op het aantal mensen dat hier achter de tafel komt te zitten. Minister Hirsch Ballin komt er volgens mij voor het eerst bij te zitten. Inmiddels hebben minister Hirsch Ballin en ik al twee brieven geschreven over de juridische aspecten. Dat is allemaal nieuw en interessant. Ik ben ook nog nooit eerder met de wereld van de rederij in aanraking gekomen. Die wereld legt nu de belangen bij mij op tafel. Dat vind ik boeiend en interessant en daarvoor moet ik altijd even de tijd nemen.

Ik wil best overwegen om de NAVO enigszins voor te warmen door een pleidooi te houden voor het vasthouden van verzamelde informatie en opgedane kennis. Volgens mij hebben wij dat al eerder gedaan. De heer Knops weet echter even goed als ik dat krijgsmachten daar doorgaans betrekkelijk goed in zijn, evenals de marine. Ik zal een klein zijstapje maken. Als ik zie dat men binnen Afghanistan rotatie na rotatie die kennis weet vast te houden en dat men die vervolgens weet over te dragen, heb ik daarvoor en voor de militaire wereld heel veel respect. Dat kan op dit terrein ook. Het signaal van de heer Knops is bij mij overgekomen en ik zal daarmee naar vermogen iets doen.

Ik ga in op het betoog van mevrouw Peters in tweede termijn. Ik kan wel de wenselijkheid uitspreken voor een uniforme regeling met als doel compensatie te geven voor communicatie enz. tussen OEF en ISAF, maar mijn verantwoordelijkheid gaat niet verder dan participatie in ISAF. Ik weet op dit moment niet precies in hoeverre de benaderingen uiteen lopen. Overigens dringt ook de Afghaanse overheid daarop bij ons regelmatig aan. Het zal de Afghanen een zorg zijn of het de Amerikanen onder OEF zijn of de Amerikanen, de Nederlanders of wie dan ook onder ISAF. Zij maken zich zorgen over collateral damage en mogen dat ook doen. Uiteraard pleiten zij voor compensaties en goede schaderegelingen. Dat het gebeurt, is het belangrijkst. Ik wil nog wel eens informeren hoe het zit met OEF, maar de Kamer kan mij aanspreken op mijn verantwoordelijkheid voor ISAF. Als ik daarover iets interessants te melden heb, zal ik dat zeker doen.

Mevrouw Peters sprak over Somalië en de overdracht van gevangenen. Na onze vorige debatten zijn de Rules of Engagement zodanig aangepast dat personen die van piraterij worden verdacht, gedetineerden kunnen worden. Als het gaat over de overdracht, de verdere vervolging en berechting van personen die verdacht worden van piraterij, is er geen NAVO-regeling voorhanden en dus ook niet een Keniaregeling zoals de EU die kent. Er dient dus van bestaande nationale regelingen gebruik te worden gemaakt. Dat was ook het regime toen Nederland solo bij het Food Programme assisteerde. Mevrouw Peters zal zich dat herinneren. Wij werden ook geconfronteerd met de vraag wat er moet worden gedaan in het geval van ... Dat zou ik nationaal oppakken. Dat geldt ook voor deze NAVO-operatie. In eerste termijn heb ik al gezegd dat, als de NAVO ooit voor een nieuwe operatie zal gaan en niet voor een «gelegenheidsoperatie» als deze, er ongetwijfeld gestreefd zal worden naar een regeling die vergelijkbaar is met die van de EU.

De heer Waalkens sprak over het budgetrecht van de Tweede Kamer. Elk land draagt af aan de NAVO voor het NAVO-budget. De NAVO heeft immers, zoals de heer Waalkens weet, geen eigen belastingrecht. Dat wordt gefinancierd met de verplichte afdrachten van de lidstaten. Daaruit wordt bij operaties ook common funding gefinancierd. Nu er sprake is van een kredietcrisis en common funding belangrijk is, is er voor de NAVO alle reden om nog eens na te gaan wat minder kan, wat kan worden afgeslankt enz. Dat zeg ik in het verlengde van de debatten die wij vaker met elkaar hebben gevoerd over al die hoofdkwartieren en alle andere inzetten. Daar ga ik echt een punt van maken. De heer Waalkens is wellicht beducht over het feit dat landen meer moeten betalen, terwijl zij al genoeg hebben aan hun eigen sores. Hij heeft een punt. Die zorgen van hem landen heel goed bij mij.

De heer Waalkens (PvdA): Het is misschien goed om op dit punt nog een verduidelijking te geven. Als wij de NRF financieren op basis van de systematiek die nu wordt voorgesteld, is het mogelijk dat extra financiering, niet begroot, van de lidstaten wordt afgedwongen. Dan moet je het budgetrecht ook in ogenschouw nemen. Ik zeg niet dat ik daar op voorhand tegen ben, maar dat is wel iets waarmee de Kamer natuurlijk heel zuinig omspringt.

Minister Van Middelkoop: Daarin heeft de heer Waalkens volstrekt gelijk. Als ik spreek over common funding, doel ik allereerst op de operaties. Daarvoor worden immers kosten gemaakt. Daarover hebben wij vaak met elkaar gesproken. Inderdaad, onderdelen van de NRF kunnen daarvoor in aanmerking komen, ook in afgeslankte vorm. Des te belangrijker is het om heel kritisch te kijken naar het staande apparaat van de NAVO en te bezien of daarvoor geen financiële middelen kunnen worden vrijgemaakt. Alle ministers van Defensie die in Brussel vergaderen, hoeven echt niet fluitend naar huis te rijden om bij de minister van Financiën aan te bellen met de vraag of er wat meer geld naar het NAVO Brussel kan worden getransporteerd.

Toezeggingen

– De minister geeft in het schriftelijk verslag van de formele NAVO-bijeenkomst op 11 en 12 juni weer wat de gevolgen zullen zijn voor de situatie in Afghanistan van de wijziging van de drugsaanpak.

– De minister zal in zijn brief voor het algemeen overleg over Afghanistan terugkomen op de mogelijkheid om Afghaans beleid over drugsbestrijding aan te vullen of dat verder te ondersteunen.

– De minister zal de Tweede Kamer schriftelijk informeren over de ontwikkelingen op het terrein van het Defensie Planningsproces (DPP) na de formele NAVO-bijeenkomst.

– De minister zal de Tweede Kamer informeren over de resultaten van de pilot APPF.

– De minister zal de AIV advies vragen over een kenniscentrum ten aanzien van piraterij in het algemeen en alles wat daarmee samenhangt.

– In het verslag van de formele NAVO-bijeenkomst zal de minister uitgebreid ingaan op de gevolgen van de NRF nieuwe stijl voor Nederland. Dat geldt zowel voor het financiële aspect als dat van de capaciteiten.

Minister Van Middelkoop: Met alle respect zeg ik dat de meeste toezeggingen in het verslag van de vergadering terug te vinden zijn. Geef mij de ruimte om na te gaan of het eerste punt in de brief over de stand van zaken van volgende week moet komen te staan. Ik doel op de drugsaanpak waarop de motie-Haverkamp/Voordewind betrekking heeft. Misschien zullen wij dat in het verslag opnemen. Ik denk dat wij zullen kiezen voor de brief, maar ik vermoed dat het de Kamer een zorg zal zijn, als daarover maar wordt gerapporteerd.

Mevrouw Peters (GroenLinks): Ik heb begrepen dat de minister de Kamer schriftelijk zal rapporteren over de wijze waarop de OEF omgaat met de compensatie voor slachtoffers en communicatie daarover naar de bevolking. Zolang de OEF daarmee niet goed omgaat, zal ISAF daar vermoedelijk onder lijden.

Minister Van Middelkoop: Mevrouw Peters heeft selectief geluisterd, maar soms mag dat. Ik heb gezegd dat ik zal informeren en dat ik daarover bijzondere mededelingen zal doen als ik die heb. Ik weet op dit moment nog niet of dat het geval zal zijn. Mevrouw Peters vraagt mij om te informeren naar zaken waarvoor ik geen enkele verantwoordelijkheid draag. Ik zeg nogmaals dat de OEF grotendeels een trainingsmissie is geworden voor het Afghaanse leger. Als mevrouw Peters over de OEF praat, krijgt zij altijd iets dreigends in haar ogen, maar haar opvatting daarover is echt verouderd. De grote betekenis van de OEF voor de Amerikanen en ons allemaal is dat er miljarden dollars geïnvesteerd worden. Dat is Enduring Freedom geworden in de vorm van de capaciteit van het Afghaanse leger. Ik ben heel blij dat ze er zijn. Mevrouw Peters heeft gelijk als zij wil zeggen dat er nog steeds operationele eenheden onder de OEF functioneren. Mocht ik daarover wat meer te horen krijgen, dan zal ik dat doen.

De voorzitter: Die laatste zin is belangrijk. Die zullen wij noteren.

Ik dank de minister en zijn staf voor hun komst en wens iedereen een prettige avond.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Haverkamp (CDA), Ferrier (CDA), Van Velzen (SP), Blom (PvdA), ondervoorzitter, Eijsink (PvdA), Van Miltenburg (VVD), voorzitter, Van Dam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Griffith (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Irrgang (SP), Knops (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Jacobi (PvdA), Boekestijn (VVD), Brinkman (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Bilder (CDA) en Peters (GroenLinks).

Plv. leden: Lempens (SP), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Çörüz (CDA), Ormel (CDA), De Wit (SP), Roefs (PvdA), Wolbert (PvdA), Van Beek (VVD), Smeets (PvdA), Arib (PvdA), Blok (VVD), Omtzigt (CDA), Roemer (SP), Jonker (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Samsom (PvdA), Van der Burg (VVD), Wilders (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Van der Ham (D66), Teeven (VVD), Ouwehand (PvdD), Uitslag (CDA) en Vendrik (GroenLinks).