Kamerstuk 28676-240

Verslag van een algemeen overleg

NAVO

Gepubliceerd: 23 maart 2016
Indiener(s): Han ten Broeke (VVD), Angelien Eijsink (PvdA)
Onderwerpen: internationaal militaire missies
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28676-240.html
ID: 28676-240

Nr. 240 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 maart 2016

De vaste commissie voor Defensie en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken hebben op 9 februari 2016 overleg gevoerd met Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 1 februari 2016 met de geannoteerde agenda van de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie op 10 en 11 februari 2016 te Brussel (Kamerstuk 21 501-28 / 28676, nr. 136);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 22 oktober 2015 met het verslag van de bijeenkomst van de NAVO-ministers van Defensie op 8 oktober 2015 te Brussel (Kamerstuk 28 676, nr. 231);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 15 december 2015 inzake de Nederlandse bijdragen aan de EU Battlegroup en de NATO Response Force en de lessen van het VJTF-test bed (Kamerstuk 29 521, nr. 306).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke

De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink

De griffier van de vaste commissie voor Defensie, Van Leiden

Voorzitter: Ten Broeke

Griffier: Van Haaster

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Belhaj, Ten Broeke, Jasper van Dijk, Dijkgraaf, Eijsink, Houwers, Knops, De Roon en Teeven,

en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie.

Aanvang 16.30 uur.

De voorzitter: Ik heet de Minister en haar ambtenaren van harte welkom. Op dit moment zijn er zeven fracties aanwezig. We hanteren een spreektijd van vier minuten. Ik sta twee interrupties toe. De heer Dijkgraaf kan bij uitstek tellen: vier is vier. Ik kan zelf niet tellen, want ik zie dat er nu zes fracties aanwezig zijn, maar: vier blijft vier.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Een AO NAVO-Defensieministeriële is altijd belangrijk. Ik zou zeggen: het wordt steeds belangrijker. Er is genoeg te bespreken. De wereld om ons heen wordt steeds instabieler en onveiliger. De spanningen in het Midden-Oosten en ook aan de grenzen met Rusland lopen op. De aanloop naar de top in Warschau, die op 8 en 9 juli plaatsvindt, is al begonnen. «Warschau» wordt een eerste moment waarop wordt teruggekeken op wat de diverse landen de afgelopen twee jaar hebben geleverd. Ik was twee weken geleden samen met collega Eijsink in Washington. We zijn toen, weliswaar onder de Chatham House Rule, gebriefd door mensen van het Pentagon, het State Department en denktanks. Mij viel daarbij op, zonder mensen te quoten, dat er grote bezorgdheid is over het feit dat de NAVO niet kán leveren, nog even los van de vraag of de NAVO wíl leveren. Er zijn grote zorgen over de wijze waarop de oostelijke grenzen van het NAVO-bondgenootschap kunnen worden verdedigd, maar ook over de wijze waarop de deterrents vorm krijgen. Eigenlijk zie je dat er zich één groot probleem voordoet, namelijk de hele manier waarop onze collective defense op dit moment is georganiseerd. De afgelopen jaren is die verwaarloosd. Er lag meer nadruk op out-of-area operations. Nu is er de noodzaak om onze eigen territoriale integriteit te bewaken.

Dat werd niet alleen duidelijk bij die bijeenkomst in Washington. Ook de Amerikaanse denktank RAND Corporation heeft een verontrustende analyse gemaakt van het vermogen van de NAVO om de Baltische staten in concreto te verdedigen. In de wargames die RAND heeft uitgevoerd, loopt Rusland binnen 60 uur de Baltische staten onder de voet. Dat is dan nog het gunstigste scenario. In het ongunstigste scenario duurt het 36 uur. De houding die je bij de Verenigde Staten ziet, is de houding die er de afgelopen jaren – met een kleine onderbreking – altijd is geweest: er is een probleem, we moeten acteren; we zorgen dat we onze troepen richting Europa bewegen of ze in ieder geval niet terugtrekken. In de Verenigde Staten constateert men echter ook dat de ongelijke verdeling van lasten binnen de NAVO, de burden sharing, gewoon in stand blijft en dat Europa ondanks alle mooie woorden niet levert. Het mooie van het feit dat de Amerikanen dat wel doen, is natuurlijk dat zij het serieus nemen en dat ook in Nederland – ik noem Eygelshoven, waarop ik positief heb gereageerd – Amerikaanse troepen vooruit gestationeerd worden om invulling te geven aan de collective defense. Ook voor Nederland is dat op zich goed. De keerzijde van de medaille is toch dat het weer de Verenigde Staten zijn die Europa uit de brand komen helpen. Volgens mij is dat geen goede zaak. Mijn vraag aan de Minister is hoe zij daartegenaan kijkt en hoe zij Europa wel zijn deel ziet nemen in de komende periode.

Nederland neemt deel aan de NRF (NATO Response Force) en de VJTF (Very High Readiness Joint Task Force). Dat is een goede zaak, maar de Minister constateert in haar brief dat het geld om dat allemaal goed te doen, er eigenlijk niet is. In de VJTF test bed is geconstateerd dat grotere voorraden nodig zijn om een zeer snelle inzet mogelijk te maken. De kosten voor Nederland in 2015 bedroegen 6,3 miljoen, gefinancierd uit bestaande budgetten voor gereedstelling en instandhouding binnen het toch al veel te krappe defensiebudget. Het gevolg daarvan is dat is ingeteerd op munitiesoorten en dat schietoefeningen niet konden doorgaan. Ook is er een tijdelijk tekort ontstaan op het transportbudget. Ook in 2019 heeft Defensie niet voldoende geld, ook niet met de extra middelen die op basis van de motie-Van der Staaij c.s. (34 000, nr. 23) zijn vrijgemaakt. Nu zegt de Minister dat zij ook de mogelijkheden onderzoekt voor een beperkte bijdrage aan de eenheden die op rotatiebasis in Oost-Europa worden gestationeerd. Uit welk budget moet dat dan komen? Hoe voorkomt de Minister dat de krijgsmacht zichzelf verder opeet en door haar hoeven zakt?

De Minister zei vorige week nog: we kunnen niet doorgaan met nota's schrijven, we moeten handelen. Dat is een uitspraak die mij uit het hart gegrepen is en die ik ook van harte ondersteun. Ze had het over Europese defensiesamenwerking. Het klinkt mooi, maar het kost ook tijd. Het vereist investeringen en het op orde maken van het eigen huis. Hoeveel urgentie legt deze Minister, legt dit kabinet nog aan de dag? Als het geld kost, schuift de Minister de problemen toch voor zich uit. Haar eigen toekomstnota wankelt. Er zijn oplopende kosten, er is een afnemende koopkracht, er zijn vele knelpunten en beperkingen en er zijn diepe gaten geslagen. Honderden miljoenen zijn nodig, alleen al voor de reparatie.

In een wereld die onveiliger wordt en waarin de economie tegelijkertijd groeit, dalen de defensie-uitgaven. De Minister geeft het zelf toe op bladzijde 4 van de geannoteerde agenda: «Met de intensivering van de defensie-uitgaven in de laatste begrotingen heeft Nederland een stap gezet om de trend van een dalende defensiebegroting te keren». De Minister zegt dus zelf dat de dalende trend nog niet is gekeerd. Zo staat het er. Wat gaat zij doen om de daling als percentage van het bbp te keren? Vorig jaar nog zei de Minister in een van deze debatten – dat vond ik heel moedig – dat ze het onacceptabel zou vinden als dat bbp-percentage zou dalen. Het is toch gebeurd.

Tot slot. Gaat de premier, gaat de Minister van Defensie straks opnieuw een belofte breken, namelijk de belofte van Wales? Reizen de premier en de Minister van Defensie straks met lege handen af naar de top in Warschau op 8 en 9 juli?

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. We bespreken vandaag onder andere de agenda van de NAVO-bijeenkomst op 10 en 11 februari. Ik wil mijn inbreng echter beginnen door eens even te kijken naar de agenda van een van de NAVO-lidstaten, te weten Turkije. President Erdogan hanteert namelijk een agenda die op veel punten toch wel haaks lijkt te staan op de agenda's van de andere NAVO-lidstaten. Het is een agenda waarin de begrippen democratie en mensenrechten steeds meer op de achtergrond raken. Vraag het bijvoorbeeld maar eens aan de forse aantallen journalisten die in Turkije opgesloten zitten. Die agenda is gebaat bij oorlog en bedrog. Kijk ook maar eens naar de oorlog die Erdogan vorig jaar startte tegen de Koerden, alleen maar om zijn eigen partij in binnenlandse verkiezingen meer populariteit te bezorgen.

Gisteren konden we lezen dat datzelfde Turkije van president Erdogan samen met Duitsland wil pleiten voor meer NAVO-inzet rondom Turkije. De NAVO zou zich moeten bezighouden met de migrantenstroom. Daar zou extra capaciteit voor moeten worden ingezet. Wat weet de Minister ons te vertellen over deze plannen? Als ik het goed begrepen heb, zullen ze aan de orde komen. In de geannoteerde agenda lees ik niets hierover. Kloppen de verhalen?

Ook is er sprake van, in ieder geval in de media, dat Saudi-Arabië, de Verenigde Arabische Emiraten en Turkije van plan zouden zijn om een grondoorlog in Syrië te beginnen. Wat de PVV betreft moet de NAVO zich gewoon niet door Erdogan laten gebruiken in dit hele spel. Evenmin zou de NAVO zich moeten inzetten als Erdogans douanedienst of als een pendeldienst voor migranten. Ik hoor graag van de Minister hoe zij het risico inschat dat de NAVO door Erdogan een oorlog in Syrië, wellicht zelfs een oorlog met Rusland, in wordt gezogen.

Ik kom te spreken over het Amerikaanse materieel. In tegenstelling tot de ophanden zijnde steun aan Turkije steunt de PVV natuurlijk wel de geruststellende maatregelen die worden genomen voor de oostelijke bondgenoten. Vorige week kregen we een brief over de opslag van Amerikaans materieel in Eygelshoven, een terechte maatregel om de NAVO in Europa te versterken. In The New York Times stond vorige week dat de VS zware wapens en pantservoertuigen in Europa gaat stallen. Geldt dat ook voor Eygelshoven? Kan de Minister wat specifieker zijn over wat daar zal worden opgeslagen? In de brief van de Minister staat dat deze opslag van Amerikaans materieel banen gaat opleveren. Dat zou natuurlijk mooi zijn voor de regio Zuid-Limburg. Ik zou dan ook willen weten aan wat voor soort banen de Minister daarbij denkt. Gaat het om onderhoudspersoneel? Als dat zo is, hoe voorkomen we dan dat nieuw aangesteld personeel in aanraking komt met giftige stoffen? We zouden niet graag een herhaling zien van drama's zoals die met giftige chroomverf of PX-10, ook niet in deze opslag.

Mijn buurman van de CDA-fractie refereerde er al aan: de opslag van Amerikaans materieel blijkt ook wel noodzakelijk te zijn als je kijkt naar de analyse van de RAND Corporation van de snelheid waarmee Rusland in staat moet worden geacht om de Baltische staten te bezetten. Als je het verhaal van de RAND Corporation mag geloven, ziet het ernaar uit dat de NAVO er eigenlijk gewoon niet tegen opgewassen is. Ik hoor graag een analyse van de Minister. Wat zouden we volgens haar kunnen of moeten doen om een dergelijk doemscenario beter te counteren?

Tot slot wijd ik enkele woorden aan de NAVO-Georgië-commissie. De Ministers gaan weer met elkaar om de tafel zitten in deze commissie: een terugkerend ritueel. Ik zou eigenlijk wel wat meer willen horen over de insteek van de Minister. In het verslag van een vorige bijeenkomst staat duidelijk dat er geen consensus is over een eventueel NAVO-lidmaatschap van Georgië. De deur wordt door een aantal landen dichtgehouden, lees ik dan. Ik wil graag weten welke landen bezwaren hebben en welke argumenten ze daarvoor hebben. Dan krijgt onze discussie hier misschien wat meer beeld en geluid.

De heer Teeven (VVD): Voorzitter. Een aantal stukken staat op de agenda, allereerst de brief met het oog op de top in Warschau. De Minister schrijft nogmaals over de intentie om meer geld uit te geven aan Defensie, ook in NATO-verband, zoals het woordelijk in de brief staat. Is het verstandig om die intentie in Warschau nog eens duidelijk en onomwonden uit te spreken? Nog veel belangrijker: denkt de Minister, met een schuin oog op de Voorjaarsnota 2016, dat de eerdere toezeggingen die min of meer zijn gedaan in het kader van het aannemen van de motie-Van der Staaij ook body kunnen krijgen? Wat je in Warschau op 9 juli toezegt, zul je vervolgens wel gestalte moeten geven. Ik krijg graag een reactie op dit punt.

De Minister schrijft in het kader van een gezamenlijke verklaring op de EU-NAVO-top over hybride oorlogsvoering. Nederland stuurt ook aan op zo'n verklaring. De VVD-fractie vindt dat mooi, maar zij vindt daarin belangrijker wat er daadwerkelijk gebeurt om op de grond te kunnen reageren op hybride dreigingen, bijvoorbeeld van Rusland. Kan de Minister toelichten welke stappen er de afgelopen maanden zijn gezet ten aanzien van hybride oorlogsvoering? Is de NATO nu in staat om adequaat te reageren op dergelijke dreigingen? Tijdens werkbezoeken spreken wij met de eenheden die daarop hebben geoefend en horen wij dat er een dreigende situatie ontstaat in Estland, waar NAVO-troepen ook tegenover troepen van de Russen hebben gestaan.

In het kader van de Baltische staten wijs ik op het bericht van vorige week dat de NATO een oorlog tegen Rusland in de Baltische staten zou verliezen. De heer Knops had het er al over: Rusland zou binnen 36 tot 60 uur in Tallinn of Riga kunnen staan. Dat zou gebleken zijn uit een aantal scenario's. Heeft de Minister die berichten ook voorbij zien komen? Heeft de NATO er al op gereageerd? Hoe beoordeelt de Minister de uitkomst van deze scenario's? Is de NATO daarop voorbereid met de verbeterde NATO Response Force, de VJTF? Is dat voldoende? Wat zou er met betrekking tot dat punt kunnen worden gedaan in de Baltische staten, in aanvulling op de recent genomen maatregelen?

De Minister heeft het in haar brief over een structurele tekortschietende vulling van de marinecomponent van de NATO Response Force: de Standing Naval Forces. In de brief wordt echter niet concreet gemaakt hoe groot die structurele tekorten zijn. Kan de Minister toelichten waaraan er gebrek is en welke stappen zijn genomen om structureel aan te vullen? Welke landen nemen daarbij het voortouw?

Wij hebben met instemming kennisgenomen van wat de Minister schrijft over het gezamenlijk aankopen van munitie en daarmee niet achterin de rij staan, maar door de samenwerking met andere landen sneller gevolg kunnen geven aan een en ander. Heeft dat bijvoorbeeld ook gevolgen voor de aankopen van munitie? Is Nederland in staat om snel die munitie te krijgen die het nodig heeft?

Nederland doet heel veel bij het opzetten van de snelle reactiemacht van de NATO. We hebben landeenheden geleverd binnen het test bed, samen met Noorwegen en Duitsland. In 2016 levert Nederland weer een behoorlijke bijdrage. Het is heel mooi dat Nederland die voortrekkersrol op zich neemt in de samenwerking met andere landen. De VVD-fractie juicht dat toe. Nemen andere NATO-leden die verantwoordelijkheid ook? Gaan zij ook zo groots leveren? De VVD-fractie heeft daar zo haar vragen over. Kan de Minister wat zeggen over de bereidheid die er bij andere NATO-landen bestaat om daadwerkelijk concreet te leveren? Welk beeld levert dat op bij de Minister? In het licht van de aanstaande vergadering lijkt het mij belangrijk om daar zicht op te krijgen.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de geannoteerde agenda en de andere stukken die vandaag op de agenda staan.

Ik begin met het Defense Investment Pledge (DIP). Interessant is dat de Minister in de geannoteerde agenda ook schrijft over het meerjarig perspectief waarmee de regering bezig is. Letterlijk staat er: «Om verder invulling te geven aan het DIP neemt het kabinet stappen in het kader van een meerjarig perspectief, afhankelijk van de ontwikkelingen in de internationale situatie (...)». Mag ik de Minister vragen hoever zij hiermee is?

Hieraan is een andere vraag gekoppeld, ook gerelateerd aan het een halt toeroepen aan de dalende defensie-uitgaven: de 2%, zoals afgesproken in Wales in september 2014. Ik verbind daaraan ook het volgende. Het is prachtig dat de Minister van Defensie en de Duitse Minister Von der Leyen afgelopen week samen de Zr. Ms. Karel Doorman in gebruik hebben genomen. Als we over het meerjarig perspectief spreken, betekent dit in feite ook: gezamenlijke budgetten. Het betekent: strings attached. Op dit moment hebben we dat niet alleen met Duitsland, maar bijvoorbeeld ook in onze samenwerking met de Belgen als het om fregatten gaat. In al die samenwerkingsverbanden met landen waarmee we de verdieping al hebben ingezet, maar ook met andere landen – ik noem het maar even de tweede ring – zijn er natuurlijk een soort «strings attached». Uiteraard kunnen wij zelfstandig over alles besluiten, want het parlement gaat erover, maar we hebben hierin wel besluiten genomen. Mag ik de Minister eens vragen om daarop te reageren?

Ik schakel even naar het verslag van 8 oktober vorig jaar. Het gaat wederom om het publiceren van de nationale in- en outputcijfers; de Minister weet dat ik daar zeer aan hecht. De Minister heeft dat op 8 oktober gedaan en ik wil haar vragen om dat wederom te doen. Ik denk dat hier ook «leading by example» geldt, zoals de Minister dat vorige week bij de EU-vergadering heeft gedaan. Zeker voor de NAVO geldt dit ook. Misschien moeten wij wat meer doen aan «naming», maar dan wel zonder «shaming», van wat er nu precies gebeurt. Het «strings attached» van budgetten, min of meer aan elkaar gelinkt, mag wat mij betreft wel wat inzichtelijker worden, ook richting het meerjarig perspectief. Ik vraag de Minister om hierop te reageren.

Collega Knops had het er al over: in gesprekken bij de NAVO Parlementaire Assemblee is ons wederom nadrukkelijk verzocht om niet alleen de gereedheid, maar ook de inzetbaarheid te verhogen. Ik kom daarmee op de snelste inzetbaarheid: de VJTF. De flitsmacht is ingezet. We hebben de lessen geleerd, of beter gezegd gelezen, want ik begrijp uit de brief van december dat de evaluatie nog moet komen. Kan de Minister de Kamer hierover informeren, wellicht niet nu maar op een ander moment? Afgelopen week hebben we de reactie van de regering ontvangen op het rapport van de AIV (Adviesraad Internationale Vraagstukken) over de flitsmacht. Ik neem overigens aan dat die reactie in deze commissie zal worden besproken, omdat het natuurlijk heel erg aan Defensie is gerelateerd, maar dat vernemen we nog wel. Kan de Minister reageren op alle lessons learnt hierin? Dit geldt natuurlijk wederom voor al die lidstaten gezamenlijk. Ook hier wil ik weten wat we doen in het meerjarig perspectief.

Ik kom te spreken over de militaire langetermijnaanpassingen en het Readiness Action Plan (RAP). Ook op dat vlak signaleert de Minister enerzijds positieve ontwikkelingen. Anderzijds is de inzetbaarheid laag. Ook hierop krijgt het parlement moeilijk zicht. Het is lastig de vinger erachter te krijgen, zo u wilt, en te zien hoe die inzetbaarheid verloopt. Ik begrijp uit de brief dat de Minister een rotatie voor de VJTF zal voorstellen, net zoals we nu bij de NRF doen. De VJTF is eigenlijk de NRF. Ik vraag me af wat het voordeel daarvan is. Enerzijds is er een discussie over welke landen leveren in een soort van kopgroep. Anderzijds: als we weer een rotatie krijgen, zijn het iedere keer dezelfde landen die een inzet plegen. Dat hebben we de afgelopen jaren natuurlijk eveneens gezien bij de NRF en bij de EU Battlegroup. Iedere keer plegen dezelfde landen een inzet. Wat is op dit punt het voordeel van opgelegde langetermijnrotatie? Is snelle inzetbaarheid daarbij gegarandeerd? Voor zover mijn informatie reikt, hebben nog lang niet alle landen zich ingeschreven voor de VJTF-inzet.

Ik heb nog een vraag over de toekomstige operaties. Ik doel op de lunchafspraak met de Enhanced Opportunity Partners (EOP). Ik moet eerlijk zeggen dat collega Knops en ik dit het eerste hoorden bij de NAVO-bijeenkomst in Washington. Het stond bij mij niet op het netvlies. Het is interessant dat we deze EOP's hebben. In de geannoteerde agenda staat dat de NAVO bij eventuele toekomstige operaties kan rekenen op bijdragen van de landen Australië, Finland, Georgië, Jordanië en Zweden. Wil de Minister daar wat uitgebreider op ingaan? Ik kan me er wel wat bij voorstellen, bijvoorbeeld geografische verbanden. Het zijn partners waarmee we een langdurige samenwerking hebben bij velerlei missies. Ik lees nu echter dat ze voor de gehele NAVO gelden als Enhanced Opportunity Partners.

Mijn laatste opmerking gaat over een Duits-Turks verzoek ten aanzien van de NAVO-inzet in het kader van de grenzen met Turkije en de vluchtelingenstromen. Ik kan me niet voorstellen dat dit morgen of overmorgen niet aan de orde komt. Wellicht kan de Minister hier voortijdig op reageren. De Kamer zal mogelijk een brief vragen voor het debat van aanstaande donderdag dat hierover gaat. Ik kan me nogmaals niet voorstellen dat dit niet op de agenda komt, hetzij informeel, hetzij in de wandelgangen, hetzij bij lunches, in de gesprekken met de Defensieministers.

De voorzitter: Ik meld de leden dat het verzoek dat mevrouw Eijsink aan het einde van haar bijdrage deed, een uur geleden ook door collega Voordewind is gedaan.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik verwijs naar dat verzoek.

De voorzitter: Heel goed. Ondertussen zijn ook de heren Jasper van Dijk en Houwers aangeschoven. Dat betekent dat er inmiddels – nu kan ik wel tellen! – acht woordvoerders zijn. Ik geef met genoegen het woord aan de heer Dijkgraaf, die zoals u allen weet heel goed kan tellen. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Ik bedoel natuurlijk de SGP; ik kijk even of hij ook oplet!

De heer Dijkgraaf (SGP): Dank u wel, voorzitter van de Partij van de Arbeid!

Voorzitter. Diverse collega's hebben al hun zorgen geuit over het budget van Defensie: 1,16% van het nationaal inkomen, terwijl de NAVO-norm 2% is. Dat is dus belabberd, niet alleen in absolute termen, maar ook als je het relatief bekijkt. Als je de cijfers op een rijtje zet, zie je dat maar vijf landen in de NAVO voldoen aan de NAVO-norm van 2%. Als je de landen rangordent op het percentage bbp, zijn er nog eens negen landen die het beter doen dan Nederland. Nederland staat dus op de vijftiende plek in de NAVO. Dan denk ik: hoe heeft het zover kunnen komen? Daarover kunnen we een hele beschouwing houden, maar dat zal ik nu niet doen. Met de lessen uit het verleden is het echter wel de vraag hoe we dan richting de toekomst gaan en hoe we richting Warschau gaan.

Mevrouw Eijsink las al een mooie zin voor uit de brief. Zij stelde daar een heel vriendelijke vraag over. Ik zou het iets scherper willen stellen. We hebben deze problematiek. We krijgen een brief van de Minister waarin staat: om verder invulling te geven aan het budget van Defensie – er staat eigenlijk: Defense Investment Pledge, maar dat zijn gewoon de centen die we voor Defensie hebben – neemt het kabinet stappen in het kader van een meerjarig perspectief, afhankelijk van de ontwikkelingen in de veiligheidssituatie en de beschikbare financiële middelen. Dan denk ik: daar gaan we weer! Dat hebben we in het verleden ook gedaan. We keken altijd naar de veiligheidssituatie, we keken altijd naar de budgettaire situatie en het einde van het liedje is 1,16%. Nu neem ik dat de Minister niet kwalijk. Er is een kleine voorgeschiedenis en ik denk dat de Minister op zich goede stappen heeft gezet, ook met onze steun, om daar wat aan te doen.

Het brengt mij wel tot de volgende vraag. Hoe komen we nu echt een stap verder richting Warschau? Als we dan bij dit soort zinnen blijven steken, weet ik wel wat er gebeurt. Dan zitten we na Warschau in hetzelfde lastige parket als we nu zitten. Hebben we niet een mechanisme nodig, een mechanisme dat we voorleggen in Warschau, waarmee we echt iets concreets met elkaar kunnen afspraken? We gaan toegroeien naar een aantal opties. Ten eerste is dat het op heel korte termijn toegroeien naar de NAVO-norm. Iedereen die de getallen een beetje kent, weet dat dit niet gaat lukken. Nederland zou dan naar dik 13 miljard moeten. Er moet dan 5,5 miljard bij. Probeer dat maar eens te doen in een kabinetsperiode. Ik zou het graag willen, maar het is ondenkbaar.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Net als u, voorzitter, heb ik veel bewondering voor de rekencapaciteiten van collega Dijkgraaf. Ter onderbouwing vraag ik hem toch het volgende. De heer Dijkgraaf maakte de opmerking dat Nederland het vijftiende NAVO-land zou zijn. Er zijn veel rapporten over verschenen. Het is misschien wel goed om met elkaar te delen waar die cijfers vandaan komen en wat de definities zijn, want Nederland doet het kwalitatief toch erg goed. De heer Dijkgraaf had het daarnaast over 5,5 miljard erbij. Waarvoor en binnen welke tijd? Dat zal hij vast heel goed onderzocht hebben, dus ik zie uit naar de rapporten die hieraan ten grondslag liggen.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit komt uit een press release, dus een perscommuniqué, van de NAVO van 28 januari 2016. De cijfers van de NAVO zelf zijn daarin gehanteerd en in tabelletjes en grafieken gezet. Ik weet dat er definitiekwesties zijn. Je moet voor Nederland bijvoorbeeld eigenlijk niet rekenen met een percentage van 1,15 maar van 1, want 0,15% gaat op aan pensioenuitgaven. We doen het mogelijk dus nog slechter in de NAVO, maar er zullen voor andere landen ook dingetjes gelden. Als je de cijfers op een rijtje zet, weet je echter één ding zeker: we zitten niet in de top van de NAVO. Dat zou wel moeten. Waar moet het dan bij en hoe snel? Daarover gaat mijn bijdrage. Ik heb drie opties, waarvan ik de eerste net besproken heb: het repareren in één kabinetsperiode.

De voorzitter: Wacht even. Is dit een onderdeel van het antwoord? Anders komt nu het tweede deel van de interruptie.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ja, dit is nog een onderdeel van het antwoord.

De voorzitter: Ja, dat dacht ik al.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit was een derde deel van het antwoord! Ik heb één optie genoemd, maar er komen zo nog twee andere opties. Ik wacht eerst de vervolgvraag van mevrouw Eijsink af.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Nee, ik wil eerst nog het antwoord op mijn andere vraag, dus het bedrag dat erbij moet.

De voorzitter: Nee, jongens, dit gaat eindeloos duren.

De heer Dijkgraaf (SGP): 2% van het bbp van 650 miljard is 13 miljard. We zitten nu op een goede 8 miljard. Dat betekent dat er 5 miljard bij moet. Om precies te zijn: 684 miljard x 2%.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik volg het helemaal, maar ik hoor enige nuancering in de woorden van collega Dijkgraaf, namelijk dat we in de top van de NAVO zouden moeten willen komen. Hoe zou dit bedrag volgens de heer Dijkgraaf moeten worden ingevuld? Middelen erbij doen is natuurlijk één ding, maar een organisatie moet het ook in samenwerking met andere landen kunnen verwerken, aankunnen. Daarover hoor ik de heer Dijkgraaf nog niet.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat is precies waar het om gaat. De motie-Van der S., zoals ik haar maar zal noemen, want sommigen vinden het moeilijk om de naam «Van der Staaij» elke keer te horen ...

De heer Teeven (VVD): Nee hoor, het is de motie-Van der Staaij.

De heer Dijkgraaf (SGP): De motie-Van der Staaij zegt precies dat: ga nu vanuit de veiligheidssituatie beredeneren wat nodig is en kijk welk budget daarbij hoort. Dat is ook de volgorde die ik graag zou willen. Ik constateer één ding: gegeven de uitdagingen in de wereld en gegeven de wijze waarop bijna alle NAVO-lidstaten, op vijf na, eraan toe zijn, zijn we budgettair, qua capaciteiten en qua kwaliteit niet ingericht om die uitdagingen aan te gaan. Neem de verhalen van collega's over als Poetin in Oost-Europa tekeergaat. Zelfs dat kunnen we niet eens aan, terwijl we allang weten dat die uitdaging er ligt.

Voorzitter. De eerste optie is dus om op heel korte termijn, binnen een kabinetsperiode, naar die 2% toe te gaan. Ik denk dat dit onhaalbaar is. De tweede optie is om af te spreken dat we bijvoorbeeld 5% per jaar groeien totdat we op die 2% zitten. Als Nederland dat zou vastleggen, bijvoorbeeld in een gedragen collectief, doen we er tot 2033 over om op die 2% te zitten. Dat is zestien jaar. Dat is wel weer het andere uiterste. Moet je er zo lang over willen doen voordat je je veiligheidssituatie op orde hebt? Ik zeg: nee.

Dat brengt mij tot de derde optie, die volgens mij het kansrijkst is. Laten we nu eens met elkaar afspreken dat landen die dik onder die norm zitten, een sprong maken in hun budget, bijvoorbeeld binnen een kabinetsperiode van een jaar of vier, vijf, en daarna hun budget laten groeien met 5% per jaar. Als Nederland de ambitie zou hebben om in tien jaar tijd op 2% van het nationaal inkomen te zitten en in de latere jaren 5% wil groeien, zou je in de komende kabinetsperiode 1 miljard per jaar erbij moeten doen, dus 4 miljard voor de hele kabinetsperiode. We hebben het wel over dat soort bedragen als we serieus werk willen maken van de norm die er is.

Mijn uitdaging aan de Minister zou de volgende zijn. Moeten we, gegeven wat er in Warschau zal plaatsvinden, niet van de vage zinnen af en toewerken naar concrete voorstellen, waarmee we niet alleen onszelf, maar ook onze collega-lidstaten aan dat soort dingen binden? Zo gaan we gezamenlijk naar een krachtiger NAVO die de uitdagingen van de toekomst aankan. Ik zou dat graag van de Minister horen. Ik snap ook dat er niet volgende week al een antwoord op is, maar we hebben tot juli om daaraan te werken. Als we niet gaan werken aan dat soort concrete mechanismen, denk ik dat we er niet komen.

De heer Knops (CDA): Ik ben altijd buitengewoon geïnteresseerd in de mooie bijdragen van de SGP. Toch hoor ik een tegenstelling. Aan de ene kant worden er allerlei dingen gezegd waarmee ik het heel erg eens ben. Aan de andere kant is de heer Dijkgraaf buitengewoon soepel, zo zou ik bijna willen zeggen in militaire termen, naar de Minister toe met zijn woorden dat het niet volgende week klaar hoeft te zijn. Nee, dat begrijpen wij, maar we zitten al drie jaar te wachten. Sinds «Wales» zijn we gewoon de verkeerde kant op gegaan in de percentages en komen we uit op de plek die de heer Dijkgraaf heeft berekend. Wat is voor hem de termijn waarbinnen de Minister uiterlijk zou moeten leveren, boter bij de vis zou moeten doen, de lange volzinnen zou moeten inruilen voor harde muntjes?

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb weleens ondeugend gezegd dat je datgene wat het CDA in tien jaar aan ellende heeft aangericht, niet in twee jaar ...

De heer Knops (CDA): Ik geloof dat ik een andere vraag heb gesteld dan de vraag die de heer Dijkgraaf nu aan het beantwoorden is.

De heer Dijkgraaf (SGP): ... kunt repareren. Het zou echter een beetje flauw zijn om dat te herhalen, dus dat doe ik maar niet! Ik denk dat er ook een collectieve verantwoordelijkheid ligt en dat het veel breder ligt, want op verschillende momenten hebben verschillende partijen het laten lopen. Dat geldt ook voor onze eigen verkiezingsprogramma's. Wij kwamen er relatief goed af, maar in absolute termen ook niet. Laat ik de hand dus ook gewoon in eigen boezem steken. Ik vind dat wij dit collectief hebben gedaan. Het betekent wel dat het inderdaad snel moet. Ik heb niet de illusie dat je het probleem in twee, drie jaar volledig kunt repareren. Ik vind wel dat je op korte termijn met elkaar moet vastleggen dat je het wel definitief gaat repareren. Als je dat niet doet, modder je door van het ene jaar naar het andere jaar. Dan zitten we hier volgend jaar hetzelfde te bespreken, net als over twee jaar en over drie jaar. Dat kunnen we volgens mij niet maken.

De heer Knops (CDA): Helder. Ik begrijp dus dat de heer ..., dat de SGP ...

De voorzitter: De heer Dijkgraaf.

De heer Knops (CDA): Ja, precies. Wie kan hem nu vergeten? De naam Van der Staaij dreunt gewoon de hele tijd door mijn hersenen.

Zou de Voorjaarsnota dan een uiterst moment zijn? Daarna komt er bijna niets meer aan serieuze momenten waarop er nog kan worden herverdeeld of hergeprioriteerd.

De heer Dijkgraaf (SGP): Officieel gaat de Voorjaarsnota alleen over het bijpassen van het budget voor dit jaar, 2016. Je kunt daarbij wel een doorkijkje geven. Ik zou zeggen dat de laatste begroting van dit kabinet een logischer moment is. Als de kabinetsperiode gewoon wordt uitgezeten, wordt die begroting namelijk nog gewoon behandeld. Dat spoort ook heel goed met wat er in Warschau wordt afgesproken, want dat gebeurt in juli. De resultaten daarvan kunnen dan in de zomer in de begroting worden verwerkt. Dan laat het kabinet ook een goede erfenis na.

De voorzitter: De heer Dijkgraaf rondt zijn betoog af, voor zover hij dat niet al heeft gedaan.

De heer Dijkgraaf (SGP): Nog een klein puntje van andere aard, voorzitter. Wij steunen de praktische samenwerking tussen de EU en de NAVO. Een goede inlichtingenpositie en snelle besluitvorming zijn daarvoor onontbeerlijk, willen de snelle interventiemachten goed kunnen functioneren. Wij benadrukken wel dat de NAVO, of beter gezegd de behoudende NAVO-lidstaten, wat de SGP betreft het voortouw in de militaire besluitvorming heeft. Dat moet daar echt blijven. Ik zie de Minister al knikken. Ik ga ervan uit dat dit voor haar gewoon bovenaan staat.

De voorzitter: Het woord is aan mevrouw Belhaj, die ik ook van mijn kant van harte welkom heet in onze commissie. Zij is vorige week al bij een openbare bijeenkomst van de commissie geweest.

Mevrouw Belhaj (D66): Voorzitter. Ik zit pas voor de tweede keer bij deze commissie, maar ik heb al wel door dat de interrupties van het CDA vaak gaan over de mate waarin je bereidheid hebt om meer middelen toe te bedelen.

De heer Knops (CDA): U bent een snelle leerling!

Mevrouw Belhaj (D66): Ik ben een heel snelle leerling, dat klopt. U mag die interruptie straks ook bij mij proberen, mijnheer Knops!

Voorzitter. De NAVO wordt aan verschillende kanten uitgedaagd. De relatie met Rusland is gespannen en in het Midden-Oosten zaait ISIS dood en verderf. Het bondgenootschap ziet zich dus genoodzaakt om zich daartegen te verdedigen. D66 vindt het dan uiteindelijk begrijpelijk dat de VS opnieuw militair materieel wil opslaan in Eygelshoven. Ik zal zo dadelijk verder ingaan op de relatie tussen de NAVO en Rusland en de bijbehorende afschrikkende maatregelen. Ook zal ik aandacht besteden aan diverse NAVO-eenheden, de invulling daarvan, de discussie die we de vorige keer hebben gevoerd en de verdere eventuele inzet.

Ik lees in het verslag van de vorige NAVO-Defensieministeriële dat Rusland nauwelijks nog als partner kan worden beschouwd. In de geannoteerde agenda voor de aankomende bijeenkomst staat het scherper geformuleerd, namelijk: Rusland kan niet langer worden beschouwd als partner. Dat lijkt wellicht een klein verschil, maar volgens mij is het wel degelijk wezenlijk. Misschien kan de Minister mondeling nader toelichten hoe zij dit precies ziet en hoe zich dit precies verhoudt tot de verdere verwijdering van Rusland.

Ik lees in de agenda dat Nederland eventueel een bijdrage wil leveren aan het stationeren van militaire eenheden, ook op het grondgebied van de oostelijke bondgenoten. Kan de Minister aangeven en concretiseren wat dit precies inhoudt en aan welke troepen zij dan denkt?

Ik lees tevens dat er beloftes worden gedaan voor bijdragen in 2017 en zelfs in de periode 2018–2020. Dat zijn dus verplichtingen voor over een aantal jaren, die we eigenlijk nu aangaan. Wat zou dit precies betekenen voor de flexibiliteit van de Nederlandse krijgsmacht? Wat zou het betekenen als je flexibel wilt inspelen op eventuele missies die dan gaande zijn of waar Nederland verzocht wordt een rol in te spelen?

Ik had de intentie om mijn klokje aan te zetten, voorzitter, maar dat heb ik niet gedaan.

De voorzitter: Ik ga u helpen. U zit op 2 minuut 42. Als ik één vinger omhoogsteek, betekent dat meestal geen reprimande, maar wel dat u nog een minuut te gaan hebt.

Mevrouw Belhaj (D66): Dat is fijn.

Ik kom te spreken over de inzet van de NAVO-eenheden. D66 staat er positief tegenover dat Nederland zoveel bijdraagt aan de diverse multinationale eenheden. Nog positiever – dat klinkt wellicht een beetje vreemd – zou het voor D66 zijn als we ze ook een keer gebruiken. Als je de intentie hebt om ze in te zetten maar dat vervolgens niet doet, vragen wij ons af: waarom niet? Aansluitend daarop en in reactie op het advies van de AIV over de inzet van snelle reactiemachten stel ik de Minister de volgende vraag. Onderschrijft zij de conclusie dat het voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van de NAVO van belang is dat het politieke besluitvormingsproces in zowel de NAVO als de hoofdsteden is afgestemd op de zeer snelle inzetbaarheid van de VJTF? Kan zij dit concretiseren?

Ik rond af. De VVD-fractie merkte al op dat de Minister ijvert voor een gezamenlijke EU-NAVO-verklaring over hybride dreigingen. Dat is een nobel streven, maar ik vraag me daarbij nog wel af wat daarin zou moeten staan en wat de Minister precies zou willen met zo'n verklaring.

De heer Houwers (Houwers): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar uiteenzetting van de Nederlandse bijdrage op internationaal terrein. Het is duidelijk te zien dat zij heeft ingezet op een intensieve samenwerking met andere NAVO-landen, met als recentste wapenfeit het Duitse medegebruik van de Zr. Ms. Karel Doorman. Dat is een belangrijke samenwerking, die ik als Winterswijkse buurman van Duitsland alleen maar kan toejuichen. Ik denk dat we hiermee een goed voorbeeld zijn voor anderen en dat we deze lijn vooral moeten doorzetten. Het voorstel om met Duitsland een Framework Nations Grouping (FNG) op te richten en met een vaste rotatiecyclus de NRF te vullen, ondersteun ik van harte. Het helpt andere landen ook om een evenredige bijdrage te leveren. Ik waardeer de inzet van de Minister om tot opties te komen. In tijden van schaarste moet slim worden omgegaan met de middelen die je hebt.

De memory of understanding over de precisiegeleide luchtgrondmunitie is ook een mooi voorbeeld waaraan je kunt zien dat de Minister hard werkt aan de samenwerking. Ik heb echter nog wat praktische vragen over die memory of understanding. Is er een prioritering voor verdeling van schaarste overeengekomen? Hoe lang zal de levering door een partner duren bij een verzoek? Is dat per ommegaande? Hoe weet je zeker – daarmee hebben we geloof ik wat slechte ervaringen – dat de Grieken betalen en ook beloften nakomen? Zijn er speciale afspraken gemaakt met dat land? Het is goed om te zien dat er gebruik wordt gemaakt van ons materieel en onze mankracht, want daar hebben we ze immers voor, maar je moet ook waarmaken wat je belooft. Dat betekent dat onze inzet ook effecten kan hebben op overige taken. Mijn vraag is dan ook of er sprake is van verdringingseffecten. Is bekeken wat de bijdrage aan de EU Battlegroup en de NRF betekent voor de inzet op andere terreinen? Er zijn natuurlijk niet voor niets verschillende keuzes die je op dat gebied kunt maken.

Hoe zit het met de bekostiging van de inzet van de snelle interventiemacht? Uit het test bed blijkt dat er nauwelijks gevolgen waren en dat er voldoende is gereserveerd voor de gereedstelling en de training uit wat ik maar even de «Van der Staaijgelden» noem. Hoe gaat dat als er daadwerkelijk inzet is en er dus operatiekosten zijn? Kan de Minister aangeven waaruit die dan worden betaald? Ik krijg daarop graag een nadere toelichting.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. We spreken over de NAVO-Defensieministeriële die plaatsvindt op 10 en 11 februari en in het teken staat van de NAVO-top in Warschau op 8 en 9 juli. Op dit moment zien we een forse intensivering van de militaire inspanningen in Europa. De Verenigde Staten gaan hun defensiebudget in Europa in 2017 verviervoudigen ten opzichte van dit jaar, vooral vanwege de Russische dreiging. In een algemeen overleg vorig jaar sprak ik nog van een déjà vu. Inmiddels kun je zeggen dat een nieuwe koude oorlog wel heel dichtbij is.

De defensie-uitgaven van de Verenigde Staten in Europa worden verhoogd van 730 miljoen euro nu naar ruim 3 miljard euro volgend jaar. Het extra geld wordt gestoken in de plaatsing van 250 tanks, pantservoertuigen en ander materieel, alsmede in meer trainingsfaciliteiten voor de bondgenoten. Er is sprake van 4.000 extra manschappen in het oosten van Europa. Kan de regering dit bevestigen? Klopt het dat er manschappen naar het oosten van Europa worden getransporteerd? De hamvraag is of deze maatregelen inderdaad een geruststellende werking hebben, zoals wordt beweerd, of dat het ook olie op het vuur kan zijn, met name richting Rusland, zeker als je de inspanningen aan de oostgrens verhoogt. Erkent de Minister dat meer bewapening van het Westen dat effect kan hebben? Hoe voorkom je een nieuwe wapenwedloop?

In dit verband wil ik een lofzang plegen op de heer Frits Bolkestein, die hierover wijze woorden heeft gesproken in de NRC van 2 januari. Hij was destijds al tegen de uitbreiding van de NAVO naar Oost-Europa. De Russen zijn genoeg vernederd, zei hij. De Russen zien de NAVO als een aanvalsmachine die oprukt tot aan zijn grenzen en daarom moet je behoedzaam opereren, aldus de heer Bolkestein.

De heer Teeven (VVD): Voorzitter, ...

De heer Jasper van Dijk (SP): Ah, een partijgenoot meldt zich.

De heer Teeven (VVD): De heer Bolkestein zei nog meer in dat artikel. Begrijp ik nu dat de SP een voorstander is van een drastische investering van alle middelen in de marine? Dat was namelijk wat de heer Bolkestein bepleitte: dat wij eigenlijk een land zouden moeten zijn dat alle kaarten inzet op de marine. Wil de SP dat ook, of is dat dan weer onverstandig van de heer Bolkestein? Ik kan het allemaal niet volgen, dus dat is mijn vraag. Is de SP voor een drastische investering in de marine? Dat zal de marine, mocht ze meeluisteren, als muziek in de oren klinken. Ik hoor graag wat de SP daarvan vindt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dit was toch een van de zwakkere interrupties van de heer Teeven. De heer Bolkestein heeft heel veel gesproken. Hij heeft inderdaad ook iets gezegd over de marine. Ik ga daarover graag het debat met de heer Teeven aan, maar het gaat nu even over zijn uitspraken over de NAVO. Volgens mij zit ik er niet ver naast als ik zeg dat de heer Bolkestein een grote, prominente VVD'er is. Hij zegt ook ergens: destijds werd ik niet tegengesproken door mijn fractie. Ik heb de heer Teeven toen ook niet gehoord. De heer Bolkestein zei dat je de NAVO niet moest uitbreiden naar het oosten, dat dat verkeerd zou gaan en dat het bij de Russen agressie aan de oostgrens zou oproepen. Overigens zei hij in dat stuk waarin hij pleit voor meer investeringen in de marine ook dat je moet stoppen met de JSF. Is dat ook een standpunt van de heer Teeven?

De heer Teeven (VVD): De heer Van Dijk moet vragen niet met wedervragen beantwoorden. De geschiedenis heeft geleerd dat de JSF is gekocht met veel steun van de VVD-fractie. Mijn vraag staat echter nog: is de SP nu voor drastische investeringen in de marine? Dat kan ik dan nog een beetje begrijpen, want dat is een consequent standpunt. Waar is de SP nu voor? Of shopt de SP bij monde van de geachte heer Van Dijk alleen een beetje in de uitspraken van de heer Bolkestein om te gebruiken wat hem goed uitkomt? Dan kennen we hem weer.

De heer Jasper van Dijk (SP): De enige die nu aan het shoppen is, is de heer Teeven. Hij pakt er één puntje over de marine uit, terwijl we vandaag een debat voeren over de NAVO en niet over de marine. Ik zei al dat ik het debat daarover graag met hem voer. Dat doe ik ook graag over de JSF, waarover de heer Bolkestein een uiterst verstandig standpunt heeft. Het gaat nu echter over de uitspraken van de heer Bolkestein over de NAVO. Daarop zou de heer Teeven moeten ingaan, want de heer Bolkestein zei daar goede dingen over.

Voorzitter.

De voorzitter: Ja, u was inderdaad aan het woord, mijnheer Van Dijk. U beantwoordde geen interruptie. Gaat u verder met uw betoog.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het komt helemaal goed, voorzitter, maakt u zich geen zorgen.

De voorzitter: Over u nooit.

De heer Jasper van Dijk (SP): Kijk, dat is mooi.

De voorzitter: Over de heer Bolkestein soms wel, maar dat terzijde.

De heer Jasper van Dijk (SP): Daar wachtte ik al op! Ik hoorde al een enigszins gepikeerde stem. We gaan snel door.

Het eerder gesloten wapendepot in Eygelshoven, Limburg, gaat weer open. Ik krijg daarop graag een toelichting. Wat gaat er precies gebeuren? Welke kosten zijn daaraan verbonden voor Nederland? Eygelshoven is berucht vanwege het werken met giftige stoffen zoals chroom-6. We hebben contacten met slachtoffers, die verbaasd zijn over de heropening en ons daarover vragen stellen. Wat voor materieel gaat er precies naar Eygelshoven? Gaat het opnieuw om wapens die met giftige schoonmaakmiddelen moeten worden onderhouden? Garandeert de Minister dat er veilig wordt gewerkt? Of bepalen de Amerikanen simpelweg hoe daar wordt gewerkt? Ik krijg hierop graag een reactie.

Er is recent een beroep gedaan op de NAVO door Duitsland en Turkije – zie de Volkskrant van vandaag – in verband met de vluchtelingencrisis en de aanpak van mensensmokkel. Het gaat om het vastleggen van bewegingen van vluchtelingen, hulp bij grensbewaking en dat soort zaken. Kan de Minister een toelichting geven? Gaat Nederland hierin een rol spelen?

De voorzitter: Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van de eerste termijn van de Kamer. Ik kijk even naar de Minister en meen een teken te zien dat zij terstond en direct met haar beantwoording wenst te beginnen. Daarvoor geven wij haar vanzelfsprekend direct de gelegenheid.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik dank de leden voor de gestelde vragen. Laat ik even beginnen met de laatste actualiteiten, waarover blijkbaar door de heer Voordewind alweer een brief is gevraagd. Morgen begint de NAVO-Ministeriële. Ik zal daar wat later aanschuiven in verband met het debat over Syrië. Na het debat ga ik direct naar Brussel. Ook op donderdag zal de NAVO-Ministeriële nog gaande zijn. Zoals het er nu uitziet, zal de secretaris-generaal om een tasker worden gevraagd om te bekijken wat de NAVO kan betekenen in het kader van de inzet van de Standing Naval Maritime Group in de Egeïsche Zee, dus het stuk tussen Turkije en Griekenland. Het gaat hier in het bijzonder om de criminele netwerken die daar aanwezig zijn, de vluchtelingen en migranten die daarvan gebruikmaken en die ook misbruikt worden en de mensen die daar verdrinken en ook toch steeds weer Europa bereiken. Er is dus aanleiding genoeg om daar op te treden. Er wordt natuurlijk bekeken wat er vanuit Frontex kan worden gedaan, maar in het kader van de contacten tussen Duitsland en Turkije is ook vanuit Turkije gevraagd om te bezien wat we vanuit de NAVO eventueel kunnen betekenen.

Er komt dus een tasker, waarna het verder wordt uitgewerkt. Ik sta daar op zich positief tegenover. Ik heb wel gezegd dat er voor mij een aantal belangrijke punten zijn of, zo u wilt, voorwaarden aan vast zitten. Je moet zo dicht mogelijk bij de Turkse kust kunnen opereren, dus in Turkse wateren. Het is ook van belang dat de mensen die je uit zee haalt en redt, weer worden teruggebracht naar Turkije. Dat past in het zogenaamde tienpuntenplan dat is besproken tussen Turkije en Duitsland en dat nog veel verder moet worden uitgewerkt. Wat in het nieuws is, is dus een initiatief dat is besproken tussen Turkije en Duitsland en dat de komende dagen verder handen en voeten krijgt. De Kamer zal zeker nader worden geïnformeerd naar aanleiding van de tasker die wordt besproken in de NAVO-Ministeriële; de vraag is wat dat betekent en of wij een eventuele bijdrage kunnen leveren in het kader van de Standing Naval Maritime Group. Voor zover de actualiteit.

Ik kom bij het rapport van RAND, waarover enkele leden hebben gesproken. Allereerst is het goed dat dit soort rapporten er zijn. Dat houdt ons scherp. Het gaat wel om fictieve scenario's. In deze scenario's wordt inderdaad ervan uitgegaan dat een hybride aanval op de Baltische staten een logische volgende stap is na de Russische inmenging in Oekraïne. Ik mag hopen dat dat niet waar is. Daarom benadruk ik ook dat het een fictief scenario is. Er zijn op dit moment – laat ik dat ook benadrukken – geen aanwijzingen dat Rusland de Baltische staten zou willen aanvallen. De afschrikwekkende werking die uitgaat van artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag speelt hierbij zeker een rol.

De heer Knops (CDA): «Ik mag hopen dat dat niet waar is»: als een Minister van Defensie dat soort teksten gebruikt, word ik een beetje zenuwachtig. Artikel 5 is een leeg begrip als het niet gevuld wordt met afschrikking. Volgens mij is dat precies de kern van de vragen die aan deze zijde zijn gesteld. Defensie houdt juist rekening met scenario's die niet verwacht waren. In Oekraïne heeft zich een scenario ontrold dat niet op die manier verwacht was, althans niet in de vorm waarin het zich heeft afgespeeld. Achteraf weten we dat het hybride was, vooraf werd dat niet gezien. Ik heb niet gezegd dat er een aanval ophanden is. Ik heb dat collega's ook niet horen zeggen. Het is echter toch de kern van Defensie dat je voorbereid moet zijn op het onbekende. We moeten dus niet hopen, maar we zullen moeten investeren om te voorkomen dat we afhankelijk zijn van hoop en al die andere dingen. Is de Minister het daarmee eens?

Minister Hennis-Plasschaert: Hoop, geloof en liefde inderdaad. Daarom zei ik dat er op dit moment geen aanwijzingen zijn dat Rusland de Baltische staten zou willen aanvallen. Uiteindelijk is een goede informatiepositie cruciaal en ja, je moet je op alles voorbereiden. Daarom sprak ik hoop uit, omdat er geen aanwijzingen zijn. Desalniettemin is het van belang dat de NAVO zich overal op voorbereidt en dat de afschrikwekkende werking die, zoals de heer Knops terecht opmerkte, uitgaat van artikel 5 van het Noord-Atlantisch Verdrag hierbij een rol moet spelen. Het is dus ook van belang dat we ervoor zorgen dat we geloofwaardig invulling kunnen blijven geven aan die afschrikking en de bondgenootschappelijke solidariteit. Dat ben ik van harte eens met de heer Knops. Mede daarom hebben we in Wales met elkaar afgesproken werk te maken van het Readiness Action Plan. Daarom is de VJTF in het leven geroepen. Daarom zijn we op dit moment al die militaire aanpassingsmaatregelen aan het doorvoeren. Het is niet gisteren bedacht en morgen uitgevoerd. Het heeft een bepaalde doorloopperiode. De heer Knops merkte zelf ook op dat er naast het Readiness Action Plan en de oprichting van de VJTF steeds nieuwe maatregelen voorbijkomen die ook verder worden ingevuld, bijvoorbeeld de beperkte voortdurende aanwezigheid op rotatiebasis in het oostelijk deel van het NAVO-verdragsgebied. Ik kom daar straks nog op terug.

De zorgen zijn op zich terecht. De krijgsmachten zijn de afgelopen jaren behoorlijk uitgehold. Je ziet echter ook dat die trend niet alleen in Nederland, maar ook elders gekeerd wordt en dat men serieus werk maakt van het weer op orde brengen van zijn krijgsmacht. Ik bespeurde in een aantal bijdragen wel een beetje de teneur dat we als NAVO op onze rug liggen. Dat is zeker niet het geval, maar we moeten wel waakzaam en alert zijn en ons steeds weer aanpassen aan veranderende omstandigheden. Bij voorkeur moeten we op de troepen van de tegenstander vooruit blijven lopen. Het is niet zo dat de NAVO tot niets in staat is. Sterker nog, ik denk dat we ons niet moeten verslikken in de kracht van artikel 5 of de kracht van de NAVO-alliantie als zodanig als het gaat om optreden in het geval van bijvoorbeeld een inbreuk op artikel 5.

De heer Knops (CDA): Nogmaals, artikel 5 is een artikel dat pas kracht heeft, waarvan pas dreiging uitgaat op het moment dat het geladen is. Tijdens de bijeenkomsten die ik twee weken geleden heb bijgewoond, kwam van Amerikaanse zijde – en niet van de minsten – heel uitdrukkelijk aan de orde dat het vanwege het opschuiven van de NAVO-grens en de daarmee verloren gegane strategische diepte gewoon ontzettend kwetsbaar is. Alle vertegenwoordigers van de Baltische staten die ik spreek, spreken telkens op dit punt hun zorgen uit. Het is dus geen overdrijving van een bepaalde zorg die er is. Wij zitten in Nederland. Wij zitten hier misschien nog wel aan de goede kant. Als je het over het bondgenootschap als totaal hebt, neem ik echter aan dat de Minister toch ook wordt aangesproken door collega's uit de Baltische staten die dezelfde zorgen uiten en ook het gebrek aan strategische diepte zien, waardoor het risico aanwezig is dat als er iets gebeurt, de consequenties heel groot zijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Zeker. Ik heb goed contact met mijn collega's in de drie Baltische staten, zowel met de Letse, de Litouwse als de Estse collega en overigens ook met die van de andere oostelijke bondgenoten. Sterker nog, ik heb zelf een aantal jaren in Letland gewoond. Ik ken de Baltische staten heel goed en heb er nog steeds een zwak voor. Ik kom er nog steeds met enige regelmaat en weet goed wat er leeft. Ik zie dus ook hoe belangrijk het is dat we serieus werk maken van het Readiness Action Plan, hoe belangrijk het is dat we werk maken van de geruststellende maatregelen en hoezeer de heer Van Dijk dus de plank misslaat als hij zegt dat we Rusland vooral niet voor het hoofd moeten stoten, terwijl de oostelijke bondgenoten de dreiging serieus elke dag voelen. We moeten daar dus werk van maken. Ik ben daar bloedserieus in, anders had Nederland nooit het voortouw genomen in het test bed van de VJTF en had Nederland nooit met Duitsland en Noorwegen het voortouw genomen om de VJTF echt te laten werken. Mind you dus dat we ons aandeel pakken en dat ook serieus doen. We zullen dat ook blijven doen. De Baltische staten, maar ook Polen en andere oostelijke bondgenoten, voelen die dreiging iedere dag opnieuw. Daarvan kunnen wij ons hier in Nederland eigenlijk nauwelijks een voorstelling maken.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik had het ook niet over de Baltische staten. Ik snap heel goed dat men daar zenuwachtig is. Ik had het over de uitspraak van de heer Bolkestein dat het strategisch niet handig was van de NAVO om in de jaren negentig al zo snel te werken aan uitbreiding naar het oosten. Kan de Minister zich voorstellen dat dit ook weer een reactie oproept bij de Russen? Het is de NAVO die is opgerukt richting Rusland. Het is niet Rusland dat is opgerukt richting de NAVO. Deelt de Minister die mening?

Minister Hennis-Plasschaert: Het is niet de NAVO die is opgerukt. Het gaat hier om soevereine staten die soeverein de beslissing nemen of zij zich wensen aan te sluiten bij trans-Atlantische structuren of Europese structuren of daarmee willen samenwerken, dan wel of zij zich bij voorkeur willen voegen naar de Russische eisen, voorwaarden, wensen en grillen. Het zijn soevereine staten. Het is niet «de NAVO» die is opgerukt. Het gaat hier om weloverwogen soevereine beslissingen van soevereine staten.

De heer Jasper van Dijk (SP): De Minister praat er een beetje omheen. Ik vraag haar om gewoon puur feitelijk te erkennen dat het NAVO-grondgebied richting het oosten is uitgebreid. Deelt zij die mening? Het is niet zo dat de Russen richting het westen zijn uitgebreid. Nee, de NAVO is richting Rusland gekomen. Dat is gewoon een feitelijke constatering. Erkent zij dat?

Minister Hennis-Plasschaert: Het zou wat zijn als Rusland was opgerukt, want dan zou er landjepik zijn gespeeld, net zoals in het geval van de Krim. Wat hier is gebeurd, is dat een samenwerkingsverband, de NAVO – dat is iets significant anders dan een staat als Rusland – inderdaad is uitgebreid ter verdediging van het grondgebied. Dat is echt iets anders dan een staat die een andere staat onder de voet loopt. In dit geval zijn het staten die zich hebben aangesloten bij een samenwerkingsverband, bij een alliantie. Dat is een soevereine beslissing van een soevereine staat.

De heer Jasper van Dijk (SP): In de jaren negentig is bij de implosie van de Sovjet-Unie niet voor niets gezegd dat er behoedzaam moest worden geopereerd als het gaat om uitbreiding van de NAVO richting Rusland. Erkent de Minister dat, toen is gesproken over de wijze waarop wij ons zouden opstellen richting Rusland, er vanuit bijvoorbeeld Duitsland is gezegd dat we voorzichtig moesten zijn met uitbreiding van de NAVO richting Rusland?

Minister Hennis-Plasschaert: Zelfs onder de huidige omstandigheden – ik kom straks nog terug op het verhaal van Rusland als partner, geen business as usual enzovoorts – ben ik van mening dat de dialoog met Rusland te allen tijde moet worden gevoerd om misverstanden te voorkomen en om uit te leggen wat je doet. Dat is iets anders dan te zeggen dat we Rusland voor het hoofd stoten wanneer een soevereine staat een soevereine beslissing neemt om zich aan te sluiten bij een samenwerkingsverband. That's it.

De heer Van Dijk zegt dat de NAVO alleen maar groter is geworden. Dat klopt. De NAVO is budgettair gezien ook veel groter dan bijvoorbeeld Rusland. Ook beschikt de NAVO over de nieuwste technologie – gelukkig maar – en die komt nog steeds vanuit Amerika en niet vanuit Rusland. Zijn we voorbereid op een invasie? Zeker. Moeten we ons steeds weer blijven aanpassen aan veranderende omstandigheden? Zeker. Ik hecht er echter toch aan om te zeggen dat we met de NAVO een alliantie hebben die er mag zijn en in die staat is om vergaand en volledig op te treden. De aanpassingen die we nu doorvoeren, acht ik wel van groot belang. Ook in de toekomst zal dat zo zijn. Het is niet in beton gegoten; we zullen het herstelvermogen en aanpassingsvermogen steeds weer vorm moeten geven.

De heer Knops vraagt terecht naar het budget. Ik heb net al gezegd dat vele krijgsmachten in Europa de afgelopen jaren behoorlijk zijn uitgehold. Vele landen hebben gelukkig ook weer de beslissing genomen om die dalende trend te keren. Ik heb de Kamer tijdens de begrotingsbehandeling uitgebreid toegelicht dat beslissingen uit het verleden nog steeds doorwerken. Als je economische groei hebt, wat goed nieuws is, en je er wel geld bij krijgt, kom je dus in de heel wrange situatie dat beslissingen uit het verleden nog doorwerken, dus dat de pijn daadwerkelijk bij de operationele eenheden wordt gevoeld. Tegelijkertijd komt er dus geld bij. Dat effect is pas weer over een tijdje voelbaar. Dan heb je ook nog eens economische groei en verdwijnt dat extra geld eigenlijk in dat percentage. Helaas is dat ook een beetje inherent aan het mechanisme. Mijn inzet is om de opwaartse lijn die we hebben ingezet, verder te volgen. Zoals de heer Dijkgraaf zei, is de begroting voor 2017 een logisch volgend moment. Natuurlijk zal ik in alle Kamerbrieven moeten verwijzen naar bijvoorbeeld de beschikbare financiële middelen die het kabinet op dat moment voorhanden heeft. We hebben hier vaak met elkaar over gesproken. Was het maar waar dat we het nu al konden voorspellen. Tijdens het AO over Europa van vorige week spraken we over het geld dat niet meer in de schatkist komt vanwege een verminderde gastoevoer in Groningen. Het zijn allemaal gevolgen die ook moeten worden opgevangen. Het geld moet dus ergens vandaan komen. Kortom, mijn inzet is om de stijgende lijn die is ingezet in het kader van het meerjarig perspectief, verder vorm te geven. Ik ben echter wel gebonden aan een aantal voorwaarden daarvoor. Het geld zal er wel moeten zijn.

Met de maatregelen in de begroting voor 2016 wordt de basisgereedheid van de krijgsmacht versterkt. Ik heb steeds gezegd: daarmee zijn we er nog niet. Ik heb ook telkens verder toegelicht wat dat betekent voor bijvoorbeeld het investeringsbudget. Ook daar zijn de financiële kaders immers leidend, dus moeten er steeds opnieuw keuzes worden gemaakt. Daar zal in de toekomst extra geld naartoe moeten, willen wij niet voor heel moeilijke keuzes worden gesteld. Ik sprak eerder over de Combat Service Support. Ook de VJTF en de eisen die daaraan worden gesteld, bijvoorbeeld de grotere voorraden en de snelle beschikbaarheid, kosten geld. Daar hangt dus steeds een prijskaartje aan. Je opereert binnen de kaders, maakt keuzes en stelt dus ook prioriteiten als het gaat om de verdringingseffecten. Met betrekking tot het interim test bed leek het er even op dat we te maken hadden met grote verdringingseffecten, omdat we niet wisten of die transportkosten vergoed zouden worden. Dat laatste bleek uiteindelijk echter wel het geval te zijn. Ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat we de komende jaren voor grote uitdagingen staan als het gaat om extra financiering. We moeten de basisgereedheid steeds verder op orde brengen, ook met het oog op de snellere inzetbaarheid, en we moeten de schaarse ondersteunende capaciteiten verder versterken. Ook zal de versterking van de gevechtseenheden cruciaal zijn en zal de vervanging van noodzakelijke capaciteiten om aandacht vragen. Dat alles is al met de Kamer gedeeld op schrift en in woord, maar ik zal dat blijven doen. Mijn commitment is het om die stijgende lijn voort te zetten.

Wat gaat de stationering op rotatiebasis kosten? De heer Knops vroeg daarnaar. In het geval van Nederland gaat het om een beperkte bijdrage, juist omdat we zo'n grote bijdrage leveren in het kader van VJTF. Ik kan nog niet zeggen hoeveel dat zal zijn en welk kostenplaatje daaraan hangt, maar het zal worden gefinancierd uit de budgetten voor gereedstelling en oefening, die, als het goed is, evenredig voor de basisgereedheid extra worden ingevuld.

De heer Knops (CDA): Ik realiseer me dat dit mijn laatste interruptie is. «Beperkt» is een woord dat door iedereen weer anders wordt geduid. Het lijkt mij dus goed als de Kamer erover geïnformeerd wordt wanneer de Minister weet wat «beperkt» inhoudt.

Ten aanzien van de budgetten heeft de Minister telkens opnieuw heel veel woorden nodig om te zeggen dat ze de doelstellingen niet gehaald heeft. Mevrouw Belhaj had al goed begrepen dat het een belangrijk onderwerp is, omdat de Minister allerlei plannen beloofd en gepresenteerd heeft om het percentage te laten stijgen, en zij in Wales daarover afspraken heeft gemaakt. Natuurlijk werken er dingen uit het verleden door, maar volgens mij zitten wij hier niet om naar het verleden te kijken. Daar kunnen we uren over spreken. Wat dat betreft moeten we allemaal de hand in eigen boezem steken en hebben we daar allemaal een verantwoordelijkheid in, maar we hebben ook een verantwoordelijkheid voor de toekomst. Ik blijf dit punt net zo lang aan de orde stellen totdat de Minister echt met iets komt. Nu heeft de Minister het ook al over de begroting voor 2017, terwijl de motie-Van der Staaij, zo heeft zij tegen de Kamer gezegd, eerder vertaald zou worden in concrete acties. Ik roep de Minister dus op om de eerste zichtbare resultaten eerder te presenteren dan september, als de koffers al bijna gepakt zijn.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik ben net zo ongeduldig als de heer Knops. De eerste resultaten naar aanleiding van de motie-Van der Staaij heeft de Kamer reeds ontvangen, namelijk in de begroting voor 2016. In de afgelopen drie jaar heb ik een aardig bedrag bij elkaar gesprokkeld. Het kan altijd beter en meer, maar dat bedrag loopt toch op tot circa 620 miljoen euro in 2020. Dat is net iets minder dan mijn voorganger moest bezuinigen, maar ik ben erop gebrand om dat bedrag te verhogen. Mind you dat ik die stijgende lijn heb ingezet en op die weg zal doorgaan. We zijn er nog lang niet – ik noemde net de vier prioriteiten – maar het moet duidelijk zijn dat er aan mijn commitment, mijn inzet, niet getwijfeld kan worden.

De heer Knops verwijst in zijn betoog heel terecht naar burden sharing in de verhouding tussen de Europese allies en de Amerikanen. Ook daarover hebben we vaak met elkaar gesproken. Ik ben het met de Amerikanen eens dat de Europese landen zich al veel te lang achter de grote en brede schouders van de Amerikanen verschuilen. Niet voor niets roepen de Amerikanen al heel lang op: Europe, get your act together. Dat hebben ze bij herhaling, klip-en-klaar gesteld. En terecht. Dat betekent dat het argument van de NAVO als hoeksteen van ons veiligheidsbeleid niet botst met een verdergaande Europese defensiesamenwerking. Anders dan vroeger wordt een versterkte Europese samenwerking niet meer gezien als een bedreiging voor de NAVO maar juist als een versterking van de NAVO, omdat het inzoomt op de zeer gewenste burden sharing, niet alleen in financieel opzicht maar ook bij het nemen van risico's. Laten we namelijk niet vergeten: we kunnen allemaal over een perfecte krijgsmacht beschikken, maar als er vervolgens geen politieke wil is om die daadwerkelijk in te zetten, komt het nog steeds neer op de schouders van de Amerikanen. De Europese landen leveren natuurlijk ook bijdragen. We spraken net uitgebreid over de VJTF, die ook echt gevuld wordt door de Europese landen. Echter, ik ben het zeer met de heer Knops eens: Europa, sta op, neem verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de eigen regio, in de onmiddellijke nabijheid maar ook wat verder weg. Dat is in ons belang. Laten we niet vergeten dat heel veel conflicten zich afspelen in de Europese achtertuin en dat we van geluk mogen spreken dat de Amerikanen nog altijd bereid zijn om verregaand bij te springen.

Er zijn heel veel vragen gesteld over Eygelshoven. Ik moet bekennen dat ik daarover nog niet alle details heb. In de brief heb ik geschreven dat er nog nadere onderhandelingen met de Amerikanen plaatsvinden. Het gaat om materieel voor een brigade, waarbij men vooral moet denken aan gevechtsvoertuigen, tanks en zware systemen. Het chroomdossier staat heel scherp op mijn netvlies. Ik zal er dus alles aan doen om een herhaling van zetten te voorkomen. Laten we wel wezen: het chroomdossier is alweer van enige tijd geleden. Het is terecht dat dit nu volop publiciteit krijgt, want het moet volledig duidelijk worden wat zich daar heeft afgespeeld en aan welke omstandigheden onze medewerkers hebben blootgestaan, maar dat betekent niet dat de omstandigheden en de normen van toen nu nog van toepassing zijn. Ik ben het dus zeer eens met de heer Van Dijk, de heer De Roon en anderen die daarover gesproken hebben, dat we daarop moeten toezien.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik dank de Minister voor de geruststellende woorden. Ik hoop ook dat het zo werkt. Maar werkt het inderdaad zo? Dat is een informatieve vraag. De Amerikanen komen binnen met materieel en mensen. Kan de Minister, kan Nederland dan zeggen: u bent op ons grondgebied, dus u maakt de wapens schoon op onze manier? Of zeggen de Amerikanen: het zijn onze spullen, wij bepalen hoe dat wordt schoongemaakt?

Minister Hennis-Plasschaert: Als het om Nederlandse medewerkers gaat, interesseert het mij helemaal niet wie formeel de leiding heeft. Dan zal er gewerkt worden volgens de laatste voorschriften en met de juiste beschermingsmiddelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): De Minister zegt: als er met onze mensen wordt gewerkt. Moet ik mij dan twee ruimtes voorstellen, één met Amerikanen en één met Nederlanders? We moeten namelijk voorkomen dat we over een tijdje een onthulling krijgen in de trant van: Nederlandse medewerkers moesten werken onder Amerikaanse instructies.

Minister Hennis-Plasschaert: Die onthulling gaat er niet komen. Daarom wil ik nu ook niet suggereren dat de Amerikanen een loopje zouden nemen met de arbeidsomstandigheden. Het hele chroom- en PX-10-dossier betreft arbeidsomstandigheden van soms wel dertig jaar geleden. Wij leven nu, gelukkig maar, in een andere tijd met andere omstandigheden en met normen die worden nageleefd. Ik ga geen onderscheid maken tussen Amerikanen en Nederlanders. Zodra er op Nederlands grondgebied wordt gewerkt, gebeurt dat conform de voorschriften die wij daarover met elkaar hebben afgesproken. Daar kan geen misverstand over bestaan. Het chroomdossier ligt mij net zo zwaar op de maag als u. Dit mag zich dus gewoon niet herhalen.

Dan de NAVO-Georgië-commissie. Er is op dit moment niet veel animo voor een Georgisch lidmaatschap. Dat heeft alles te maken met de onrustige situatie aan de flanken van het NAVO-bondgenootschap en met een aantal zaken die Georgië zelf moet regelen. Lidmaatschap is mogelijk als de situatie rond Abchazië en Noord-Ossetië geregeld is, maar dat is een heel moeilijke situatie. Zover zijn we nog niet; met name Duitsland wijst daarop. Ik zeg daar gelijk bij dat alle allies, ook Nederland, zeer gecommitteerd zijn aan het hervormingsproces in Georgië en ook nauwlettend luisteren naar wat de behoeftestelling vanuit Georgië is met betrekking tot bepaalde expertise. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om bloeddonaties of een luchtvaartexpert. Waar we kunnen, zullen we Georgië natuurlijk bedienen. In alle oprechtheid vind ik dat de samenwerking met Georgië buitengewoon goed verloopt. Het land heeft grote stappen gezet. Georgië is er nog niet, maar de manier waarop het zich inzet in Afghanistan en elders is wel degelijk een groot compliment waard.

De heer Teeven vroeg naar de hybride dreigingen. «Hybride» is soms heel moeilijk te vatten in een definitie. De term omvat een hoeveelheid aspecten, maar ik heb net al aangegeven dat we steeds weer bezig zijn met het verbeteren van de gereedheid en inzetbaarheid van de NRF. Dit zorgt ervoor dat het bondgenootschap in staat zal zijn om snel te reageren op die hybride dreigingen en daar waar nodig een bondgenoot te versterken. Binnen de NAVO en de EU wordt hard gewerkt aan de «counter hybrid»-strategieën. Het is ook van belang omdat niet alles zich altijd maar militair laat beantwoorden. Je zult nog andere instrumenten moeten inzetten, diplomatie, sancties, andersoortige maatregelen, die veel meer op het bordje van de Europese Unie liggen. Om een hybride dreiging goed het hoofd te bieden, is de samenwerking tussen beide bondgenootschappen cruciaal. Een belangrijk element voor mij is het verbeteren van de situational awareness. Ik vind het heel moeilijk uit te leggen dat Europa en de NAVO beide in hun uppie tot een informatiepositie moeten komen. Ik ben dus een groot voorstander van een verbeterde praktische samenwerking tussen de EU en de NAVO. We doen het natuurlijk al jaren, maar de animo om stappen te zetten is nu eindelijk groter. Het daadwerkelijk uitwisselen van bepaalde informatie zou dan ook een belangrijke stap zijn. Denk bijvoorbeeld ook aan het gezamenlijk doen van woordvoering. Ook counter messaging is een cruciaal aspect van hybrid; hoe kijk je aan tegen cyberaanvallen en hoe treed je daartegen op? Dit zijn echt geen theoretische vergezichten, want daar heb ik net zo'n hekel aan gekregen als de heer Teeven. Er wordt vooral heel praktisch bekeken hoe we de samenwerking tussen NAVO en EU concreet vorm kunnen geven. Daarnaast bekijken we of we oefeningen op politiek niveau kunnen organiseren binnen de NAVO, binnen de Europese Unie alsook gezamenlijk, om het bewustzijn over bepaalde dilemma's in een hybride scenario te vergroten.

Terecht heeft de heer Teeven gewezen op de tekorten bij de Standing Naval Forces (SNF). Dat is mij een doorn in het oog. Het ambitieniveau per Standing NATO Maritime Group is zes fregatten, een commandoplatform en een bevoorradingsschip. Dat ambitieniveau heb ik hier vaker aan de orde gesteld en wordt al een hele tijd niet gehaald. Tijdens zo'n NAVO-ministeriële blijf ik dan ook herhalen dat we moeten blijven streven naar volledige vulling van een Standing NATO Maritime Group, omdat ik vind dat de NAVO in staat moet zijn om met robuuste maritieme eenheden op allerhande dreigingen te reageren. Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid en draagt ieder jaar schepen bij aan de Standing NATO Maritime Group, maar we kunnen het echt niet in ons eentje doen. In de tweede helft van dit jaar zal bijvoorbeeld de Zr. Ms. Karel Doorman, ons Joint Support Ship, meevaren in de SNF's. In de tweede helft van dit jaar zal er een mijnenjager meevaren voor een periode van drie tot vier maanden. Gelet op de actualiteit kan het zijn dat we een extra stap gaan zetten, maar daar kan ik niet op vooruitlopen.

Het is heel ingewikkeld om te praten over een voortrekkersrol ten aanzien van de volledige vulling. Ik stel het in ieder geval steeds weer aan de orde. Sommige landen leveren minder schepen dan redelijkerwijs van ze zou mogen worden verwacht. Maar als volledige vulling niet mogelijk blijkt, zullen we uiteindelijk naar een concept toe moeten waarbij we die maritieme presentie op orde hebben. Het is mij echt een doorn in het oog.

Mevrouw Belhaj (D66): Ik heb een vraag over de hybride oorlogsvoering. Wat wil de Minister precies afspreken? Volgens mij is hybride oorlogsvoering een bijzonder belangrijk onderwerp, omdat het klassieke oorlogsvoering verbindt met nieuwe vormen van bijvoorbeeld de bestrijding van terrorisme. Daar hoor ik de Minister niet over. Omdat het zo expliciet in de brief staat benoemd, zou ik toch graag meer horen dan een aantal willekeurige voorbeelden. Kan zij aangeven op welke specifieke onderwerpen haar ambitie zich richt?

Minister Hennis-Plasschaert: Mevrouw Belhaj doet me iets tekort. Ik gaf namelijk geen willekeurige voorbeelden maar heel specifieke voorbeelden. Ik sprak van woordvoering in het kader van de counter messaging, die van belang is als je optreedt tegen een hybride dreiging. Ook sprak ik van het delen van informatie: waarom zou ieder voor zich tot een goede informatiepositie moeten komen? Waarom zou je bepaalde inlichtingen niet delen? De situational awareness lijkt mij ook een cruciaal punt. Dat is een praktische invulling van iets wat de heer Teeven zelf ook al noemde. Ook kan men denken aan cyber. Met name vanuit de NAVO en de Europese Unie wordt intensief gekeken naar de eigen netwerken van de bondgenootschappen; hoe kunnen we die zo goed mogelijk beschermen? Op lidstaatniveau is er nog heel veel werk aan de winkel. Niet alle lidstaten zijn up to speed met de defensieve invulling van de cybertaken. Dat zijn allemaal zaken waar Europa en de NAVO elkaar in kunnen versterken. Kortom: geen willekeurige voorbeelden maar heel concrete voorbeelden. Ik ben van mening dat de EU en de NAVO daarbij de handen ineen moeten slaan.

Mevrouw Belhaj (D66): Als ik het goed begrijp, kunnen we dus verwachten dat de Minister terugkomt met concrete resultaten op de terreinen die ze heeft genoemd.

Minister Hennis-Plasschaert: Was het maar zo simpel. Ik zal deze voorbeelden echter zeker noemen. Eerder heb ik aangegeven dat het vooral mijn intentie is om zowel tijdens de top in Warschau als tijdens de Europese Raad in juni tot een joint statement, een gemeenschappelijke verklaring, te komen. Dat is al moeilijk genoeg, mede gelet op de gevoeligheden tussen bijvoorbeeld Cyprus en Turkije. We moeten ons in ieder geval gaan realiseren dat die praktische samenwerking noodzakelijk is. Juist vanwege de gevoeligheden is het ook van belang dat er niet allerlei grootse blauwdrukken worden geformuleerd, maar dat de samenwerking vooral heel praktisch van aard is en er direct voordeel te behalen is, omdat je dan ook alle partners aan boord houdt. Maar het is dus niet zo dat ik morgen naar de NAVO-ministeriële ga en donderdag bij de Kamer terugkom met de mededeling: dat heb ik even gecheft. Er zijn namelijk 28 EU-lidstaten. Dit is allemaal in aanloop naar de Raad en de top in Warschau.

De heer Teeven (VVD): Je moet altijd uitkijken met te zeggen: ik heb het even gecheft.

Minister Hennis-Plasschaert: Dat ben ik zeer met de heer Teeven eens.

De heer Teeven en mevrouw Eijsink stellen dat Nederland fors bijdraagt aan de NRF. Het klopt dat we de komende jaren een substantiële bijdrage leveren aan de verbeterde NRF. Dat vind ik ook van belang. Maar niet alleen Nederland neemt zijn verantwoordelijkheid. We trekken op dit moment natuurlijk veel aandacht, omdat wij met de Duitsers en de Noren als eersten invulling hebben gegeven aan de VJTF. Dat zal de reputatie van Nederland alleen maar goed doen. Inmiddels zien echter alle bondgenoten in dat een grotere en sterkere NRF cruciaal is. Zij leveren dus allemaal meer eenheden dan in het verleden. In de aanloop naar Warschau groeit de NRF van 13.000 naar 40.000 militairen. Dat komt niet bepaald uit de koker van Nederland. Was dat maar waar, want dan zat ik allang op die 2%. Onder anderen de heer Dijkgraaf heeft net echter geconstateerd dat dat nog even duurt.

In antwoord op de vraag van mevrouw Eijsink in dit verband: ook andere landen nemen het voortouw als framework nations. Daar gaat het eigenlijk om. Zo is dit jaar Spanje framework nation voor de VJTF en volgend jaar vervult het VK die rol. Ook Frankrijk, Italië, Turkije en Polen zullen in de komende jaren als framework nations optreden. Zij nemen dan weer de kleinere landen met zich mee. Het concept van de framework nations behelst namelijk altijd samenwerking tussen meerdere landen. Dat vind ik de juiste weg om te bewandelen.

Mevrouw Eijsink vroeg hoe dat dan precies werkt. Die framework nations zullen rouleren en elkaar aflossen. Daar zitten nadelen aan. Zo word je minder flexibel bij het vervullen van andere zaken, zoals de EU Battlegroup. Daar staat tegenover dat de samenwerking tussen Nederland, Duitsland en Noorwegen zo goed is en dat deze landen zo goed op elkaar zijn ingespeeld dat het ook weer veel voordelen heeft. Mede daarom hebben wij gezegd dit te willen bekijken, want de voorspelbaarheid en de betrouwbaarheid van een partner zijn cruciaal om goed invulling te geven aan het concept van framework nations. Ik sta daar dus op zich positief tegenover, alleen moeten we opletten dat we niet helemaal verlamd raken als het gaat om de noodzakelijke flexibiliteit bij andere verplichtingen.

Mevrouw Eijsink heeft gevraagd naar het belangrijke punt van de in- en outputcijfers. Het is bijna niet voor te stellen, maar helaas is het waar dat nog steeds maar drie landen hun gegevens derubriceren en vrijgeven. Ook mij is dat een doorn in het oog. Ik blijf de andere landen ertoe oproepen om het ook te doen. Mijn uitgangspunt bij nagenoeg alles is dat de aanhouder wint. De secretaris-generaal van de NAVO heeft toegezegd om morgen tijdens de eerste sessie een overzicht te verspreiden waarin staat wat de landen precies gedaan hebben, wat de toezeggingen zijn geweest en of daar daadwerkelijk uitvoering aan is gegeven.

We hebben net een hele discussie gevoerd over de «2%» en de noodzakelijke groei van het budget. We zijn het er allemaal over eens dat het budget moet groeien, maar we hebben ook met elkaar besproken dat het om veel meer gaat dan alleen een percentage. Een land kan 2% uitgeven om vervolgens nauwelijks of minimaal bij te dragen aan bepaalde taken, of dat nou de collectieve verdedigingstaak of missies ten behoeve van de internationale rechtsorde zijn. Ik vind het dus heel belangrijk om te kijken wat er met het geld gebeurt. Wordt het effectief ingezet? Of vliegen er zeven verschillende jachtvliegtuigen rond met allemaal verschillende onderhoudslijnen? Dat zijn allemaal zaken die ik toevallig vorige week besproken heb met Jens Stoltenberg, die aanwezig was bij de EU-ministeriële in Amsterdam.

Mevrouw Eijsink vroeg ook naar de Enhanced Opportunity Partners. Dat is niet zozeer een groep, maar vindt op individuele basis plaats. Ik meen dat we daar al eerder over hebben gesproken, ook al ten tijde van Wales. Misschien vergis ik me; ik zal dat eens nagaan. De samenwerking met die landen is voor de NAVO van groot belang. Mevrouw Eijsink wees zelf op de geostrategische redenen, zoals bij Jordanië. Het kan ook zijn dat een land heel direct iets bijdraagt; zie de rol die Zweden en Finland in bijvoorbeeld Afghanistan hebben gespeeld. Ook zijn Zweden en Finland voor het NAVO-grondgebied van groot belang. Dat zijn dus sowieso partners die heel dichtbij staan. Australië is een zeer gewaardeerde partner door de samenwerking overal ter wereld, zoals nu, weliswaar niet onder NAVO-vlag, in Irak en Syrië. Het is een gewaardeerde partner «out of area», die zich steeds weer een heel trouwe bondgenoot toont van de NAVO en van de individuele allies waar we optreden. Over Georgië heb ik net al gesproken. Dat land draagt serieus bij aan een hoeveelheid operaties.

Mevrouw Eijsink sprak wederom terecht over het belang van betrouwbaarheid als je in een internationaal samenwerkingsverband opereert. Daarom kiezen we ook steeds voor zogenoemde gelijkgezinde landen. Betrouwbaarheid en voorspelbaarheid zijn van belang bij het maken van goede afspraken over beschikbaarheid. Er moet immers worden geleverd als het erop aankomt. Ook levert het extra capaciteit op. We hebben vaker gesproken over het poolen van luchttransportcapaciteit. Ik stel de Kamer gelijk gerust door te zeggen dat er geen sprake is van bezuinigingen op dit vlak. Juist dit soort verbanden moet je ontzien als je niet wilt inboeten aan betrouwbaarheid en voorspelbaarheid. Dus nogmaals ter geruststelling: de lijn omhoog is de enige juiste.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik begrijp veel van wat de Minister zegt en ik geloof ook in veel van wat zij zegt en doet. Ik heb echter nog een vraag over het meerjarenperspectief. Hoe gaat de Minister samen met de lidstaten in de komende periode de zaken, waarvoor bij ons «strings attached» geldt, nog beter vastleggen? Ik zeg dit ook met het oog op verkiezingen. De cyclus, waar wij als parlementen mee te maken hebben, loopt immers van verkiezingen tot verkiezingen. Op welke wijze gaat de Minister ons dat meegeven? We hebben onlangs een brief gekregen over de samenwerkingsverbanden waarin wij participeren. Die budgetten raken min of meer met elkaar verknoopt. Nogmaals: landen zijn soeverein en de besluitvorming ligt altijd bij de parlementen, maar hoe gaat de regering daarmee om in het kader van het meerjarig perspectief? De zin daarover zou ik graag nader toegelicht willen hebben. De Minister weet dat de Kamerleden hierover inmiddels ook onderling gesprekken voeren. Maar wat precies betekent de zinsnede op pagina 4 van de brief waarin staat dat het kabinet stappen neemt in het kader van het meerjarig perspectief et cetera? Wat is de regering aan het doen en binnen welk tijdsbestek? Hoe past dat bij de motie van de voorzitter van de SGP-fractie? Ik heb een weddenschap afgesloten met mijn buurman, de heer Dijkgraaf, over het niet noemen van de naam van zijn fractievoorzitter, maar dat terzijde. Dus: kan de Minister daarop ingaan? Dat zijn immers dingen die met elkaar en met de afspraken van Wales verband houden. Het zijn dus eigenlijk drie stappen.

Minister Hennis-Plasschaert: Zeker. De zin die mevrouw Eijsink nu opleest, komt rechtstreeks uit een andere brief, namelijk de brief in reactie op de motie-Van der Staaij. Die zin is meermaals ter sprake gekomen, ook tijdens de begrotingsbehandeling van afgelopen najaar. Die zin zal ook telkens weer terugkomen, omdat ik steeds heb geschetst dat het verder op orde brengen van de financiën van Defensie in meerjarig perspectief moet worden bezien. Daarnaast heeft mevrouw Eijsink tijdens de begrotingsbehandeling zelf een motie ingediend over de versterking, de betrouwbaarheid en de voorspelbaarheid in het kader van de meerjarenplannen voor Defensie, waarbij het parlement zelf ook aan zet is. Ik ben heel even kwijt wat de laatste stand van zaken bij ons is, maar dat laat ik de Kamer buiten de vergadering om weten. Het gaat dus om de stappen die ik moet zetten in relatie tot het initiatief dat zelf ook door het parlement is genomen in het kader van die meerjarige plannen, zoals de Scandinavische landen et cetera die hebben. Of begrijp ik mevrouw Eijsink zo helemaal verkeerd?

Mevrouw Eijsink (PvdA): Ik heb hier geen enkele overtuiging voor nodig. Mij gaat het om de vraag waar de regering nu staat. Er is een belofte gedaan, we hebben een brief gehad et cetera. Wat is de regering nu zelf aan het doen in het kader van het meerjarig perspectief, gerelateerd aan de stappen die ik net noemde en de «strings attached» naar andere landen toe? Er moet dus een uitwerking naar de toekomst toe komen, waarin duidelijk wordt gemaakt wat de regering nu aan het doen is en wat zij binnen welk tijdsbestek gaat voorleggen. De vraag is ook of dit mogelijk onderdeel wordt van de inzet voor Warschau.

De voorzitter: Wat gaat de regering wanneer doen, en wat is de inzet voor Warschau?

Minister Hennis-Plasschaert: Ik snap het. Ik verwijs naar de brief van de regering in reactie op de eerste motie-Van der Staaij. In zijn tweede motie werd de regering nog eens extra aangemoedigd om te doen wat zij moet doen, namelijk het voortzetten van die stijgende lijn. Wat is de Minister van Defensie aan het doen? Ik ben ermee bezig mijn collega's in het kabinet eraan te herinneren dat we een schone taak hebben binnen de kaders die zijn meegegeven aan de Kamer, namelijk dat we afhankelijk zijn van de veiligheidssituatie en de financiële mogelijkheden. Daarover kan ik nu niet uitweiden, maar het spreekt voor zich dat de Kamer van ons hoort in aanloop naar de top in Warschau en zeker ook rondom de begroting van 2017.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Dat is toch een toezegging?

De voorzitter: Oké, dan noteren we dat.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ook mijn inbreng had voor een belangrijk deel betrekking op de motie-Van der Staaij. De regering kiest ervoor om jaar op jaar te bekijken wat de financiële mogelijkheden zijn en wat de veiligheidssituatie is, en om op basis daarvan bij te plussen. Dat is in het begin mooi, want je moet ergens beginnen, maar nu zitten we voor de top van de NAVO in Warschau, waar we afspraken voor de komende jaren moeten maken. Het zou het kabinet sieren als het, gegeven de historie en de uitspraken van de Kamer, in de loop van dit jaar, inderdaad via een toezegging, helder aangeeft wat zijn doel voor de komende tien jaar is en hoe het dat doel gaat bereiken. Onderdeel daarvan zou moeten zijn dat het kabinet de medelidstaten van de NAVO ervan gaat overtuigen om het ook op die manier te doen. Kan de Minister dit toezeggen?

Minister Hennis-Plasschaert: Sorry, ik kreeg een heel urgent bericht binnen. Daar moest ik even op reageren. Excuses, kunt u de vraag herhalen?

De heer Dijkgraaf (SGP): Dat kan ik.

Minister Hennis-Plasschaert: Sorry, dit had echt niet mogen gebeuren. Het spijt me zeer.

De heer Dijkgraaf (SGP): Ik heb er alle begrip voor. De motie-van der Staaij ligt voor. De regering kiest ervoor om jaar op jaar te bekijken wat de financiële mogelijkheden zijn. Vervolgens wordt er onderhandeld in de coalitie, wordt er naar de veiligheidssituatie gekeken en komt er 100 miljoen, 200 miljoen, 300 miljoen, 400 miljoen bij. That's it.

Minister Hennis-Plasschaert: Da's veel geld.

De heer Dijkgraaf (SGP): Da's veel geld, maar daarmee halen we never nooit de NAVO-norm van 2%; idem dito andere landen in de NAVO. Zou het het kabinet dus niet sieren om op een gegeven moment te kiezen voor een mechanisme dat het toch mogelijk maakt om in een x-aantal jaren toe te groeien naar bijvoorbeeld deze norm? Het kabinet zou de NAVO-medelidstaten ervan moeten overtuigen om dat ook te gaan doen. Dan bieden we zekerheid voor Defensie. Dat haakt ook aan op het initiatief van mevrouw Eijsink, dat zo breed mogelijk wordt gedragen door de Kamer; gelukkig niet door de heer Van Dijk, want dan zou ik mij zorgen gaan maken. Volgens mij is deze NAVO-top de kans voor de regering om ervoor te zorgen dat die zekerheid er komt. Wil de Minister dit doen?

Minister Hennis-Plasschaert: Als de heer Dijkgraaf en ikzelf na de volgende verkiezingen aan de formatietafel zitten, weet ik dat we een heel eind komen. We moeten echter realistisch zijn over de timing van dat moment voor zo'n mechanisme.

De heer Dijkgraaf (SGP): Dit is wel een cruciaal punt. In de nationale omstandigheden kan ik dat politiek wel plaatsen, maar we zitten nu voor een NAVO-top, waar voor de komende jaren afspraken worden gemaakt over dit soort dingen. Als we het laten gebeuren dat onze nationale omstandigheden er elke keer voor zorgen dat we dit probleem niet oplossen, dan zitten we over vijf jaar met hetzelfde probleem waar we nu mee zitten.

Minister Hennis-Plasschaert: Ik vrees dat ik het gewoon eens ben met de heer Dijkgraaf. We hebben vaker gesproken over de politieke wisselkoersen, de dagkoersen, die van invloed zijn op een organisatie als Defensie. Voor geen enkele organisatie is het goed als het op deze manier gebeurt. Maar waarom het juist zo desastreus heeft uitgepakt voor de krijgsmacht, is omdat je die eenheden heel simpel uitzet. Het afbouwen van de krijgsmacht doe je op een achternamiddag. Dat heb ik al vaak gezegd. Het weer operationeel inzetbaar krijgen van eenheden, zaken weer rijdend, vliegend, varend krijgen, duurt echter eindeloos. Daarvoor is een enorme investering nodig. Ik ben het dus helemaal eens met de heer Dijkgraaf als hij zegt dat we af moeten van politieke dagkoersen voor Defensie en we juist stabiliteit moeten creëren door een meerjarig perspectief te bieden.

De voorzitter: Mijnheer Dijkgraaf, ik denk dat u het daarmee moet doen. Ik heb begrepen dat u elkaar weer bij de formatie ziet.

De Minister vervolgt haar betoog. Ik wijs haar erop dat we nog slechts 25 minuten hebben en zij nog niet helemaal gereed is met de beantwoording.

Minister Hennis-Plasschaert: Nee, maar wel bijna.

Mevrouw Belhaj vroeg waarom Rusland geen partner meer is.

Mevrouw Belhaj (D66): Dat was mijn vraag niet; volgens mij snappen we dat allemaal wel. Mijn verzoek was in welke mate de Minister bereid is om dat te duiden. Kan zij nog eens toelichten wat de verschuiving in dat zinnetje betekent?

Minister Hennis-Plasschaert: Zolang Rusland Oekraïne destabiliseert en de Krim tot zich heeft genomen, kan Rusland geen partner zijn en is er geen sprake van business as usual. We kunnen niet de schijn ophouden dat Rusland simpelweg een partner is. De collega van Buitenlandse Zaken heeft het al gezegd: aan de ene kant is het van belang dat wij de gebalde vuist tonen maar aan de andere kant is het cruciaal om de hand uit te steken ten behoeve van de dialoog en het openhouden van de communicatielijnen om misverstanden en ongelukken te voorkomen. We hebben die dialoog ook nodig als het gaat om de bredere veiligheidssituatie in de wereld. Rusland is lid van de VN-Veiligheidsraad. We zijn momenteel volop in confrontatie ten aanzien van Irak en Syrië. De dialoog daarover moet gevoerd worden met Rusland, maar we moeten ook duidelijk zijn. Van business as usual kan dus geen sprake zijn.

De heer Houwers heeft gevraagd of er afspraken zijn gemaakt over de verantwoordelijkheden van de landen die meedoen aan de memorandum of understanding (MoU) in het kader van de precision-guided munitions. Die MoU biedt de mogelijkheid om gezamenlijk munitie aan te schaffen. Het is goed, maar het is geen verplichting. Uiteindelijk bepalen landen nog steeds wat de meest flexibele invulling is voor de aankoop daarvan en wat het meest oplevert. Van geval tot geval zullen landen dus beslissen of er wordt meegedaan aan een gezamenlijke aanschaf. Ik ben ervan overtuigd dat we met deze MoU kunnen gaan versnellen, maar de doorlooptijden en -trajecten blijven lang, ook als je het gezamenlijk doet. Je kunt elkaar hierin echter wel versterken doordat je de krachten bundelt.

De heer Houwers heeft ook gevraagd naar de EU Battlegroup, de VJTF en de consequenties daarvan voor de inzetmogelijkheden. Bij toezeggingen aan alle snelle reactiemachten wordt altijd rekening gehouden met andere verplichtingen, bijvoorbeeld voor VN-operaties. Je kunt iets alleen toezeggen als je ook in staat bent om het te leveren, anders is het slechts voor de bühne. Toezeggingen op de langere termijn vind ik prettig en zijn handig voor de organisatie, omdat je je er dan op kunt voorbereiden. Het draagt ook bij aan je voorspelbaarheid en daarmee je betrouwbaarheid. Ad-hocbeslissingen, lastminutebeslissingen over de inzet zijn mogelijk; daar moet een organisatie ook op zijn voorbereid. Wel moet duidelijk zijn dat juist de voorspelbaarheid ertoe doet in het kader van de samenwerkingsverbanden en gezamenlijke oefeningen.

De heer Houwers sprak ook nog even over de inzet en waarmee dat betaald wordt. Ik denk dat we hierover heel duidelijk moeten zijn: er is een groot verschil tussen gereedstelling, oefenen en daadwerkelijke inzet. De daadwerkelijke inzet kan ik niet uit de staande organisatie financieren. Dat zou simpelweg mijn organisatie opeten. Daar is een separaat budget voor, bijvoorbeeld het Budget Internationale Veiligheid.

De voorzitter: Ik dank de Minister voor haar antwoorden in eerste termijn. Er is een vraag van mevrouw Belhaj blijven liggen.

Mevrouw Belhaj (D66): Ik had de indruk dat de Minister een vraag is vergeten. Wellicht dacht de Minister die te hebben beantwoord. Het gaat om de langeretermijndoelstelling. Ik blijf in verwarring over de volgorde. Volgens mij begint het met een langetermijnvisie, waarna je besluit om de discussie te voeren over de langeretermijnmiddelen die je daaraan verbindt. Volgens mij worden er beloftes gedaan voor bedragen in 2017 en de periode 2018–2020. Dat is op zich niet verkeerd, maar het heeft natuurlijk wel consequenties voor andere verplichtingen die men nog wil aangaan. Voordat we in een situatie komen waarin je per keer telkens iets toevoegt, totdat het geld op is, waarna er weer een discussie komt over de vraag of er niet meer geld bij moet, zou ik het verstandiger vinden om te beginnen met het bepalen van een langeretermijnvisie, desnoods tot 2020.

De voorzitter: Ik geef u nu de ruimte om de vraag te stellen die is blijven liggen; de rest lijkt mij een prima betoog voor een tweede termijn.

Mevrouw Belhaj (D66): Ik leid de vraag in ter verduidelijking.

De voorzitter: Ja, maar we lopen een beetje uit de tijd.

Minister Hennis-Plasschaert: Volgens mij heb ik daarop zojuist al antwoord gegeven toen ik de vraag van de heer Houwers beantwoordde. Voor de organisatie is het juist prettig om te weten waaraan je toe bent en waaraan je gaat leveren. De langetermijnvisie heeft, met alle respect, wel degelijk te maken met alles waar we in Wales toe besloten hebben en wat in Warschau verder geïntensiveerd en gecontinueerd zou worden. Maatregelen voor een collectieve verdediging, ter geruststelling van de oostelijke bondgenoten, spreek je niet voor zes maanden af. Dat is voor de langere termijn. Dat is nu terug te zien in de invulling. Dat doet Nederland niet alleen, maar dat doen we in het kader van het Framework Nations Concept met lead nations. Duitsland is zo'n lead nation, waarbij de Noren en de Nederlanders aanhaken. In een ander geval kan dat Spanje zijn, waar weer andere landen bij aanhaken. Door gereed te stellen en te oefenen lever je je bijdrage in het kader van de afschrikking. Is het zo beter?

Mevrouw Belhaj (D66): Het gaat er niet om of het beter is, het gaat erom dat je van mening kunt verschillen over de mate waarin het afdoende is.

De voorzitter: Ik geloof dat mevrouw Belhaj aangeeft dat de vraag beantwoord is. We gaan door naar de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Als de heer Van Dijk er geen bezwaar tegen heeft het spits deze keer af te bijten, doen we het gewoon op het rijtje.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ga u heel blij maken, voorzitter, daar ben ik van overtuigd.

De voorzitter: Kunnen we afspreken het, gegeven de tijd, allemaal in een minuut te doen? Dat is een soort veegrondje. Ik heb niet veel meer tijd voor u, vrees ik. Ik heb u ruim laten interrumperen, dus ik hoop dat u het mij niet euvel duidt. Doe een minuut, dan hanteer ik die op mijn befaamde manier.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik heb niet veel voor mijn tweede termijn, daarom zei ik dat ik u blij ging maken. Ik heb eigenlijk nog maar één opmerking, in navolging van het laatste interruptiedebatje. Het is natuurlijk prachtig dat er allerlei langetermijnplannen worden gemaakt. Het kabinet van VVD en SGP dat eraan schijnt te komen, zie ik ook met belangstelling tegemoet. Ik wil hier echter wel graag benadrukken dat elk nieuw kabinet alle ruimte heeft om nieuwe afspraken te maken over nieuwe budgettaire kaders en nieuwe uitgaven.

De heer Teeven (VVD): Ik zou graag mijn tweede interruptie gebruiken voor de heer Van Dijk, want dat is altijd één groot feest, maar ik ga nu eens proberen een antwoord te krijgen van hem. Het woord «solidariteit» heb ik gisteravond in een fantastisch interruptiedebatje met mevrouw Leijten ook weer duizend keer mogen horen, maar het woord «solidariteit» hoor ik van de heer Van Dijk helemaal niet. Het is toch een geweldig initiatief van mevrouw Eijsink dat we nu eens met z'n allen proberen kleur te bekennen over de Defensiebegroting voor meerdere jaren? Dat geeft al die militairen, voor wie de SP altijd zegt op te komen, duidelijkheid over hun baan, over de inzet van materieel en over de arbeidsvoorwaarden. Daar moet de SP toch aan de zijlijn voor staan te juichen in plaats van zich te verschuilen achterin de kleedkamer? Doe nou gewoon mee. De Kamer probeert solidariteit ten opzichte van militairen te tonen en de SP duikt.

De heer Jasper van Dijk (SP): Deze interruptie is al een stuk creatiever dan de vorige over de marine. De heer Teeven heeft het ook weer knap ingekleed; hij zou het goed doen op de toneelschool. Solidariteit is inderdaad een unique selling point van de SP, maar solidariteit bij langetermijnuitgaven aan wapentuig, zoals een mislukte straaljager als de Joint Strike Fighter, is uiterst onverstandig. Ik zou de handen dus vrij willen houden, en zou ook de heer Teeven willen adviseren zijn handen vrij te houden. Ik kan garanderen dat er straks een heel ander kabinet komt en dan moet je niet bij de formatie zitten met langetermijnafspraken waar je niet meer vanaf kunt. Echt: vrijheid is een mooi begrip; ook binnen de partij van de heer Teeven.

De heer Teeven (VVD): Die vrijheid voel ik elke dag, dat is het mooie van liberalen. Maar heel specifiek nu: de SP komt altijd op voor militairen. Wat is er nou mooier dan duidelijkheid geven aan al het militaire personeel bij al de Defensieonderdelen van onze krijgsmacht? Dat is echt geen grapje, dat is gewoon serieus. Ook al zou je vinden dat de Defensie-uitgaven omlaag moeten, dan kun je op deze manier toch op onderdelen meerjarige afspraken maken, waarbij wettelijk vastligt hoeveel geld aan Defensie wordt uitgegeven.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik ben dat heel erg eens met de heer Teeven. Ik zeg daar ook serieus op: je moet heel goed omgaan met het personeel van Defensie en het niet als een voetveeg behandelen. Dat heb ik altijd gezegd. Dat neemt niet weg dat meerjarige Defensieverplichtingen daarvoor niet nodig zijn. Die zijn er nu ook niet. De heer Teeven is nu onderdeel van de coalitie en die heeft geen meerjarige Defensieplannen gemaakt. Er wordt nu over gepraat en ik zie het resultaat met belangstelling tegemoet, maar je kunt zonder meerjarige Defensieplannen toch heel veel waarde hechten aan Defensiepersoneel. Dat deel ik dan met de heer Teeven, bij wijze van uitzondering.

De voorzitter: Kijk eens aan; zo komt het tussen solidariteit en vrijheid toch nog tot een zekere harmonie. In het kader van de harmonie gaan we naar het CDA.

De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik weet dat het carnaval is deze dagen en dat ga ik missen, maar er zijn nog belangrijkere zaken dan carnaval, onder andere onze veiligheid. Dat geldt ook voor onze solidariteit, zeg ik tegen de heer Van Dijk. Dat is een mooi begrip, maar solidariteit betekent ook dat binnen de NAVO iedereen meedoet om onze gezamenlijke veiligheid te bewaken. In de richting van de Minister van Defensie zeg ik dat de Russen inderdaad technologisch misschien niet zo ver zijn als de NAVO, maar dat het wel anders is dan tijdens de Koude Oorlog. Toen was de NAVO namelijk veruit superieur en dat verschil is nu niet meer zo groot als toen.

De Minister is enige tijd geleden bij het Korps Mariniers op bergtraining geweest. We hebben daar wat beelden van gezien. We hebben niet alle tussenliggende passages gezien, maar ik ga ervan uit dat de Minister veel bergen op is gelopen en uiteindelijk ook wel weer een aantal bergen af. Laat ik nu een oproep doen dat de tocht van de Minister van Wales naar Warschau fors bergop gaat en dat er dus ook gewoon wat meer in de ransel komt. Vorig jaar, bij de Voorjaarsnota, heeft Defensie er geld bij gekregen. De Minister parkeert het nu heel snel naar de begroting. Wat let de Minister om met een volle rugzak naar Warschau af te reizen en bij de Voorjaarsnota al een aantal zaken te regelen? Dat lijkt mij buitengewoon sympathiek en ook een beter verhaal voor de Minister zelf. De Minister heeft de steun van de Kamer. De heer Dijkgraaf heeft zojuist een heel goed betoog gehouden, waarin hij aangaf dat de Kamer die lijn gewoon steunt. Mevrouw Eijsink zei er al iets over. Ik zie dus niet in waarom de Minister zich niet door de Kamer gesteund zou weten. Ik zou willen dat de Minister met die boodschap naar Warschau gaat.

De heer De Roon (PVV): Voorzitter. Ik begrijp uit het antwoord van de Minister dat het de bedoeling is dat de NAVO met zeestrijdkrachten voor de kust van Turkije aan de Egeïsche Zee gaat patrouilleren om daar gelukzoekers en asielzoekers op te vangen en die weer terug te zetten op de kusten van Turkije. Ik vind dat een raar verhaal, want Turkije heeft een van de grootste landstrijdkrachten ter wereld en ook hun marine is groot. Dat zouden ze dus gewoon zelf moeten kunnen doen; daar hebben ze de NAVO niet voor nodig. De rest van de NAVO moet zich echter verdedigen tegen de gevolgen van de Turkse onwil om dat zelf te doen. Mijn voorstel aan de Minister zou zijn dat ze gewoon tegen haar Turkse ambtsgenoot gaat zeggen dat we dat dus niet willen gaan doen. Dat brengt me meteen bij al het onheil dat Turkije aanricht. Door dit te doen maak je het voor Turkije natuurlijk makkelijker om elders onheil aan te richten, zoals de oorlog tegen de Koerden of, zoals uit de media naar voren komt, plannen om een grondoorlog in Syrië tegen Assad te beginnen. Ik weet niet of dat waar is; dat weet misschien de Minister ook niet. Je maakt het Turkije natuurlijk wel erg makkelijk; kijk naar het neerschieten van die Russische straaljager door Turkije. Dat was onverantwoord en disproportioneel handelen van Turkije. Het had makkelijk heel naar kunnen escaleren. Ook voor de NAVO had dat grote gevolgen kunnen hebben. Ik zou de Minister op het hart willen drukken om tegen de Turkse collega te zeggen: als Turkije op eigen houtje in Syrië een grondoorlog tegen Assad begint en klappen krijgt van Assad of zijn bondgenoten, staat Turkije er wat Nederland betreft alleen voor. Ze moeten niet rekenen op onze NAVO-solidariteit, want ze hebben het allemaal zelf veroorzaakt.

De heer Teeven (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar beantwoording. Haar antwoorden doen recht aan de ernst van de feiten die op dit moment spelen. De Minister heeft duidelijk aangegeven dat de krijgsmacht bezig is met een antwoord op hybride dreigingen en wat daarmee samenhangt. We zien de uitwerking dus tegemoet, uiteraard voor zover dat mogelijk is, want dat is aan beperkingen onderworpen. Het is ook goed dat de Minister ziet dat de uitbreiding van de Standing Naval Forces nodig is. Daar doet ze het nodige aan, ook in samenwerking met haar Duitse collega. Wat betreft de samenwerking tussen de vlooteenheden, is in ieder geval de Duitse vloot met bevoorradingsschepen natuurlijk een aanwinst voor de marine. Ik vraag de Minister nog wel hoe een Duits Seebatallion in oprichting een aanvulling is in de samenwerking met een Korps Mariniers dat al 350 jaar bestaat. Wij zien dat op voorhand nog niet helemaal, maar misschien moet je dat het voordeel van de twijfel geven en zit ook daar meerwaarde in. We zien de meerwaarde van de samenwerking tussen de Nederlandse en de Duitse marine in ieder geval meer bij de bevoorradingsschepen dan bij het Seebatallion, maar wellicht pakt dat de komende tijd toch anders uit. Ik wens de Minister veel succes voor de komende week en straks in Warschau, maar ook wij zouden erop willen aandringen: voel de steun van de Kamer en gebruik die behoorlijk stevige meewind in de ministerraad.

Mevrouw Eijsink (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor haar antwoorden. Voor een deel is het natuurlijk zoals we het usually bespreken. De kleine stappen die gezet worden, bespreken we dan ook weer hier. Dat is prima. Ik kom nog even terug op het meerjarig perspectief. Ik zou tegen de heer Van Dijk willen zeggen dat we hierover gewoon in gesprek zijn. De heer Van Dijk is daarvoor ook genodigd. Het gaat erom in gesprek te zijn en voor elkaar open te staan. We verschillen aan deze kant van de tafel namelijk over diverse zaken wat onze krijgsmacht betreft, maar we delen met z'n allen de zorg voor ons personeel, zoals de heer Van Dijk zeer terecht zei. Door deze gedeelde zorg, belangstelling en betrokkenheid kunnen we dus ook samen optrekken. Het is niet het moment van besluiten nemen, maar het moment van naar elkaar luisteren en bekijken wat we delen.

De Minister zei dat ze op dit moment niet weet wat de stand van zaken van het meerjarig perspectief is, maar ik zou toch graag van haar vernemen hoe het met de lidstaten staat. Zweden en Denemarken hebben er namelijk een rapport van, daar weten we het nodige van. Ik kan me echter voorstellen dat dit ook binnen de lidstaten een discussie is, want nogmaals: we hebben die «strings attached». Ik zou daarop toch iets meer antwoord willen hebben. Dat is natuurlijk ook weer vooruitkijken naar hoe hier volgend jaar mee om te gaan, ook voor de verschillende partijen. Ik wil van de Minister iets meer horen over die stip op de horizon, die bijna geen horizon meer is.

De voorzitter: De heer Dijkgraaf heeft zich afgemeld voor de tweede termijn.

Mevrouw Belhaj (D66): Voorzitter. Ter afsluiting kan ik de Minister eigenlijk alleen maar veel succes wensen met alle ambities die hier uitgesproken zijn. Ik ben uiteraard benieuwd wat ervan gerealiseerd gaat worden.

De heer Houwers (Houwers): Voorzitter. Bij dat laatste wil ik me aansluiten. Ik wens de Minister veel succes op eigenlijk twee plekken. Allereerst bij het overleg morgen en overmorgen, maar daarnaast ook in de ministerraad, want ik hoor hier van verschillende kanten toch stevige steun voor meer centen. De ambities die de Minister uitspreekt, worden voor een groot gedeelte ook gedeeld, maar al die ambities kunnen uiteindelijk pas werkelijkheid worden als er ook centen bij komen. Ik zou daar op tijd werk van maken en het moment «arresteren». Veel succes, maar met de charme van de Minister moet dat zeker lukken.

De voorzitter: «Without further ado», zou ik bijna willen zeggen. Mag ik dan met mijn beperkte charme de Minister ertoe proberen te bewegen haar beantwoording in vijf minuten af te ronden? Ik weet dat het geen enkel effect heeft, maar ik moet het toch het gezegd hebben.

Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Allereerst dank ik mevrouw Belhaj en de heer Houwers voor het wensen van succes. De ambities zijn enorm. Nederland doet dat niet in z'n uppie; dat doen we gelukkig met een heleboel anderen. De Kamer zal zien dat onderwerpen bij herhaling terugkomen. Ik zeg ook vaak: we hebben het eerder besproken. Het gaat steeds weer over centimeters voorwaarts. Als je dan ineens terugkijkt, denk je: het voelde als centimeters, maar er zijn de afgelopen drie jaar toch vele meters voorwaarts gemaakt. Uiteraard, zeg ik ook tegen mevrouw Belhaj, ontvangt u een verslag van de NAVO-ministeriële en nog veel meer informatie in aanloop naar de top in Warschau later dit jaar. Tegen de heer Houwers en de heer Teeven zeg ik dat ik de wind in de rug voel en dat ik die ook zo zal overbrengen in de ministerraad.

De heer Knops vroeg naar mijn bergmars met de mariniers. De berg beklimmen ging mij een stuk beter af dan dalen, want dat drukte behoorlijk op de gewrichten. Ik had geen rugzak; ik liep zonder bepakking, maar ik weet zeker dat er ook vele mariniers beschikbaar zouden zijn om die extra centen te dragen. Nogmaals: bergopwaarts ging mij beter af. Ik heb dus nog steeds de volledige inzet, waarover ik ook in eerste termijn sprak.

De heer De Roon sprak over de Turkse onwil. Ik vind het prima om kritisch te zijn op bondgenoten, want ook bondgenoten moeten elkaar aanspreken op dingen die goed gaan en die niet goed gaan. Over de instroom van migranten en vluchtelingen kun je wel blijven roepen: doe het allemaal lekker zelf. Dat helpt ons echter niet bepaald bij het beter controleren van migratiestromen. Het is echt een gezamenlijk probleem van Europa en de daaromheen liggende landen. Dat betekent ook dat we gezamenlijk zullen moeten optreden. Voorts is het bekend, ook bij de heer De Roon, dat er in de Egeïsche Zee sprake is van een buitengewoon gecompliceerde situatie. No confirmed borders, zoals dat heet. Ik vind dat je goed moet bekijken waar de kansen liggen om Europa beter voor te bereiden op gecontroleerde stromen van migranten en vluchtelingen.

Ik ben niet zo bang dat we via de NAVO door Turkije een oorlog met Rusland worden ingezogen. De NAVO is meer dan alleen Turkije. Nogmaals: we zijn ook gewoon open en kritisch naar elkaar toe als dat nodig is. Niet voor niets heeft de NAVO bij herhaling Turkije, en ook Rusland trouwens, steeds opgeroepen om terughoudendheid te betrachten en om de-escalatie na te streven. Ik heb net uitgebreid gesproken over het belang van het openhouden van de communicatiekanalen met Rusland om misverstanden en verdere incidenten te voorkomen. Ondanks alle tamtam, die zich natuurlijk ook steeds in de media afspeelt, zijn de twee landen nog steeds bilateraal met elkaar in gesprek; misschien is het goed om dat ook nog een keer gezegd te hebben.

Het Duitse Seebatallion is niet een soort Korps Mariniers. Ik heb dat vaker gehoord, maar het gaat om 800 man met specifieke expertise, verkenningscapaciteit, mijnenexpertise en duikcapaciteit. Het is echt iets anders dan het Korps Mariniers. Het wordt wel onder bevel gesteld van de Koninklijke Marine. Ik vind dat heel goed voor de samenwerking en de interoperabiliteit, zeker als we ook daadwerkelijk het Joint Support Ship, de Zr. Ms. Karel Doorman, voor de drie beoogde taken gaan inzetten. Ik zie dat als een toegevoegde waarde, ook in het kader van een verbeterd voortzettingsvermogen.

Mevrouw Eijsink sprak over de lidstaten en het meerjarenplan. Om zelf de juiste hokjes voor ogen te hebben, link ik het meerjarig perspectief aan de follow-up van de Nederlandse regering in het kader van de twee moties van de fractievoorzitter van de SGP. De meerjarige afspraken, of de meerjarenplannen, die we bijvoorbeeld terugzien bij de Scandinavische landen, kunnen voordelen bieden voor de krijgsmacht. Ik heb de vragen van mevrouw Eijsink goed gehoord. Ik moet echt even de laatste stand van zaken nagaan bij een van de directeuren die daarmee bezig is. Ik neem dat mee. In het verslag van de NAVO-ministeriële komt dan een apart stukje over het meerjarenplan. Daarmee heb ik hopelijk echt iedereen van een antwoord voorzien.

De voorzitter: Ik complimenteer u met het feit dat u het nog binnen de aan ons gestelde termijn hebt gedaan. Ik zie geen verdere vragen. Mij rest het voorlezen van de toezegging aan mevrouw Eijsink. De Minister zegt toe, de Kamer in de aanloop naar de NAVO-top in Warschau te informeren over de Nederlandse inzet op het financiële meerjarenperspectief voor het Defensiebudget. Kan mevrouw Eijsink met deze formulering van de toezegging uit de voeten? Dat is het geval.

De heer Knops (CDA): De Minister heeft ook toegezegd om de financiële beslaglegging van de beperkte Nederlandse bijdrage aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter: Op het moment dat daar helderheid over bestaat, gaat het lijstje met financiële beslagleggingen per ommegaande naar de Kamer.

Ik sluit de vergadering, maar niet dan nadat ik de Minister en haar trouwe gevolg, haar ambtenaren, heb bedankt. Ook dank ik de Kamerleden voor hun discipline om dit vandaag keurig binnen de tijd te doen. Niet in de laatste plaats dank ik ook u allen in de zaal en hen die meeluisterden. En geheel in de geest van de heer Weisglas: ook de mensen thuis in Suriname.

Sluiting 18.30 uur.