Bent u op de hoogte van de agressieve verstoring van een lezing door een pro-Israëlische activist aan de Radboud Universiteit, onder aanvoering van docent Harry Pettit?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat docenten, zoals Harry Pettit, een opruiende en antisemitische rol spelen binnen het onderwijs?2 3 4 5 6 Vindt u dit acceptabel, en welke maatregelen worden hiertegen genomen?
Zoals aangegeven tijdens het debat met uw Kamer op 23 januari jl. over de veiligheid op Nederlandse universiteiten roep ik alle universiteiten en hogescholen op om altijd aangifte te doen bij vermoedens van strafbare feiten. De instellingen hebben aangegeven dat ook te doen. Opruiing en (het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar gesteld. Ik verwacht dat de instelling haar verantwoordelijkheid neemt in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het instrumentarium inzet dat hiervoor beschikbaar is, variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als werkgever van de betreffende medewerker.
Klopt het, zoals vermeld in het Telegraaf-artikel«Student Ido (26) stond op school oog in oog met iemand in Hamas-outfit: Universiteit weigert op te treden tegen haat»7, dat antisemitische activisten, zoals Scholars for Palestine, direct of indirect invloed uitoefenen op het curriculum van Nederlandse universiteiten? Zo ja, welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat antisemitische denkbeelden worden opgenomen in het academisch onderwijs?
Ik heb geen aanleiding om te denken dat antisemitische denkbeelden zijn opgenomen in het curriculum van Nederlandse universiteiten.
Wel heb ik signalen ontvangen dat de demonstraties op universiteiten tegen het conflict in Israël en de Palestijnse Gebieden hebben geleid tot een gevoel van onveiligheid bij veel Joodse en Israëlische studenten, docenten en wetenschappers. Dit heeft mijn voortdurende aandacht en die van de instellingen en zij nemen daarop ook acties, waarover ik uw Kamer naar aanleiding van verschillende moties en toezeggingen uit het debat «Veiligheid op Nederlandse universiteiten» van 23 januari jl. voor de zomer informeer. Verder is, zoals aangekondigd in de kabinetsbrede strategie bestrijding antisemitisme, onlangs een Taskforce Antisemitismebestrijding ingesteld. Deze taskforce gaat zich het komende jaar in het bijzonder richten op de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers en het weren van antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten.
Klopt het dat docenten die gelieerd zijn aan Scholars for Palestine meewerken aan het huidige seminarArchitecture and Colonialism aan de TU Delft en zich hebben schuldig gemaakt aan openlijk antisemitische uitlatingen, zoals vermeld in een artikel van De Telegraaf? Bent u hiervan op de hoogte, en zo ja, welke stappen worden ondernomen om dit aan te pakken?
De TU Delft heeft mij laten weten dat het klopt dat twee docenten die aan dit seminar hebben meegewerkt, verbonden zijn aan «Scholars for Palestine». Er is geen sprake van samenwerking tussen de TU Delft en deze actiegroep. Volgens de TU Delft hebben beide docenten zich niet schuldig hebben gemaakt aan antisemitische uitlatingen. De programmering van dit seminar en de rol van enkele docenten hierbij heeft tot gevoelens van onvrede en protest geleid onder enkele studenten. De TU Delft neemt hun gevoelens serieus en is daarover met hen in gesprek. De instelling zal vanuit haar verantwoordelijkheid voor een veilige leer- en werkomgeving moeten beoordelen of hierbij (verdere) stappen aan de orde zijn. Ik vertrouw op de afweging die de TUD hierin maakt.
Klopt het, zoals vermeld in het artikel, dat tijdens demonstraties op universiteiten wordt geroepen om de Intifada naar hier te verplaatsen of dat Palestina van de «river to the sea» moet worden «bevrijd» – uitspraken die neer zouden komen op een oproep tot de uitroeiing van Joden? Klopt het daarnaast dat demonstranten in sommige gevallen verschijnen in Hamas-outfits? Bent u hiervan op de hoogte, en zo ja, heeft u de universiteitsbesturen opgeroepen om hier hard tegen op te treden?
Het klopt dat er tijdens demonstraties op universiteitscampussen de betreffende leus wordt geroepen. Het gebruik van deze leus draagt niet bij aan een vreedzame dialoog. Het woord «Intifada» en deze leus hebben voor velen binnen en buiten de Joodse gemeenschap een diepe lading en kan daarmee zeer intimiderend zijn. Ik kan mij goed voorstellen dat studenten en medewerkers zich onveilig voelen door het gebruik ervan. Dat betreur ik ten zeerste.
In Nederland geldt dat het afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval is of deze uitspraak als strafbaar kan worden aangemerkt. Deze afweging is aan het Openbaar Ministerie en de rechter.
Ten aanzien van de Hamas-outfits is het zo dat er op instellingen een wettelijk verbod geldt op het dragen van gezichtsbedekkende kleding. Instellingen geven aan dat zij demonstranten met gezichtsbedekkende kleding vragen om deze kleding af te doen, en als zij dat niet willen om de locatie te verlaten. Als zij dat vervolgens ook niet willen kunnen instellingen de politie inschakelen. De universiteiten geven aan dat zij altijd aangifte doen van strafbare feiten, zoals huisvredebreuk, bedreiging, geweld, vernieling of openlijk geweldpleging.
Kunt u aangeven of de antisemitische studentengroepen Free Palestine Maastricht8 9 en Amsterdam.encampment10 op enige wijze zijn of worden gefaciliteerd door een universiteit? Zo ja, op welke manier? Bent u in dat geval bereid het universiteitsbestuur te verzoeken deze facilitering per direct te beëindigen?
De UvA heeft mij laten weten dat Amsterdam.encampment op geen enkele wijze door haar wordt gefaciliteerd. Mochten zij oneigenlijk gebruik maken van de faciliteiten van de universiteit dan wordt volgens de huisregels opgetreden.
Voor Free Palestine Maastricht geldt dat zij sinds de opening in 2020 medebewoner is van één van de gebouwen op de terrein van de Tapijtkazerne van de Universiteit Maastricht. In dit specifieke gebouw biedt de Universiteit Maastricht gezamenlijke huisvesting aan een aantal verenigingen van studenten. De Universiteit Maastricht (UM) staat in contact met Free Palestine Maastricht over diens activiteiten op de campus. De UM houdt nauwlettend in de gaten of antisemitische uitingen of andere overtredingen op de campus of sociale media aan de orde zijn. Mochten partijen de huisregels overtreden, dan wordt hiertegen opgetreden en worden daar consequenties aan verbonden. Bij antisemitische uitlatingen wordt aangifte gedaan.
Naar aanleiding van de verstoring van de lezing op 12 maart jl. is bij de UM een extern onderzoek gestart. Dit onderzoek betreft een reconstructie van de protesten, wat moet leiden tot inzicht in o.a. welke partijen een bijdrage hebben geleverd aan de verstoringen. Zo wordt ook gekeken naar de rol van Free Palestine Maastricht. Op basis van de bevindingen van deze reconstructie beziet het UM welke consequenties passend zijn. Het is aan de instelling, verantwoordelijk voor een veilige leer- en werkomgeving, om deze beoordeling te maken. Ik vertrouw op de afweging die de UM hierin maakt.
Klopt het dat er volgens het artikel «Harde klap voor gastlessen»11 bij de gunning voor lessen over antisemitismebestrijding op scholen geen enkele expertise op het gebied van antisemitismebestrijding werd geëist? Kunt u ons de gunning en de beoordelingsdocumenten toesturen? Steunt u de gemaakte beoordeling? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Kennis over antisemitisme was een expliciete eis binnen de aanbesteding en maakte deel uit van de drie gunningscriteria: relevante kennis en ervaring, borging van de effecten en het plan van aanpak. Inschrijvers moesten aantoonbare kennis en ervaring hebben op het gebied van antisemitisme, evenals op racisme en discriminatie in bredere zin, met oog voor de onderlinge samenhang en complexiteit van deze thema’s.
De beoordelingscommissie heeft op basis van alle genoemde criteria de offertes beoordeeld en aan Fawaka de hoogste totaalscore toegekend. De bijbehorende gunnings- en beoordelingsdocumenten kunnen we niet aan de Kamer toesturen, omdat deze bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie bevatten. Openbaarmaking zou in strijd zijn met het vertrouwensbeginsel en kan concurrentiegevoelige gegevens schenden. Verder wijzen wij graag op de beantwoording van de schriftelijke vragen van (afzonderlijk) het lid Uppelschoten (PVV)12 en het lid van Zanten (BBB)13.
Hoe kan het dat Stichting Fawaka, waarvan de medewerkers eerst door een externe organisatie moeten worden bijgeschoold op aanvullende kennis over antisemitisme, toch als beste uit de gunning is gekomen?
De ingediende offertes zijn beoordeeld op drie criteria, waarbij Fawaka de hoogste totaalscore behaalde over alle criteria heen. Voor het criterium betreffende de relevante kennis en ervaring werd in de aanbesteding gevraagd naar kennis en ervaring op het gebied van antisemitisme én racisme en discriminatie in bredere zin. Verder wijzen wij graag op de beantwoording van de schriftelijke vragen van (afzonderlijk) het lid Uppelschoten (PVV)14 en het lid van Zanten (BBB)15.
In uw beantwoording van de schriftelijke vragen12 van het lid Uppelschoten (PVV) stelt in uw beantwoording: «Er is geen reden om te twijfelen aan de kunde die Fawaka in huis heeft om deze opdracht tot een goed einde te brengen en ik heb het volste vertrouwen in de professionaliteit van alle betrokkenen.»; kunt u toelichten waarop dit vertrouwen is gebaseerd?
Fawaka is een professionele organisatie met aantoonbare ervaring in het geven van trainingen over inclusief samenleven, waarbij zowel antisemitisme als racisme en discriminatie in bredere zin aan bod komen. Uit de door Fawaka aangeleverde informatie blijkt dat zij aanvullende maatregelen neemt om de kennis en expertise over antisemitisme verder te versterken door haar trainers aanvullend te laten trainen door de Anne Frank Stichting. Dit toont aan dat zij investeren in deskundigheidsbevordering en bereid zijn hun brede expertise verder te verdiepen. Op basis van deze aangeleverde informatie heb ik geen reden te twijfelen aan de verwachting dat Fawaka de opdracht op professionele wijze zal uitvoeren en tot een goed einde zal brengen.
Klopt het dat Sabine Scharwachter namens Fawaka trainingen verzorgt voor docenten in het voortgezet onderwijs?13 Zo ja, hoe rijmt u uw vertrouwen in Fawaka met haar uitspraken14 die oproepen tot geweld tegen Joden?15 Deelt u de mening dat iemand met dergelijke uitspraken niet thuishoort bij een stichting die lessen over antisemitisme verzorgt?
Ik vind het niet gepast om over individuen te spreken. Maar het moge duidelijk zijn dat ik elke oproep tot geweld ten strengste veroordeel en ik weet dat Fawaka hetzelfde doet. Fawaka is een organisatie die zich inzet voor inclusiviteit, diversiteit en gelijkwaardigheid en die strijdt tegen alle vormen van discriminatie en racisme, ook antisemitisme. Fawaka heeft duidelijk bij mij aangegeven elke vorm van intimidatie, geweld en haat te verwerpen, en een streng selectieproces te hanteren voor alle trainers die zij aanneemt. Daarnaast is er een beleid waarin is vastgelegd dat trainers tijdens trainingen de missie van Fawaka naleven. Ik heb geen reden om hieraan te twijfelen.
Signalen van islamisering in het Nederlandse onderwijs |
|
Nico Uppelschoten (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Het gemuilkorfde onderwijs», waarin leraren melding maken van toenemende spanningen en beïnvloeding binnen scholen door leerlingen en ouders met veelal een islamitische achtergrond?1
Ja daar ben ik mee bekend.
Wat is uw reactie op de in het artikel beschreven praktijken, zoals religieus gemotiveerde groepsdruk, intimidatie van docenten, verstoring van lessen en toenemende eisen aan het onderwijs, waardoor het gezag van de leraar onder druk staat en het leerklimaat wordt aangetast?
Het moge duidelijk zijn dat ik elke vorm van groepsdruk, intimidatie en verstoring van lessen sterk afkeur. Ook als ouders zich onfatsoenlijk opstellen richting docenten is dat onacceptabel. Daarbij is het van het grootste belang dat schoolleiders en bestuurders zich pal achter hun docenten scharen als dit soort praktijken zich voordoen.
Waar het leerlingen betreft, onderstrepen dit soort praktijken het belang van de wettelijke burgerschapsopdracht onderstreept. De burgerschapsopdracht vraagt van scholen dat ze kennis van en respect voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat onder leerlingen bevorderen en dat ze hen de sociale en maatschappelijke competenties bijbrengen die hieraan invulling geven, zoals verdraagzaamheid, begrip en verantwoordelijkheidsbesef. De burgerschapsopdracht vraagt van scholen ook dat ze zorg dragen voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.
Hoe beoordeelt u de signalen dat vrouwelijke docenten stelselmatig worden genegeerd of verbaal gedegradeerd, dat Joodse en homoseksuele collega’s uit angst hun identiteit verzwijgen, en dat schoolbesturen hier niet tegen optreden?
Elk signaal is één te veel. Laat ik heel helder zijn: in het onderwijs mag absoluut geen ruimte zijn voor het negeren of denigreren van personen vanwege hun geslacht, hun seksuele geaardheid, hun geloofsovertuiging of om welke reden dan ook. Ik roep schoolleiders en bestuurders op om hier scherp op te zijn en om zich pal achter hun docenten te scharen als dit soort praktijken zich voordoen.
Als er sprake is van incidenten, treedt de inspectie handhavend op. Die handhaving kan op uiteenlopende zaken betrekking hebben, waaronder het optreden van de school tegen uitingen die in strijd zijn met de basiswaarden van de democratische rechtstaat en de bevordering van burgerschap in bredere zin. De handhaving kan ook betrekking hebben op het bredere beleid van de school. Denk aan beleid ten aanzien van de veiligheid of aan beleid ten aanzien van de borging van de professionele ruimte van docenten en de ondersteuning van docenten, in geval van dit soort incidenten. Bij ernstige incidenten worden scholen en betrokkenen bovendien gestimuleerd om aangifte te doen van strafbare feiten.
Erkent u het risico dat scholen structureel ruimte bieden aan religieus gemotiveerde uitzonderingen – bijvoorbeeld rond sportdeelname, excursies, kledingvoorschriften, lessen over seksuele diversiteit of de Holocaust – met als gevolg dat het seculiere fundament van het openbaar onderwijs onder druk komt te staan?
Het openbaar onderwijs dient neutraal te zijn ten aanzien van elke godsdienst of levensovertuiging. Dat is het openbare karakter van deze scholen en daar sta ik voor. Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat deze neutraliteit op openbare scholen onder druk staat door religieus gemotiveerde uitzonderingen.
Wettelijk is vastgelegd dat openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging. Ten aanzien van de neutraliteit van het openbaar onderwijs betekent dit twee dingen: dat er geen enkele religie of levensbeschouwing aan de basis van het openbaar onderwijs ligt (passieve neutraliteit) én dat in het openbaar onderwijs aandacht is voor de pluriformiteit van de in de samenleving levende overtuigingen (actieve neutraliteit). Het is daarbij van belang dat het onderwijs niet doorslaat in de richting van één bepaalde religie en dat aan leerlingen geen religieuze handelingen worden opgelegd. Gebeurt dat toch, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit en zal de inspectie de school hierop aanspreken.
Deelt u de opvatting dat het agressieve en eisende gedrag van ouders en leerlingen, zoals in het artikel geschetst, afbreuk doet aan de veiligheid, het gezag en de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep?
Ja, deze opvatting deel ik. Elke vorm van agressie, intimidatie, of respectloosheid richting leraren veroordeel ik.
Bent u bereid om onafhankelijk te laten onderzoeken in hoeverre religieuze druk, antisemitisme en bestuurlijk wegkijken de onderwijsvrijheid, de veiligheid van leerlingen en docenten en de gelijkwaardigheid binnen de school aantasten? Zo nee, waarom niet?
Gedrag zoals geschetst in het artikel is onacceptabel. Het spreekt voor zich dat ik enorm hecht aan de veiligheid van leerlingen en docenten en aan gelijkwaardigheid binnen de school. Om die reden werk ik momenteel aan het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs, waarin verschillende maatregelen zijn opgenomen om de veiligheid in het onderwijs te waarborgen.
In dit wetsvoorstel worden onder andere een meldplicht voor ernstige veiligheidsincidenten bij de inspectie en de aanstelling van interne en externe vertrouwenspersonen opgenomen. Deze maatregelen zorgen ervoor dat problemen eerder kunnen worden gesignaleerd. Daarnaast gelden er al wettelijke verplichtingen voor scholen, zoals de zorgplicht voor de veiligheid op school en de plicht om actief burgerschap te bevorderen.
De taak om toezicht te houden op de veiligheid in het onderwijs is belegd bij de inspectie. Als er sprake is van incidenten, doet de inspectie nader onderzoek en treedt de inspectie waar nodig handhavend op. Die handhaving kan op uiteenlopende zaken betrekking hebben: op het veiligheidsbeleid van de school, op de bevordering van burgerschap of op het beleid van de school ten aanzien van de borging van de professionele ruimte van docenten en de ondersteuning van docenten in geval van dit soort incidenten.
De aanpak van sociale veiligheid op school is voortdurend in ontwikkeling. Als blijkt dat extra maatregelen nodig zijn om die veiligheid verder te versterken, ben ik bereid die te nemen.
De structurele gedragscrisis in het Nederlandse onderwijs |
|
Nico Uppelschoten (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse klas scoort wereldwijd slecht op discipline. «Beleid is dringend nodig»»?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusie dat Nederland op het gebied van klassikale discipline een van de slechtst presterende landen van Europa is en dat dit naar alle waarschijnlijkheid direct bijdraagt aan dalende onderwijsopbrengsten? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om het gezag van de leraar te herstellen en orde in de klas te garanderen?
De onderzoekers benadrukken dat er een samenhang wordt geconstateerd, maar dat het niet mogelijk is om op basis van de PISA cijfers harde causale relaties vast te stellen.2
Tegelijkertijd weten we dat een gezond en veilig pedagogisch klimaat essentieel is om tot goed leren te komen. Daarom werkt dit kabinet samen met het onderwijsveld aan het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs. In het plan wordt met drie pijlers ingezet op een integrale aanpak om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: het borgen van voldoende en kwalitatief goed onderwijspersoneel, het verbeteren van de onderwijskwaliteit en de resultaten op lezen, schrijven en rekenen en het verbeteren van de school als een vertrouwde en veilige leeromgeving voor leerlingen én personeel. In het debat over onderwijskansen heb ik toegezegd in de uitwerking van dit plan ook aandacht te hebben voor het orde houden en klassenmanagement.3
Bent u bereid om een zero-tolerance beleid in te voeren voor leerlingen die structureel overlast veroorzaken, zodat de leeromgeving niet langer wordt gesaboteerd? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rechten van gemotiveerde leerlingen niet langer ondergeschikt worden gemaakt aan de verstorende invloed van leerlingen die niet willen?
Structurele overlast voor personeel en leerlingen is uiteraard zeer onwenselijk. Scholen en medewerkers in het onderwijs hebben namelijk de verantwoordelijkheid om te werken aan een positief pedagogisch klimaat waarin leerlingen tot leren kunnen komen. Daar horen ook heldere en gedragen gedragsnormen bij. Ik ben met het onderwijsveld en ouderorganisaties in gesprek hoe wij dit kunnen verbeteren.
Deelt u de mening dat het gebrek aan klassikale orde niet alleen de leerbaarheid van leerlingen aantast, maar ook de aantrekkelijkheid van het leraarschap ernstig schaadt, met als gevolg een versterking van het lerarentekort? Welke concrete beleidsmaatregelen gaat u nemen om docenten te beschermen tegen structurele ordeproblemen en hen te ondersteunen in het handhaven van discipline?
Het houden van orde is een complexe vaardigheid waar leraren in spé vanuit hun opleiding zo goed mogelijk op worden toegerust. Hierbij is bijvoorbeeld nadrukkelijk aandacht voor de pedagogische aspecten van het beroep en het creëren van een goede leeromgeving in de klas.
Het ontwikkelen van deze vaardigheid gebeurt ook in de praktijk. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het begeleiden van startende leraren en hierbij is ook volop aandacht voor klassenmanagement. Werkgevers worden hiertoe gestimuleerd onder andere via samenwerking op dit punt binnen onderwijsregio’s en het uitwisselen van kennis en ervaringen tussen onderwijsregio’s. Daarnaast is de begeleiding van startende leraren een belangrijk speerpunt bij de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL). Vanuit de werkagenda leraren zetten we stevig in op het aantrekkelijker maken van het beroep, bijvoorbeeld door goede arbeidsvoorwaarden, tijd voor professionalisering en goed personeelsbeleid, onder andere op het gebied van sociale veiligheid.
Deelt u de opvatting dat de wanorde en chaos in de klas niet alleen het leerklimaat ondermijnen, maar ook de sociale veiligheid binnen scholen ernstig aantasten? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om scholen te ondersteunen bij het herstellen van een veilige en ordelijke leeromgeving?
Ja, die opvatting deel ik. Daarom is het stimuleren van een veilig en positief pedagogisch klimaat ook een van mijn prioriteiten.
Hierbij is het sowieso belangrijk om de wettelijke kaders te verduidelijken om de veiligheid op school te borgen. Dat doet het kabinet onder andere met het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs waarin scholen worden verplicht de veiligheid van leerlingen én personeel te monitoren, incidenten te registreren, een interne en externe vertrouwenspersoon aan te wijzen en jaarlijks het veiligheidsbeleid te evalueren. Daarnaast ondersteunt Stichting School & Veiligheid scholen bij het bevorderen van een sociaal veilig en positief pedagogisch klimaat.
Islamitische iftars en/of gebedsmomenten op openbare scholen |
|
Geert Wilders (PVV), Nico Uppelschoten (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de iftarviering met islamitisch gebed op 18 maart 2025 op het Einstein Lyceum?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Acht u deze viering en dit gebed verenigbaar met de neutraliteit van het openbaar onderwijs en de scheiding van kerk en staat?
Wettelijk is vastgelegd dat openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging. Ten aanzien van de neutraliteit van het openbaar onderwijs betekent dit twee dingen: dat er geen enkele religie of levensbeschouwing aan de basis van het openbaar onderwijs ligt (passieve neutraliteit) én dat in het openbaar onderwijs aandacht is voor de pluriformiteit van de in de samenleving levende overtuigingen (actieve neutraliteit).
Het staat openbare scholen vrij om op school aandacht te besteden aan religieuze activiteiten, dit past bij de actieve neutraliteit van het openbaar onderwijs en bij de kerndoelen op basis waarvan alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs verplicht zijn om aandacht te besteden aan geestelijke stromingen binnen onze samenleving. Het is daarbij wel van groot belang dat het onderwijs niet doorslaat in de richting van één bepaalde religie en dat aan leerlingen geen religieuze handelingen worden opgelegd. Gebeurt dat toch, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit. Als de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie), die toezicht houdt op de naleving van onderwijswetgeving, dit constateert, zal zij de school hier op aanspreken.
Hoeveel openbare scholen organiseren dit jaar iftars, al dan niet met gebedsdiensten en bent u bereid dit in kaart te brengen?2
Bij mij is niet bekend wanneer en hoe vaak openbare scholen iftars of andere religieuze bijeenkomsten zoals Chanoekavieringen, Diwali of kerstvieringen organiseren. Openbare scholen mogen dit soort religieuze bijeenkomsten organiseren, mits daarmee niet getornd wordt aan hun passieve neutraliteit. Ik zie daarom geen aanleiding om het aantal iftars of andere religieuze bijeenkomsten dat wordt georganiseerd in beeld te brengen.
Faciliteren openbare scholen ook religieuze bijeenkomsten van andere geloofsgemeenschappen, zoals een joodse Chanoekaviering of hindoestaanse Diwali?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aantonen dat hier sprake is van evenwicht of geldt deze «inclusie» vooral voor islamitische vieringen?
Bij mij zijn geen signalen bekend van een disbalans in aandacht voor verschillende religies. Is die disbalans er wel, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit. Als de inspectie dit constateert, zal zij de school hier op aanspreken.
Ziet u een risico dat het herhaaldelijk faciliteren van islamitische bijeenkomsten bijdraagt aan islamisering van het onderwijs en religieuze druk op leerlingen?
Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat er sprake is van islamisering van het onderwijs of religieuze druk op leerlingen op openbare scholen. Is dit wel het geval, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit. Als de inspectie dit constateert, zal zij de school hierop aanspreken.
Welke concrete maatregelen neemt u om te garanderen dat openbare scholen neutraal blijven en zich houden aan de scheiding van kerk en staat en wat is de rol van de onderwijsinspectie hierin?
De inspectie ziet erop toe dat, conform hetgeen vastgelegd is in de wet, onderwijs op openbare scholen zo wordt gegeven dat ieders godsdienst of levensovertuiging wordt geëerbiedigd. Als de inspectie constateert dat dit niet het geval is, zal zij de school hierop aanspreken en indien nodig een herstelopdracht opleggen.
Signalen van islamisering in het Nederlandse onderwijs |
|
Nico Uppelschoten (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Het gemuilkorfde onderwijs», waarin leraren melding maken van toenemende spanningen en beïnvloeding binnen scholen door leerlingen en ouders met veelal een islamitische achtergrond?1
Ja daar ben ik mee bekend.
Wat is uw reactie op de in het artikel beschreven praktijken, zoals religieus gemotiveerde groepsdruk, intimidatie van docenten, verstoring van lessen en toenemende eisen aan het onderwijs, waardoor het gezag van de leraar onder druk staat en het leerklimaat wordt aangetast?
Het moge duidelijk zijn dat ik elke vorm van groepsdruk, intimidatie en verstoring van lessen sterk afkeur. Ook als ouders zich onfatsoenlijk opstellen richting docenten is dat onacceptabel. Daarbij is het van het grootste belang dat schoolleiders en bestuurders zich pal achter hun docenten scharen als dit soort praktijken zich voordoen.
Waar het leerlingen betreft, onderstrepen dit soort praktijken het belang van de wettelijke burgerschapsopdracht onderstreept. De burgerschapsopdracht vraagt van scholen dat ze kennis van en respect voor de basiswaarden van de democratische rechtsstaat onder leerlingen bevorderen en dat ze hen de sociale en maatschappelijke competenties bijbrengen die hieraan invulling geven, zoals verdraagzaamheid, begrip en verantwoordelijkheidsbesef. De burgerschapsopdracht vraagt van scholen ook dat ze zorg dragen voor een schoolcultuur die in overeenstemming is met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.
Hoe beoordeelt u de signalen dat vrouwelijke docenten stelselmatig worden genegeerd of verbaal gedegradeerd, dat Joodse en homoseksuele collega’s uit angst hun identiteit verzwijgen, en dat schoolbesturen hier niet tegen optreden?
Elk signaal is één te veel. Laat ik heel helder zijn: in het onderwijs mag absoluut geen ruimte zijn voor het negeren of denigreren van personen vanwege hun geslacht, hun seksuele geaardheid, hun geloofsovertuiging of om welke reden dan ook. Ik roep schoolleiders en bestuurders op om hier scherp op te zijn en om zich pal achter hun docenten te scharen als dit soort praktijken zich voordoen.
Als er sprake is van incidenten, treedt de inspectie handhavend op. Die handhaving kan op uiteenlopende zaken betrekking hebben, waaronder het optreden van de school tegen uitingen die in strijd zijn met de basiswaarden van de democratische rechtstaat en de bevordering van burgerschap in bredere zin. De handhaving kan ook betrekking hebben op het bredere beleid van de school. Denk aan beleid ten aanzien van de veiligheid of aan beleid ten aanzien van de borging van de professionele ruimte van docenten en de ondersteuning van docenten, in geval van dit soort incidenten. Bij ernstige incidenten worden scholen en betrokkenen bovendien gestimuleerd om aangifte te doen van strafbare feiten.
Erkent u het risico dat scholen structureel ruimte bieden aan religieus gemotiveerde uitzonderingen – bijvoorbeeld rond sportdeelname, excursies, kledingvoorschriften, lessen over seksuele diversiteit of de Holocaust – met als gevolg dat het seculiere fundament van het openbaar onderwijs onder druk komt te staan?
Het openbaar onderwijs dient neutraal te zijn ten aanzien van elke godsdienst of levensovertuiging. Dat is het openbare karakter van deze scholen en daar sta ik voor. Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat deze neutraliteit op openbare scholen onder druk staat door religieus gemotiveerde uitzonderingen.
Wettelijk is vastgelegd dat openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging. Ten aanzien van de neutraliteit van het openbaar onderwijs betekent dit twee dingen: dat er geen enkele religie of levensbeschouwing aan de basis van het openbaar onderwijs ligt (passieve neutraliteit) én dat in het openbaar onderwijs aandacht is voor de pluriformiteit van de in de samenleving levende overtuigingen (actieve neutraliteit). Het is daarbij van belang dat het onderwijs niet doorslaat in de richting van één bepaalde religie en dat aan leerlingen geen religieuze handelingen worden opgelegd. Gebeurt dat toch, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit en zal de inspectie de school hierop aanspreken.
Deelt u de opvatting dat het agressieve en eisende gedrag van ouders en leerlingen, zoals in het artikel geschetst, afbreuk doet aan de veiligheid, het gezag en de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep?
Ja, deze opvatting deel ik. Elke vorm van agressie, intimidatie, of respectloosheid richting leraren veroordeel ik.
Bent u bereid om onafhankelijk te laten onderzoeken in hoeverre religieuze druk, antisemitisme en bestuurlijk wegkijken de onderwijsvrijheid, de veiligheid van leerlingen en docenten en de gelijkwaardigheid binnen de school aantasten? Zo nee, waarom niet?
Gedrag zoals geschetst in het artikel is onacceptabel. Het spreekt voor zich dat ik enorm hecht aan de veiligheid van leerlingen en docenten en aan gelijkwaardigheid binnen de school. Om die reden werk ik momenteel aan het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs, waarin verschillende maatregelen zijn opgenomen om de veiligheid in het onderwijs te waarborgen.
In dit wetsvoorstel worden onder andere een meldplicht voor ernstige veiligheidsincidenten bij de inspectie en de aanstelling van interne en externe vertrouwenspersonen opgenomen. Deze maatregelen zorgen ervoor dat problemen eerder kunnen worden gesignaleerd. Daarnaast gelden er al wettelijke verplichtingen voor scholen, zoals de zorgplicht voor de veiligheid op school en de plicht om actief burgerschap te bevorderen.
De taak om toezicht te houden op de veiligheid in het onderwijs is belegd bij de inspectie. Als er sprake is van incidenten, doet de inspectie nader onderzoek en treedt de inspectie waar nodig handhavend op. Die handhaving kan op uiteenlopende zaken betrekking hebben: op het veiligheidsbeleid van de school, op de bevordering van burgerschap of op het beleid van de school ten aanzien van de borging van de professionele ruimte van docenten en de ondersteuning van docenten in geval van dit soort incidenten.
De aanpak van sociale veiligheid op school is voortdurend in ontwikkeling. Als blijkt dat extra maatregelen nodig zijn om die veiligheid verder te versterken, ben ik bereid die te nemen.
Islamitische iftars en/of gebedsmomenten op openbare scholen |
|
Geert Wilders (PVV), Nico Uppelschoten (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de iftarviering met islamitisch gebed op 18 maart 2025 op het Einstein Lyceum?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Acht u deze viering en dit gebed verenigbaar met de neutraliteit van het openbaar onderwijs en de scheiding van kerk en staat?
Wettelijk is vastgelegd dat openbaar onderwijs wordt gegeven met eerbiediging van ieders godsdienst of levensovertuiging. Ten aanzien van de neutraliteit van het openbaar onderwijs betekent dit twee dingen: dat er geen enkele religie of levensbeschouwing aan de basis van het openbaar onderwijs ligt (passieve neutraliteit) én dat in het openbaar onderwijs aandacht is voor de pluriformiteit van de in de samenleving levende overtuigingen (actieve neutraliteit).
Het staat openbare scholen vrij om op school aandacht te besteden aan religieuze activiteiten, dit past bij de actieve neutraliteit van het openbaar onderwijs en bij de kerndoelen op basis waarvan alle scholen in het primair en voortgezet onderwijs verplicht zijn om aandacht te besteden aan geestelijke stromingen binnen onze samenleving. Het is daarbij wel van groot belang dat het onderwijs niet doorslaat in de richting van één bepaalde religie en dat aan leerlingen geen religieuze handelingen worden opgelegd. Gebeurt dat toch, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit. Als de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie), die toezicht houdt op de naleving van onderwijswetgeving, dit constateert, zal zij de school hier op aanspreken.
Hoeveel openbare scholen organiseren dit jaar iftars, al dan niet met gebedsdiensten en bent u bereid dit in kaart te brengen?2
Bij mij is niet bekend wanneer en hoe vaak openbare scholen iftars of andere religieuze bijeenkomsten zoals Chanoekavieringen, Diwali of kerstvieringen organiseren. Openbare scholen mogen dit soort religieuze bijeenkomsten organiseren, mits daarmee niet getornd wordt aan hun passieve neutraliteit. Ik zie daarom geen aanleiding om het aantal iftars of andere religieuze bijeenkomsten dat wordt georganiseerd in beeld te brengen.
Faciliteren openbare scholen ook religieuze bijeenkomsten van andere geloofsgemeenschappen, zoals een joodse Chanoekaviering of hindoestaanse Diwali?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aantonen dat hier sprake is van evenwicht of geldt deze «inclusie» vooral voor islamitische vieringen?
Bij mij zijn geen signalen bekend van een disbalans in aandacht voor verschillende religies. Is die disbalans er wel, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit. Als de inspectie dit constateert, zal zij de school hier op aanspreken.
Ziet u een risico dat het herhaaldelijk faciliteren van islamitische bijeenkomsten bijdraagt aan islamisering van het onderwijs en religieuze druk op leerlingen?
Ik heb op dit moment geen reden om aan te nemen dat er sprake is van islamisering van het onderwijs of religieuze druk op leerlingen op openbare scholen. Is dit wel het geval, dan handelt de school in strijd met de wettelijke eisen ten aanzien van passieve neutraliteit. Als de inspectie dit constateert, zal zij de school hierop aanspreken.
Welke concrete maatregelen neemt u om te garanderen dat openbare scholen neutraal blijven en zich houden aan de scheiding van kerk en staat en wat is de rol van de onderwijsinspectie hierin?
De inspectie ziet erop toe dat, conform hetgeen vastgelegd is in de wet, onderwijs op openbare scholen zo wordt gegeven dat ieders godsdienst of levensovertuiging wordt geëerbiedigd. Als de inspectie constateert dat dit niet het geval is, zal zij de school hierop aanspreken en indien nodig een herstelopdracht opleggen.
Bent u op de hoogte van de agressieve verstoring van een lezing door een pro-Israëlische activist aan de Radboud Universiteit, onder aanvoering van docent Harry Pettit?1
Ja.
Hoe kijkt u aan tegen het feit dat docenten, zoals Harry Pettit, een opruiende en antisemitische rol spelen binnen het onderwijs?2 3 4 5 6 Vindt u dit acceptabel, en welke maatregelen worden hiertegen genomen?
Zoals aangegeven tijdens het debat met uw Kamer op 23 januari jl. over de veiligheid op Nederlandse universiteiten roep ik alle universiteiten en hogescholen op om altijd aangifte te doen bij vermoedens van strafbare feiten. De instellingen hebben aangegeven dat ook te doen. Opruiing en (het aanzetten tot) discriminatie zijn bij wet strafbaar gesteld. Ik verwacht dat de instelling haar verantwoordelijkheid neemt in de zorg voor een veilige leer- en werkomgeving voor studenten en medewerkers en hierbij het instrumentarium inzet dat hiervoor beschikbaar is, variërend van aanspreken, berispen tot en met ontslag en aangifte. De inzet en proportionaliteit van de maatregelen hangt af van de ernst van de situatie, dit ter beoordeling door de instelling als werkgever van de betreffende medewerker.
Klopt het, zoals vermeld in het Telegraaf-artikel«Student Ido (26) stond op school oog in oog met iemand in Hamas-outfit: Universiteit weigert op te treden tegen haat»7, dat antisemitische activisten, zoals Scholars for Palestine, direct of indirect invloed uitoefenen op het curriculum van Nederlandse universiteiten? Zo ja, welke concrete maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat antisemitische denkbeelden worden opgenomen in het academisch onderwijs?
Ik heb geen aanleiding om te denken dat antisemitische denkbeelden zijn opgenomen in het curriculum van Nederlandse universiteiten.
Wel heb ik signalen ontvangen dat de demonstraties op universiteiten tegen het conflict in Israël en de Palestijnse Gebieden hebben geleid tot een gevoel van onveiligheid bij veel Joodse en Israëlische studenten, docenten en wetenschappers. Dit heeft mijn voortdurende aandacht en die van de instellingen en zij nemen daarop ook acties, waarover ik uw Kamer naar aanleiding van verschillende moties en toezeggingen uit het debat «Veiligheid op Nederlandse universiteiten» van 23 januari jl. voor de zomer informeer. Verder is, zoals aangekondigd in de kabinetsbrede strategie bestrijding antisemitisme, onlangs een Taskforce Antisemitismebestrijding ingesteld. Deze taskforce gaat zich het komende jaar in het bijzonder richten op de veiligheid van Joodse studenten en medewerkers en het weren van antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten.
Klopt het dat docenten die gelieerd zijn aan Scholars for Palestine meewerken aan het huidige seminarArchitecture and Colonialism aan de TU Delft en zich hebben schuldig gemaakt aan openlijk antisemitische uitlatingen, zoals vermeld in een artikel van De Telegraaf? Bent u hiervan op de hoogte, en zo ja, welke stappen worden ondernomen om dit aan te pakken?
De TU Delft heeft mij laten weten dat het klopt dat twee docenten die aan dit seminar hebben meegewerkt, verbonden zijn aan «Scholars for Palestine». Er is geen sprake van samenwerking tussen de TU Delft en deze actiegroep. Volgens de TU Delft hebben beide docenten zich niet schuldig hebben gemaakt aan antisemitische uitlatingen. De programmering van dit seminar en de rol van enkele docenten hierbij heeft tot gevoelens van onvrede en protest geleid onder enkele studenten. De TU Delft neemt hun gevoelens serieus en is daarover met hen in gesprek. De instelling zal vanuit haar verantwoordelijkheid voor een veilige leer- en werkomgeving moeten beoordelen of hierbij (verdere) stappen aan de orde zijn. Ik vertrouw op de afweging die de TUD hierin maakt.
Klopt het, zoals vermeld in het artikel, dat tijdens demonstraties op universiteiten wordt geroepen om de Intifada naar hier te verplaatsen of dat Palestina van de «river to the sea» moet worden «bevrijd» – uitspraken die neer zouden komen op een oproep tot de uitroeiing van Joden? Klopt het daarnaast dat demonstranten in sommige gevallen verschijnen in Hamas-outfits? Bent u hiervan op de hoogte, en zo ja, heeft u de universiteitsbesturen opgeroepen om hier hard tegen op te treden?
Het klopt dat er tijdens demonstraties op universiteitscampussen de betreffende leus wordt geroepen. Het gebruik van deze leus draagt niet bij aan een vreedzame dialoog. Het woord «Intifada» en deze leus hebben voor velen binnen en buiten de Joodse gemeenschap een diepe lading en kan daarmee zeer intimiderend zijn. Ik kan mij goed voorstellen dat studenten en medewerkers zich onveilig voelen door het gebruik ervan. Dat betreur ik ten zeerste.
In Nederland geldt dat het afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het individuele geval is of deze uitspraak als strafbaar kan worden aangemerkt. Deze afweging is aan het Openbaar Ministerie en de rechter.
Ten aanzien van de Hamas-outfits is het zo dat er op instellingen een wettelijk verbod geldt op het dragen van gezichtsbedekkende kleding. Instellingen geven aan dat zij demonstranten met gezichtsbedekkende kleding vragen om deze kleding af te doen, en als zij dat niet willen om de locatie te verlaten. Als zij dat vervolgens ook niet willen kunnen instellingen de politie inschakelen. De universiteiten geven aan dat zij altijd aangifte doen van strafbare feiten, zoals huisvredebreuk, bedreiging, geweld, vernieling of openlijk geweldpleging.
Kunt u aangeven of de antisemitische studentengroepen Free Palestine Maastricht8 9 en Amsterdam.encampment10 op enige wijze zijn of worden gefaciliteerd door een universiteit? Zo ja, op welke manier? Bent u in dat geval bereid het universiteitsbestuur te verzoeken deze facilitering per direct te beëindigen?
De UvA heeft mij laten weten dat Amsterdam.encampment op geen enkele wijze door haar wordt gefaciliteerd. Mochten zij oneigenlijk gebruik maken van de faciliteiten van de universiteit dan wordt volgens de huisregels opgetreden.
Voor Free Palestine Maastricht geldt dat zij sinds de opening in 2020 medebewoner is van één van de gebouwen op de terrein van de Tapijtkazerne van de Universiteit Maastricht. In dit specifieke gebouw biedt de Universiteit Maastricht gezamenlijke huisvesting aan een aantal verenigingen van studenten. De Universiteit Maastricht (UM) staat in contact met Free Palestine Maastricht over diens activiteiten op de campus. De UM houdt nauwlettend in de gaten of antisemitische uitingen of andere overtredingen op de campus of sociale media aan de orde zijn. Mochten partijen de huisregels overtreden, dan wordt hiertegen opgetreden en worden daar consequenties aan verbonden. Bij antisemitische uitlatingen wordt aangifte gedaan.
Naar aanleiding van de verstoring van de lezing op 12 maart jl. is bij de UM een extern onderzoek gestart. Dit onderzoek betreft een reconstructie van de protesten, wat moet leiden tot inzicht in o.a. welke partijen een bijdrage hebben geleverd aan de verstoringen. Zo wordt ook gekeken naar de rol van Free Palestine Maastricht. Op basis van de bevindingen van deze reconstructie beziet het UM welke consequenties passend zijn. Het is aan de instelling, verantwoordelijk voor een veilige leer- en werkomgeving, om deze beoordeling te maken. Ik vertrouw op de afweging die de UM hierin maakt.
Klopt het dat er volgens het artikel «Harde klap voor gastlessen»11 bij de gunning voor lessen over antisemitismebestrijding op scholen geen enkele expertise op het gebied van antisemitismebestrijding werd geëist? Kunt u ons de gunning en de beoordelingsdocumenten toesturen? Steunt u de gemaakte beoordeling? Zo ja, op basis waarvan? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat klopt niet. Kennis over antisemitisme was een expliciete eis binnen de aanbesteding en maakte deel uit van de drie gunningscriteria: relevante kennis en ervaring, borging van de effecten en het plan van aanpak. Inschrijvers moesten aantoonbare kennis en ervaring hebben op het gebied van antisemitisme, evenals op racisme en discriminatie in bredere zin, met oog voor de onderlinge samenhang en complexiteit van deze thema’s.
De beoordelingscommissie heeft op basis van alle genoemde criteria de offertes beoordeeld en aan Fawaka de hoogste totaalscore toegekend. De bijbehorende gunnings- en beoordelingsdocumenten kunnen we niet aan de Kamer toesturen, omdat deze bedrijfsgevoelige en vertrouwelijke informatie bevatten. Openbaarmaking zou in strijd zijn met het vertrouwensbeginsel en kan concurrentiegevoelige gegevens schenden. Verder wijzen wij graag op de beantwoording van de schriftelijke vragen van (afzonderlijk) het lid Uppelschoten (PVV)12 en het lid van Zanten (BBB)13.
Hoe kan het dat Stichting Fawaka, waarvan de medewerkers eerst door een externe organisatie moeten worden bijgeschoold op aanvullende kennis over antisemitisme, toch als beste uit de gunning is gekomen?
De ingediende offertes zijn beoordeeld op drie criteria, waarbij Fawaka de hoogste totaalscore behaalde over alle criteria heen. Voor het criterium betreffende de relevante kennis en ervaring werd in de aanbesteding gevraagd naar kennis en ervaring op het gebied van antisemitisme én racisme en discriminatie in bredere zin. Verder wijzen wij graag op de beantwoording van de schriftelijke vragen van (afzonderlijk) het lid Uppelschoten (PVV)14 en het lid van Zanten (BBB)15.
In uw beantwoording van de schriftelijke vragen12 van het lid Uppelschoten (PVV) stelt in uw beantwoording: «Er is geen reden om te twijfelen aan de kunde die Fawaka in huis heeft om deze opdracht tot een goed einde te brengen en ik heb het volste vertrouwen in de professionaliteit van alle betrokkenen.»; kunt u toelichten waarop dit vertrouwen is gebaseerd?
Fawaka is een professionele organisatie met aantoonbare ervaring in het geven van trainingen over inclusief samenleven, waarbij zowel antisemitisme als racisme en discriminatie in bredere zin aan bod komen. Uit de door Fawaka aangeleverde informatie blijkt dat zij aanvullende maatregelen neemt om de kennis en expertise over antisemitisme verder te versterken door haar trainers aanvullend te laten trainen door de Anne Frank Stichting. Dit toont aan dat zij investeren in deskundigheidsbevordering en bereid zijn hun brede expertise verder te verdiepen. Op basis van deze aangeleverde informatie heb ik geen reden te twijfelen aan de verwachting dat Fawaka de opdracht op professionele wijze zal uitvoeren en tot een goed einde zal brengen.
Klopt het dat Sabine Scharwachter namens Fawaka trainingen verzorgt voor docenten in het voortgezet onderwijs?13 Zo ja, hoe rijmt u uw vertrouwen in Fawaka met haar uitspraken14 die oproepen tot geweld tegen Joden?15 Deelt u de mening dat iemand met dergelijke uitspraken niet thuishoort bij een stichting die lessen over antisemitisme verzorgt?
Ik vind het niet gepast om over individuen te spreken. Maar het moge duidelijk zijn dat ik elke oproep tot geweld ten strengste veroordeel en ik weet dat Fawaka hetzelfde doet. Fawaka is een organisatie die zich inzet voor inclusiviteit, diversiteit en gelijkwaardigheid en die strijdt tegen alle vormen van discriminatie en racisme, ook antisemitisme. Fawaka heeft duidelijk bij mij aangegeven elke vorm van intimidatie, geweld en haat te verwerpen, en een streng selectieproces te hanteren voor alle trainers die zij aanneemt. Daarnaast is er een beleid waarin is vastgelegd dat trainers tijdens trainingen de missie van Fawaka naleven. Ik heb geen reden om hieraan te twijfelen.
De structurele gedragscrisis in het Nederlandse onderwijs |
|
Nico Uppelschoten (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Nederlandse klas scoort wereldwijd slecht op discipline. «Beleid is dringend nodig»»?1
Ja.
Onderschrijft u de conclusie dat Nederland op het gebied van klassikale discipline een van de slechtst presterende landen van Europa is en dat dit naar alle waarschijnlijkheid direct bijdraagt aan dalende onderwijsopbrengsten? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om het gezag van de leraar te herstellen en orde in de klas te garanderen?
De onderzoekers benadrukken dat er een samenhang wordt geconstateerd, maar dat het niet mogelijk is om op basis van de PISA cijfers harde causale relaties vast te stellen.2
Tegelijkertijd weten we dat een gezond en veilig pedagogisch klimaat essentieel is om tot goed leren te komen. Daarom werkt dit kabinet samen met het onderwijsveld aan het Herstelplan kwaliteit funderend onderwijs. In het plan wordt met drie pijlers ingezet op een integrale aanpak om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren: het borgen van voldoende en kwalitatief goed onderwijspersoneel, het verbeteren van de onderwijskwaliteit en de resultaten op lezen, schrijven en rekenen en het verbeteren van de school als een vertrouwde en veilige leeromgeving voor leerlingen én personeel. In het debat over onderwijskansen heb ik toegezegd in de uitwerking van dit plan ook aandacht te hebben voor het orde houden en klassenmanagement.3
Bent u bereid om een zero-tolerance beleid in te voeren voor leerlingen die structureel overlast veroorzaken, zodat de leeromgeving niet langer wordt gesaboteerd? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rechten van gemotiveerde leerlingen niet langer ondergeschikt worden gemaakt aan de verstorende invloed van leerlingen die niet willen?
Structurele overlast voor personeel en leerlingen is uiteraard zeer onwenselijk. Scholen en medewerkers in het onderwijs hebben namelijk de verantwoordelijkheid om te werken aan een positief pedagogisch klimaat waarin leerlingen tot leren kunnen komen. Daar horen ook heldere en gedragen gedragsnormen bij. Ik ben met het onderwijsveld en ouderorganisaties in gesprek hoe wij dit kunnen verbeteren.
Deelt u de mening dat het gebrek aan klassikale orde niet alleen de leerbaarheid van leerlingen aantast, maar ook de aantrekkelijkheid van het leraarschap ernstig schaadt, met als gevolg een versterking van het lerarentekort? Welke concrete beleidsmaatregelen gaat u nemen om docenten te beschermen tegen structurele ordeproblemen en hen te ondersteunen in het handhaven van discipline?
Het houden van orde is een complexe vaardigheid waar leraren in spé vanuit hun opleiding zo goed mogelijk op worden toegerust. Hierbij is bijvoorbeeld nadrukkelijk aandacht voor de pedagogische aspecten van het beroep en het creëren van een goede leeromgeving in de klas.
Het ontwikkelen van deze vaardigheid gebeurt ook in de praktijk. Werkgevers zijn verantwoordelijk voor het begeleiden van startende leraren en hierbij is ook volop aandacht voor klassenmanagement. Werkgevers worden hiertoe gestimuleerd onder andere via samenwerking op dit punt binnen onderwijsregio’s en het uitwisselen van kennis en ervaringen tussen onderwijsregio’s. Daarnaast is de begeleiding van startende leraren een belangrijk speerpunt bij de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL). Vanuit de werkagenda leraren zetten we stevig in op het aantrekkelijker maken van het beroep, bijvoorbeeld door goede arbeidsvoorwaarden, tijd voor professionalisering en goed personeelsbeleid, onder andere op het gebied van sociale veiligheid.
Deelt u de opvatting dat de wanorde en chaos in de klas niet alleen het leerklimaat ondermijnen, maar ook de sociale veiligheid binnen scholen ernstig aantasten? Zo ja, welke stappen gaat u zetten om scholen te ondersteunen bij het herstellen van een veilige en ordelijke leeromgeving?
Ja, die opvatting deel ik. Daarom is het stimuleren van een veilig en positief pedagogisch klimaat ook een van mijn prioriteiten.
Hierbij is het sowieso belangrijk om de wettelijke kaders te verduidelijken om de veiligheid op school te borgen. Dat doet het kabinet onder andere met het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs waarin scholen worden verplicht de veiligheid van leerlingen én personeel te monitoren, incidenten te registreren, een interne en externe vertrouwenspersoon aan te wijzen en jaarlijks het veiligheidsbeleid te evalueren. Daarnaast ondersteunt Stichting School & Veiligheid scholen bij het bevorderen van een sociaal veilig en positief pedagogisch klimaat.
Het stopzetten van subsidie aan stichting ‘Na de Oorlog’ |
|
Nico Uppelschoten (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Harde klap voor gastlessen», waarin wordt beschreven dat de subsidie van de stichting «Na de Oorlog», die gastlessen verzorgt over de Holocaust en antisemitisme, is stopgezet?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Kunt u toelichten waarom de subsidie aan «Na de Oorlog» is beëindigd, terwijl de stichting ervaren en professioneel is in het bestrijden van antisemitisme en het verzorgen van gastlessen over de Holocaust?
De subsidie voor stichting Na de Oorlog was een projectsubsidie ter invulling van een amendement van de leden Ellian (VVD) en Segers (CU) op de begroting van 2023 voor het verbeteren van kennis over de Joodse geschiedenis en over antisemitisme.2 Het aflopen van de projectsubsidie volgde automatisch uit de overeenkomst tussen OCW en stichting Na de Oorlog. Er is dus geen sprake geweest van het beëindigen van de subsidie door OCW.
Welke criteria zijn gehanteerd bij de toewijzing van deze subsidie en was expertise met antisemitismebestrijding er één van? Zo nee, waarom niet?
Bij het gunnen van de aanbestedingsopdracht, is uiteraard rekening gehouden met expertise op het gebied van antisemitisme. In de offerteaanvraag stonden drie gunningscriteria vermeld: relevante kennis en ervaring, borging van de effecten en plan van aanpak. Bij het gunnen van de aanbestedingsopdracht zijn alle offertes op deze drie criteria beoordeeld.
Klopt het dat de subsidie nu wordt toegekend aan de organisatie Fawaka, die zich richt op dekolonisatie en aanverwante onderwerpen die niet gerelateerd zijn aan de Holocaust en de bestrijding van antisemitisme? Zo ja, op basis van welke criteria won Fawaka de aanbesteding?
De opdracht is toegekend aan Fawaka. Deze organisatie had de hoogste totaalscore over de drie gunningscriteria heen. In haar activiteiten richt Fawaka zich op inclusief samenleven en, in die context, ook op antisemitisme en op racisme en discriminatie in bredere zin. Om aanvullende kennis op het gebied van antisemitisme in huis te halen, laat Fawaka medewerkers trainen door de Anne Frank Stichting. Samenwerking tussen Fawaka en de Anne Frank Stichting omvat verder gezamenlijke ontwikkeling van gastlessen en van trainingen voor docenten en continue kennisuitwisseling onderling. Daarnaast maakt Fawaka gebruik van de lesmaterialen van de Anne Frank Stichting.
Hoe beoordeelt u de signalen dat betrokkenen bij Fawaka in verband worden gebracht met radicale en controversiële standpunten, waaronder steun aan bewegingen die mogelijk antisemitische sentimenten aanwakkeren?
Er is geen reden om te twijfelen aan de kunde die Fawaka in huis heeft om deze opdracht tot een goed einde te brengen en ik heb het volste vertrouwen in de professionaliteit van alle betrokkenen.
Bent u bereid om uw subsidiebeslissing te heroverwegen, gezien de urgentie van kwalitatief hoogwaardige Holocausteducatie en effectieve antisemitismebestrijding? Zo nee, waarom niet?
Kwalitatief hoogwaardige Holocausteducatie en effectieve antisemitismebestrijding zijn beide van groot belang. Niet voor niets is structurele kennisoverdracht van de Holocaust verankerd in het curriculum PO en onderbouw VO. Op scholen waar sprake is van antisemitische incidenten, roepen we scholen op om direct te handelen. Ter ondersteuning is in mei 2024 een handreiking gepubliceerd die scholen en docenten moet helpen bij het herkennen van, omgaan met en melden van antisemitische incidenten.
De aanbestedingsopdracht is bedoeld om scholen extra ondersteuning te bieden op het gebied van lessen over antisemitisme. Vooraf aan de beslissing om de opdracht te gunnen aan Fawaka is een zorgvuldig proces doorlopen volgens de daarvoor geldende richtlijnen van de Algemene Rijksinkoopvoorwaarden voor diensten (ARVODI). Dit proces dient juist om ervoor te zorgen dat de organisatie die de opdracht uitvoert dat op een kwalitatief hoogwaardige manier doet en om te voorkomen dat de betrokken partijen ongelijk worden behandeld. In de gunningsbrief die alle inschrijvers hebben ontvangen, hebben zij de mogelijkheid gekregen om een kort geding te starten over de uitkomst van het proces. Geen van de inschrijvers heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Daarmee is de gunning definitief geworden. Er is geen reden om deze gunning te heroverwegen.
Het bericht 'Kinderen voor wie geen plaats is op school zijn een goudmijn voor slimme ondernemers' |
|
Nico Uppelschoten (PVV) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Kinderen voor wie geen plaats is op school zijn een goudmijn voor slimme ondernemers» van Follow the Money?1
Ja.
Was u en bent u ermee bekend dat er bij veel van thuiszittersinitiatieven onbewezen en alternatieve methodes ingezet worden die op zijn minst ineffectief zijn, maar die mogelijk ook schadelijk zijn voor de leerlingen? Zo ja, wat is uw reactie hierop en hoe wordt hierop ingegrepen?
Ons uitgangspunt is dat ieder kind mee moet kunnen doen in het onderwijs, ook als er extra ondersteuning of hulp nodig is. Scholen en samenwerkingsverbanden helpen kinderen die thuiszitten om terug naar school te gaan. De onderwijsinspectie houdt toezicht op scholen en samenwerkingsverbanden.
Het is goed dat voor alle leerlingen een passende plek wordt gezocht waar zij zich naar hun eigen vermogen kunnen ontwikkelen en uiteraard is het belangrijk dat het onderwijsaanbod kwalitatief goed is. Dat is in principe een plek binnen het formeel – bekostigd – onderwijs, juist omdat er dan toezicht is en het aanbod valt onder verantwoordelijkheid van de school.
In sommige gevallen is het (tijdelijk) niet mogelijk om een plek in het onderwijs te vinden. Ouders vinden dan soms een plek bij dagbesteding of in de jeugdhulpverlening, vaak gericht op terugkeer naar het onderwijs.
Dit soort initiatieven – die zich meer richten op het welzijn van thuiszittende leerlingen – werken vaak binnen het kader van de Jeugdwet. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) is dan de aangewezen partij om in te grijpen wanneer de kwaliteit en veiligheid van jeugdhulp in het geding is.
Duidelijk is dat juist voor kinderen en jongeren die al langere tijd thuiszitten – en via een specifiek aanbod weer tot ontwikkeling kunnen komen (vaak een eerste stap op weg naar schoolinschrijving) – het van groot belang is dat dit aanbod van goede kwaliteit is en dat zij een passende en veilige plek hebben om te werken aan hun ontwikkeling.
Tot slot werkt het Kabinet aan een wetsvoorstel om de mogelijkheden voor maatwerk – ook op het snijvlak van onderwijs en zorg – te vergroten, zodat vaker en liefst altijd een goede en passende plek binnen het formele onderwijs georganiseerd kan worden.
Hoe waarborgt u dat thuiszittersinitiatieven zullen gaan voldoen aan minimale kwaliteitseisen, gezien het gebrek aan toezicht en betrokkenheid van personen zonder kwalificaties?
Scholen werken samen met samenwerkingsverbanden om voor iedere leerling die extra ondersteuning nodig heeft onderwijs te regelen of om kinderen die thuiszitten weer terug naar school te krijgen. De inspectie houdt toezicht op scholen en samenwerkingsverbanden. In dit toezicht onderzoekt de inspectie of het samenwerkingsverband voldoende doet om thuiszitten te voorkomen en terug te dringen. Daarbij hoort ook toezicht op de kwaliteit van bovenschoolse voorzieningen, gericht op het terugdringen van langdurig verzuim of het voorkomen van schooluitval.
Zoals in antwoord op vraag 2 aangegeven bestaan er echter ook initiatieven waar geen toezicht op is. Het gaat hierbij om particuliere initiatieven die geen bekostiging vanuit het Ministerie van OCW ontvangen. Indien het gaat om jeugdhulpverlening, is sprake van toezicht door de IGJ.
Welke maatregelen worden genomen om misbruik van publieke middelen te voorkomen door ondernemers die thuiszittersinitiatieven opzetten?
Het Ministerie van OCW werkt momenteel, samen met het Ministerie van VWS aan een wetsvoorstel, waardoor het voor scholen en samenwerkingsverbanden makkelijker wordt om binnen de kaders van de wet en met het daarbij behorende toezicht, zelf maatwerkoplossingen op het snijvlak van onderwijs en zorg te organiseren.
Overweegt u aanvullende wet- of regelgeving om ervoor te zorgen dat thuiszittersinitiatieven voldoen aan zowel onderwijskundige als zorgstandaarden? Zo ja, welke tijdslijnen worden hiervoor gehanteerd?
Er wordt gewerkt aan een wetsvoorstel – zie ook het antwoord op vraag 4 – dat naast de ruimte voor maatwerk vergroot, ook nadere eisen stelt aan scholen en samenwerkingsverbanden bij het bieden van maatwerk. De verwachting is dat leerlingen op deze manier beter binnen het reguliere stelsel geholpen worden, en dat scholen en samenwerkingsverbanden verantwoording afleggen.
Daar waar het gaat om initiatieven die bekostigd worden vanuit de Jeugdwet – omdat zorg nodig is en onderwijs deels of geheel (tijdelijk) niet mogelijk is – zijn de kwaliteitseisen, zoals gesteld binnen de Jeugdwet van toepassing. Het gaat dan om landelijke kwaliteitseisen en eisen met betrekking tot de veiligheid, gezondheid en rechtspositie van het kind.