Kamerstuk 28684-241

Verslag van een algemeen overleg

Naar een veiliger samenleving

Gepubliceerd: 1 oktober 2009
Indiener(s): John Leerdam (PvdA)
Onderwerpen:
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28684-241.html
ID: 28684-241

28 684
Naar een veiliger samenleving

nr. 241
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 1 oktober 2009

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 2 september 2009 overleg gevoerd met minister Ter Horst van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de notitie van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 15 april 2009 «Burgemeester en Veiligheid» (28 684, nr. 212);

– de brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 28 april 2009 met kabinetsreactie op het rapport van de Nationale Ombudsman over Feyenoord-Ajax 23 april 2006 (25 232, nr. 56).

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Leerdam

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Van Leiden

Voorzitter: Leerdam

Griffier: Van Leiden

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Anker, Brinkman, Çörüz, Griffith, Kuiken, Leerdam, Pechtold, Van Raak en Van der Staaij,

en de ministers Hirsch Ballin en Ter Horst, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministeries.

De voorzitter: Ik heet de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Justitie, de leden van de Kamer en alle overige aanwezigen welkom. Ik stel voor om een spreektijd van vijf minuten te hanteren en dan eventueel nog een tweede termijn te houden.

De heer Anker (ChristenUnie): Wij hebben om 14.00 uur de herdenking van een wetgevingsjurist. Ongetwijfeld zullen velen van ons met hem te maken hebben gehad, ik in ieder geval wel. Ik wil daar dus graag even heen.

De voorzitter: Dan schorsen wij deze vergadering tijdens de herdenking voor tien minuten.

De heer Pechtold (D66): Voordat wij met dit AO beginnen heb ik een vraag aan het kabinet. Wat is de status van het stuk dat wij bespreken? Het is door één minister ondertekend. Gisteren is daaraan nog de minister van Justitie toegevoegd. Die twijfel over de status komt ook voort uit het commentaar van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, dat vraagt of dit wel een kabinetsvisie is. Voordat ik erover debatteer, zou ik graag van het kabinet weten of dat zo is.

De voorzitter: Ik geef het woord aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Minister Ter Horst: Voorzitter. Het kabinet spreekt met één mond. Er ligt hier een notitie van de minister van Binnenlandse Zaken en dus is dit een kabinetsstandpunt.

De voorzitter: Dus het is een kabinetsstandpunt. Hebt u dat begrepen, mijnheer Pechtold?

De heer Pechtold (D66): Ik versta het heel goed, maar aangezien 400 burgemeesters het ook niet begrepen, die hierin worden behandeld, was dit mijn vraag, ook omdat er één ondertekenaar onder stond. De zwaarte richting de veiligheidspoot en de aanwezigheid van de minister van Justitie zijn mij nu ook duidelijk.

De voorzitter: Op de agenda staat de notitie over Burgemeester en Veiligheid en de kabinetsreactie op het rapport van de Nationale Ombudsman Feyenoord-Ajax 24 april 2006. Ik geef het woord aan de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Vorig weekeinde was de Tweede Kamerfractie van de SP in Schoorl, waar wij getuige waren van duinbranden, maar ook nog van iets anders. Voor mijn ogen zag ik de veiligheidsregio in actie. De bestuurlijke opschaling door de burgemeester van Alkmaar leidde ertoe dat de straten vol stonden met brandweerlieden, ambulancemensen en veel politieagenten. Toen hij de complimenten kreeg van de SP, verklaarde de burgemeester dat hier nu genoeg agenten waren, maar dat een groot deel van Noord-Holland het bijna zonder moest doen.

Je hebt goede burgemeesters en je hebt slechte burgemeesters. Slechte burgemeesters weten niet welke bevoegdheden zij wel of niet hebben. In die categorie lijkt de burgemeester van Rotterdam te vallen, die naar aanleiding van de barbarij in Hoek van Holland in de media met veel bravoure riep om meer bevoegdheden, terwijl hij die heeft of binnenkort krijgt. En je hebt goede burgemeesters, zoals de burgemeester van Alkmaar, die mij beter bevalt. Hij deed gewoon zijn werk, maar gaf ook aan welke beperkingen hij als verantwoordelijk burgemeester heeft.

Burgemeesters hebben ondertussen heel veel bevoegdheden en hun taken op het gebied van orde en veiligheid zijn flink uitgedijd. Welke dat zijn, hebben wij allemaal netjes kunnen lezen in het rapport van de minister, dat geen voorstellen voor extra bevoegdheden bevat, zoals zij in de brief benadrukt. We zien nog wel een probleem als de burgemeester wordt geïnformeerd over terugkerende gevangenen in de gemeente. De burgemeester kan namelijk niet bijzonder veel doen.

Is de minister het met ons eens dat de Reclassering standaard moet worden ingeschakeld wanneer de burgemeester wordt ingelicht? De burgemeester heeft niet voldoende mogelijkheden om ex-gevangenen te begeleiden. Dat is het werk van de Reclassering. Als daarvoor meer investeringen nodig zijn, hoor ik dat graag.

Als we de burgemeesters meer verantwoordelijkheid geven voor orde en veiligheid, moeten we ook de mensen hebben om die verantwoordelijkheid te kunnen waarmaken. De burgemeesters, in hun functie van korpsbeheerder, hebben geen vertrouwen meer in deze minister, zo heb ik begrepen. Haar cijfers zijn niet betrouwbaar en haar bezuinigingen vormen een gevaar voor de veiligheid. Na de politievakbonden, de politieondernemingsraden, de korpschefs en alle agenten die ik spreek, zeggen nu ook de burgemeesters dat het niet goed gaat met de veiligheid in Nederland. Tijdens de barbaarse rellen in Hoek van Holland zijn politieagenten misbruikt als boksbal, als wreed vermaak voor doorgedraaide hooligans. Agenten voelen zich gebruikt en in de steek gelaten.

De burgemeester van Rotterdam verklaarde dat agenten al voor de start van Sunset Grooves wisten dat er rellen zouden komen en dat bekende hooligans het feest wilden verpesten. Toch werd de ME niet paraat gehouden, zo heb ik begrepen. Agenten die alarm sloegen, lijken geen gehoor te hebben gekregen. Het schijnt zelfs dat agenten naar huis zijn gestuurd. Hoe had dit voorkomen kunnen worden? Hoe hadden we kunnen voorkomen dat onze agenten zijn uitgeleverd aan een stel onbeschaafde barbaren? Hadden we onze mensen niet beter moeten beschermen? Klopt mijn inschatting en die van de politiebonden en van agenten die ik spreek, dat er gewoon meer mensen hadden moeten zijn? Dat er betere afspraken hadden moeten worden gemaakt met de organisatie, dat er meer controle had moeten plaatsvinden en dat de agenten hadden moeten kunnen rekenen op meer steun van de burgemeester en de korpschef? Was het een kwestie van geld, wil ik van de minister weten, zoals politievakbond ACP suggereert?

Is, mede met het oog op eerdere barbarijen in Rotterdam, voorafgaand aan Sunset Grooves een goede analyse gemaakt van de veiligheidssituatie en is ook overwogen om het festival niet door te laten gaan?

Er komt nu een onderzoek, dat is goed. Dat onderzoek wordt gedaan op initiatief van de korpschef. Laat ik het maar voorzichtig zeggen: niet alle agenten hebben even veel vertrouwen in de onafhankelijkheid van dit onderzoek. Is de minister bereid een eigen onderzoek te laten uitvoeren, in nauwe samenwerking met de politievakbonden?

Is de minister het met de SP en de politie eens dat deze barbarij in Hoek van Holland gemakkelijker gestopt had kunnen worden als de politie minder krap in de mensen en de middelen zou zitten? Dat meer collega’s nodig zijn om te voorkomen dat agenten zichzelf niet meer kunnen beschermen tegen dit soort blinde agressie? En dat het wel erg cru is om nu zoveel honderden miljoenen te willen bezuinigen op de politie?

Mevrouw Griffith (VVD): Ook de VVD-fractie is geschokt door de gebeurtenissen in Hoek van Holland. Terecht stelt u veel vragen hoe dit had kunnen worden voorkomen en wat daar allemaal is gebeurd. Wij hebben de minister van Binnenlandse Zaken ook gevraagd om een onafhankelijk en diepgaand onderzoek. Als u dat steunt en als er Kamerbrede steun voor is, kunnen wij diepgaand met de minister over dat incident praten om ervoor te zorgen dat dit niet meer voorkomt. Dat lijkt mij beter dan nu alleen over Hoek van Holland te praten. Kunt u zich daarin vinden?

De heer Van Raak (SP): De vraag om dat onderzoek steun ik van harte, maar ik ben er ook altijd voor om gedurende onderzoeken die moeten gebeuren niet het afleggen van verantwoording te laten stilstaan. Wij hebben hier nu twee ministers. Wij hebben heel veel vragen bij politiemensen. Ik ben ook volksvertegenwoordiger. Als er vragen zijn in de samenleving heb ik de dure taak om die hier op tafel te leggen. Ik steun het verzoek om een onderzoek van harte. Ik hoop dat het een goed en onafhankelijk onderzoek wordt en dat wij daarover de ministers flink gaan doorzagen.

Ten slotte ziet de SP vooralsnog niets in het voorstel om de rol van de burgemeester bij de collegevorming te versterken. De burgemeester is de onafhankelijke voorzitter van de raad en het college. Die positie komt volgens ons in het geding als hij of zij zich meer bemoeit met de coalitievorming, de politiek en ook meer partij wordt. Graag krijg ik nog een uitleg van de minister wat zij nu precies wil veranderen aan de rol van de burgemeester bij de collegevorming en vooral welk doel dit dient.

De heer Pechtold (D66): Iedereen gaat over zijn eigen spreektijd en de daarin te behandelen onderwerpen, maar er ligt vandaag een notitie voor over burgemeesters, hoe zij in de samenleving staan en hoe dat in 30 jaar is veranderd. Ik had even het gevoel in een spoeddebatje van de nationale gemeenteraad terecht te komen hoe wij nog eens even terugfilosoferen over Rotterdam. Is nu de enige bijdrage van de SP dat de heer Van Raak nog eens een onderbouwing wil van de rol van de burgemeester in de coalitievorming of heeft hij ook een mening over al die andere pagina’s over het verschuiven van de bevoegdheden van de burgemeester en de wetten die binnenkort nog eens op ons afkomen en die nog eens worden geduid door het kabinet?

De heer Van Raak (SP): Het was een overzicht van de bevoegdheden die burgemeesters allemaal hebben. Daaraan worden geen nieuwe bevoegdheden toegevoegd. Ik heb daar vooralsnog ook geen behoefte aan. Ik denk dat de burgemeesters de afgelopen jaren heel veel taken hebben gekregen, ook vanwege de dualisering, waardoor heel veel uitvoerende taken bij het college zijn gekomen en op het gebied van openbare orde en veiligheid bij de burgemeester.

Ik kom bij de rol van de zogenoemde superburgemeesters in de veiligheidsregio. Je ziet dat burgemeesters een veel bredere, grotere taak hebben gekregen en ook heel veel meer bevoegdheden. Als wij praten over het aantal bevoegdheden zijn er volgens mij heel veel bevoegdheden. Sommige burgemeesters weten nog niet eens welke bevoegdheden zij allemaal hebben. Ik vraag er aandacht voor dat zij die verantwoordelijkheid ook kunnen dragen, niet alleen op papier. Ik geloof allemaal wat hierin staat. Het is een mooi overzicht, maar het gaat er vooral om in dit debat dat de burgemeesters die verantwoordelijkheid ook kunnen dragen. Dat betekent dat er mensen en middelen zijn, bijvoorbeeld politiemensen, en niet dat als er ergens iets gebeurt de rest van provincie zonder zit of dat er te weinig collega’s zijn als politiemensen onder vuur komen te liggen.

De heer Pechtold (D66): Dan waan ik mij niet in een spoeddebat over wat er op het strand is gebeurd, maar in de begrotingsbehandeling van de minister die wij over een paar weken krijgen. Ik vraag de SP als grootste oppositiepartij naar de positie van de burgemeester, in deze notie beschreven. U komt niet verder dan de opmerking dat er agenten waren maar dat zij zijn teruggestuurd. Als wij op die casus ingaan, waren dat geen ontslagen agenten. Gaat u nu per incident nadenken over de burgemeester? Er staat hier een interessant verhaal over tbs en wat de burgemeester bij zedendelinquenten aan nieuwe bevoegdheden heeft gekregen. Gaat u daar niet op in, of gaat u dat pas doen wanneer er een zedendelinquent over de schreef is gegaan en de burgemeester wel of niet heeft gehandeld? Ik vind het teleurstellend dat u geen enkele visie geeft op de aanstellingswijze van de burgemeester en op diens zwaardere taken.

De heer Van Raak (SP): Dat mag de heer Pechtold vinden. Zijn bijdragen zijn voor mij ook regelmatig teleurstellend. Ik ga over mijn eigen agenda en over de problemen die ik heb. Over de aanstellingswijze van de burgemeester heeft de SP al jaren een heel heldere opvatting, namelijk dat hij wat ons betreft moet worden gekozen door de gemeenteraad. Dat is overigens een breed gedeelde opvatting, die wij al heel lang hebben en die volgens mij ook goed past bij de positie die de burgemeester de afgelopen jaren heeft gekregen. Als het gaat om reclassering, zie ik ook dat gemeenten, bijvoorbeeld in het kader van de Wmo, heel veel geld hebben gekregen maar dat lang niet altijd besteden om ex-gedetineerden weer hun plek in de gemeenschap te laten krijgen. Daaraan liggen vaak ook politieke keuzes ten grondslag, bijvoorbeeld bezuinigingen of lumpsum financiering. Ik wil het met de heer Pechtold over alles hebben wat hij belangrijk vindt en ik hoop dat hij het met mij wil hebben over wat ik belangrijk vind en wat de agenten in Nederland belangrijk vinden.

De voorzitter: Wij hebben het hier met de minister over. Daarom geef ik nu het woord aan de heer Brinkman.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter. Mede door dit algemeen overleg heb ik gisteren geen spoeddebat aangevraagd over wat er is gebeurd in Hoek van Holland. Als ik de heer Van Raak zo hoor, had ik dat misschien beter wel kunnen doen. Ik ontkom er niet aan om daarover enkele opmerkingen te maken. Daarna zal ik ook de heer Pechtold en anderen bedienen door de visie van de PVV op het functioneren van de burgemeester in gemeenten te geven.

Er is vorige week kennelijk iets bijzonders gebeurd in Rotterdam. Het is verschrikkelijk wat er gebeurd is. Ik wil graag de mening van de minister over het idee om bij dergelijke structurele incidenten – in Rotterdam is dit niet de eerste keer, ook in mei is er al geschoten en de Rotterdamse politie heeft het heel moeilijk in deze periode -standaard een crisisonderzoeksteam los te laten op dergelijke openbare ordeproblemen, om dat gestructureerd onderzoek te laten doen en dat aan de Tweede Kamer te sturen. Graag hoor ik daarover de mening van de minister.

Belangrijk is de opmerking van voorzitter Van de Kamp van de ACP die ik ook heb gehoord vanuit zijn achterban, dat bezuinigingen de reden zijn dat de ME niet is ingezet.

De heer Anker (ChristenUnie): Iedereen moet agenderen wat hij agenderen wil, maar nu heeft de SP gisteren een spoeddebat aangevraagd over bezuinigingen op de politie. Daarover zullen wij een brief van de minister onvangen, waarna wij hier uitgebreid over zullen komen te spreken. Ik vond de heer Van Raak al veel gebruik maken van de orde, maar kunnen wij niet gewoon beslissen dat wij nu niet gaan spreken over bezuinigingen op de politie? Dat is heel interessant, maar het is echt zonde om dat in de marge van dit AO te bespreken.

De voorzitter: Ik denk dat u gelijk hebt en een goed punt aankaart, maar iedereen gaat over zijn eigen tekst. Ik heb heel duidelijk gesteld dat wij twee agendapunten hebben, die ik ook heb voorgelezen, zodat iedereen weet waar het eigenlijk over gaat. Wij zijn volwassen. Als mensen dit willen aangrijpen om iets anders naar voren te brengen, het zij zo.

De heer Brinkman (PVV): Voorzitter, dit zijn nodeloze woorden, die echt zonde zijn van de tijd.

De voorzitter: Het zijn helemaal geen loze woorden. Ik geef de heer Anker antwoord en ik probeer u zelfs een handreiking te doen.

De heer Brinkman (PVV): U zegt dat hij gelijk heeft.

De voorzitter: Ja, hij heeft gelijk. Er zijn twee agendapunten aan de orde. Daar had u het gewoon bij moeten houden.

De heer Brinkman (PVV): Als het inderdaad waar is dat bezuinigingen de reden zijn voor het niet inzetten van de ME blijkt dat bestuurders die bezuinigingen kennelijk als een soort breekijzer gebruiken in de onderhandeling tegen die bezuinigingen. Let wel, de PVV is tegen die bezuinigingen, maar u hebt gelijk dat het daar nu niet om gaat.

Het gaat er wel om waarom er meer gewonden zijn gevallen, waarom er tientallen politiemensen zijn bekogeld en waarom hun leven is bedreigd, waarom er een dode is gevallen. Als bestuurders en politieleiding moedwillig het risico creëren om daar met bezuinigingen een slaatje uit te slaan, moet dat consequenties hebben. Dit moet onafhankelijk worden onderzocht. Ik wil van de minister horen dat als blijkt dat hier bestuurlijk grote fouten zijn gemaakt, mensen hun biezen behoren te pakken. Ik wil graag weten of zij bereid is een onafhankelijke commissie, dus niet een vriendje van een of andere hoofdcommissaris, het COT of de Onderzoeksraad voor Veiligheid van prins Pieter van Vollenhoven, opdracht te geven dat onderzoek uit te voeren. Dat waren de woorden die ik hierover wilde zeggen. Zoals u ziet, heeft dat alles met het onderwerp te maken.

Nu even over de visie van de PVV. Het moge duidelijk zijn dat de PVV geen hoge pet op heeft van de daadkracht van menig burgemeester op grond van de openbare orde. Burgemeesters zijn over het algemeen mensen die als een katalysator binnen de gemeenschap fungeren. Dat moet ook. Dat is een belangrijke rol van de burgemeester voor vele onderwerpen op gemeentelijk niveau, maar niet voor het onderwerp openbare orde en bestrijding van criminaliteit. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden en theedrinkende burgemeesters en burgemeesters die jarenlang de boel bij elkaar willen houden, teneinde de boel te sussen, zijn voor de veiligheid van de gemeenschap een nagel aan de doodkist. Waar ligt nu het echte het probleem en wat moet de oplossing zijn?

Volgens de PVV is de burgemeester niet de geëigende persoon om politiek verantwoordelijk te zijn voor de openbare orde in zijn gebied. Ik noem hier een paar redenen voor en ik zou graag van de minister willen weten of zij daarmee instemt.

Om te beginnen is het die andere rol die een burgemeester in het algemeen heeft. Ik heb al aangegeven dat de burgemeester voor vele onderwerpen juist moet binden, maar juist niet in het geval van de openbare orde, want daar hebben wij behoefte aan een krachtige persoon.

Burgemeesters zijn vaak niet eens op de hoogte van hun mogelijkheden. Kijk naar burgemeester Aboutaleb, die in de pers, kennelijk om zijn straatje schoon te vegen, de bal weer terug naar de politiek speelt, door te roepen om wetgeving die er al is. Kijk naar burgemeesters die korpsbeheerder zijn, maar bijvoorbeeld niet burgemeester van de gemeente waarin een beslissing moet worden genomen. Daar is sprake van een democratisch gat. Hoek van Holland is toevallig een deelgemeente van Rotterdam, maar stel dat het feest in die regio was gehouden in Hellevoetsluis. Dan hadden wij hier een staatsrechtelijk probleem gehad, want welke gemeenteraad gaat die burgemeester op het matje roepen? Ik kan u zeggen dat dat dan geen van beide zou zijn.

Vele burgemeesters denken gewoon anders over aanpak van de openbare orde. Dat heeft niets te maken met een verschil in gemeenten, maar vaak met politieke of zelfs persoonlijke inzichten. We leven toch in een gedecentraliseerde eenheidsstaat? «Gedecentraliseerd» staat voor onze drie lagen, maar «eenheidsstaat» staat gewoon voor onze rechtsstaat. Het recht moet overal gelijk worden toegepast en dat gebeurt gewoon niet.

Ik lees vandaag nog een stuk van minister Van der Laan, die aangeeft dat hij voor een kraakverbod is, maar dan in de ene gemeente wel toegepast en in de andere niet. Ik heb hierover Kamervragen gesteld, maar misschien kan de minister zeggen of dat bericht klopt.

Mevrouw Kuiken (PvdA): De heer Brinkman zei dat wij een staatsrechtelijk probleem zouden hebben als dit in een andere gemeente was gebeurd. Ik ben benieuwd hoe hij het democratisch gat dat hij ziet, zou willen oplossen.

De heer Brinkman (PVV): Ik raad u aan om mijn verdere betoog te beluisteren, want ik kom daar nog op. Ik heb problemen geconstateerd, maar ik heb ook oplossingen.

De heer Anker (ChristenUnie): Dit is een probleem dat wij drie maanden geleden ook hebben besproken bij de Wet op de veiligheidsregio’s, waarbij ik de heer Brinkman niet heb gezien. Wij kunnen de agenda met van alles gaan volpompen, maar wij kunnen ook gewoon de agenda volgen.

De heer Brinkman (PVV): Nogmaals, als dit probleem, dat zich vorige week heeft afgespeeld, zich had afgespeeld in Hellevoetsluis, hadden wij een probleem gehad. De gemeenteraad van Rotterdam is nu in de mogelijkheid om de burgemeester op het matje te roepen, geheel terecht, maar dat had de gemeenteraad van Hellevoetsluis op dat moment niet kunnen doen.

De heer Anker (ChristenUnie): Ik weet even niet hoe ver de genoemde wet is in de Eerste Kamer, maar dat is volgens mij daarin wel geregeld. Het kan wel, het is lastig, want de gemeenteraad kan de burgemeester niet wegsturen, maar kan hem wel ter verantwoording roepen.

De heer Brinkman (PVV): De gemeenteraad van Hellevoetsluis heeft niet de bevoegdheden die de gemeenteraad van Rotterdam heeft. Dat is het democratisch gat. Dat weten wij allemaal. Daar hoeven wij niet omheen te praten. Dat bestaat. Ik wil dat democratisch gat dichten en ik zal u vertellen hoe ik dat graag wil doen.

Juist omdat wij een eenheidsstaat zijn, pleit de PVV in haar visie op maatschappelijke veiligheid voor een accentverschuiving van verantwoordelijkheden van de gemeente naar het Rijk. Centralisatie van bestuur voor de openbare orde is gewenst om een adequate veiligheid te krijgen en de hoge criminaliteit en onveiligheid aan te pakken, juist omdat wij een eenheidsstaat zijn. Kijk naar de verschillende manieren waarop de burgemeesters in hun gemeenten en regio’s die openbare orde aanpakken.

Waarom zorgen wij er niet voor dat het mogelijk wordt dat het volk in zijn eigen regio de korpsbeheerder kiest? Dan zijn wij van een hoop problemen af. Ik zou ervoor willen pleiten om deze korpsbeheerders politiek verantwoordelijk te laten zijn aan de minister van veiligheid, sorry BZK, zodat de Tweede Kamer de politieke en democratische controle kan uitoefenen. Dat klinkt misschien ouderwets en star, maar er kleven een aantal zeer belangrijke voordelen aan. Tweede Kamerleden zijn dagelijks hun taak aan het uitoefenen, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld gemeenteraadsleden. Ook de betrokkenheid van gemeenteraadsleden is natuurlijk voor heel veel onderwerpen op gemeentelijk niveau goed, maar niet voor het beteugelen van wanorde en voor het handhaven van de openbare orde, want daar zijn juist enige afstand en keiharde beslissingen gewenst. Tweede Kamerleden kunnen dit ook beter dan gemeenteraadsleden, gewoon omdat zij juridisch beter ondersteund zijn en vaak beter op de hoogte zijn van actuele juridische veranderingen. Ik begrijp dat dit een moeilijk politiek voorstel is, maar wij hebben hier acute problemen met burgemeesters en veiligheid.

Ik breng nog de manier onder de aandacht waarop burgemeesters worden aangesteld. Wij pleiten voor een toets voor nieuwe burgemeesters na een cursus, die ook consequenties moet hebben wanneer men kennelijk niet voldoende geleerd heeft en die toets niet haalt. Wanneer je de toets niet haalt, word je dus geen burgemeester.

Wij zijn altijd voorstander van het gebruik van onze militairen, in dit geval de Koninklijke Marechaussee. Daarvan maken wij te weinig gebruik. Wij hebben vele marechaussees die kunnen worden ingezet als mobiele eenheid in gemeenten. Wij zijn er ook voorstander van dat er wanneer er een negatief rapport komt van een toekomstig COT, de minister van BZK de Koninklijke Marechaussee te hulp roept om te assisteren in die gemeenten waar kennelijk grote problemen zijn. Met andere woorden, die burgemeester moet onder toezicht gesteld worden en de minister heeft de verantwoordelijkheid over die gemeente.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Ik zat nog even te puzzelen op de woorden van de heer Brinkman, die toch eigenlijk betekenen dat wij alle gemeenteraden kunnen afschaffen. Dat verklaart misschien ook weer het een en ander.

De heer Brinkman (PVV): Dat is raar. Gaan gemeenteraden alleen over openbare orde en veiligheid? Mijn verhaal ging over korpsbeheerders en openbare orde en veiligheid. Volgens mij hebben gemeenten ook vele andere taken. Ik zou voor die taken de gemeenteraad graag verantwoordelijk willen stellen. Wat u zegt, hebt u mij niet horen zeggen.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Het gaat natuurlijk ook om lokale kennis, want hoe goed kent de heer Brinkman bijvoorbeeld de wijk Heegterp in Leeuwarden, de wijk Hatert in Nijmegen of de wijk Breda-Noord in mijn eigen mooie stad? Lokaal verantwoordelijkheid dragen voor de openbare orde vraagt ook iets meer dan alleen maar op de hoogte zijn van de juiste wetgeving of denken daarvan op de hoogte te zijn.

De PvdA zoekt naar allerlei manieren om verloedering en hufterigheid in de maatschappij daadkrachtig en vastberaden te lijf te gaan en natuurlijk veiligheid te waarborgen. Om deze rol waar te maken, hebben wij de uitbreiding van het instrumentarium van de burgemeester aangejaagd en ondersteund. Instrumenten die het de burgemeesters mogelijk moeten maken om onder meer woon- en jeugdoverlast, drugscriminaliteit en geweld aan te pakken.

De vraag naar extra instrumenten in de afgelopen jaren is vooral ingegeven door de burgemeesters van de grotere steden, die dagelijks te maken hebben met bedreiging van de openbare orde en veiligheid. Wij staan dus ook in principe achter het idee dat het slim is om bepaalde bevoegdheden, afhankelijk van de omvang en behoefte van gemeenten, te differentiëren. Dus niet alle bevoegdheden in alle gemeenten hoeven wat ons betreft gelijk te zijn, omdat dat misschien niet wenselijk is of niet haalbaar.

Toch zijn de meeste beschikbare instrumenten ook bedoeld voor de burgemeesters van wat kleinere gemeenten, die net zo goed te maken kunnen krijgen met ordeverstoringen of veiligheidsproblemen bij grotere evenementen of bijvoorbeeld woonoverlast in hun gemeente. Ook deze burgemeesters moeten goed weten hoe deze instrumenten in te zetten. Daarom is het ook belangrijk dat burgemeesters al bij hun aanstelling en bij hun profiel goed weten waarop zij zich moeten voorbereiden, maar dat ook burgemeesters en hun ambtenaren een gedegen instructie krijgen voordat zij hun functie aanvaarden, om hen op de hoogte te brengen van de juridische instrumenten die hun ter beschikking staan.

In dat opzicht is het ook goed dat wij nu een goed overzicht hebben van de wettelijke instrumenten en van wat er nu nog aan staat te komen.

Belangrijk is ook dat zij in de praktijk voldoende getraind worden om zich deze vaardigheden, die wij met de wetgeving bedoeld hebben, eigen te maken, want onduidelijkheid moet te allen tijde worden voorkomen. Op welke wijze wordt hier nu concreet invulling aan gegeven? Er staat wel in het stuk dat wij hierover met de VNG en met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters aan de slag gaan, maar hoe gaan wij hier nu concreet invulling aan geven? Moet ik straks, analoog aan het diplomatenklasje, denken aan burgemeestersklasjes? Ik doe maar een suggestie.

Een belangrijke andere maatregel die wellicht de positie van vooral de wat kleinere gemeenten zou kunnen ondersteunen als het gaat om juridische kennis, is ook die kennis te borgen in de veiligheidsregio dan wel de politieregio. Immers, capaciteit en kennis zijn schaars. Op welke manier kunnen wij nu die kennis bundelen?

Een ander punt dat ik onder de aandacht van de ministers breng, heb ik vernomen bij het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, maar ook in andere kringen, namelijk dat burgemeesters nu heel veel verschillende bevoegdheden hebben gekregen, maar dat zij wel heel specifiek zijn. Zowel de voetbalwet als de pedowet, om het maar heel plat te noemen, als overlast of bestuurlijke ophouding die bijvoorbeeld nog maar twee jaar is toegepast, maken de wetgeving misschien onnodig ingewikkeld. Zij pleiten meer voor een algemene aanwijzingswet, waarin je gebiedsverboden, toegangsverboden en allerlei andere algemene maatregelen om als burgmeester je werk te kunnen doen, mogelijk maakt. Hoe staat de minister van Binnenlandse Zaken tegenover deze suggestie en is het niet de moeite van het onderzoeken waard wat het zou betekenen om het hele palet van de openbare orde en veiligheid eenvoudiger maar ook proactief en krachtig te kunnen regelen?

Wij staan erachter dat burgemeesters inmiddels tal van extra verantwoordelijkheden en bevoegdheden hebben gekregen. Het hebben van die verantwoordelijkheden en bevoegdheden betekent ook te weten hoe je hiermee moet omgaan. Daarbij hanteren wij in principe het uitgangspunt: zoek vooral de grens op van wat mogelijk is. Wij zijn niet blind voor de risico’s. Het is niet altijd gemakkelijk en het vergt nogal eens de nodige capaciteit, maar ook kennis en kunde. En er zitten ook andere risico’s aan, want om met scheidend burgemeester Knip van Almelo te spreken: bij ongeveer alle bevelen en maatregelen die je op veiligheidsgebied neemt, of het nu gaat om een voetbalwedstrijd, om het aanhouden van relschoppers of om het weren van een horecaondernemer, bijvoorbeeld op basis van de Wet BIBOB, om een huisverbod of om de terugkeer van een tbs’er, het betreft vaak vertrouwelijke, of in ieder geval deels vertrouwelijke, en in alle gevallen heel gevoelige informatie, waarin de burgemeester grotendeels zelfstandig een afweging moet maken en waarin hij ook nog moet voorkomen dat hij achteraf wordt teruggefloten, door ons in de politiek of door het Europees Hof. Dat is bijna altijd een duivels dilemma waarin de burgemeester moet opereren.

Een voorstel dat hij deed, is om die positie te versterken en ook op lokaal niveau tot een soort commissie Stiekem op raadsniveau te komen, zodat ook hij zijn kennis beter kan delen en toetsen. Ik wil niet zeggen dat dit nu het ideale voorbeeld is, maar ik wil wel aangeven dat wij niet blind zijn voor de risico’s die ook aan die grote informatievergaring zitten en om daarmee zorgvuldig om te gaan.

Hoe gaan wij om met andere risico’s? Hoe zit het bijvoorbeeld met de tendens van regionalisering van brandweer en politie? Wat betekent dat voor de bevoegdheden en de macht van een individuele burgemeester en voor de verantwoordelijkheid die hij of zij wil nemen?

Onze burgemeesters hebben een heel zwaar beroep. Daarvoor zijn zij publiek verantwoordelijk. Je merkt ook dat ze steeds kwetsbaarder worden, zowel in de media als in de raad. Wat betekent dat voor hun ambt? Hoe moeten wij daarmee omgaan? Dat maakt het in een veranderende en complexe samenleving misschien steeds moeilijker en in ieder geval niet eenvoudiger.

Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Het is fijn om over het onderwerp burgemeester en veiligheid te praten met de minister van Binnenlandse Zaken, die burgemeester, korpsbeheerder en wethouder is geweest. Ik verwacht daarom dat zij als geen ander weet hoe het werkt in de praktijk. Ik heb de notitie gelezen en ik was enigszins teleurgesteld, omdat ik toch een verdiepingsslag had verwacht, bijvoorbeeld als het gaat om de bevoegdheden die burgemeesters hebben. Werkt het? Waaraan zou nog meer moeten worden gesleuteld? Wat er nog niet is, kan nog komen.

De VVD-fractie vindt dat van een burgemeester mag worden verwacht dat hij weet wat zich afspeelt in zijn gemeente, welke problemen er zijn en welke instellingen zich bezighouden met de specifieke problemen. De burgemeester heeft daarbij hulp van zijn wethouders, van de politie, maar natuurlijk ook van het Openbaar Ministerie. Hij moet in dat samenspel gezagdragend en daadkrachtig zijn. In samenspraak met politie en Openbaar Ministerie worden lokaal de prioriteiten bepaald en wordt natuurlijk ook gesproken over de politie-inzet.

Ik vind het terecht dat de minister in haar notitie aangeeft dat bij de werving en selectie van burgemeesters een sterk accent zal worden gelegd op de openbare orde en veiligheid. Dat kan niet anders als je ziet hoeveel problemen er zijn op lokaal niveau: verloedering, ernstige overlast en problemen met probleemjongeren.

Ik ben het dan ook eens met de minister dat burgemeesters bij hun aanstelling op de hoogte moeten zijn van hun taken en wettelijke bevoegdheden aangaande de openbare orde en veiligheid. Het is natuurlijk gemakkelijk gezegd als je een nieuwe burgemeester aanneemt dat hij naar een cursus of een klasje moet, zoals mevrouw Kuiken voorstelde, maar hoe doe je dat met zittende burgemeesters? De minister wil maximumtermijnen koppelen aan hun zittingsperiode. Er zijn burgemeesters die heel lang zitten. Ik kan mij voorstellen dat sommige burgemeesters weinig problemen hebben in hun gemeente, maar anderen hebben heel grote problemen. Ik zou dus ook maatregelen die zij wil nemen bij beginnende burgemeesters willen voor burgemeesters die al langer op hun plek zitten. Zij moeten echt weten welke bevoegdheden zij hebben en welke regels er zijn. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat een burgemeester in de krant roept dat er nog wettelijke bepalingen moeten komen terwijl wij daar uitgebreid in de Tweede Kamer over hebben gesproken.

In het regionaal college speelt zich natuurlijk ook een krachtenveld af. Wat je merkt, is dat burgemeesters van kleinere gemeenten aan het kortste eind trekken, vooral als het gaat om de verdeling van de politiesterkte. Wij krijgen brieven dat politieposten moeten sluiten, dat er geen politieauto’s zijn en of wij daaraan in Den Haag niet iets kunnen veranderen. Dat samenspel doet zich echt voor binnen het regionaal college, want daar vindt natuurlijk een verdeling plaats van middelen en manschappen.

Ik vraag de minister hoe wij kleinere gemeenten meer aandacht kunnen geven binnen dit samenspel in het regionaal college. Herkent zij deze problematiek? Heeft zij ervaring op grond waarvan zij kan zeggen hoe zij hierin verandering wil aanbrengen? Hoe zouden wij hieraan meer sturing kunnen geven?

Een punt dat ik onderbelicht vind in de notitie is de rol van gemeenteraadsleden. Zij behoren de burgemeester, die primair verantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid, aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid. Ik merk dat dat bijna niet gebeurt. Gemeenteraadsleden weten ook niet dat zij die bevoegdheden hebben. Is het niet zinvol om in de notitie ook de rol van de gemeenteraad onder de loep te nemen? Eens in de vier jaar moet de gemeenteraad een integraal veiligheidsplan maken. De minister zou met een wetsvoorstel komen. Ik dacht dat de Raad van State al advies had uitgebracht, maar volgens mij hebben wij dat wetsvoorstel nog niet ontvangen. Ik zou dus graag willen weten wanneer wij dat ontvangen, zodat wij kunnen kijken naar een versterking van de positie van gemeenteraadsleden, juist omdat zij weten wat er speelt in een bepaalde wijk of een bepaalde straat. Zij kunnen dan meteen bij de burgemeester kunnen aankloppen, waarna meteen in de lokale driehoek kan worden bekeken welke agenten waar worden ingezet.

De heer Brinkman (PVV): Goed van mevrouw Griffith dat zij die rol van de gemeenteraad erbij haalt. Daar ben ik het helemaal mee eens. Wat vindt de VVD van het idee om de korpsbeheerder te kiezen?

Mevrouw Griffith (VVD): Daar zijn wij geen voorstander van. De korpsbeheerder is een burgemeester die binnen de regio de voorzitter is. Als je een korpsbeheerder gaat benoemen, moet je alle burgemeesters benoemen. Dat kun je niet los zien van elkaar. Ik vind dat je dan zelfs verder zou moeten gaan. Daar zijn wij geen voorstander van.

De heer Brinkman (PVV): Wat is dan de redenering dat u wel voor een gekozen burgemeester bent maar niet voor het feit dat het volk ook in de veiligheidsregio voor openbare en veiligheid een korpsbeheerder mag kiezen? Dat snap ik niet helemaal.

Mevrouw Griffith (VVD): Mijn invalshoek is dat burgers op straat willen dat hun straat, hun wijk, hun regio veilig is. Ik geloof niet dat door te praten over de vraag of je een burgemeester moet laten kiezen, rechtstreeks door het volk of indirect door de gemeenteraad, de veiligheid op straat en de bevoegdheden van de burgemeester verandert. Voor mij is het van essentieel belang dat je het vertegenwoordigend orgaan, dat controlerend moet optreden, versterkt. De discussie die u nu noemt, vind ik toch afleiden van de daadwerkelijke problemen die er op dit moment zijn, zoals verloedering, hufterig gedrag en probleemjongeren.

De heer Brinkman (PVV): Mijn invalshoek is dat burgemeesters te slap zijn, niet op de hoogte zijn van hun mogelijkheden of die niet gebruiken. Het is toch heel goed voor burgers om die persoon te kiezen in wie zij vertrouwen hebben dat die wel goed optreedt? Dat zou de VVD toch moeten aanspreken?

Mevrouw Griffith (VVD): Uw invalshoek is dat de burgemeester te slap is en daarom gekozen moet worden. Ik geloof niet in uw oplossing dat een burgemeester die gekozen is daardoor niet slapper zou zijn.

Ik ben het eens met de minister in de notitie dat er geen nieuwe bevoegdheden en instrumenten bij hoeven. Ik vind dat burgemeesters voldoende bevoegdheden hebben om snel, zichtbaar en effectief op te treden, maar dan moeten zij dat ook wel doen. Dan moeten zij geen vlucht naar voren nemen. Wij hebben hun heel veel instrumenten gegeven, van cameratoezicht, preventief fouilleren, verblijfs- en gebiedsontzeggingen en uithuisplaatsingen, tot bestuurlijke ophouding en noodbevelen. Dat is heel veel bij elkaar. Ik vind dat burgemeesters verantwoording moeten afleggen waarom zij al die instrumenten niet hebben ingezet. Dan pas moeten zij komen aankloppen waar de schoen wringt en waar zij graag nog een verbreding zouden willen. Op dit moment ben ik daar nog niet van overtuigd, dus ik steun de lijn van de minister dat er geen nieuwe instrumenten en bevoegdheden bij hoeven te komen.

Ten aanzien van de informatievoorziening over ex-gedetineerden krijg ik berichten dat burgemeesters in Nederland helemaal niet staan te springen om van Justitie een seintje te krijgen als bijvoorbeeld een ex-gedetineerde of een tbs’er op vrije voeten komt. Er loopt sinds 1 september een project in vijftien gemeenten. Wat vindt de minister daarvan? Burgers vinden het heel belangrijk als hun kind is verkracht door een pedofiel om te weten of die pedofiel terugkomt in die wijk. Ik wil weten of de minister ook de geluiden heeft gekregen dat burgemeesters in Nederland daar niet op zitten te wachten. Wie zijn dat dan en waarom?

De heer Brinkman (PVV): Als mevrouw Griffith nu voor de gekozen korpsbeheerder was, zou direct het probleem van de baan zijn, want de burger die hier nu ontevreden over is, zou gewoon op de persoon kunnen stemmen die aangeeft dat hij hier wel blij mee is.

Mevrouw Griffith (VVD): Dat is ook eens in de vier jaar, neem ik aan?

De heer Brinkman (PVV): Als u mij goed beluisterd hebt, hebt u kunnen horen dat ik vind dat die burgemeester onder de minister van Veiligheid zoals ik het noem, komt te vallen. Daar gaan wij over. Als die minister de aansturing niet goed doet, heeft dat voor de minister consequenties.

Mevrouw Griffith (VVD): Ik kon even niet op de naam van de burgemeester komen die is vertrokken toen er oudejaarsrellen waren in Groningen, burgemeester Ouwerkerk. Ik vraag u om u erin te verdiepen hoe dat daar gegaan is, wie welke rol heeft gespeeld en hoe de burgemeester is vertrokken naar aanleiding van die rellen. Dan wordt u iets meer duidelijk over de mogelijkheden die volksvertegenwoordigers hebben om een burgemeester weg te sturen.

De minister schrijft in haar notitie dat zij ook de korpschefs en districtschefs zeggenschap wil geven bij de werving van burgemeesters. Ik vraag mij af in hoeverre zij dat wil gaan verankeren in een circulaire, want dit is natuurlijk helemaal niet gek. Ik weet niet in hoeverre een korpschef of een districtschef betrokken is bij de benoeming van een burgemeester. Het zou natuurlijk wel handig zijn, omdat zij op de hoogte zijn van de openbare orde en veiligheid, dat zij bij de screening hun zegje kunnen doen, als er toch een sterker accent gelegd moet worden op openbare orde en veiligheid en dat de kandidaat over voldoende ervaring en kennis beschikt.

Bij de rol van de burgemeester bij de collegevorming heeft mijn fractie grote vraagtekens omdat hij daardoor niet meer boven de partijen zou staan.

Ik vraag de minister ten slotte om aandacht voor de uitspraak van de Hoge Raad van januari 2008 over de reikwijdte van artikel 2 van de Politiewet. Dat kan volgens de Hoge Raad niet worden gezien als een voorschrift op basis waarvan vorderingen kunnen worden gegeven wanneer een ambtenaar een vordering geeft op basis van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Het is niet de eerste keer dat ik daarnaar vraag, dus ik zou graag een reactie van de minister willen.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik dank het kabinet voor deze notitie, waarin wij iets dieper op de positie van de burgemeester kunnen inzoomen. De burgemeester speelt onzes inziens een heel belangrijke rol in het lokaal veiligheidsbeleid. Het CDA zou graag een kwalitatief goede burgemeester willen, in een goede interactie met enerzijds de wethouders en anderzijds de raad, die ook op gezette tijden kan doorpakken en effectief is in zijn optreden. Kamer en kabinet hebben de laatste jaren en maanden de gereedschapskist van de burgemeester goed gevuld. Dan is het toch jammer en onacceptabel dat het op diverse plaatsen gigantisch uit de hand is gelopen.

Een aantal collega’s heeft al gerefereerd aan Hoek van Holland, maar ook aan de houseparty in Vught. Ik noem ook het Kwakoefestival en Bevrijdingspop. Het valt mij op dat er steeds meer schietincidenten zijn. Klopt die waarneming? Is dat structureel of is het iets wat wij toevallig voorbij zien komen? Dan is het onze taak om te kijken of de bevoegdheden en de wetten afdoende zijn en waarom de burgemeester daar geen gebruik van maakt. Het gaat dus niet alleen om het stapelen van wetten, maar ook om het gebruiken ervan. Mijn fractievoorzitter heeft dat ook dit jaar nog tijdens het verantwoordingsdebat aan de orde gesteld.

Wij hebben de handschoen ook gelijk opgepakt. Wij wachten niet op een diplomatenklasje. Mijn fractievoorzitter heeft vijftien instrumenten voor het lokaal bestuur om overlast en verloedering aan te pakken naar al onze afdelingen gestuurd, want er kan echt heel veel meer dan op dit moment voorhanden is. Ik krijg ook signalen dat men niet weet wat men kan gebruiken en hoe. Dat is wel een punt van zorg.

Ik mis toch wel een diepere visie van de minister. Zij stelt terecht dat wij de werkterreinen van de burgemeester, zoals jeugd, huiselijk geweld, asogezinnen en tbs, hebben uitgebreid, net als de wettelijke bevoegdheden. Dat kan wel eens politieke spanningen geven, aldus de minister. Dat is een terechte constatering, maar wat dan? Wat is dan de oplossing? Die vraag is mijns inziens nog niet beantwoord. Ik trek dit even door. Ik ben het volledig eens met mevrouw Kuiken dat wij hier de rol van de gemeenteraden missen. Ik heb mij laten vertellen dat de gemeenteraad van Gouda pas na zes weken vergaderde over de rellen daar, nadat wij er in deze Kamer veel over hadden gesproken. Dat kan natuurlijk niet. Wij geven de burgemeester natuurlijk extra bevoegdheden op extra terreinen, maar is men met name in kleine gemeenten wel voldoende in staat om de burgemeester met ondersteuning terzijde te staan? De antwoorden op die vragen zou ik ook in een wat diepere slag van de minister willen horen.

De heer Pechtold (D66): En ik van het CDA, want als het om de bestuurskrachtmetingen in den lande gaat, die ik toch al een paar jaar volg, is het toch altijd het CDA dat bij het motto «klein en fijn» blijft in plaats van te kijken wat je niet alleen in de veiligheidssfeer, maar ook in de sfeer van de ruimtelijke ordening of bij de onderwijsinspectie zou kunnen doen. Wij hebben gewoon veel te veel te kleine gemeenten, die als zij al personeel hebben de salarissen niet kunnen betalen die de grotere buurgemeenten wel voor dezelfde functie kunnen betalen, of de provincie, waar vaak nog veel meer verdiend wordt. Dus hoe kijkt u daar dan tegenaan? U kunt het aan de minister vragen, maar de oplossing ligt bij u.

De heer Çörüz (CDA): Ik constateer dat wij de afgelopen tijd de burgemeester extra bevoegdheden hebben gegeven en dat dit wel parallel moet lopen met een ontwikkeling dat de burgemeester met voldoende ambtelijke ondersteuning kwalitatief ook in staat is om zijn werk waar te maken. Het is niet zo dat als je het maar groter maakt, dat een garantie is voor beter functioneren, want dat hebben wij in Rotterdam wel gezien.

De heer Pechtold (D66): Ik krijg geen antwoord, u loopt daarvoor weg. Met de burgemeester van Rotterdam heb ik als het gaat om ondersteuning en personeel geen medelijden, maar de burgemeester van Vught is al een ander geval. Grote popfestivals zijn lang niet altijd in grote steden. Kiest u voor iets anders dan hier met de mond te belijden dat wij hier eens naar moeten kijken? Daar hoef ik helemaal niet naar te kijken, want er ligt een hoge stapel onderzoeksrapporten. Dat betekent dat je naar schaalvergroting gaat, of dat je zegt dat we niet alleen de burgemeesters veel beter gaan betalen maar ook zorgen dat er in de gemeentelijke uitkering ruimte zit om die ambtenaren hoger in te schalen. U ziet het probleem: er zijn veel vacatures, ondanks de crisis. Of mensen worden extern duur ingehuurd.

De heer Çörüz (CDA): Ik vind het jammer dat de heer Pechtold het weer direct zoekt in geld, alsof dat de oplossing is, alsof het als je ambtenaren beter betaalt een garantie is dat de veiligheid verbetert. Ik zit meer te denken aan de functie van de gemeente. Is men, zoals in Rotterdam, in staat om de vergunningen goed en afdoende tegen het licht te houden? Aan dat soort vraagstukken denk ik. Ik denk niet gelijk dat de oplossing is: meer betalen of opschalen, alsof dat een garantie is voor beter functioneren.

De heer Brinkman (PVV): De heer Çörüz noemt een aantal dingen waar ik het helemaal mee eens ben en die ik in mijn inbreng ook heb genoemd, namelijk de expertise van de burgemeester en het doorpakken. Hij stelt de gemeenteraad ter discussie en het feit dat mensen het kennelijk overdag druk hebben met hun eigen baan waardoor het heel lang duurt voordat men ergens over vergadert. Daar ben ik het helemaal mee eens. Wij zijn er bijna. Wat vindt de heer Çörüz van het karakter van een burgemeester in een gemeente – in mijn inbreng heb ik dit de katalysator genoemd – voor vele onderwerpen en aan de andere kant de rol die hij moet spelen bij het beteugelen van wanordelijkheden en het bestrijden van criminaliteit? Ziet hij met mij dat de burgemeester daarbij voor een dilemma kan komen te staan?

De heer Çörüz (CDA): Wat is uw vraag? Wilt u naar een gekozen burgemeester?

De heer Brinkman (PVV): Daar wilden wij altijd al naartoe, maar dat wilt u niet. Als u dat ziet, heeft u eigenlijk al precies alle problemen benoemd die ik ook benoem. Dan zou de stap naar een gekozen korpsbeheerder misschien voor u mogelijk zijn om te bespreken.

De heer Çörüz (CDA): Daarover kan geen misverstand zijn. Wat het CDA betreft, wij zijn voor een representatieve democratie, of dat nu de burgemeester betreft of de korpsbeheerder, al is dat een iets andere functie. Het is ook geen garantie. Wij kennen zat landen waar men een sheriff kiest of een burgemeester. Daar ontstaan ook wel eens grote rellen. Kijk maar naar New York. Dus om nu te zeggen dat kiezen een garantie is voor succes? De bevoegdheden heeft hij of zij van ons gekregen. Hij of zij moet gewoon zijn of haar taak uitoefenen. Daar zit volgens mij de crux.

Ik stipte het al aan. Aan de gereedschapskist kan het wat mij betreft niet liggen. Dan is het jammer dat de toepassingshuiver bij de burgemeester nog zo aanwezig is. Naar de gang van zaken in Hoek van Holland lopen nu vier onderzoeken. Ik vind het goed dat de rol van de politie wordt onderzocht, maar de rol van de gemeenteraad, van de burgemeester en van de organisatoren lijkt toch een beetje uit beeld te verdwijnen. Ik weet niet wat er uit die onderzoeken zal komen; ik wil dat zeker afwachten. Maar ik wil ook niet dat wij het alleen over de politie hebben en dat de rest uit beeld verdwijnt.

Mevrouw Griffith (VVD): Ik ben eigenlijk verbaasd over het verzoek van de CDA-fractie, want ik heb met de heer Çörüz in een radio-uitzending gezeten waar hij over mijn voorstel om een onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar de vergunningverlening, de inzet van de ME en alles daaromheen, zei dat hij alle feiten al kende en dat hij geen zin had in diepgaand en onafhankelijk onderzoek. Ik ben blij dat ook het CDA nu vindt dat je ook naar de bestuurlijke kant moet kijken, los van het rijksrechercheonderzoek dat wordt ingesteld. Ik zie dit dus als een steun voor het verzoek van de VVD om een onafhankelijk onderzoek.

De heer Çörüz (CDA): Dan moet mevrouw Griffith dat debat wel even goed citeren. Daarin heb ik gezegd – en ik herhaal dat hier – dat er op dit moment vier onderzoeken lopen naar alleen de situatie in Hoek van Holland. Dat vind ik al behoorlijk wat. Ik heb gezegd: laten wij eerst kijken wat daar uitkomt en als dat niet afdoende is, kunnen wij altijd nog kijken naar een vervolgonderzoek of naar een onafhankelijk onderzoek. U gaat er al bij voorbaat van uit dat dat geen onafhankelijk onderzoek is. U moet mij wel goed citeren. Mij gaat het erom dat wij naar de politie kijken, naar de burgemeester, naar de gemeenteraad en naar de organisatoren. Dan zit daar wat mij betreft ook de vergunning in.

De voorzitter: Wij gaan de vergadering vijf tot tien minuten schorsen. Daarna komen wij hier weer terug. Mijnheer Çörüz, bent u klaar met uw betoog? U kunt nog één minuut afronden. Dan moeten wij naar de plenaire zaal voor de herdenking van de medewerker van de Kamer die vorige maand is overleden.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter, ik heb meer dan één minuut nodig.

De voorzitter: U kunt nog één minuut gebruiken. Ik weet dat de minister van Justitie heeft aangegeven dat hij om 14.30 uur moet vertrekken naar de plenaire zaal.

Minister Hirsch Ballin: Als u van mij een antwoord wilt, kan dat met goedvinden van mijn collega misschien voordat ik naar het plenaire debat over het wetsvoorstel tbs ga.

De heer Çörüz (CDA): Mag ik proberen mijn betoog in één minuut af te ronden?

Wij vinden het een goede ontwikkeling dat de veiligheidshuizen nu regionaal worden opgeplust. De officier van justitie, het OM en andere partners zitten daarbij. Daarnaast participeert de gemeente daarin met een eigenstandige positie. Moet de coördinatie van dat opplussen niet veel meer bij de officier liggen dan bij de burgemeester? De veiligheidshuizen worden geregionaliseerd en de officier werkt al regionaal. Ik wil hierop met name van de minister van Justitie een reactie.

Waarom is de bestuurlijke ophouding niet eerder gebruikt in Rotterdam? Dat kan toch? Dit instrument bestaat al sinds 1997 en is sindsdien maar één keer gebruikt in Almelo. De minister zegt dat hij dit wil onderzoeken. Ik geef haar mee: pas de regelgeving aan, want die lijkt nu te ingewikkeld, opdat bij dit soort voorbereidende handelingen de burgemeester dit mooie instrument in de praktijk kan brengen.

Ten slotte de informatiepositie van de burgemeester, die vanuit verschillende kanalen – politie, justitie, wethouders, zorg et cetera – informatie krijgt. Daar loopt men kennelijk aan tegen een informatiegap, want een wethouder Zorg heeft natuurlijk met privacyregels te maken en als een burgemeester moet ingrijpen in een bepaalde situatie en als hij niet de informatie krijgt ...Met name in kleine gemeenten schijnt hij niet de dagrapporten van politie en justitie te krijgen. Hierop krijg ik graag een reactie van de bewindslieden. Is dat zo? Dat zou vreemd zijn als je moet kunnen opereren in het veiligheidshuis.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter: Wij staan voor een dilemma. De minister van Justitie moet over 20 minuten naar de plenaire zaal; er zijn nog drie sprekers in eerste termijn. Een mogelijkheid is dat wij de eerste termijn van de Kamer afronden, waarna wij een andere datum plannen voor de voortzetting van dit overleg; voor zover mogelijk laten wij de minister van BZK vandaag nog aan het woord. Ik leg dit aan de Kamercommissie voor. In de procedurevergadering heb ik verschillende keren aangegeven dat wij voor dit soort AO’s eigenlijk drie uur zouden moeten uittrekken. Dat is echter niet gebeurd en gedane zaken nemen geen keer. Het neemt niet weg dat wij nu een keuze moeten maken.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik ben voor afronden. Zojuist is nogmaals bevestigd dat het kabinet met een mond spreekt, dus heb ik meer dan voldoende aan één minister.

Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Ik sluit mij daarbij aan, hoewel ik mij realiseer dat er ook specifieke vragen gesteld zijn aan de minister van Justitie. Ik weet niet of de andere leden die zo nog het woord krijgen, ook vragen hebben voor de minister van Justitie. Ook ik denk dat wij dit overleg kunnen afronden met de minister van BZK.

Mevrouw Kuiken (PvdA): Voorzitter. Daar sluit ik mij bij aan.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb geen vragen voor de minister van Justitie, dus ik vind dit prima.

De heer Çörüz (CDA): Voorzitter. Ik weet niet of de andere collega’s nog vragen hebben voor de minister van Justitie; zo niet, dan kan de minister van Justitie direct beginnen met zijn antwoord. Ik heb hem namelijk een aantal vragen gesteld.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik ga akkoord.

De voorzitter: Ik constateer dat dit ook voor de heer Van Raak geldt. Dan hebben wij een meerderheid. De minister van Justitie krijgt eerst het woord.

Minister Ter Horst: Ik begrijp hier echt helemaal niets van.

De voorzitter: Ik snap hier helemaal niets van.

Minister Ter Horst: Ik zit hier toch niet voor Piet Snot, ben je nu helemaal dom.

Minister Hirsch Ballin: Voorzitter. Er zijn twee vragen aan mij gesteld en ik denk dat ik die kort kan beantwoorden. De ene vraag was van de heer Van Raak, en wel of de burgemeester wordt geïnformeerd over ex-gedetineerden en of de reclassering niet standaard moet worden ingeschakeld. De informatievoorziening aan de burgemeester is gericht op specifieke situaties. Daarover zijn ook afspraken gemaakt met de VNG. Wat er vervolgens aan zorg en aandacht nodig is, hangt af van wat er met de betrokken ex-gedetineerde aan de hand is. Daarnaast zijn er gevallen waarin er contact is met de gemeente in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning, als het gaat om huisvesting, opleiding en dergelijke. Wij hebben het hierbij echter over een specifiek zwaardere categorie van ex-gedetineerden. Het kan zijn – en het is natuurlijk ook vaak het geval – dat de reclassering daarbij een rol speelt. Dat moet evenwel van geval tot geval beoordeeld worden.

Dan heb ik de vraag van de heer Çörüz of de coördinatie van het verder opplussen van de veiligheidshuizen niet meer bij de officier van justitie moet liggen dan bij de burgemeester. Ik ben zeer tevreden over de ontwikkeling die veiligheidshuizen doormaken. Strafrecht, zorg en preventie kunnen zo gebundeld worden ingezet en daarin heeft een ieder zijn rol en bevoegdheden. Er wordt via het Openbaar Ministerie een stimulerende bijdrage geleverd voor de totstandkoming van de veiligheidshuizen, maar je kunt je geen veiligheidshuis voorstellen zonder de actieve inbreng en betrokkenheid van de burgemeester. Dat spreekt ook uit de notitie die collega Ter Horst aan de Kamer heeft doen toekomen. Je kunt je ook geen veiligheidshuis voorstellen zonder dat het Openbaar Ministerie daar de inbreng levert die ertoe leidt dat het OM deze coördinerende rol heeft. Het is dus allebei: de een gaat niet zonder de ander. Vandaar de ontwikkeling van de veiligheidshuizen. Het is bekend dat het landelijk netwerk daarvan voorspoedig tot stand komt.

De voorzitter: Dank u wel. Ik schors de vergadering voor een enkel ogenblik. Ik ga even kijken waar de minister van BZK is.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. Ik stoor mij aan het gedrag van de minister van BZK. Ik wil dit in de openbaarheid zeggen. De minister loopt hier boos weg, kennelijk omdat er weer een spanning is met het ministerie van Justitie. Ik weiger om daar als Kamerlid de dupe van te zijn. Waar is de minister van Binnenlandse Zaken?! De vergadering is zojuist een aantal minuten geschorst geweest. Waar is zij nu?

De heer Van Raak (SP): Voorzitter. Ik sluit mij daar van harte bij aan. Dit is een schandalige vertoning. Ministers lopen niet weg uit parlementen. Als zij dat wel doen en als zij dat te vaak doen, hoeven zij er niet meer terug te komen.

De voorzitter: Ik schors de vergadering even. Ik ga dan naar de gang.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter: De heer Pechtold heeft het woord voor zijn inbreng in eerste termijn.

De heer Pechtold (D66): Voorzitter. De notitie is een nuttige beschrijving van het omvangrijke en uitdijende domein van de burgemeester en de veiligheid. Duidelijk is dat de eisen die op dit gebied, dat breder is dan de traditionele openbare orde, gesteld worden aan burgemeesters, toenemen. Daarnaast is de notitie ook, zo lees ik, als richtinggevend kader bedoeld. Maar bij het lezen lijkt het vaak een richtíngvólgend kader te zijn. Terecht wordt geconstateerd dat tolerantie voor onveiligheid afneemt en de roep om overheidsoptreden toeneemt. De relevante vraag is wat wij hiermee gaan doen.

Voeden wij – de politiek: lokaal, maar ook nationaal – de gedachte dat veiligheid maakbaar is? En dat 100% veiligheid haalbaar is? Of geven wij nadrukkelijker de keerzijde van dat streven aan? En zijn wij zo realistisch om op de vraag om extra bevoegdheden voor de burgemeester (en anderen), van de bevolking, maar ook van bestuurders, te antwoorden dat het een illusie is dat het creëren van extra bevoegdheden een oplossing kan bieden voor elk maatschappelijk vraagstuk? Want die indruk wordt ook in deze notitie gewekt. Die bevoegdheden zijn de afgelopen jaren sterk verruimd. Maar er zit (ook volgens de burgemeesters zelf) weinig samenhang en visie achter al die uitbreidingen. En wij moeten ons dan ook blijven afvragen of bepaalde bevoegdheden inderdaad het beste bij de burgemeester kunnen worden neergelegd. Een voorbeeld: de Wet tijdelijk huisverbod geeft de burgemeester in plaats van bijvoorbeeld het OM de mogelijkheid een huisverbod op te leggen, omdat het een preventief middel zou zijn. Maar recent bleek dat bij 966 van de 1061 opgelegde huisverboden óók sprake was van een strafrechtelijk traject. Er blijkt dus een grote verwevenheid te zijn. Hoe ziet de minister dit?

Bovendien is het knelpunt bij incidenten of structurele problemen vaak niet het gebrek aan bevoegdheden, maar het niet of onvoldoende gebruiken van al bestaande bevoegdheden. Het CDA heeft daar terecht op gewezen. Het optreden van de burgemeester van Rotterdam de afgelopen week illustreert dit; zeker ook zijn uitlatingen in dezen. Veiligheidsbeleid is vaak in de eerste plaats een lokale aangelegenheid, niet van de nationale gemeenteraad – ik zeg het nog maar eens – waar sommigen de Tweede Kamer voor aan lijken te zien. Daarmee worden de problemen groter in plaats van kleiner gemaakt.

De verharding van maatschappelijke problemen komt dáár dan ook terecht. Daar moet de lokale overheid dan ook op toegerust zijn. Daarover heb ik een aantal vragen. De minister noemt bijvoorbeeld dat de vrijblijvendheid bij trainingen op het gebied van veiligheid voorbij moet zijn. Daarmee ben ik het helemaal eens. Heeft de minister zichzelf op dit punt een doel gesteld? Een resultaatverplichting? En hoe ziet de minister de rol van de locoburgemeester hierbij? Die is er zeker niet alleen voor feesten en partijen, maar ook in geval van crises. En die laten zich niet plannen. Hoe ziet de minister de verantwoordelijkheid voor de opleiding van de locoburgemeester? Kan zij haar ideale situatie ná de verkiezingen van maart volgend jaar hiervoor vandaag eens schetsen?

Dan de informatiepositie van de burgemeester. In de notitie miste ik een opmerking over informatievoorziening vanuit rijksdiensten naar burgemeesters, met name in niet-G31gemeenten. Die is soms zwak, terwijl juist bij grotere incidenten die informatie essentieel kan zijn. Hoe zal de informatiepositie van burgemeesters van niet-centrumgemeenten zich ontwikkelen als politietaken steeds vaker regionaal worden afgestemd? En kan de minister aangeven wat «voorspelbaar» en «ernstig» precies betekenen bij het verstrekken van RID-informatie? Het gaat hierbij namelijk om gevoelige en gewichtige informatie.

De dualisering heeft de positie van de burgemeester in mijn ogen niet versterkt, zoals de notitie wel stelt, maar deze juist in het midden gehangen. Een voorbeeld is de trend dat de burgemeester vaker het voorzitterschap van de raad wordt ontnomen en dat deze bij de macht van het college wordt opgeteld. Heeft de minister daar cijfers over?

Zou er geen aanbeveling moeten zijn om de functioneringsgesprekken jaarlijks te houden in plaats van zoals nu vaak gebeurt halverwege de periode, in het derde jaar en het vijfde jaar? Zou er misschien ook een aanbeveling aan gemeenteraden moeten zijn om aan het begin van een periode met de burgemeester, eventueel in samenspraak met de commissaris, een plan van verwachtingen af te spreken voor de jaarlijkse functioneringsgesprekken? Ook hierop verneem ik graag een reactie van de minister.

De notitie benadrukt het belang van het versterken van de bestuurskracht van de burgemeester. Zou de minister hierbij ook de beloning van burgemeester willen betrekken? Ik las zojuist dat dit een actueel punt is. Het is nu vaak een stap in een wethouderscarrière. En het aantal instromers uit andere beroepen is beperkt. Ik denk dat dit mede met de beloning te maken heeft. Graag verneem ik de reactie van de minister hierop.

In de begeleidende brief maakt de minister er een punt van dat in de notitie geen voorstellen voor extra bevoegdheden worden gedaan. Maar er zitten in ieder geval nog vijf uitbreidingen in de pijplijn. De notitie gebruikt het eufemistische doorontwikkelen, maar dat betekent volgens mij hetzelfde, namelijk uitbreiden. Komen er de komende tijd nog nieuwe voorstellen bij? Of kan de minister dit uitsluiten?

Het kabinet gaat door met het geven van nieuwe bevoegdheden aan de burgemeester die passen bij een rechtstreeks gekozen en dus democratisch gelegitimeerde burgemeester. Maar de minister houdt vast aan de oude aanstellingswijze. De Kroonbenoeming geeft gezag, stelt de notitie. Ik stel daar tegenover: de Kroonbenoeming geeft slechts status. De huidige constructie wringt steeds meer. De hele argumentatie in de notitie leidt dan ook eigenlijk logisch tot een verandering van de benoemingswijze in een direct door de bevolking gekozen burgemeester. Maar de conclusie wijkt 180 graden af. Dat was geen verrassing, minister. Tegen die achtergrond blijf ik huiverig voor het verder uitbreiden of doorontwikkelen, zoals de minister dat noemt, van het bevoegdhedenpakket van de burgemeester. Wij moeten oppassen om van de burgemeester een lokale sheriff te maken, met een verstrengeling van bestuur en justitie.

De heer Brinkman (PVV): De gekozen burgemeester komt er niet, zeker niet met dit kabinet. Dat weten wij. Wat vindt de heer Pechtold van het idee om de korpsbeheerder te kiezen?

De heer Pechtold (D66): Leg het hoofd nu niet zo snel in de schoot. Gezien de peilingen komen wij samen een heel eind, als het om de gekozen burgemeester gaat.

De heer Brinkman (PVV): Daar is het CDA nog te groot voor.

De heer Pechtold (D66): Laat dat ook niet de reden zijn om de peilingen aan beide kanten zo hoog te houden. Ik prijs u wel om uw verfrissende ideeën in uw zoektocht naar een manier om een directere link met de veiligheidspoot te hebben. Ik denk alleen dat dit een te eenzijdige benadering is van het korpsbeheerderschap. Ik denk ook dat u dan in personele zin een probleem hebt. Wij moeten er dan namelijk twee figuren voor aanstellen en dat zie ik de PVV uit budgettair oogpunt ook weer niet doen. Dus: nee, ik pak liever door naar het eindplaatje, waarin ik deze functie rechtstreeks laat legitimeren. Daarbij kan de veiligheid een ideaal punt in de verkiezingscampagnes zijn.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Het is mooi dat we vandaag eindelijk spreken over de portefeuille van de burgemeester inzake openbare orde. Het Nederlands Genootschap van Burgemeesters heeft al eerder aangegeven dat er behoefte is om de zaak weer in perspectief te krijgen, nadat er allerlei zaken bij de portefeuille van de burgemeester zijn gekomen. Ik denk aan het tijdelijk huisverbod, het sluiten van drugspanden en de verboden die onlangs in de voetbalwet zijn overeengekomen. Daarom is ook met hen afgesproken om tijdelijk geen nieuwe taken te bedenken en eerst de voorliggende analyse te doen. Wij verwachtten dus wel wat van deze analyse.

Die notitie ligt er nu. Het is een overzichtelijk werkje geworden dat vooral heel erg praktisch is. Daar is op zich niets mis mee, maar omdat het zo praktijkgericht is, mist de notitie wel de nodige diepgang. De notitie schetst de bevoegdheden van de burgemeester, maar ook bijna een beetje wat voor type, wat voor mens hij of zij moet zijn. Een burgemeester moet bijvoorbeeld langs het voetbalveld kunnen staan en praatjes maken, columnist zijn, ambassadeur en mediator, al dat soort dingen. Dit gaat redelijk ver.

Daarnaast wordt er een schets gegeven van de bevoegdheden en de uitbreidingen die er eventueel komen. Dat gaat veel minder ver; dat blijft een beetje hangen. Er wordt bijvoorbeeld gesteld dat bij het toevoegen van bevoegdheden wel nagegaan moet worden of de burgemeester de meest aangewezen persoon is voor die taak. Letterlijk staat er: de meest geëigende persoon. Dat is op zichzelf een goed voornemen. De zorg is echter dat een afwegingskader ontbreekt. Dat hadden wij nu juist verwacht. Wanneer is de burgemeester nu eigenlijk de meest aangewezen persoon? Dat is te meer relevant wanneer de neiging ontstaat om de burgemeester steeds meer te laten doen.

Collega Van Haersma Buma stelde onlangs nog voor dat er ook voor graffitispuiters een «burgemeestersgebiedverbod» moet komen, omdat de huidige handhavingsinstrumenten blijkbaar niet werken. Op eenzelfde manier krijgt de burgemeester ook een aantal bevoegdheden om zaken die in de hulpverlening dreigen te stranden aan een instelling toe te wijzen. Het is prima dat iemand een keer op tafel kan slaan om een oplossing te forceren, maar het kan niet zo zijn dat alle moeilijke gevallen waarvoor niet direct een oplossing voorhanden is bij de burgemeester worden gedropt. De burgemeester wordt dan een soort afvoerputje, omdat andere instellingen het werk blijkbaar niet goed aan kunnen. Hoeveel kunnen wij en hoeveel kan de maatschappij van een burgemeester verwachten?

Als we telkens nieuwe bevoegdheden toevoegen, wordt de burgemeester een soort Bob de Bouwer, onder de visie «kunnen wij het maken? Nou en of! Of; yes we can!» Dit betekent heel veel voor sommige mensen. En weer voegen we wat gereedschap toe aan de koffer die, zoals het CDA aangaf, al best wel goed gevuld is. Niet al het gereedschap moet echter in die koffer zitten, want anders ontstaat het idee dat de burgemeester uiteindelijk alles oplost. En dat vermindert ook het verantwoordelijkheidsgevoel van anderen. De zorg van mijn fractie is dat we moeten waken voor een burgemeestersreflex, terwijl we er ook voor kunnen zorgen dat de handhaving en de zorg een beetje op orde komen en dat er gestopt wordt met elkaar hete aardappels toe te schuiven. Ik wil daar graag een reactie op van de minister. Ook wil ik haar vragen of zij ideeën heeft over een goed afwegingskader voor nieuwe bevoegdheden. Komt de minister hier nog mee? Ik spreek in ieder geval de wens uit dat ze dat doet.

Ik kom bij de concrete voorstellen uit de notitie. Het aanscherpen van de profielschetsen voor burgemeesters is prima. Heel veel gemeenteraden zullen er wel van uitgaan dat wat daarin over openbare orde en veiligheid komt te staan, iets is wat een burgemeester «gewoon goed moet kunnen». Vaak kies je in een profielschets voor dingen die de burgemeester ook nog moet kunnen, bijvoorbeeld het leiden van een fusie van brandweerkorpsen, een herindeling, het college samenbinden en de raad goed voorzitten. Dit soort elementen kunnen extra in de profielschets komen; daar zal extra op worden gelet.

Het is ook prima dat er voor de locoburgemeester extra aandacht komt. Hij of zij moet niet alleen de vervangende lintendoorknipper zijn, iets wat overigens wel heel ver gaat. Een locoburgemeester moet dus niet alleen bij representatieve gelegenheden de tweede persoon zijn. De locoburgemeester moet goed getraind zijn, zodat hij of zij in crisissituaties de verantwoordelijkheden aan kan.

De versterkte rol van de burgemeester bij collegevorming kunnen wij nu wel helemaal uitdiepen, maar dat is volgens mij niet helemaal de bedoeling. Ik ben wel benieuwd naar hetgeen waarmee de minister wil komen. Ik zie wel dat de burgemeester wat politieker wordt. Dit gaat ongetwijfeld voor heel wat interessante debatten zorgen, maar ik wacht het toch even af. Ik wil daar nu dus niet direct «ja» of «nee» op zeggen.

De ambtelijke ondersteuning van de burgemeester is eigenlijk een aanbeveling aan de gemeenten. Die moeten zelf keuzes maken en prioriteiten stellen, als het gaat om de vraag hoeveel van de organisatie zij voor veiligheid wegzetten, tenzij de minister daar natuurlijk zelf plannen voor heeft. In de notitie staan enkele bevoegdheden die er waarschijnlijk nog aan komen voor de burgemeester. Ik zeg «waarschijnlijk», omdat de wetgevingstrajecten nog lopen. Ik noem de uithuisplaatsing, de voetbalwet, die volgens mij nog bij de Eerste Kamer ligt, de doorzettingsmacht naar instellingen op casusniveau en de gedwongen opvoedingsondersteuning. Verder wordt nog onderzocht of preventief fouilleren en de bestuurlijke ophouding kunnen worden doorontwikkeld. Juist op die punten is het afwegingskader van belang. Ook wanneer de burgemeester taken krijgt in zorgketens, moet dat goed worden afgewogen. Dit geldt zeker wanneer politieke of veiligheidsbelangen gaan concurreren met bijvoorbeeld het belang van een kind,zoals bij de instelling van de avondklok uit de voetbalwet. Ik stelde hierover al een vraag aan de minister. Ik zou het fijn vinden, wanneer zij het afwegingskader probeert aan te leveren tijdens de wetgevingsprocessen, zodat er zicht komt op wat de burgemeester precies gaat doen.

Er wordt ook nagegaan of er een parapluartikel in de Gemeentewet kan komen voor de verschillende bevoegdheden. Wij steunen die gedachte van harte. En we zien graag dat de uitgangspunten en de gronden voor burgemeestersbevoegdheden daarbij helder gemarkeerd worden, zodat duidelijk is wat de positie van de burgemeester is in het staatsrechtelijk landschap.

Voorzitter, ik wil nog even iets zeggen over de hooligans. Er wordt nu heel erg gefocust op de burgemeester, ook door een aantal woordvoerders hier. Voor een deel mag dat ook, want de openbare orde en veiligheid zijn ook zijn verantwoordelijkheid. Het heeft echter ook heel veel te maken met de regionale verantwoordelijkheden van politie en OM. Dit wilde ik nog even ter relativering opmerken.

De heer Pechtold (D66): Naast de gedeelde analyse van het eufemistische woord «doorontwikkelen» in deze notitie mis ik een standpunt van de ChristenUnie. Volgens mij zitten er in ieder geval vijf wetsvoorstellen in de pijplijn. Een daarvan betreft de wet bestuurlijke maatregelen en nationale veiligheid, maar dat is op verzoek van het kabinet door de Eerste Kamer aangehouden. Vervolgens zijn er de voetbalwet, de uithuisplaatsing van asociale gezinnen, gedwongen opvoedingsondersteuning en de doorzettingsmacht van burgemeesters in de jeugdzorg. Dat zijn in ieder geval vijf die ik heb gevonden. Dat is geen doorontwikkelen, maar uitbreiden van de bevoegdheden. Wij analyseren beiden dat die kapstok niet verder vol gehangen moet worden. Er moet dus voor voldoende gewicht gezorgd worden. Wat gaat u daar als regeringspartij aan doen, behalve deze analyse met mij delen?

De heer Anker (ChristenUnie): Dit deel van mijn tekst had ik achterwege gelaten, maar misschien kan ik dat alsnog uitspreken. Het probleem is een beetje dat wij een aantal van deze debatten niet in de Vaste commissie voor BZK voeren. Die debatten worden gehouden in bijvoorbeeld de Algemene commissie voor Jeugd en Gezin. Daar hebben wij overigens ook wat mee. Ik moet in mijn fractie extra aandacht vragen voor de bevoegdheden van de burgemeester. Ik moet dus zeggen dat daar in bijvoorbeeld die commissie op gelet wordt. Eigenlijk vind ik dat heel vervelend. Daarom vind ik dat er dieper nagedacht moet worden over de vraag wat wij de burgemeester wel en niet laten doen. Daar komt veel meer bij kijken dan waar wij het nu over hebben. Wij hebben het nu immers alleen nog maar over veiligheid gehad. Zoals ik heb aangegeven, kan dit conflicteren met bijvoorbeeld het belang van het kind of andere vrijheden. Die afweging moet dus op een goede manier gemaakt worden en het resultaat moet eenduidig in de Gemeentewet worden opgenomen.

Op dit moment is de situatie dat wij bij al die wetsbehandelingen moeten proberen om dat zo goed mogelijk overeind te houden en om ons verstand daarbij te gebruiken. Waar ik juist bezwaar tegen maak, is dat er bijvoorbeeld bij het voetbalwetgevingsproces nog even wat amendementen over extra bevoegdheden in geschoven worden, zonder dat iemand daarnaar heeft gekeken, zelfs niet het Nederlands Genootschap van Burgemeesters of de Raad van State. Daar moeten wij als Kamer nu even heel voorzichtig mee en terughoudend in zijn.

De heer Pechtold (D66): Ik snap uw voorzichtige antwoord wel, maar het is toch wel redelijk duidelijk. U zegt: het is misschien niet als zodanig bedoeld, maar het is toch een salami. Het is misschien geen tactiek, maar het komt wel zo over. Nu moeten wij straks vijf keer daarover spreken. Bij de vorige wetsbehandeling hebben wij ook gezien wat er opeens allemaal aan terechte amendementen bijkomt. Het wetsvoorstel over de bestuurlijke maatregelen is om andere redenen aangehouden, maar kan zo weer loskomen, want dat ligt al bij de Eerste Kamer. Pleit u er met mij voor om even pas op de plaats te maken voor een herbezinning in groter verband en niet al die wetsvoorstellen een voor een behandelen? Bij elk van die wetsvoorstellen moeten wij namelijk de hele discussie in de breedte betrekken. Wij zouden hierover dan gezamenlijk een motie kunnen indienen.

De heer Anker (ChristenUnie): Met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters is besproken dat een aantal wetsvoorstellen in de pijplijn zit. Terzake is een analyse afgesproken; die is nu aan de orde. Ik had daar overigens veel meer van verwacht. Daarom heb ik aan de minister gevraagd of zij met meer wil komen. Ik ben hier namelijk niet tevreden over; misschien had ik dat wat explicieter moeten zeggen. Ik vind dan ook echt dat er een (wettelijk) vervolg moet komen. Volgens mij is ook met de burgemeesters afgesproken dat geprobeerd wordt om de lopende wetgeving af te ronden. Dat gebeurt niet in de meest mooie laboratoriumsituatie, waar eerst alles helemaal is afgerond voordat het volgende stapje gezet wordt. Die situatie hebben wij niet bereikt; dat ben ik van harte met u eens. Ik ga nu niet zeggen: het traject van de andere wetsvoorstellen direct stoppen en eerst dit onderwerp afhandelen. Wij moeten er inderdaad wel scherp op zijn wat er precies met de bevoegdheden van de burgemeester gebeurt.

Mevrouw Griffith (VVD): De heer Anker maakte aan het slot van zijn betoog naar aanleiding van het gebeuren in Hoek van Holland de opmerking dat wij te veel focussen op de burgemeester en dat wij meer naar de regio zouden moeten kijken. Ik kan deze opmerking niet goed volgen en plaatsen. De burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid, ook in de deelgemeente Hoek van Holland. Als hij het heeft over de regio, heeft hij het over de korpsbeheerder. In dit geval is toevallig de burgemeester van Rotterdam ook de korpsbeheerder. Nu moet de heer Anker mij even duidelijk maken wat hij bedoelt met de opmerking dat er te veel gefocust wordt op de burgemeester. Moet er ook gefocust worden op de korpsbeheerder, die in dezen dezelfde persoon is?

De heer Anker (ChristenUnie): Nee, ik doelde op de burgemeester als instituut. Er is namelijk een soort direct reflex, ook bij de burgemeester van Rotterdam/korpsbeheerder: «Oh, heb ik wel voldoende bevoegdheden? Ik moet nog meer bevoegdheden hebben.» Misschien moet hij zich eerst afvragen wat precies zijn bevoegdheden zijn. Er gaat ontzaglijk veel aandacht naar hem. In de Kamer merk ik ook dat dit echte probleem niet wordt opgelost op het moment dat wij er niet helemaal meer uitkomen, omdat de geëigende instantie te ingewikkeld is en te veel bureaucratie behelst, wat ook echt een enorm probleem is. Er wordt dan gezegd: nou, dan moeten wij maar weer even iets bij de burgemeester neerleggen. Ik denk bijvoorbeeld aan de graffitispuiters. Ik wil dus af van die «burgemeestersreflex». Daarom heb ik mijn opmerkingen in die zin gemaakt. De aandacht concentreert zich nu helemaal op de burgemeester van Rotterdam. Volgens mij moet je niet alleen naar het instituut burgemeester kijken, maar ook naar de manier waarop het verder in de veiligheidsketen is georganiseerd.

De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Het is goed dat er een notitie is over de verantwoordelijkheden van de burgemeester op het terrein van veiligheid. Het is een nuttige inventarisatie, maar, inderdaad, qua inventarisatie is die wel stevig, maar qua visie is die wat mager. Dit is ook mijn kritiek. Als je met name een antwoord zoekt op de vraag «hoe gaan wij nu verder met de bevoegdheidstoekenningen buiten het klassieke domein van openbare orde?» kom ik niet echt een duidelijk handvat tegen om die afweging te maken. Het is ook niet duidelijk waar het kabinet heen wil in de ontwikkeling van de positie van de burgemeester. Ik ben dan ook benieuwd naar het antwoord.

Wat ik wel een heel terecht en nuttig accent vind in deze notitie is dat wordt beklemtoond dat het om meer dan alleen formele bevoegdheden gaat, als wij spreken over de positie van de burgemeester. Het gaat namelijk ook nadrukkelijk over de bestuurlijke kwaliteiten, de wijze waarop de bevoegdheden gebruikt worden en wat de burgemeester weet van wat er speelt in de gemeente, alsook hoe de samenwerking en de afstemming zijn met anderen die een taak en rol hebben op het terrein van veiligheid en hoe de verhouding met de gemeenteraad is. Daarbij gaat het erom in hoeverre daar ook regelmatig wordt gesproken over kwesties van openbare orde en veiligheid. Dit zijn inderdaad ook allemaal belangrijke punten die wij in ogenschouw moeten nemen. Daarbij moeten wij dus beseffen dat het om meer dan alleen de formele bevoegdheden gaat.

Ik vind ook dat er terecht een accent is gelegd op de cruciale regisserende rol van de burgemeester op het terrein van orde en veiligheid. Dat wordt natuurlijk vergemakkelijkt doordat wij hier spreken over een eenhoofdig bestuursorgaan, iemand die een spilfunctie heeft in een lokale gemeenschap. Wat ons betreft, is het dus terecht dat daar een behoorlijk zware verantwoordelijkheid wordt neergelegd.

Er is nog een aantal concrete punten waar nog eens naar gekeken moet worden. In het kabinetsstandpunt over het onderzoek «Bestuur, recht en veiligheid» uit 2008 meldde het kabinet bij een van de aanbevelingen dat burgemeesters meer behoefte hebben aan overzicht van bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid. Dit is eigenlijk een wat ouder punt. Wat is daar in de tussentijd aan gedaan? Indertijd is gezegd: wij moeten wat meer informatie geven en een handreiking en zo vaststellen. Een jaar later lezen wij hierover evenwel min of meer hetzelfde. Krijgt dit nu echt een herkenbaar gevolg in die zin dat burgemeesters vanaf de eerste dag op de hoogte zijn van hun taken en wettelijke bevoegdheden inzake openbare orde, veiligheid, rampen en crises? Het is immers een buitengewoon belangrijke zaak dat daarover direct aan het begin van een ambtsperiode helderheid is. Hoe je dat precies vorm geeft, maakt mij niet zo veel uit, als er maar vanaf de eerste dag een adequate kennis is van de eigen bevoegdheden.

Tegelijkertijd is het de vraag of wij het met elkaar misschien niet wat te ingewikkeld gemaakt hebben, waardoor betrokkene complete cursussen moet volgen over wat de bevoegdheden allemaal zijn. In hoeverre is er een slag te maken in de vereenvoudiging van wettelijke bepalingen, mede door daarin meer samenhang aan te brengen?

De versnippering over diverse wetten, ook buiten het klassieke terrein van de openbare orde, wordt ook door het kabinet onderkend. Het kabinet noemt dat ook. Hoe breed wil het kabinet het onderzoek maken naar het parapluartikel ter zake?

In de profielschets is tot nu toe vaak zeer weinig aandacht voor de taken op het gebied van openbare orde en veiligheid. Daar gaat nogal wat mis. Hoe gaat het vervolg eruitzien? Ik las in Binnenlands Bestuur van 10 oktober 2008 dat ook de korpschef of districtschef betrokken zou moeten worden bij het opstellen van een profielschets. Ik meen dat mevrouw Griffith daarover zojuist ook gesproken heeft. De minister heeft al aangegeven, het daarmee eens te zijn. Heeft dat al een vervolg gekregen?

Handhaven van de openbare orde, zo lees ik in de notitie, is ook de weerspiegeling van maatschappelijke, sociale en culturele opvattingen, normen en waarden. Deze zin heb ik in het licht van de recente rellen bij Hoek van Holland tot mij laten doordringen. Terecht wordt heel breed gezegd: wat daar is gebeurd, kan absoluut niet; daarin is een zeer stevig optreden nodig. Ook bij dreigende ongeregeldheden moet vroegtijdig kunnen worden ingegrepen, dus niet pas als het mis gaat. Ik voeg eraan toe: dit betekent ook dat verwacht mag worden dat, als een burgemeester de bevoegdheid heeft om geen vergunning af te geven, wanneer er ongeregeldheden voorzien worden, wij hem of haar daarin steunen. Wij moeten dan niet gaan mopperen dat elk feest moet kunnen doorgaan. Het zal dus betekenen dat bepaalde feestjes niet kunnen doorgaan, als er sprake is van allerlei dreigingen en als er van allerlei mixen van drank en drugs rotzooi te verwachten is, waardoor er een heel leger naartoe gestuurd zou moeten worden om zo’n feest tot een feest te maken.

De heer Brinkman (PVV): Ik neem wel aan dat dit gebeurt om bepaalde redenen en wanneer bepaalde incidenten zijn onderzocht. Er moet dus niet zo maar bij voorbaat gezegd worden: de komende paar jaar kunnen wij niet toestaan dat er feesten georganiseerd worden.

De heer Van der Staaij (SGP): Ik weet dat u de nadruk legt op de rechtsstatelijke kant van de zaak in die zin dat het allemaal goed gewaarborgd moet zijn en dat er niet zo maar ingegrepen of stevig opgetreden wordt, dus dat daarvoor een goede aanleiding moet zijn.

De heer Brinkman (PVV): Precies, uiteraard.

De heer Van der Staaij (SGP): Dat ben ik vanzelfsprekend met u eens. Dat kan geen nattevingerwerk zijn.

Voorzitter. Wij vinden het ook belangrijk dat de ex-gedetineerden een goede opvang krijgen in hun woongemeente, maar wat is de betekenis van de ingevoerde meldingsplicht aan de burgemeester als iemand terugkomt? Zojuist werd dat ook even door de minister van Justitie aangegeven. Ik kreeg van een burgemeester naar aanleiding van deze notitie even een zinnetje mee in de trant van: let op dat niet te veel naar de burgemeester toe geschoven wordt waar wij niets mee kunnen; als een tbs-er vrijkomt, wordt de burgemeester geïnformeerd, maar vervolgens kunnen wij daar niets mee, want als wij communiceren met de buurt komt er opstand en als het mis gaat, wordt er naar ons gewezen en gezegd «de burgemeester wist er toch van?». Ik kan mij die gevoelens wel een beetje voorstellen. Kortom, als er een melding is, moet duidelijk zijn wat de burgemeester daarmee wel en niet kan. Anders wordt de burgemeester in een onmogelijke positie gebracht.

Ik sluit mij verder aan bij de vragen die mevrouw Griffith heeft gesteld naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 29 januari 2008. Beklemtoont dat niet dat wij ook alert moeten zijn dat er voldoende specifieke bevoegdheden zijn en dat je met heel algemene formuleringen waarmee wordt aangegeven dat er voldoende bevoegdheden zijn, nat kunt gaan voor de rechter, als je deze niet op basis van het beginsel van lex certa voldoende gepreciseerd hebt? Zijn ook die risico’s dus helder in beeld?

De voorzitter: Het woord is aan de minister van BZK.

Mevrouw Griffith (VVD): Voorzitter. Met het oog op de klok merk ik op dat de Kamerleden hier zitten om het debat af te ronden. De minister moet nog antwoorden, dus ik stel voor dat wij dit AO met een uur verlengen.

De voorzitter: Wij geven de minister nu in ieder geval de tijd die haar toekomt. Ik heb al eerder gezegd dat wij nagaan of een goede tweede termijn mogelijk is. Als de minister haar antwoord nog niet heeft afgerond, zullen wij dit overleg op een ander tijdstip moeten voortzetten.

Minister Ter Horst: Voorzitter. Ik zal proberen de vragen van de leden van uw Kamer in zo kort mogelijke tijd te beantwoorden. Ik doe dat per woordvoerder; soms zal ik een aantal vragen en opmerkingen combineren. Allereerst heeft de heer Van Raak aangegeven dat hij vindt dat de Reclassering standaard geïnformeerd moet worden, als er mensen uit de gevangenis komen en dat dit niet alleen een taak voor de gemeente is. Ik ben dat geheel met hem eens, want de Reclassering speelt daarin een heel belangrijke rol.

Vervolgens heeft hij gesproken over de gesprekken die momenteel plaatsvinden tussen de korpsbeheerders en mij over de bezuinigingen. Naar aanleiding van een vraag van de Kamer, zo heb ik gisteren begrepen, over een brief over die bezuinigingen lijkt het mij raadzaam om die eerst naar de Kamer te zenden. De Kamer kan vervolgens beslissen wat zij daarmee doet. Als de voorzitter het goed vindt, ben ik eigenlijk niet van zins om nu in te gaan op vragen over die gesprekken.

Onder anderen de heer Van Raak heeft ook gesproken over de kwestie in Hoek van Holland in Zuid-Holland. Een aantal Kamerleden heeft ook om een onafhankelijk onderzoek gevraagd. Op het ogenblik zijn er vijf onderzoeken aan de gang. Ik noem het onderzoek van de Rijksrecherche en Haaglanden, het strafrechtelijk onderzoek van de Rotterdamse politie en een intern politieonderzoek, waarvan de resultaten vanmiddag gepresenteerd worden. Dat wordt weer gevolgd door een onafhankelijk onderzoek. Voorts is er een interne evaluatie van de vergunningverlening van de gemeente, alsook een fenomeenonderzoek door BZK, samen met Rotterdam, naar geweld bij grootschalige evenementen. Ik ben geneigd om eerst de resultaten van vier van de vijf onderzoeken af te wachten. Ik meen dat de heer Çörüz dat ook zei. Alsdan kan worden geoordeeld over de onafhankelijkheid daarvan. Eventueel kan dan beslist worden of er in aanvulling op deze onderzoeken nog iets anders nodig zou zijn.

Door de heer Brinkman is gesproken over het democratische gat. Dat was interessant en ik heb geprobeerd het te begrijpen. Hij zei: die rellen vonden plaats in Hoek van Holland dat toevallig een deelgemeente is van Rotterdam en dus ging de burgemeester van Rotterdam tevens korpsbeheerder daarover. Als dat in Hellevoetsluis was gebeurd, had de gemeenteraad van Rotterdam zich daar niet mee kunnen bemoeien. Dat is juist; dan was het aan de gemeenteraad van Hellevoetsluis geweest. De korpsbeheerder is daarbij helemaal niet in beeld. Als zoiets in Hellevoetsluis gebeurt, heeft de burgemeester van Hellevoetsluis het gezag en is verantwoording schuldig aan de gemeenteraad van Hellevoetsluis. Volgens mij is daarbij dus in het geheel geen sprake van een democratisch gat. Sommigen hebben de neiging om de burgemeester van Rotterdam te verwijten dat hij niet precies weet wat er in de wet staat; het omgekeerde moet ook gelden: wij moeten ook goed weten hoe het in de regio’s en de gemeenten is geregeld.

De heer Brinkman (PVV): Stel, er komt informatie binnen over een feest dat over twee uur op gang komt. Op basis van die informatie zou de beslissing genomen moeten worden om acuut een peloton mobiele eenheid, of misschien wel drie, in dienst te zetten. De korpsbeheerder doet dat dan.

Minister Ter Horst: In het geheel niet. Het woord korpsbeheerder geeft ook aan dat hij beheerder is van het korps. Wat hij doet, is in overleg met zijn collega/burgemeesters beslissen waar welke formatie naartoe gaat. Op het moment dat er iets dreigt in bijvoorbeeld Hellevoetsluis, heeft de burgemeester van Hellevoetsluis het gezag. De «driehoek» komt dan bijeen. Dit betekent dat daar ook iemand van de politie bij is, alsmede iemand van Justitie. Zij beslissen welke maatregelen er genomen moeten worden. Dat kan zelfs betekenen dat er vanuit het korps Groningen ME moet worden ingezet. Zo is het dus geregeld. Voorzitter. Ik zie dat u wat wilt zeggen.

De voorzitter: Sorry, wij zaten even te overleggen over een vervolg van deze vergadering.

Minister Ter Horst: Ik probeer in een hoog tempo te antwoorden. Ik denk dat ik een heel eind kom. Ik ga nu een beetje schots en scheef door de bijdragen heen, maar ik neem aan dat het nog wel te volgen is.

Voorzitter. De heer Van Raak heeft gevraagd wat precies de verandering zal zijn in de positie van de burgemeester bij de collegevorming. Welnu, daarover hebben de Kamer en de staatssecretaris uitgebreid met elkaar gesproken. Wij hebben de terughoudende opvatting van veel leden van de Kamer daarover gehoord. De staatssecretaris komt met voorstellen ter zake. Het belangrijkste punt waarmee veel burgemeesters moeite hebben, is dat er een college tot stand kan komen waarvan zij niet weten wie erin zit. Er komt dan ook een collegeakkoord tot stand waarvan de inhoud niet bekend is aan de burgemeester. Dat is toch wel vrij bijzonder als je voorzitter van dat college mag zijn. Het is daarom ook vooral van belang dat de burgemeester ook informatie krijgt over de inhoud van het akkoord en over de samenstelling van het college. Dat lijken mij heel redelijke en begrijpelijke wensen van burgemeesters. Op een later moment komt met name de staatssecretaris daarop nog terug.

De heer Brinkman heeft mede naar aanleiding van de onderzoeken gevraagd of het COT niet structureel zou moeten worden ingezet. Ik denk dat dit niet noodzakelijk is. Ik geef hem hetzelfde antwoord als ik de heer Van Raak heb gegeven: laten wij eerst even kijken wat de vier genoemde onderzoeken opleveren en vervolgens bepalen of die onafhankelijk genoeg waren. Overigens vind ik dat het aantal onderzoeken, nadat er iets in Nederland gebeurd is, toch wel wat aan de hoge kant is. Je kunt dat evenwel verschillend beoordelen; de heer Van Raak is het misschien niet met mij eens.

De heer Brinkman (PVV): Wat het laatste betreft, ben ik het helemaal eens met de minister. Om juist tegen te gaan dat allerlei burgemeesters en korpschefs in de stress schieten en in de paniek om hun straatje schoon te vegen allerlei onderzoeken aankondigen, is het misschien juist wel verstandig om een dergelijk onderzoek als standaard af te spreken. Wij hoeven dan niet op het resultaat van de vier of vijf overigens zeer noodzakelijke onderzoeken te wachten; wij kunnen gewoon wachten op de uitkomst van dat ene onderzoekje en dan zijn wij overal mee klaar.

Minister Ter Horst: Er is soms reden om de situatie van verschillende kanten te belichten. Ik dacht dat u in dit verband sprak over het COT. Ik weet overigens niet of u dat bedoelde. Welnu, dat is een private organisatie. Om nu deze private organisatie alle onderzoeken in Nederland op het gebied van de openbare orde te gunnen, gaat mij toch wel een beetje ver. Volgens mij mag dat niet eens.

De heer Brinkman heeft ook gezegd dat de burgemeester niet geëquipeerd is voor het herstellen van de openbare orde. Hij heeft recht op zijn opvatting. Ik geloof dat sinds het bestaan van de burgemeester het de taak van de burgemeester is geweest om de openbare orde te bewaken en te herstellen. Het gaat nooit perfect in Nederland, maar toch wil ik hier gezegd hebben dat er burgemeesters zijn die zelf concluderen dat zij anders hadden moeten handelen. Ik noem enkele aspecten waar burgemeesters in Nederland voor kunnen komen te staan; het hoeft niet altijd te gaan over voetbalrellen, hooligans of anderszins, maar het kan ook gaan over kinderen die bij branden omkomen en families die in absolute distress zijn. Als men zich dit realiseert, vind ik dat de burgemeesters hun taak op dat punt over het algemeen goed verstaan. Misschien mag dit ook een keer gezegd worden. Dit geldt zeker, wanneer gesproken wordt over de kwetsbaarheid van de rol van de burgemeester. Tegen deze achtergrond vind ik dat het ook aan de Kamer is, ondanks dat de Kamer niet de formele baas is van de burgemeesters, om zich dat te realiseren. Ik ben ook blij dat een aantal woordvoerders daarover iets gezegd heeft.

De heer Brinkman heeft nog gesproken over de centralisatie van het gezag ten aanzien van de politie. Dat zou volgens hem niet bij de burgemeester moeten liggen, maar bij de minister. Hartelijk dank voor het vertrouwen. Verder zou het volgens hem niet bij de gemeenteraad moeten liggen, maar bij de Tweede Kamer. Ik ken zijn opvatting ter zake, maar wij denken daar verschillend over.

Mevrouw Kuiken heeft aangegeven dat zij vindt dat de bevoegdheden van burgemeesters gedifferentieerd zouden moeten zijn naar kleine en grote gemeenten. Ik ben dat niet met haar eens. Mijn redenatie op dat punt is de volgende. Ik ben het wel met haar eens dat het vaak de burgemeesters van de grote gemeenten zijn die het eerst vragen of er een bevoegdheid voor hen gecreëerd kan worden. Welnu, als er een bevoegdheid wordt gecreëerd, hoeven burgemeesters van kleine gemeenten die bevoegdheid niet te gebruiken, als zij die niet nodig hebben. Geen enkele burgemeester van een kleine gemeente wordt gedwongen om een bevoegdheid die in Rotterdam aan de orde is, in een kleine gemeente al dan niet te gebruiken. Ik vind dat zwaarder wegen dan het gevaar dat ik zie van onhelderheid, wanneer burgemeesters van kleine gemeenten andersoortige bevoegdheden krijgen dan de burgemeesters van grote gemeenten.

Mevrouw Kuiken heeft nog gevraagd: hoe gaan wij werken aan de opleiding van de burgemeesters? Dit is een heel belangrijk punt. Dit staat ook altijd bovenaan de agenda, als ik spreek met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en soms met de VNG. Het is bekend dat onder mijn voorganger een grote slag is gemaakt in de professionalisering van de burgemeester. Mijn inschatting is dat ongeveer tien jaar geleden op dat punt heel weinig gebeurde. Toen hebben de bonden samen met mijn voorganger aangegeven dat daar toch iets aan zou moeten veranderen. Daarvoor is vervolgens geld vrijgemaakt. De professionalisering heeft een grote vlucht genomen.

Betekent dit dat wij er al zijn? Ik vind van niet; ik denk dat wij wat dat betreft nog wel verder kunnen gaan. Ik zeg dit ook regelmatig in overleg met burgemeesters, bijvoorbeeld als het gaat over intervisie. Ik bedoel dus met elkaar spreken over die dingen die men in een gemeente tegenkomt. Het gaat er ook om, met elkaar het professionele niveau te willen opkrikken. Ik zou het niet raar vinden, wanneer intervisie voor burgemeesters verplicht is. Er is nu wel een groot aantal burgemeesters die eraan meedoen. Men moet zich namelijk realiseren dat een burgemeester een eenzame figuur in een gemeente is. Dit zeg ik niet om de burgemeester zielig te laten overkomen. Dit betekent eigenlijk dat hij alleen maar met gelijken, onder begeleiding van deskundigen, kan bespreken wat hij tegenkomt. Daarover moet vervolgens op een open manier gesproken worden. Het doel is dat hij in volgende situaties nog efficiënter handelt.

Dit is overigens niet het enige. Over de openbare orde en veiligheid is nu een handboek in bewerking. Een van de woordvoerders sprak daarover. Ik vind het ontzettend leuk dat het CDA de voorloper van het handboek gemaakt heeft. Inderdaad is er een heel inzichtelijke en overzichtelijke brochure gemaakt over de bevoegdheden van de burgemeesters als het om de openbare orde gaat. Wij willen dat nog wat aankleden. En dat wordt dan het handboek. Dit betekent dat elke burgemeester daarover kan beschikken. De burgemeesters weten dan ook welke bevoegdheden, plichten en «rechten» zij hebben.

Met andere elementen van de opleiding van burgemeesters is het Nederlands Genootschap van Burgemeesters zeer druk doende; daar hoort het ook thuis. De bedoeling is dat het een nog belangrijker onderdeel van de taak van de burgemeester wordt.

Dit geldt overigens niet alleen voor burgemeesters, maar ook voor loco-burgemeesters. De loco-burgemeester moet zich dus ook laten scholen, als het gaat over de problematiek van de openbare orde. Ik weet het niet zeker, maar ik ga ervan uit dat dit in elke gemeente gebeurt. Ik herhaal dat ook de loco-burgemeester, evenals de burgemeester, een cursus volgt; soms volgen alle wethouders die cursus.

Ik meen dat door de heer Pechtold in dit kader de functioneringsgesprekken aan de orde zijn gesteld. Ik ben van mening dat die elk jaar moeten plaatsvinden. In elk overleg dat ik met nieuwe burgemeesters heb, zeg ik ook: neem nu zelf het initiatief tot het voeren van functioneringsgesprekken en laat dat niet aan de raad over; die vindt dat niet altijd even prettig. Het moet in Nederland namelijk standard practice worden dat elke burgemeester een keer per jaar met de vertrouwenscommissie spreekt over het functioneren, over de wederzijdse verwachtingen, de veranderingen daarin, et cetera. Dit geldt trouwens ook voor de herbenoemde burgemeesters. Het is bekend dat ik ermee bezig ben om ervoor te zorgen dat de herbenoeming eenzelfde «positie» krijgt, om het zo maar te zeggen, als de benoeming van de burgemeester en dat die net zo serieus wordt genomen.

De heer Pechtold (D66): Met de minister zoek ik niet naar allemaal regels om dat vast te leggen. Ik ben blij dat u dit in de praktijk vorm wilt laten geven. Ik suggereerde zojuist ook om aan het begin van de benoeming een plan af te spreken, waar gedurende zes jaar elke keer naar gekeken kan worden. Dat kan fungeren als een soort meetlat aan de hand waarvan wordt nagegaan hoe ver men is gevorderd en waar men staat. Als het om de veiligheid gaat, hoe zou u het functioneren van de burgemeester die ook korpsbeheerder is, willen laten «controleren» door belanghebbenden in de omliggende gemeenten? Of laat u dat alleen door de «eigen» centrumgemeenten doen?

Minister Ter Horst: Ik neem aan dat u doelt op de korpsbeheerder. Welnu, de korpsbeheerder wordt benoemd door de minister. Dat is ook niet voor niets, omdat het kabinet heeft gezegd dat het van belang is dat er echt een keuze wordt gemaakt voor een korpsbeheerder. Het is dus niet automatisch zo dat de burgemeester van de centrumgemeente ook korpsbeheerder wordt. Het is wel het ideale geval. Stel echter dat iemand niet goed functioneert, dan moeten wij wel de mogelijkheid hebben om iemand anders te benoemen. Dit betekent dat er een beoordeling is door de ministers over het functioneren van de korpsbeheerder. Bovendien moet een gemeenteraad in de regio waar de korpsbeheerder acteert de mogelijkheid hebben om, als hij een rol heeft gespeeld niet alleen bij het beheren van het korps, maar ook daadwerkelijk bij de crisisbeheersing of de rampenbestrijding, uitleg aan de korpsbeheerder te vragen over de genomen maatregelen. Dat is ook vastgelegd in de wet inzake veiligheidsregels. Dit zijn de twee aanvliegroutes, om dat vreselijke woord maar te gebruiken, om ook het handelen van de korpsbeheerder daadwerkelijk te controleren.

Mevrouw Kuiken heeft gevraagd hoe kennis gebundeld kan worden. Ik vind dat dit, als het gaat over openbare orde en veiligheid, zeker een zaak is van de politieregio zelf. Ik wil niet zeggen dat dit alleen een verantwoordelijkheid van die regio is, maar het lijkt mij heel goed om kennis ten aanzien van openbare orde en veiligheid op het niveau van de politieregio te bundelen.

Zij heeft ook opgemerkt: burgemeesters hebben nu wel heel erg veel bevoegdheden gekregen; zou het niet zaak zijn om in de Gemeentewet een algemene aanwijzing op te nemen? Een aantal woordvoerders heeft ook deze vraag gesteld. Op het ogenblik ben ik in overleg met de VNG en, als ik mij niet vergis, met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, over het palet aan bevoegdheden van burgemeesters, dat over een tiental wetten verdeeld is, zo schat ik. Als er straks een nieuwe bevoegdheid bij komt, wordt die vaak weer vastgelegd in een specifieke wet, dus niet in de Gemeentewet. Ik noem als voorbeeld de wet Jeugd en Gezin of de voetbalwet. In dat overleg gaan wij na hoe de overzichtelijkheid ermee gediend kan zijn om die elementen in de Gemeentewet op te nemen. Zoals gezegd, ben ik daarover nog in overleg, maar daarover kan de Kamer zeker een voorstel van het kabinet tegemoet zien.

Mevrouw Kuiken heeft ook nog gezegd dat burgemeesters steeds kwetsbaarder worden. Dat is waar, maar dat heeft overigens niet alleen met de portefeuille openbare orde te maken. Dat heeft te maken met de hele ontwikkeling van de cultuur in Nederland. Daar begin ik maar even niet over, want dan ben ik nog wel twee uur aan het woord. Haar vraag was meer concreet hoe dat kan worden tegengegaan. Ik denk dat het een belangrijke rol is, zeker voor de minister van BZK en misschien wel voor de Kamer, om daar waar dat aan de orde is als een bescherming van de burgemeesters op te treden.

Mevrouw Griffith komt elke keer terug op het arrest van de Hoge Raad inzake artikel 2 van de Politiewet. Daarin staat dat artikel 2 van de Politiewet niet altijd de wettelijke grondslag kan vormen voor vorderingen. Artikel 2.1.1.1 van de model-APV van de VNG kan dat wel. Dit betekent dat burgemeesters zich op dat artikel zouden moeten baseren en niet op artikel 2 van de Politiewet. Wij zullen de gemeenten er door middel van een brief ook op attenderen dat zij de basis voor het vorderen daadwerkelijk juist kiezen.

Mevrouw Griffith heeft over de scholing van burgemeesters gezegd dat dit wel kan bij nieuwe burgemeesters, maar niet bij «oude». Ik heb al iets gezegd over de wijze waarop ik dit in overleg met VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters aan het aanpakken ben.

Door een aantal sprekers is gezegd dat deze notitie weliswaar inzichtelijk is, maar dat er behoefte is aan een verdiepingsslag. Er is ook gezegd: in de notitie staat dat wij de bevoegdheden van burgemeesters niet gaan uitbreiden en toch worden er nog vijf dingen genoemd die eraan komen. Dat is juist, maar die vijf dingen waren uitgezonderd van het «niet uitbreiden van de bevoegdheden». Ik zal dit even helderder uitleggen. In het bestuursakkoord is afgesproken dat wij de bevoegdheden van de burgemeester zullen beschrijven. Dat is in deze notitie gebeurd; dat was ook op verzoek van de VNG. Toen is afgesproken dat wij de bevoegdheden van de burgemeester niet zouden uitbreiden, behalve op de vijf punten die ook in de notitie genoemd zijn. Die uitbreiding van de bevoegdheden van de burgemeester moet gezien worden als onderdeel van de afspraak die wij daarover met de burgemeesters gemaakt hebben. Betekent dit dat er nooit ofte nimmer een uitbreiding van de bevoegdheden van de burgemeester zal komen? Het lijkt mij niet verstandig om dat zo vast te leggen. Wel hebben wij gezegd dat er al heel veel is vastgelegd. Er komen nog enkele elementen bij. Wij hebben ook gezegd: dit zou voor de meeste situaties voldoende moeten zijn, dus laten wij nu even pas op de plaats maken. Als er zich een situatie voordoet waarbij wij met elkaar constateren dat het wettelijk kader daarvoor te klemmend is, kan opnieuw worden nagegaan of het niet zaak is om dat wettelijk kader te verbreden. Voorzitter. ...

De voorzitter: Wij moeten stoppen. Wij zullen morgen in de procedurevergadering kijken hoe wij met dit AO verder gaan. Morgen zal ik daartoe enkele voorstellen in de procedurevergadering aan u voorleggen. De eerste termijn is niet afgerond, maar nu moeten wij echt stoppen. Ik krijg namelijk allerlei berichtjes dat wij de zaal nu moeten verlaten.

De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Mijn vragen zijn nog helemaal niet beantwoord. Kan dat schriftelijk gebeuren?

De voorzitter: Morgen doe ik u daar voorstellen over. Wij zullen proberen om dit AO zo snel mogelijk voort te zetten. Ik dank de minister in ieder geval.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Halsema (GroenLinks), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Gerkens (SP), Sterk (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Algra (CDA)Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (ChristenUnie).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Joldersma (CDA) Smilde (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA), Cramer (ChristenUnie) en Knops (CDA).