Het bericht “Taxirijdersbond: Honderden illegale taxi’s in Nederland” |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Taxirijdersbond: Honderden illegale taxi’s in Nederland»?1 Zo ja, kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat zelfs na inwerkingtreding van de nieuwe Taxiwet het nog moeilijk is om deze illegale chauffeurs op te sporen?
Ja. Illegale taxi’s zijn niet als taxi herkenbaar. Het vaststellen van illegaal taxivervoer is daarom niet eenvoudig en zeer arbeidsintensief. Pas wanneer een bepaalde personenauto meerdere malen achter elkaar op dezelfde plaats passagiers ophaalt, of op basis van signalen, kan een vermoeden ontstaan. Uitsluitend in geval van heterdaad kan door de Inspectie Leefomgeving en Transport of de politie worden opgetreden.
De gewijzigde taxiwet, die per 1 oktober 2011 van kracht is geworden, beoogt de kwaliteit van het straattaxivervoer te bevorderen, met name door invoering van aanvullende gemeentelijke bevoegdheden.
Kunt u aangeven hoeveel Mystery guests2 er momenteel per gemeente en in het bijzonder in Amsterdam actief zijn? Deelt u de mening dat er onvoldoende capaciteit is wat de handhaving betreft om illegale taxirijders aan te pakken?
Zoals door mijn voorganger in reactie op de motie van het lid De Mos met betrekking tot het inrichten van een actief team van Mystery Guests3 is aangegeven, voert ILT op basis van concrete signalen en risico-analyses landelijk gericht en selectief mystery guest ritten uit. Het is daarom niet mogelijk per gemeente aan te geven hoeveel Mystery Guests actief zijn. Op basis van deze risicoanalyses en signalen maakt de Inspectie de afweging waar, op welk moment en in welke vorm de beschikbare handhavingcapaciteit wordt ingezet. Door zowel gebruik te maken van voorlichten, waarschuwen als beboeten wordt bij de bestrijding van illegaal taxivervoer maatwerk geleverd, afhankelijk van de situatie die wordt aangetroffen. Hierbij wordt samengewerkt met de politie en de Belastingdienst.
Bent u bereid om de Inspectie Verkeer en Waterstaat, extra prioriteit te laten geven aan een uitgebreidere inzet van Mystery guests die als kerntaak hebben het opsporen van deze illegale chauffeurs?
Nee, ik acht de wijze waarop de Inspectie het instrument Mystery Guests inzet, als onderdeel van het palet aan interventie-instrumenten dat zij ter beschikking heeft, op dit moment voldoende.
Het bewapenen van schepen voor de illegale walvisjacht door Japan met geld uit het rampenfonds voor slachtoffers van de aardbeving |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Bent u bekend met het feit dat Japan geld uit het rampenfonds, dat bedoeld is voor hulp aan slachtoffers van de aardbeving, besteedt aan het subsidiëren en bewapenen van schepen voor de illegale walvisjacht?1
De Japanse regering heeft mij geïnformeerd dat gelden uit het rampenfonds niet worden aangewend voor het bewapenen van de walvisschepen. Het Japanse parlement de afgelopen tijd een aantal nationale noodhulp- en wederopbouwbudgetten heeft vastgesteld voor de door de drievoudige ramp van 11 maart jl. getroffen gebieden. Een klein deel van dit budget wordt voor zover kan worden nagegaan aangewend ter ondersteuning van de walvisvangst voor wetenschappelijke doeleinden. Verder wordt bijvoorbeeld de kust hersteld, waaraan vissershavens zijn gelegen waar ook walvis wordt aangevoerd en verwerkt.
Deelt u de mening dat het subsidiëren van illegale jacht op bedreigde walvissen in zeereservaten zeer afkeurenswaardig is? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse regering is tegenstander van de walvisvaart.
Hoe beoordeelt u de bewapening van Japanse walvisschepen in het licht van de internationale verdragen ter bescherming van walvissen, de reservaten en de veiligheid op zee?
Het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij verzekerd dat de Japanse walvisschepen niet bewapend zijn. Op de walvischepen is wel burgerpersoneel met rechtshandhavingsbevoegdheden aan boord. Hun taak is het waken over de veiligheid van de walvisvloot en hun opvarenden.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk officieel protest aan te tekenen bij de Japanse regering tegen het gebruiken van het hulpfonds voor het bewapenen van de illegale walvisjacht tegen milieuorganisaties? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Neen. Gelden uit het hulpfonds worden niet aangewend voor het bewapenen van de walvisschepen.
Kunt u uiteenzetten welke actie u heeft ondernomen naar aanleiding van het schietincident uit 2008 waarbij door een Japans walvisschip op Captain Paul Watson van Sea Shepherd Conservation Society geschoten zou zijn? Wat zijn de uitkomsten van het onderzoek dat u de Kamer destijds heeft toegezegd? Kunt u toelichten in hoeverre Japan heeft meegewerkt aan het onderzoek dan wel waarheidsvinding in de weg heeft gestaan?
Naar aanleiding van Japanse klachten over de verschillende incidenten van 3 en 7 maart 2008 heeft Nederland destijds aan beide partijen nadere informatie gevraagd. Het Japanse Institute of Cetacean Researchheeft videobeelden aangeleverd; van Paul Watson, de oprichter van SSCS, werd een brief ontvangen met een schets van de gebeurtenissen. Voor het overige verwijs ik naar het Algemeen Overleg dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op 21 april 2010 met de Kamer heeft gevoerd.
Deelt u de mening dat het bewapenen van walvisschepen niet bijdraagt aan de veiligheid op zee? Zo ja, bent u bereid de Japanse regering mede te delen dat Nederland geen inzet kan plegen ter bevordering van de veiligheid op zee wanneer niet-militaire Japanse schepen bewapend rondvaren tijdens de toch al illegale walvisjacht?
Walvisschepen worden niet bewapend. Nederland heeft recentelijk beide partijen opgeroepen zich te houden aan de regels en wetgeving inzake de veiligheid op zee.
Het op non-actief stellen van een klokkenluider binnen het gevangeniswezen |
|
Sharon Gesthuizen (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Is het waar dat een afdelingshoofd van de penitentiaire inrichting Zwolle op non-actief is gesteld?1
Door de berichtgeving in de media over de PI Zwolle was een gespannen sfeer in de inrichting ontstaan, die risico’s voor de veiligheid met zich mee kon brengen. De berichtgeving werd door het personeel van de inrichting aan het afdelingshoofd toegeschreven.
Aan het betreffende afdelingshoofd is vanwege het dienstbelang ingevolge artikel 33e van het Algemeen Rijksambtenarenreglement (ARAR) op 9 december jl. buitengewoon verlof verleend, met behoud van bezoldiging. Ik wijs u erop dat het hierbij niet gaat om een disciplinaire maatregel maar om een beheersmaatregel.
Een aantal gesprekken tussen de directeur Gevangeniswezen van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en het afdelingshoofd hebben geresulteerd in de overplaatsing van betrokkene met behoud van rechtspositie naar een ander dienstonderdeel binnen DJI.
Wat is hiervan de reden? Heeft het naar buiten brengen van de gang van zaken in de penitentiaire inrichting Zwolle hier iets mee te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gevolgen heeft het bekend maken van de identiteit van de betrokkene door het ministerie? Welke verantwoordelijkheid neemt het ministerie hiervoor?
Zoals ik de Kamer al eerder berichtte betreur ik het ten zeerste dat de naam van betrokkene door de vestigingsdirecteur van de PI Zwolle middels een mailbericht bekend is gemaakt in de inrichting. Dit had niet mogen gebeuren. De vestigingsdirecteur is hier door de Hoofddirecteur van DJI op aangesproken. Aan betrokkene zijn voor het bekend maken van zijn naam excuses aangeboden door de Directeur Gevangeniswezen van DJI. In overleg is tot een oplossing gekomen in de vorm van overplaatsing.
Beschouwt u dit afdelingshoofd als klokkenluider? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wordt deze klokkenluider bescherming geboden?
Het afdelingshoofd heeft een aantal meldingen gedaan bij mij en bij de Hoofddirectie van DJI over misstanden in de PI Zwolle. Naar aanleiding van deze meldingen is gehandeld volgens de Regeling van het melden van een vermoeden van een misstand bij de sectoren Rijk en politie (hierna: de Regeling). Er is door de Hoofddirectie van DJI opdracht gegeven tot het uitvoeren van een onderzoek door Bureau Integriteit en Veiligheid van DJI naar de meldingen. Daarbij is de melder, conform de Regeling, rechtsbescherming toegezegd en toegevoegd dat hij ook niet op een andere wijze bij de uitoefening van zijn functie nadelige gevolgen zou ondervinden.
Het onderzoek naar meldingen is inmiddels afgerond. Geconcludeerd is dat van alle (ook later gemelde) misstanden in de PI Zwolle, zoals betrokkene had gemeld, geen sprake is. Van de uitkomsten van het onderzoek is betrokkene op de hoogte gesteld. Hiermee is de procedure conform de Regeling afgerond.
Het verzet van de bevolking tegen de bezuinigingen op het ziekenhuis de Sionsberg in Dokkum |
|
Henk van Gerven (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is de reden dat in het ziekenhuis de Sionsberg de afdeling en oncologie, cardiologie, spoedeisende eerste hulp en kraamzorg dreigen te worden gesloten?1
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft moeten vaststellen dat het ziekenhuis de Sionsberg de kwaliteit van zorg van verschillende basisprocessen heel erg moeilijk tot niet op een verantwoord niveau kan handhaven. Het ziekenhuis en zijn adherentiegebied zijn te klein om te kunnen blijven voldoen aan de minimale richtlijnen en volumenormen. Normen en richtlijnen die in aantal en soort zullen toenemen in de komende tijd. Om die reden is er door het bestuur van het ziekenhuis een onderzoek uitgevoerd naar de toekomstige mogelijkheden met betrekking tot ziekenhuiszorg in de Sionsberg. Dit onderzoek heeft geleid tot de uitwerking van een viertal scenario’s en vervolgens zijn die scenario’s beoordeeld op kwaliteit en financiële consequenties. Dit heeft geleid tot het inzicht dat het volledige basispakket voor de Sionsberg voor de toekomst vanuit beide perspectieven onhaalbaar is en is er een primaire keuze gemaakt voor een scenario waarvan de hoofdlijnen zijn dat er geen acute zorg, cardiologische zorg, «hoog» complexe chirurgische oncologische zorg en geboortezorg meer wordt geboden.
Gezocht wordt naar de meest gewenste vorm voor zorg dicht bij huis. Voor het moment van nu betekent het dat wordt gestopt met de uitvoering in de Sionsberg van de complexe oncologische chirurgie en dat de klinische cardiologie niet wordt heropend. De Spoedeisende Hulp (SEH) heeft al eerder een andere functionaliteit gekregen. In plaats van de SEH is er een Acute Zorg Afdeling beschikbaar. Over de aard van de zorg die van daaruit wel kan worden geboden, zal overleg met de relevante wetenschappelijke verenigingen worden gezocht, omdat daar feitelijk geen normen of richtlijnen voor bestaan. De geboortezorg blijft voorlopig in aangepaste vorm in de Sionsberg beschikbaar, daar zal een goed plan voor ontworpen worden. Voor de complexe gevallen en sectio’s wordt doorverwezen naar andere ziekenhuizen in de omgeving als daar aanleiding voor bestaat, bijvoorbeeld vanwege een hoge ASA. Een en ander vloeit ook voort uit het feit dat de Sionsberg geen voorziening heeft op het niveau van een IC-1. Deze week is overeengekomen dat medio januari 2012 de Sionsberg het portfolio nader zal uitwerken tot een toekomstbestendig zorgbeleidsplan en dat tot die tijd de Acute Zorg Post blijft functioneren conform de afspraken.
Het bestuur van het ziekenhuis buigt zich nu over toekomstplannen die moeten voorzien in een nieuw en innovatief model om vormen van ziekenhuiszorg «dicht bij huis» in de regio te kunnen blijven garanderen. De IGZ blijft de Sionsberg intensief volgen om te zien of de plannen verantwoord worden uitgewerkt en geïmplementeerd en de veranderingen in het gebied goed geborgd zullen worden.
Klopt het dat ook financiële motieven hieraan ten grondslag liggen?2
Het klopt inderdaad dat ook financiële motieven hebben meegespeeld bij het bestuur van het ziekenhuis in de keuze voor een portfolio dat afgestemd is op de toekomst. Het ziekenhuis blijkt over onvoldoende financiële armslag te beschikken om alle zorgfuncties financieel in stand te houden.
Zijn er actuele gebeurtenissen die nopen tot deze ontmanteling van het ziekenhuis?
Uit onderzoek van de IGZ kwam in mei 2011 naar voren dat de Sionsberg te klein is om te blijven voldoen aan alle minimale volumenormen, terwijl het ook financieel niet mogelijk is om op termijn alle zorgactiviteiten zelfstandig in stand te houden. Voor het bestuur van het ziekenhuis zijn dit uiteindelijk redenen geweest om voor de toekomst te besluiten bepaalde functies niet meer aan te bieden (zie het antwoord op vraag 1).
Op grond waarvan komen de Inspectie voor de Gezondheidszorg en/of zorgverzekeraar De Friesland tot dit oordeel?
Zie het antwoord onder vraag 1.
Komt het ziekenhuis de Sionsberg in aanmerking voor een kleinschaligheidstoeslag om de spoedeisende eerste hulp overeind te houden? Zo ja, hoe hoog is deze kleinschaligheidstoeslag? Is dit ziekenhuis niet onmisbaar om op tijd acute zorg te kunnen bieden?
Voor 2011 heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de Sionsberg een beschikbaarheidbijdrage van circa € 3 672 026,– toegekend. Ik heb overleg gehad met de NZa hoe met de beschikbaarheidbijdrage 2012 om te gaan.
Ik heb de Sionsberg bij brief van 23 december 2011, kenmerk CZ/IPZ-3099092, laten weten dat voor de beschikbaarheidbijdrage 2012 zal worden aangesloten bij de bijdrage voor 2011, onder de voorwaarde dat er een adequaat plan wordt opgesteld dat de acute zorg in de regio voldoende waarborgt. Ik heb u deze brief op 23 december 2011 in afschrift doen toekomen.
Voor de acute zorg is inmiddels in de regio voorzien in extra ambulancecapaciteit zowel in auto’s als een extra vertrekpost. Daarnaast zijn afspraken gemaakt met het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) voor de achterwachtfunctie.
Kunnen niet andere ziekenhuizen, zoals het Medisch Centrum Leeuwarden of het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), hulp bieden om de continuïteit en kwaliteit te garanderen van de Sionsberg zonder dat het ziekenhuis ontmanteld wordt dan wel tot fusie wordt overgegaan? Zo neen, waarom niet?
Om de continuïteit van de zorg in de regio te garanderen, zal het uit te werken zorgbeleidsplan in nauwe samenwerking met onder andere de omliggende ziekenhuizen tot stand moeten komen. Hiermee is zowel de continuïteit als de kwaliteit van de zorg in de regio zeker gesteld.
Wat gaat u ondernemen om dit ziekenhuis, volwaardig te behouden voor Noord-oost Friesland? Vindt u het terecht dat duizenden mensen uit Noord-oost Friesland tegen de ontmanteling van het ziekenhuis in verzet komen? Zo ja, wat gaat u doen om een goed toegankelijk volwaardig ziekenhuis «om de hoek» waar 24 uur per dag en 7 dagen per week het licht brandt te behouden?
Ik kan mij heel goed voorstellen dat de ontwikkelingen ten aanzien van het ziekenhuis leiden tot zorgen bij de mensen in deze regio. Het ziekenhuis gaat immers bepaalde functies niet meer aanbieden. Ik vind het belangrijk dat de patiënt keuzevrijheid heeft. De zorgverzekeraar heeft via het inkoopbeleid een belangrijk instrument in handen om deze keuzevrijheid te bevorderen. Ik ben verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg. Er zijn voldoende ziekenhuizen in de omgeving die de zorg in de regio kunnen aanbieden zonder dat de kwaliteit en continuïteit van de zorg in het geding is. Ik zal zelf dan ook geen initiatief nemen dat zich richt op behoud van een volwaardig ziekenhuis.
Bij onveilige en onverantwoordelijke situaties dienen er maatregelen genomen te worden. De IGZ ziet hierop toe. Als de zorg niet verantwoord kan worden geleverd, moet het ziekenhuis stoppen deze zorg te leveren. Het is aan het bestuur van het ziekenhuis deze afweging te maken.
Als u niets wilt ondernemen, wat is daarvan de reden?
Zie het antwoord onder vraag 7.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het komende algemeen overleg over ziekenhuisbekostiging op 21 december aanstaande?
Dit is helaas niet gelukt.
Het stopzetten van de plannen Parkwijk de Zandheuvel op terreinen gehandicapteninstellingen Sherpa en de Amerpoort in Baarn |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Bent u ervan op de hoogte dat het plan voor een Parkwijk de Zandheuvel op de terreinen van gehandicapteninstellingen Sherpa en de Amerpoort in Baarn kortgeleden na jarenlange protesten van verwanten definitief zijn stopgezet?
Ja, ik ben er van op de hoogte dat de plannen (nu) niet worden uitgevoerd.
Hoeveel heeft het plan Parkwijk de Zandheuvel gekost? Bent u van mening dat dit een goede besteding van AWBZ-gelden is geweest?
De ontwikkeling van het plan Parkwijk behelst twee onderdelen.
Het eerste onderdeel heeft betrekking op de vervangende nieuwbouw op deze locatie van zogenoemde rode en oranje plaatsen (zie tevens antwoord op vraag 3). Over de hoogte van de kosten van de vervangende nieuwbouw voor AWBZ-cliënten kan ik u nog geen opgave doen, omdat een deel van de nieuwbouwplannen zich nog in de voorbereidings-/ontwikkelfase bevindt of in uitvoering is.
Het tweede onderdeel betreft het openstellen van de locatie voor particuliere woningbouw. Voor deze laatste activiteit geldt dat het hier niet om financiering uit AWBZ-gelden gaat. Plannen voor woningbouw voor derden mogen namelijk niet uit AWBZ-gelden worden gefinancierd.
Erkent u dat, als de instellingsbestuurders naar de familie hadden geluisterd, het plan voor een Parkwijk de Zandheuvel nooit gemaakt zou zijn?
Dat kan ik niet goed beoordelen. Zoals ik u heb aangegeven in reactie op uw Kamervragen van 8 december 2008 (2008Z10144/2080908430, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1518) vloeien de bouwplannen mede voort uit de noodzaak de huidige gebouwen aan te passen. Het gaat hier om zogenoemde «rood/oranje scorende» plaatsen, die wat betreft kwaliteit van de huisvesting onvoldoende zijn. De bouwplannen omvatten onder meer een deconcentratie en vervangende nieuwbouw op de hoofdlocatie. In dit kader is het goed te verwijzen naar de antwoorden op uw Kamervragen van 10 februari 2009 (2008Z10144/208008430, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1518). Ik heb daarbij onder andere aangegeven dat de Centrale Vertegenwoordigersraad (CVR) mij schriftelijk heeft bericht dat er regelmatig overleg is over de ontwikkeling en invulling van het plan park Zandheuvel en dat de CVR ervaart daar als volwaardige partner bij betrokken te worden.
Bent u bereid te onderzoeken of hier sprake is van falend bestuur? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dat doen?
Nee, ik treed in dezen niet in de bevoegdheden van de raad van toezicht.
Hoe oordeelt u over uw eigen rol in het proces van deze bouwplannen?1 2 3 4
Als het om mijn rol in dit bouwproces gaat, wil ik het onderscheid maken zoals ik dat in mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven.
Voor het ontwikkelen van de bouwplannen voor particuliere woningbouw geldt dat de ontwikkeling van deze plannen onder de volle verantwoordelijkheid van het bestuur van de betrokken instelling valt. Ik ben daar geen partij in. Wat betreft de noodzakelijke verbetering van de zo genoemde rode en oranje plaatsen, heb ik in het kader van het toenmalige bouwregiem voor deze plaatsen financiële middelen toegekend in het kader van de bouwprioriteitenregeling. Vervolgens heb ik de bestuurders van de Amerspoort en Sherpa aangespoord de onvoldoende scorende plaatsen versneld te doen verbeteren. Voor de resultaten daarvan verwijs ik u naar mijn antwoord op uw vragen 15/16.
Erkent u dat, wanneer het plan doorgezet zou zijn, meer dan de helft van de verstandelijk gehandicapten had moeten verdwijnen van de instellingsterreinen? Wat is uw oordeel hierover?
Ik verwijs u in antwoord op deze vragen graag naar mijn antwoorden 1 en 2 op uw Kamervragen van 28 januari 2010 (2010Z01685, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1803). Ook na invulling van de «omgekeerde integratie» blijven er nog voldoende plaatsen op de huidige locatie over om alle cliënten die dat willen op de huidige locatie te huisvesten.
Net als mijn ambtsvoorganger ben ik van mening dat in principe de woonwens van de cliënt leidend moet zijn en dat daarom van gedwongen verhuizing geen sprake kan zijn.
Erkent u dat, vooruitlopend op de plannen, er al honderden zijn wegverhuisd zonder dat zij daarbij een keuze hadden? Wat is uw oordeel hierover? Erkent u dat uw ambts voorganger heeft betoogd dat er nooit sprake mag zijn van gedwongen verhuizing? Gaat u toetsen of dit ook niet gebeurd is?3
Zie antwoord vraag 6.
Erkent u inmiddels dat de gemaakte plannen niet berust hebben op een verplicht gesteld leefwensenonderzoek? Erkent u dat Sherpa een leefwensenonderzoek heeft gedaan, maar dat is «kwijtgeraakt», en dat het leefwensenonderzoek van de Amerpoort liet zien dat verreweg de meeste verstandelijk gehandicapten op het beschermd instellingsterrein wilden blijven wonen? Hoe oordeelt u over de voortzetting van de plannen gezien het ontbreken van instemming van de bewoners en/of hun wettelijk vertegenwoordigers?
Ik deel uw mening niet. Ik verwijs u hiervoor graag naar mijn antwoorden (3, 7, 18 en 19) op uw vragen van 26 juni 2009 (2009Z12503, Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 3390) en de antwoorden (1, 2 en 4) op uw vragen van 28 januari 2010 (2010Z01685, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 1803) en het antwoord 9 op uw vragen 27 mei 2010 (30006231, zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2009–2010, nr. 3092).
Waarom heeft u in het verleden nooit een nieuw leefwensenonderzoek gevraagd?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe oordeelt u erover dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) pas kort geleden een onderzoek is gestart naar het feit dat de instellingsleiding van Sherpa jarenlang de wens om op het beschermd instellingsterrein te wonen uit het zorgplan schrapte dan wel deze wens er niet in op wilde nemen? Hoelang is de IGZ al bekend met deze werkwijze?
De inspectie heeft mij gemeld dat uit eerder inspectietoezicht op Sherpa niet is gebleken dat de woonwensen uit zorgplannen geschrapt zouden zijn. Naar aanleiding van een melding van een cliëntvertegenwoordiger is hier specifiek onderzoek naar gedaan. Medio vorig jaar heeft voornoemde cliëntvertegenwoordiger namens vier cliëntvertegenwoordigers soortgelijke klachten gemeld bij de IGZ. De inspectie is een onderzoek gestart naar deze meldingen. Dit onderzoek zal naar verwachting in maart worden afgerond.
Waarom is er naar aanleiding van de rapporten van de Nationale ombudsman (2009/250 en 2011/83), waarin geconstateerd is dat de IGZ onbehoorlijk heeft gehandeld door signalen van familie over het wijzigen van zorgplannen achter de rug van de familie om door een instelling te negeren, geen actie ondernomen door de IGZ?
De Inspectie heeft de signalen over deze specifieke gevallen in behandeling genomen. In haar algemeen toezicht is bij de cliëntvertegenwoordigers en de cliëntenraad steeds nagevraagd of zij het signaal herkenden. Dat bleek niet het geval.
In algemene zin verwijs ik u graag naar de brief van de minister van VWS d.d. 17 januari 2012 over het toezicht van de IGZ op de gezondheidszorg.
Bent u ermee bekend dat waar geobjectiveerde leefwensenonderzoeken zijn gehouden, deze altijd laten zien dat 80 à 90 procent van de verstandelijk gehandicapten liever op het beschermd instellingsterrein woont?
Ja, ik ben hiermee bekend.
Bent u bekend met het wetenschappelijk onderzoek dat laat zien dat de kwaliteit van leven van gehandicapten in woonwijken achteruit gaat, zij soms nooit meer buiten komen en regelmatig vereenzamen?5
Ja, ik ben met dergelijk onderzoek bekend. Het enkel extramuraliseren, zonder aandacht voor bijvoorbeeld dagbesteding en zonder de omgeving adequaat te betrekken, kan leiden tot negatieve effecten. In dit specifieke geval heeft Sherpa de effecten van de betreffende extramuralisering (in een wetenschappelijke studie) geanalyseerd. De uitkomsten daarvan, die mijn voorgangster u heeft toegezonden, laten per saldo een positief beeld zien.
Hoeveel meer gehandicapteninstellingen – maar ook instellingen voor psychiatrie en ouderenzorg – zijn bezig met het «openstellen» van beschermd terrein voor «reguliere» bewoners, de zogenaamde community care? Bent u bereid hen te wijzen op de nadelen van dit soort plannen voor de zorgbehoevenden?
Mij is niet bekend hoeveel instellingen nu bezig zijn hun terreinen «open te stellen» voor «reguliere» bewoners. Ik zal het onderwerp in de reguliere overleggen met de betrokken koepels aan de orde stellen en hen graag op de door u genoemde onderzoeken wijzen.
Bent u bekend met het feit dat de overgebleven bewoners op het instellingsterrein van Sherpa grotendeels leven in verwaarloosde paviljoens? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo neen, bent u bereid zelf poolshoogte te gaan nemen?
Op de locatie Amerspoort zijn alle «rode» en «oranje» plaatsen door sloop en nieuw- en verbouw aangepakt. Op de locatie Sherpa (276 «oranje» plaatsen) zijn na 2003 146 plaatsen door nieuwbouw vervangen. Daarnaast zal voor 78 plaatsen nieuwbouw worden gestart in 2012. De kwaliteit van de resterende woonplaatsen is door een recent uitgevoerde renovatie nu redelijk. De instelling is voornemens ook voor deze woonplaatsen vervangende nieuwbouw te realiseren. In het kader van het verbeterprogramma voor «oranje» en «rode» gebouwen zijn beide instellingen in de afgelopen jaren regelmatig door mijn ambtenaren bezocht en is adequate voortgang geconstateerd bij het op orde brengen van de huisvesting.
Erkent u dat Sherpa en Amerpoort hadden moeten investeren in de rood/oranje gebouwen, in plaats van in een prestigieuze woonwijk die er nu niet komt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u andere instellingen die soortgelijke verkeerde prioriteiten aan de dag leggen aanspreken?
Zie antwoord vraag 15.
Erkent u dat het nodig is dat bewoners en/of hun wettelijk vertegenwoordigers betere én echte inspraak moeten krijgen in bij bouw, verbouw en verhuizen? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo neen, waarom niet?
Het is van groot belang dat er voldoende mogelijkheden zijn voor inspraak over bouwplannen. In principe dient de woonwens van de cliënt leidend te zijn bij de invulling van bouwinitiatieven. Als een cliënt of zijn vertegenwoordiger meent dat aan zijn woonwens onvoldoende invulling wordt gegeven, kan deze op grond van de Wet klachtrecht cliënten zorgsector bezwaar aantekenen tegen een besluit van de instelling. Ten slotte is het daarna nog mogelijk om tegen de beslissing op het bezwaar in beroep te gaan. Verder wijs ik u erop dat uw Kamer onlangs de Wet cliëntenrecht zorg ter behandeling is toegezonden. In dit voorliggende wetsontwerp is het recht op een effectieve, laagdrempelige klachten- en geschillenregeling geregeld.
Het bericht ‘Palestijn sterft door traangasgranaat’ |
|
Emile Roemer (SP), Harry van Bommel (SP) |
|
Kent u het bericht «Palestijn sterft door traangasgranaat»?1
Ja.
Hebt u kennisgenomen van de beelden uit het dorpje Nabi Saleh van het van dichtbij in het gezicht afvuren van een traangasgranaat op de 28-jarige Mustafa Tamini?2
Ja.
Deelt u het oordeel van de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem dat het op personen gericht afvuren van traangasgranaten in strijd is met de «rules of engagement» en met de Israëlische wet? Indien nee, waarom niet?
Het oordeel of het handelen van Israëlische militairen strijdig is geweest met de rules of engagement en de Israëlische wet is eerst aan de Israëlische autoriteiten. De militaire politie en het IDF Central Command zijn een onderzoek gestart naar de gang van zaken.
Is het waar dat majoor Uri Sagi van het kantoor van de «legal advisor for Judea and Samaria» in july 2011 heeft verklaard «we have again clarified to the forces operating in Central Command the rules relating to firing of tear-gas canisters at persons, including the prohibition on directly firing a tear-gas canister at a person»?3
B’Tselem verklaart dat majoor Sagi deze uitspraak heeft gedaan.
Is het waar dat het vaker is voorgekomen dat gericht traangasgranaten op personen zijn afgevuurd maar dat hiervoor nog nooit een militair is veroordeeld?
Ik heb kennisgenomen van hetgeen B’Tselem hierover stelt. Hiernaar is door de ambassade navraag gedaan bij de Israëlische autoriteiten. Volgens de autoriteiten wordt elke gebeurtenis waarin een militair handelt in strijd met IDF-regelgeving, onderzocht. Indien er sprake is van verdenking van een overtreding, volgt tuchtrechtelijke of strafrechtelijke vervolging. Sinds het IDF 4,5 jaar geleden een juridische afdeling heeft opgericht speciaal voor Palestijnse aangelegenheden, is er geen militair in staat van beschuldiging gesteld voor het gebruik van traangas in strijd met de IDF regelgeving.
Bent u bereid uw afkeuring uit te spreken over het buitensporige gebruik van traangas tegen ongewapende demonstranten in het dorpje Nabi Saleh en die afkeuring over te brengen aan de Israëlische autoriteiten? Indien nee, waarom niet?
Het IDF doet momenteel onderzoek naar het voorval in Nabi Saleh. Naar aanleiding van de resultaten van dit onderzoek zal ik een nadere afweging terzake maken.
Wat is naar uw oordeel waarvan de bewering van de bewoners van Nabi Saleh dat Israël land en een waterbron in beslag heeft genomen die eigenlijk aan het Palestijnse dorp toebehoren?
Uit verschillende bronnen blijkt dat er onrust bestaat onder de bewoners van het dorp Nabi Saleh over deze waterbron.
Het bericht dat de veiligheid op kinderdagverblijven niet is verbeterd |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de veiligheid op kinderdagverblijven niet is verbeterd?1
Het bericht dat de veiligheid op kinderdagverblijven niet zou zijn verbeterd, is gebaseerd op de uitkomsten van het onderzoek van EenVandaag, in samenwerking met de vakbonden Abvakabo FNV en CNV Publieke Zaak. Uit dit onderzoek blijkt dat in 28 procent van de kinderdagverblijven de gehele dag (dus ook aan het begin en aan het eind van de dag) twee gediplomeerde medewerkers op de groep staan. Mijn reactie daarop is als volgt. De aanbeveling van de Commissie Gunning was minder strikt dan waarvan in het onderzoek was uitgegaan. Zo hoeven de medewerkers voor het «vier ogen principe» niet altijd gediplomeerd te zijn. Ook volstaat de mogelijkheid van meekijken via een glazen wand. Op een vraag in hetzelfde onderzoek over hoe men de situatie op hun kinderdagverblijf ten aanzien van veiligheid en preventie van seksueel misbruik beoordeelde, gaf 83 procent van de respondenten aan dat die ruim voldoende veilig is. De algemene conclusie dat de veiligheid op kinderdagverblijven niet is verbeterd, kan ik dan ook niet onderschrijven.
Wat is uw reactie op het onderzoek van EenVandaag, Abvakabo FNV en CNV Publieke zaak onder 900 medewerkers in de kinderopvang waaruit blijkt dat de meeste kinderdagverblijven zich niet houden aan het «vier ogen principe» waarbij er twee kinderopvangleid(st)ers toezicht houden op een groep kinderen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderdagverblijven zich houden aan het zogenoemde «vier ogen principe» waardoor de kinderdagverblijven veiliger worden conform de aanbevelingen van het rapport Gunning?
Zoals ik u bij brief van 11 juli jl. heb laten weten houd ik onverkort waardering voor de aanbeveling, zoals door de Commissie Gunning is geformuleerd, met betrekking tot het «vier ogen principe».2 Een medewerker lang alleen op de groep kan een groter risico met zich mee brengen. Van het «vier ogen principe» kan alleen worden afgeweken als het in de uitvoeringspraktijk tot problemen leidt, zoals bijvoorbeeld bij kleine kinderopvangcentra. Het is in de eerste plaats aan de branchepartijen zelf om te komen tot een nadere uitwerking van dit «vier ogen principe». Het gaat daarbij om een uitvoering die realistisch en pedagogisch verantwoord is. Het kabinet heeft met de convenantpartijen in de kinderopvang afgesproken dat zij binnen zes maanden na 11 juli jl. met een voorstel voor deze uitvoeringspraktijk zullen komen.
Bent u bereid het zogenoemde «vier ogen principe» te verplichten en dit wettelijk vast te leggen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer dit voorstel verwachten?
Als de convenantpartijen in januari het «vier ogen principe» in een landelijke norm hebben uitgewerkt, zal het onderdeel gaan uitmaken van het begrip «verantwoorde kinderopvang» uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. De gemeenten zullen hierop dan ook toezicht gaan houden. Als de convenantpartijen niet slagen in het komen tot een nadere uitwerking van het «vier ogen principe», zal ik eigen regelgeving voorbereiden
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten ook toezicht houden en handhaven op het «vier ogen principe»?
Op dit moment is er nog geen sprake van een wettelijke verplichting ten aanzien van het «vier ogen principe». Pas als dat het geval is, zal de gemeente hierop toezicht houden en handhaven.
Hoeveel gemeenten hanteren nu een handhavingsbeleid kinderopvang?
Uit de meest recente cijfers van de Inspectie van het Onderwijs (IvhO) blijkt dat 90 procent van de gemeenten een handhavingsbeleid heeft.
Hoe gaat u de motie Kooiman1 uitvoeren die de regering verzoekt ervoor te zorgen dat iedere gemeente een handhavingsbeleid kinderopvang hanteert?
Zoals ik eerder in reactie op deze motie van mevrouw Kooiman aangaf, ben ik het met de Tweede Kamer eens dat het wenselijk is dat iedere gemeente een handhavingsbeleid heeft. Voor kleine gemeenten met weinig of zelfs geen kinderopvangorganisaties is dat echter van iets minder belang dan voor grotere gemeenten met veel kinderopvangorganisaties. Ik heb daarom aangegeven dat ik kies voor een praktische invulling van deze motie, waarbij er in alle gevallen een verbeterplan moet komen als gemeenten tekortschieten en de IvhO dit vaststelt. Onderdeel van dit verbeterplan van de IvhO zal zijn dat de betrokken achterblijvende gemeente alsnog een handhavingsbeleid vastlegt. Over de uitkomsten van het project «Achterblijvende gemeenten»van de IvhO heb ik u bij brief van 29 oktober jl. op de hoogte gesteld.4
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderdagverblijven voldoende middelen en personeel hebben om ervoor te zorgen dat zij het «vier ogen principe» ook kunnen uitvoeren?
Zoals ik hiervoor heb aangeven is het in de eerste plaats aan de branchepartijen zelf om te komen tot een nadere uitwerking van het «vier ogen principe». Het gaat daarbij om een uitvoering die realistisch en pedagogisch verantwoord is.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderdagverblijven hun uurprijs niet verhogen omdat zij aangeven het «vier ogen principe» in hun kinderdagverblijf willen hanteren maar aangeven dat dit voor hen financieel niet haalbaar is?
Het al dan niet verhogen van de uurprijs is een bedrijfseconomische keuze van kinderopvang zelf. Kinderopvanginstellingen zijn en blijven vrij in het bepalen van de uurprijs die ze aan ouders rekenen. Op deze manier ontstaat er concurrentie op de kinderopvangmarkt en hebben ouders de mogelijkheid om te kiezen tussen verschillende aanbieders van kinderopvang.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de bezuinigingen op de kinderopvang er niet voor zorgen dat kinderdagverblijven het «vier ogen principe» loslaten of niet invoeren?
De kwaliteitseisen in de kinderopvang blijven onverkort van kracht ondanks de bezuinigingen. Kinderopvanginstellingen zelf krijgen niet minder geld door de bezuinigingen. De overheid heeft voor een aantal maatregelen zelfs extra geld beschikbaar gesteld, zoals voor toezicht en handhaving. Daarnaast werkt het Rijk aan continue screening van de kinderopvangmedewerkers. Daarmee is de kinderopvang, na de taxibranche, de tweede sector waar continue screening wordt ingezet.
Het bericht dat er zeer hoge risico’s bij thuiszorgorganisatie Parnassus zijn geconstateerd |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Zeer hoge risico's bij thuiszorgorganisatie»?1
Betreft het hier één locatie van de organisatie of de gehele organisatie?
Zijn er patiënten die schade hebben ondervonden of nog ondervinden van het ongeoorloofd veranderen van medicatie door medewerkers zonder hiervoor een arts te raadplegen?
Kunt u verklaren waarom bijscholing dan wel voldoende scholing ontbreekt bij Parnassus? Komt dit probleem ook bij andere thuiszorgorganisaties voor?
Deelt u de mening, dat dit geen probleem van de afgelopen periode is?
Deelt u de mening dat de onregelmatigheden bij Parnassus eerder door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) opgemerkt hadden moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat de werkwijze van Parnassus, gezien het onderzoek van de (IGZ), onverantwoord is en per direct aangepast dient te worden om zo de veiligheid van patiënten te waarborgen?
Deelt u de mening dat het huidige bestuur haar functie moet neerleggen gezien het feit dat het bestuur niets heeft ondernomen om de negatieve tendens te doorbreken en hiermee de veiligheid van patiënten langdurig in gevaar heeft gebracht? Zo nee, waarom niet?
Geheime CIA-gevangenis in Roemenië |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Kent u het bericht «Geheime gevangenis CIA stond in de stad»?1
Ja.
Herinnert u zich uw antwoorden op schriftelijke vragen van 7 november 2005?2
Ja.
Bent u bereid uw standpunt te herzien nu duidelijk is dat CIA-bronnen het bestaan van de gevangenis bevestigen? Zo nee, waarom niet?
Het mediabericht is gebaseerd op anonieme uitlatingen van personen die worden opgevoerd als voormalige CIA-werknemers. De Roemeense autoriteiten hebben meegedeeld dat er geen CIA-detentiecentrum is geweest. Zij wijzen hierbij tevens op eerder grondig onderzoek van de Raad van Europa. De Roemeense autoriteiten hebben ook aangegeven medewerking te zullen verlenen aan hernieuwd onderzoek, indien de Raad van Europa daar op basis van de recente mediaberichten aanleiding toe ziet. Tegen deze achtergrond zie ik geen aanleiding aan te dringen op aanvullend internationaal onderzoek.
Zo ja, bent u dan alsnog bereid te pleiten voor een internationaal onderzoek onder auspiciën van de VN naar het netwerk van geheime gevangenissen en naar de beschuldigingen van het martelen van de gevangenen?
Zie antwoord vraag 3.
De visumverlening door de Indiase autoriteiten |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Is u bekend dat het voorkomt dat Nederlanders die via de Indiase ambassade in Den Haag een visum aanvragen en vervolgens ook verkrijgen voor een bezoek aan India, desondanks geen toegang krijgen tot India bij aankomst in dat land? Is u tevens bekend dat deze mensen, ondanks herhaalde navraag, op geen enkele manier uitsluitsel krijgen over de reden van de weigering toegelaten te worden tot India?
Ja.
Zo ja, heeft u inzicht in de omvang van dit probleem? Weet u hoeveel Nederlanders dit inmiddels is overkomen?
Voorts mij bekend, is dit in de afgelopen drie jaar, incidenteel twee Nederlanders overkomen. Mijn Ministerie heeft betrokkenen gezegd dat de Indiase ambassade bereid is hen uitleg te geven waarom zij, ondanks eerder in het bezit te zijn gesteld van een visum, niet zijn toegelaten tot India. Volgens onze informatie heeft één betrokkene hiervan gebruik gemaakt en heeft hij van de Indiase ambassade uitleg gekregen.
Indien u de omvang niet kent, bent u dan bereid hierover bij reisorganisaties navraag te doen? Zo ja, wilt u dan de informatie met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Indien zou blijken dat dit inderdaad geen incidenten zijn, maar het vaker voorkomt, bent u dan bereid bij de Indiase autoriteiten navraag te doen over de reden voor dit beleid en er tevens op aan te dringen het beleid te wijzigen?
Als mocht blijken dat het zou gaan om een stelselmatig verschijnsel, zal ik dat bilateraal en via de EU met de Indiase autoriteiten bespreken.
Deelt u de mening dat, hoewel landen krachtens internationaal recht het soevereine recht hebben vreemdelingen al dan niet toegang tot hun grondgebied te verschaffen, de praktijk om eerst visa te verstrekken en vervolgens zonder opgaaf van reden toegang te weigeren, in strijd is met internationaal gangbare gebruiken?
Ja.
Zo ja, deelt u dan tevens de mening dat Nederland en de EU landen die zich aan deze praktijk bezondigen ten aanzien van Nederlanders daarop moeten aanspreken?
Ja.
Bent u dan bereid India bilateraal en via de EU hierop aan te spreken en beëindiging van deze praktijk te bepleiten? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Onregelmatigheden bij de Egyptische verkiezingen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Heeft u kennisgenomen van onregelmatigheden bij de Egyptische verkiezingen, zoals het campagnevoeren en «adviseren» voor stemlokalen, wat vooral door de Moslimbroederschap en Salafisten wordt gedaan?1
Ja.
Zijn bij u nog andere onregelmatigheden bekend? Kunt u bevestigen dat deze handelingen strijdig zijn met de Egyptische kieswet en voorts met de internationale richtlijnen zoals ook door het Carter instituut worden gehanteerd? Hoe verhouden deze onregelmatigheden zich tot artikel 25 lid b van het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten? Bent u van mening dat deze praktijken de uitslag van de verkiezingen hebben beïnvloed?
Het Carter Center heeft op basis van zijn bevindingen een rapport opgesteld met geconstateerde onregelmatigheden. Het Carter Center en andere onafhankelijke waarnemers hebben echter vastgesteld dat deze onregelmatigheden niet van dien aard zijn geweest, dat zij de uitslag hebben beïnvloed.
Heeft u, al dan niet in samenspraak met uw EU-collega’s, protest aangetekend bij uw Egyptische collega? Zo nee, bent u bereid dat alsnog te doen?
De komende periode zullen inderdaad nog meer ronden verkiezingen plaatsvinden. Onafhankelijke waarnemers hebben na de eerste ronde van de parlementsverkiezingen aanbevelingen gedaan aan de Egyptische autoriteiten om onregelmatigheden in de volgende ronden te voorkomen. Ook hebben waarnemers vastgesteld dat de Egyptische autoriteiten bij geconstateerde onregelmatigheden gedurende eerdere verkiezingsronden waar mogelijk onmiddellijk hebben gehandeld om deze onregelmatigheden te corrigeren. Het Carter Center heeft in de tweede ronde verbeteringen waargenomen ten opzichte van de eerste ronde. Zowel de EU als Nederland heeft in de periode voorafgaand aan de verkiezingen gepleit voor vrije en eerlijke verkiezingen. Na geconstateerde onregelmatigheden hebben de Egyptische autoriteiten actie ondernomen om deze in de toekomst te vermijden. Ik zie daarom nu geen reden om samen met mijn EU-collega’s aan te dringen op strengere handhaving van de Egyptische kieswet.
Bent u ervan op de hoogte dat de 2e fase 14 december aanstaande aanvangt en de 3e fase op 3 januari? Bent u in dit kader bereid, al dan niet in samenspraak met uw EU-collega’s, bij de Egyptische autoriteiten op strenge handhaving aan te dringen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het in Saoedi-Arabische schoolboeken zaaien van haat en aanzetten tot geweld tegen Joden, christenen, 'ongelovigen' en geloofsafvalligen |
|
Geert Wilders (PVV), Wim Kortenoeven (PVV) |
|
Hoe beoordeelt u het rapport van het Middle East Media Research Institute (MEMRI) getiteld «Saudi Textbook: The Enmity between the Muslims and the Jews Is Everlasting»1; het rapport van het Hudson Institute getiteld «Ten years on – Saudi Arabia’s Textbooks Still Promote Religious Violence»2; het hoofdstuk over Saoedi-Arabië in het laatste rapport (2011) van de United States Commission on International Religious Freedom3 en het nieuwsartikel «Saudis export anti-Christian and anti-Jewish textbooks across the world: report»?4
De publicaties bevestigen een zorgelijk beeld van godsdienstvrijheid in Saoedi-Arabië.
Op welke religieuze en/of ideologische uitgangspunten is het zaaien van haat en het aanzetten tot geweld tegen Joden, christenen, «ongelovigen» en geloofsafvalligen in Saoedi-Arabische schoolboeken gebaseerd en kunnen die uitgangspunten naar uw mening worden gedeactiveerd of weggenomen? Zo ja, hoe kan dat door u worden bevorderd?
In de boeken wordt verwezen naar enkele laat Middeleeuwse islamitische geleerden. Nederland wijst zowel bilateraal als middels de EU
Saoedi-Arabië bij herhaling op de door haar aangegane internationaalrechtelijke verplichtingen die haaks staan op deze uitgangspunten.
Is het Saoedische curriculum op enig punt strijdig met internationale verplichtingen van Saoedi-Arabië?
Mede naar aanleiding van internationale zorgen werkt de Saoedische overheid aan verbetering van het onderwijssysteem. Op aanwijzing van de koning wordt in Saoedi-Arabië de laatste jaren meer aandacht besteed aan tolerantie en interreligieuze dialoog binnen het onderwijs. In 2007 is de Saoedische regering gestart met een meerjarig project m.b.t. de revisie van leerboeken, curricula en onderwijsmethoden om tolerantie te bevorderen en beledigende inhoud t.a.v. andere religies te verwijderen. De implementatie hiervan is echter nog niet afgerond.
Welke maatregelen worden er genomen om te voorkomen dat haat en geweld predikende onderdelen van het Saoedische curriculum naar mohammedaanse gemeenschappen in Nederland worden geëxporteerd?
Nederlandse kinderen volgen onderwijs binnen het Nederlandse onderwijsstelsel.
Wat heeft Nederland tot nu toe in bilateraal opzicht en in internationale organisaties ondernomen en wat gaat u thans ondernemen om de Saoedische regering ertoe te bewegen het curriculum te laten zuiveren van het zaaien van haat en het aanzetten tot geweld tegen Joden, christenen, «ongelovigen» en geloofsafvalligen? En wat was het resultaat van eventuele eerdere demarches van uw kant?
Nederland roept de Saoedische overheid bilateraal, in EU- en in VN-verband op tot het respecteren van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst. Verder heeft Nederland in het verleden een constructieve bijdrage geleverd aan de VN «Universal Periodic Review» van Saoedi-Arabië, waarin onder andere de discriminatie van religieuze minderheden aan de orde is gesteld. Ook is een bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan Saoedi-Arabië gepland voor februari 2012 met als doel het voortzetten van de dialoog op het gebied van mensenrechten. Tijdens zijn bezoek zal de mensenrechtenambassadeur aandacht vragen voor godsdienstvrijheid en vrijheid van meningsuiting.
Wilt u deze vragen voor de gewenste duidelijkheid ieder afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) dat eenzame opsluiting in een isoleercel wel magals er een camera hangt |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Terugdringen separeren in GGZ stagneert»?1 Wat vindt u er van dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) schrijft dat zij wil dat de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ)-sector per 2012 geen gebruik meer maakt van separeren in de vorm van eenzame opsluiting, maar dat met cameratoezicht er blijkbaar geen sprake is van eenzame opsluiting?
Ja, ik ben bekend met de conclusie van de IGZ in haar rapport naar het separeren in Nederland over de jaren 2008–2011. Ik onderschrijf de bevindingen die de IGZ in dit rapport doet en ondersteun haar in haar voornemens voor 2012. De IGZ pleit per 2012 voor separeervrije zorg, tenzij dit op individueel niveau (dus: een specifieke patiënt betreffende, met redenen voor deze situatie omkleed) aantoonbaar niet mogelijk is gebleken ondanks alle mogelijke inspanningen. Enerzijds moet er een volledig sluitende registratie van separaties zijn op basis van Argus. Anderzijds moet er sprake zijn geweest van in- en externe consultatie, op vier verschillende momenten in de tijd, in die gevallen waarin de separatie niet ten einde gebracht kon worden. En tenslotte verlangt de inspectie in geval van noodzakelijke separatie dat instellingen het motto «een zieke patiënt laat je niet alleen» in de praktijk brengen. Niet alleen door zo min mogelijk te separeren, maar ook door ervoor te zorgen dat een noodzakelijke separatie geen eenzame opsluiting inhoudt. GGZ Nederland onderschrijft dit uitgangspunt.
Het uitgangspunt is dat geen eenzame insluiting voorkomt en dat er sprake is van patiëntveilige zorg. Er moet persoonlijk contact met de patiënt zijn. Een camera vervangt het persoonlijk contact met de patiënt niet. Een camera dient te worden ingezet naast verplegend personeel, als een hulpmiddel bij toezicht door verplegend personeel. Een camera draagt bij aan de veiligheid van de patiënt en dient niet ter vervanging van de behandeling van een patiënt. Voor sommige psychiatrische patiënten kan er een contra-indicatie zijn voor het gebruik van een camera. Denk hier aan sommige patiënten met wanen. Het besluit tot gebruik van de camera als hulpmiddel moet uiteraard op maat worden genomen. Daarom is het aan de instelling zelf om te bepalen of het inzetten van een camera bij een patiënt bijdraagt aan de veiligheid van deze patiënt. Mocht besloten worden tot het inzetten van een camera, dan dient het veld hier goede afspraken over te maken.
GGZ Nederland heeft recentelijk al het initiatief genomen en een nieuwe ambitie geformuleerd2. Deze ambitie heeft als voornaamste speerpunten geen eenzame opsluiting, kennisontwikkeling en consultatie en meetbaar maken van resultaten. Meer specifiek stelt GGZN dat daar waar dwang wordt toegepast de cliënt tijdens de dwangtoepassing te allen tijde niet alleen gelaten zal worden en dat hij/zij altijd in de positie moet verkeren waar direct face tot face contact met een hulpverlener kan zijn.
Vindt u de stelling dat de IGZ wil dat geen gebruik meer wordt gemaakt van eenzame opsluiting misleidend, aangezien separatie in de vorm van eenzame opsluiting mét cameratoezicht volgens de IGZ nog wel mag? Wilt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeverre draagt een camera bij aan menswaardige zorg en herstel van eigen regie?
Zie antwoord vraag 1.
Denkt u dat een camera een patiënt kan behandelen? Wilt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke gezelligheid biedt een camera aan een patiënt in eenzame opsluiting? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke behandeling biedt een camera? Wilt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe kan iemand uit een psychose of ernstige verwarring worden gehaald door middel van een camera? Wilt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe denkt u dat iemand met een achtervolgingswaan reageert op een camera? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u het eens met de mening dat een camera een vorm van beheersen op afstand is en geen menswaardige behandeling die eenzame opsluiting voorkomt?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bekend met instellingen die het aantal separaties in de vorm van eenzame opsluiting fors hebben teruggebracht tot (bijna) nul? Zo ja, bent u bekend met hun ervaringen dat het aantal separaties in de vorm van eenzame opsluiting alleen kan worden teruggebracht door een cultuuromslag die bestaat uit a) het vertrouwen dàt het aantal naar nul kan en b) goed opgeleid personeel? Zo ja, op welke manier zet u zich in dat deze cultuuromslag overal in het veld wordt doorgevoerd? Zo nee, bent u bereid om u hierin te verdiepen en het veld in die verdieping mee te nemen?
Het is mij bekend dat er instellingen zijn waar het separeren bijna niet meer voorkomt en het aantal separaties tot (bijna) nul hebben weten te terug te brengen. Dit hebben zij op basis van beleid op het gebied van dwang en drang weten te bereiken door enerzijds een cultuuromslag in gang te zetten («een zieke patiënt laat je niet alleen»), en anderzijds door het zoeken naar alternatieven voor het toepassen van dwang en drang. Deze alternatieven worden nu geïnventariseerd binnen het project «goede voorbeelden». Uiterlijk in januari 2012 zal ik u het eindrapport doen toekomen en daarbij aangeven wat er vanuit partijen wordt gedaan om deze kennis te verspreiden.
Bent u bekend met de toezeggingen uit het Kamerdebat van 2 oktober 2008 over Alex en over de situatie van vier jaar geleden waarin een GGZ-patiënt in de isoleercel overleed? Deelt u deze toezeggingen?
Ja, daar ben ik mee bekend. Mijn beleid is er nog steeds op gericht om samen met de veldpartijen deze toezeggingen tot concrete resultaten te laten leiden. Want als Minister van VWS kan ik nu eenmaal niet alleen een cultuuromslag in de GGZ bereiken. Daar moeten alle partijen aan meewerken en dat wil men ook.
Waarom komt de IGZ nu met de aankondiging dat eenzame opsluiting niet mag, tenzij er bijvoorbeeld een camera hangt? Wat heeft de IGZ dan al die jaren gedaan, aangezien drie jaar geleden immers al is toegezegd dat dit de regel is en strenger zou worden toegezien op het terugdringen van drang en dwang, zoals gebruik van een isoleercel?
Eenzame opsluiting is nooit een wenselijke situatie geweest en is nu ook als regel (norm) door de IGZ vastgesteld. Het beschrijven van regels (normen) is één kant van de kwaliteitsverbetering. Er is ook tijd nodig om deze regels te implementeren, daarvoor zijn de afgelopen jaren nodig geweest. Op basis van het zojuist uitgebrachte IGZ-rapport heeft de IGZ gemeend, dit als een concrete norm neer te zetten binnen haar handhavingskader. Ik vind dit een goede ontwikkeling. Instellingen hebben immers de tijd gehad om deze regel rondom eenzame opsluiting in hun beleidsplan rondom dwang en drang op te nemen.
Bent u ook zo teleurgesteld dat uit cijfers blijkt dat de GGZ haar eigen (lage) streefcijfers voor terugdringen van drang en dwang bij verre niet haalt? Kunt u dit toelichten?
Ik betreur het feit dat de afname van het aantal separaties stagneert en dat daarmee de ambitie van het veld nog niet is gehaald. Ik zie wel dat er verschillen zijn in de afname van het aantal separaties bij de GGZ-instellingen. Daarom ga ik samen met GGZ Nederland verkennen wat de mogelijkheden zijn om ook bij die instellingen een afname van het aantal separaties te bewerkstelligen.
Bent u ook teleurgesteld dat GGZ Nederland pas na een maand eenzame opsluiting expertise van buitenaf wil inroepen? Vind u dat ook veel te laat? Zo ja, wat gaat u hieraan doen?
Eerder in dit jaar heeft GGZ Nederland nadere afspraken met het Centrum voor Consultatie en Expertise gemaakt over het inzetten van hun expertise in de GGZ. GGZ Nederland erkent daarmee het belang van externe consultatie. Externe consultatie dient zo effectief mogelijk te worden ingezet. Evenals de IGZ ben ik van mening dat in gevallen waarin de separatie niet ten einde gebracht kan worden, er een in- en externe consultatie dient plaats te vinden. Voor het lerend effect is het goed om dit trapsgewijs plaats te laten vinden. Daarom is het van belang in een eerste fase van de separatie eerst intern goed naar de zorg van een patiënt te kijken. Na vier weken separatie is echter externe consultatie verplicht.
Ik roep GGZ Nederland op de wijze waarop in- en/of externe consultatie qua inhoud en tijd wordt toegepast, medio 2013 te evalueren.
De toegankelijkheid van overheidsdata en buienradar |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Weergegevens Buienradar mogen niet meer gratis in apps»?1
Ja.
Klopt het dat de nieuwe eigenaar van Buienradar heeft besloten dat ontwikkelaars weerdata van buienradar niet mogen gebruiken voor applicaties?
Buienradar geeft aan dat ontwikkelaars weerdata wel mogen blijven gebruiken, zij het dat daarvoor nu toestemming van Buienradar nodig is. Buienradar meldt daartoe te hebben besloten om te voorkomen dat data verkeerd worden toegepast of onjuist worden weergegeven.
Klopt het dat buienradar, dat gebruik maakt van door de KNMI beschikbare gegevens, data altijd gratis en vrijelijk beschikbaar heeft gesteld voor ontwikkelaars?
Buienradar heeft dit bevestigd. Wel is het zo dat Buienradar een compensatie vraagt als een ontwikkelaar een commercieel verdienmodel heeft gekoppeld aan de gratis weerdata.
Hoe beoordeelt u bedrijven die gebruik maken van overheidsdata en die de toegankelijkheid van die data beperken?
Een beperking van de toegankelijkheid van overheidsdata is niet aan de orde want ze blijven beschikbaar bij de overheid. Zo hoeven ontwikkelaars van weer-apps voor overheidsdata niet bij Buienradar terecht, maar kunnen die bij het KNMI verkrijgen. Iets anders is als bedrijven met overheidsdata toepassingen ontwikkelen of overheidsdata zodanig bewerken deze voor specifieke doeleinden bruikbaar worden. Het vormt geen probleem als bedrijven de toegankelijkheid tot deze toepassingen beperken, zolang overheden de data waarop toepassingen van bedrijven zijn gebaseerd aan iedereen beschikbaar stellen.
Deelt u de mening dat in het kader van het opendatabeleid van de overheid, ontwikkelaars van applicaties data moeten kunnen afnemen tegen dezelfde daarvoor geldende verstrekkingskosten bij desbetreffende (semi-)overheidsinstanties?
Het hoofdstuk hergebruik van overheidsinformatie in de Wob is van toepassing op overheidsorganen als gedefinieerd in de Wob. Het is de bedoeling om openbare overheidsinformatie van de overheidsorganen zonder voorwaarden, tegen een geringe vergoeding, aan iedereen beschikbaar te stellen. De feitelijke hoogte van vergoeding hangt af van de verstrekking (bijvoorbeeld, 1 kopie of 100 kopieën).
Deelt u de mening dat overheidsdata simpel, snel en gratis of tegen geringe kosten beschikbaar zouden moeten zijn en dat het van groot belang is dat die data toegankelijk zijn?
Ja. De beleidsuitgangspunten zijn op 30 mei 2011 in een brief over hergebruik en open data aan de Tweede Kamer gecommuniceerd2. Afhankelijk van het service niveau kan wel sprake zijn van een te betalen vergoeding, maar het uitgangspunt moet zijn dat overheidsdata zonder drempels of tegen geringe of geen kosten via algemeen gangbare methoden van beschikbaarstelling beschikbaar voor hergebruik zijn.
Misbruik van pgb's via internetaanvragen |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Op grond van welke informatie hebt u de indruk dat mensen hun beperking via internet construeerden om daarmee vervolgens via een Persoons Gebonden Budget (PGB) 2000 euro te, verkrijgen? Over welke diagnoses of beperkingen heeft u het precies?1
Ik wijs op de aanzuigende werking van de huidige pgb-regeling. Uit onderzoek blijkt dat met de huidige pgb-regeling een nieuwe groep zorgvragers zich tot de AWBZ heeft gewend die dit anders (nog) niet zou hebben gedaan.
Ik heb in het artikel aangegeven af te willen van deze aanzuigende werking. Deze aanzuigende werking is in een aantal rapporten beschreven. Deze rapporten heb ik bij de brief van 1 juni jl. aan de Tweede Kamer gestuurd.
Kent u indicatiestellingen waarvoor geen indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig is? Of misschien indicatiestellingen die achteraf niet door het CIZ zijn getoetst? Schuift u met deze uitspraak de rol van een neutrale en onafhankelijke indicatiestelling door het CIZ aan de kant? Suggereert u met uw uitspraak over de internet-aandoening, dat een derde van de mensen met een pgb dit hebben verkregen zonder een neutrale indicatiestelling, zonder een goede diagnose en zonder onderliggende problematiek?
Om een pgb aan te kunnen vragen, is in alle gevallen een objectieve indicatie van het CIZ of BJZ vereist. Zonder een dergelijke indicatie wordt door het zorgkantoor geen pgb verstrekt. Een neutrale onafhankelijke indicatie is en blijft daarmee van cruciaal belang.
Er is geen vraag onder 3 opgenomen in de vraagstelling.
Kan de Kamer het onderzoek, waaruit blijkt dat er kennelijk geen sprake is geweest van onafhankelijke en geobjectiveerde indicatiestelling op grond waarvan u deze uitspraken doet, nog voor het Kerstreces ontvangen?
Deelt u de mening dat door dit type populistische uitspraken de mensen met een pgb opnieuw door u in een vals daglicht worden gesteld?
Zie mijn antwoord op de vraag 1.
Afghaanse president Karzai |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Bent u op de hoogte van de berichtgeving in onder andere The Independent1 over de plannen van Karzai om ook na 2014 aan de macht te blijven in Afghanistan?
Ja.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving? Bent u bekend met het rapport van de Duitse inlichtingendienst BND waarop de berichtgeving zich baseert? Heeft u contact gehad met de Duitse autoriteiten hierover? Hebben de Nederlandse inlichtingendiensten hierover contact gehad met de BND?
President Karzai stelde zelf in zijn afsluitende toespraak tijdens de loya jirga op 19 november dat hij na 2014 niet meer aan de macht zal zijn (zie ook vraag/antwoord 3). Ik kan geen informatie verschaffen over rapporten van de Duitse inlichtingendienst BND. Ook over informatie die tussen inlichtingendiensten wordt gewisseld, kan geen mededelingen worden gedaan.
Deelt u de zorgen over de berichten dat Karzai niet bereid is zich terug te trekken uit de Afghaanse politiek na 2014, wanneer zijn grondwettelijke maximale termijn als president afloopt? Deelt u de zorgen dat dit het vertrouwen van de Afghanen in democratie en goed bestuur verder doet afnemen?
Volgens de Afghaanse grondwet is het mandaat van een president beperkt tot maximaal twee termijnen, waarna hij af moet treden. Tijdens de loya jirga gaf president Karzai aan na 2014 niet meer aan de macht te zullen zijn. Ik stel de opheldering die de president heeft verschaft omtrent deze kwestie op prijs.
Bent u bereid zelfstandig en in EU-, VN- en NAVO-verband druk op Karzai uit te oefenen om geen pogingen te doen in strijd met de letter en geest van de huidige grondwet als president aan te blijven na 2014? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u hierin optreden?
In gesprekken met de Afghaanse regering wordt met regelmaat gewezen op het belang van de rechtsstaat en de belangrijke plaats van de grondwet hierin als basis voor het Afghaanse politieke en juridische systeem. Indien hier aanleiding toe is zal Nederland de Afghaanse regering blijven aanspreken op specifieke punten van zorg.
Het bericht dat er zeer hoge risico's bij thuiszorgorganisatie Parnassus zijn geconstateerd |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bent u bekend met het artikel «Zeer hoge risico's bij thuiszorgorganisatie»?1
Ja.
Betreft het hier één locatie van de organisatie of de gehele organisatie?
Parnassus werkt vanuit één locatie.
Zijn er patiënten die schade hebben ondervonden of nog ondervinden van het ongeoorloofd veranderen van medicatie door medewerkers zonder hiervoor een arts te raadplegen?
Het is mij niet bekend of er bij de betreffende thuiszorginstelling cliënten schade hebben ondervonden als gevolg van ongeoorloofd veranderen van medicatie door medewerkers, zonder hiervoor een arts te hebben geraadpleegd. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (verder: inspectie) heeft geen meldingen ontvangen over schade bij patiënten als gevolg van het veranderen van de medicatie zonder het raadplegen van een arts. De inspectie heeft wel een melding ontvangen over het onjuist gebruik van medicatie en het niet houden aan een richtlijn bij Parnassus. In deze gevallen is geen sprake geweest van schade voor de patiënt, wel van onverantwoorde zorg.
Kunt u verklaren waarom bijscholing dan wel voldoende scholing ontbreekt bij Parnassus en komt dit probleem ook bij andere thuiszorgorganisaties voor?
Het ontbrak bij Parnassus aan een scholingsplan en scholingsbeleid. Het aanbod van scholing aan medewerkers is een verantwoordelijkheid van de organisatie zelf. De inspectie heeft geconstateerd dat het huidige aanbod onvoldoende is. Dit probleem komt ook bij andere thuiszorgorganisaties voor, zo blijkt uit het rapport «Medicatieveiligheid voor kwetsbare groepen in de langdurige zorg en zorg thuis onvoldoende» van de inspectie, d.d. september 2010.
Deelt u de mening, dat dit geen probleem van de afgelopen periode is?
Ik ben het met u eens dat dit probleem al langer bestaat. Dit blijkt ook uit het rapport dat ik noemde in het antwoord op vraag 4. In het follow-up rapport van september 2011 constateerde de inspectie dat veel verbetering zichtbaar is in de sector «zorg thuis».
Deelt u de mening dat de onregelmatigheden bij Parnassus eerder door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) opgemerkt hadden moeten worden? zo neen, waarom niet?
Neen. De inspectie houdt binnen de beschikbare middelen toezicht op de risico’s omtrent medicatieveiligheid. De inspectie besteedt sinds 2009 meer aandacht aan dit specifieke risico door onder meer een thematisch toezicht. Dit heeft geleid tot het genoemde rapport uit 2010 en de follow-up daarvan in 2011. Daarnaast betrekt de inspectie dit risico expliciet bij het bepalen van inspectiebezoeken. Ten slotte maakt de inspectie gebruik van meldingen voor haar toezicht. In deze casus heeft de inspectie gehandeld naar aanleiding van de eerder genoemde melding over medicatieveiligheid. De inspectie heeft bij deze melding direct besloten om de medicatieveiligheid bij Parnassus te toetsen.
Deelt u de mening dat de werkwijze van Parnassus, gezien het IGZ-onderzoek, onverantwoord is en per direct aangepast dient te worden om zo de veiligheid van patiënten te waarborgen?
Ja. Naar aanleiding van het inspectierapport zijn de instelling direct maatregelen opgelegd.
Deelt u de mening, dat het huidige bestuur haar functie moet neerleggen gezien het feit dat het bestuur niets heeft ondernomen om de negatieve tendens te doorbreken en hiermee de veiligheid van patiënten langdurig in gevaar heeft gebracht? Zo neen, waarom niet?
De bestuurder wordt conform het landelijk handhavingskader medicatieveiligheid in de gelegenheid gesteld om de risico’s op korte termijn te reduceren. De inspectie volgt dit nauwlettend. Indien dit tot onvoldoende resultaat leidt, worden andere handhavingsmaatregelen niet uitgesloten. Het is aan de Raad van Toezicht om te bepalen of bestuurders hun functie kunnen behouden of zouden moeten neerleggen.
Het bericht dat toezichthouders in de zorg de bezoldigingsnorm overschrijden |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Toezichthouders overschrijden bezoldigingsnorm»?1
Ik heb het bericht gelezen, evenals de kanttekeningen erbij van de heer Gerards, de oud-directeur van de NVTZ. Ook heb ik het bericht op Skipr van diezelfde dag gelezen «Meeste toezichthouders onder norm» van de heer Buiting, de huidige directeur van de NVTZ.
Klopt het dat een kwart van de interne toezichthouders bij grote zorginstellingen meer verdient dan de eigen bezoldigingsnorm toestaat? Wat is daarop uw reactie? Deelt u de mening dat dit niet te verantwoorden is, gezien de stijgende zorgkosten en de bezuinigingen die daardoor nodig zijn?
Ik vind, met de heren Gerards en Buiting, dat het bericht een vertekend beeld geeft. Wanneer er blijkbaar 151 toezichthouders een beloning krijgen die boven de NVTZ-norm ligt op de ruim 6000 die in totaliteit in de zorg bezig zijn, dan zit niet een kwart maar ongeveer 2,5% boven de NVTZ-norm.
Klopt het dat het bedrag voor bezoldiging van toezichthouders van de 100 grootste zorginstellingen in twee jaar tijd is verdubbeld? Wat is daarop uw reactie? Deelt u de mening dat dit niet te verantwoorden is, gezien de stijgende zorgkosten en de bezuinigingen die daardoor nodig zijn?
Ik kan niet verifiëren of de beloning van toezichthouders in een mij onbekende, maar selecte steekproef in twee jaar is verdubbeld. Uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt in ieder geval dat in slechts ongeveer 2,5% een «overschrijding» van de NVTZ-norm is geconstateerd.
Wat zegt dit bericht over de bezoldigingsrichtlijn van de Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in de Zorg (NVTZ)? Deelt u de mening dat deze richtlijn onvoldoende wordt nageleefd?
Uitgaande van de constatering (in antwoord 2) dat 2,5% van de toezichthouders boven de NVTZ-norm zit en dat er geen enkele analyse is over het hoe en waarom, kan van dit bericht nog weinig worden afgeleid.
Hoe verhoudt de bezoldigingsrichtlijn van de NVTZ zich tot het amendement Heijnen2 dat op dinsdag 6 december 2011 werd aangenomen, en dat voorschrijft dat leden van de raden van toezicht maximaal 5, en voorzitters maximaal 7,5 procent van het salaris van de bestuurders mogen verdienen? Hoe verhouden de salarissen van de leden en voorzitters van de raden van toezicht in de zorg zich tot dit amendement? Zijn deze bezoldigingen straks tegen de wet?
De consequenties van het aannemen van diverse amendementen bij de uiteindelijke stemming in de Tweede Kamer over de WNT worden dit jaar met de diverse koepels geïnventariseerd en besproken.
Welke stappen bent u bereid te nemen om zorginstellingen en hun raden van toezicht aan te spreken op het overschrijden van de eigen normen? Deelt u de mening dat u, gezien het feit dat de Kamer zich heeft uitgesproken voor strengere bezoldigingsnormen voor toezichthouders, hier inderdaad een verantwoordelijkheid heeft?
Mijn beleid is er nu op gericht dat de beloning van de toezichthouders aan de WNT kan voldoen op het moment dat die wet in werking treedt.
Welke instrumenten heeft u tot uw beschikking wanneer het wetsvoorstel inzake de normering van topinkomens (WNT) in de publieke en semipublieke sector wordt aangenomen door de Eerste Kamer?
De WNT is er op gericht om de beloning van de topfunctionarissen binnen de normen te brengen en te houden. Daartoe is in artikel 5 WNT geregeld dat eventuele overschrijdingen door de accountant moeten worden gemeld, waarna ik actie kan ondernemen om de overschrijding te corrigeren. Daartoe kan ik, indien nodig gebruik, maken van het opleggen van een last onder dwangsom of een dwangbevel.
Bent u bereid – vooruitlopend op de inwerkingtreding van de WNT – met de NVTZ te overleggen teneinde de bezoldiging van toezichthouders in overeenstemming te brengen met deze wet? Zo nee, waarom niet?
Uit mijn bovenstaande antwoorden blijkt dat ik uit ga van het beeld van ongeveer 2,5% van de toezichthouders die, om nog onbekende redenen, boven de NVTZ-norm verdienen. Dit punt zal ik ook aan de orde stellen in het overleg dat ik in het antwoord op vraag 5 heb aangekondigd.
Een Israëlisch wetsvoorstel ten aanzien van inkomsten van organisaties die donaties ontvangen van buitenlandse statelijke entiteiten |
|
Wassila Hachchi (D66), Alexander Pechtold (D66) |
|
Klopt het dat de Nederlandse regering opheldering heeft gevraagd aan en haar zorgen heeft geuit bij de Israëlische regering over twee wetsvoorstellen die de buitenlandse subsidiëring van Israëlische mensenrechten- en vredesorganisaties aan beperkingen zou onderwerpen?1 Zo ja, wat was de precieze aard en inzet van deze interventie? Hoe heeft de Israëlische regering erop gereageerd?
De regering heeft zorg geuit over bedoelde wetsvoorstellen. Daarbij is zowel gewezen op de potentiële beperking van democratische grondrechten als op mogelijke imagoschade voor Israël. Van Israëlische zijde werd hiervan goede nota genomen en de Israëlische procedure inzake initiatiefwetgeving uiteengezet.
Klopt het dat internationale pressie ertoe heeft geleid dat de Israëlische premier Netanyahu de betreffende wetsvoorstellen heeft bevroren, nadat het Ministeriële Comité voor Wetgeving de voorstellen eerder had geaccordeerd?2
Voorgenomen wetgevingsprocessen zijn inderdaad bevroren. Ik treed niet in de overwegingen van de Israëlische premier die daartoe geleid hebben.
Is het waar dat de EU-Ambassadeur in Israël, Standley, pressie heeft uitgeoefend om de Israëlische regering ertoe te bewegen de wetsvoorstellen te schrappen? Zo ja, verwelkomde en steunde u deze pressie?
De EU-ambassadeurs dragen het standpunt uit zoals besproken in EU-verband.
Heeft u vernomen dat de Israëlische procureur-generaal Weinstein de wetsvoorstellen «disproportioneel en onconstitutioneel» heeft genoemd en erop gericht de meningsuiting te onderdrukken?3 Wat is uw reactie daarop?
De regering volgt het Israëlische debat aandachtig, maar onthoudt zich van commentaar op individuele uitspraken die in dat kader in Israël worden gedaan.
Klopt het dat Nederland in EU-verband een leidende rol vervult bij de bescherming van mensenrechtenverdedigers en in dat kader proactief en coördinerend optreedt bij het monitoren en tegengaan van wetsvoorstellen en wetgeving in Israël die een bedreiging vormen voor de positie en vrijheden van mensenrechten- en vredesactivisten en hun organisaties? Kunt u dit toelichten?
De Nederlandse ambassade heeft in het kader van de taakverdeling tussen EU-delegatie en lidstaten de rol op zich genomen van «focal point human rights defenders». In het kader van de EU-strategie voor mensenrechtenverdedigers organiseert de post onder andere een jaarlijks evenement ten behoeve van mensenrechtenverdedigers.
Is het waar dat de indieners van de eerder genoemde wetsvoorstellen op verzoek van premier Netanyahu deze voorstellen in een nieuw wetsvoorstel hebben geïntegreerd?4
Er is een nieuw voorstel voor initiatiefwetgeving dat de kern van de twee eerder genoemde voorstellen combineert.
Zo ja, klopt het dat dit wetvoorstel voorziet in een totaalverbod op buitenlandse subsidiëringen van bepaalde maatschappelijke organisaties? Welke handelingen of uitlatingen van organisaties resulteren in dit verbod?
Nee, dit wetsvoorstel voorziet niet in een totaalverbod. Wel wordt een bepaalde mate van regulering beoogd van organisaties die als politieke NGO’s worden gedefinieerd.
Het wetgevingsproces in Israël wat betreft initiatiefwetten is zodanig complex en veranderlijk, dat het op dit moment niet zinvol is op de details van de verschillende initiatiefwetsvoorstellen in te gaan.
Klopt het dat dit wetvoorstel voorziet in een belasting van 45 procent op buitenlandse overheidssteun aan maatschappelijke organisaties die geen financiële steun van de Israëlische overheid ontvangen? Zo ja, is het waar dat een dergelijke belasting tot gevolg zou hebben dat belangrijke internationale donoren, waaronder de EU en haar lidstaten, hun subsidiëring van Israëlische mensenrechten- en vredesorganisaties zouden moeten staken, omdat zij op basis van regelgeving en richtlijnen geen subsidies mogen verstrekken die fiscaal belast worden?
Er zijn inderdaad een of meer voorstellen voor initiatiefwetgeving die voorzien in een dergelijke belastingheffing. Een dergelijke belastingheffing zou gevolgen kunnen hebben voor de buitenlandse financiering van Israëlische NGO’s.
Klopt het dat dit wetsvoorstel voorziet in de mogelijkheid dat de Israëlische minister van Financiën en de parlementaire commissie voor Financiën ontheffing kunnen verlenen voor deze belasting, waardoor zij feitelijk justitieel gezag zouden verwerven over maatschappelijke organisaties die juist tot taak hebben om de uitvoerende en wetgevende macht te controleren? Wat is uw reactie daarop?
Het is inderdaad initiatiefwetgeving die voorziet in een dergelijke discretionaire bevoegdheid. Gezien de onzekere uitkomsten van het wetgevingsproces acht ik commentaar op de diverse voorliggende wetsvoorstellen op dit moment niet zinvol.
Klopt het dat Israëlische nederzettingenorganisaties die private buitenlandse donaties en/of financiële steun van de Israëlische overheid ontvangen, buiten het bereik van dit wetsvoorstel vallen? Zo ja, wat is daarop uw reactie?
Het initiatiefwetsvoorstel voorziet in een dergelijk onderscheid. Ook hier geldt dat het oordeel van de regering afhankelijk is van de uitkomst van het wetgevingsproces.
Wat is uw reactie op berichten dat de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Clinton en de Amerikaanse ambassadeur in Israël Shapiro met ontzetting hebben gereageerd op deze ontwikkelingen?5
Daar neem ik kennis van.
Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, heeft de Nederlandse regering dan nog de mogelijkheid om alle Israëlische mensenrechten- en vredesorganisaties te blijven financieren die op dit moment Nederlandse subsidie ontvangen? Zo nee, welke mensenrechten- of vredesorganisaties zouden niet langer in aanmerking komen voor subsidiëring door Nederland?
Het kabinet wil niet vooruitlopen op de uiteindelijke wetgeving. Pas wanneer de inhoud daarvan bekend is, kan men vaststellen of deze gevolgen heeft voor de subsidierelaties die Nederland onderhoudt.
Kloppen berichten dat het Ministeriële Comité voor Wetgeving of de Israëlische regering zich op zeer korte termijn over het aangepaste wetsvoorstel zullen buigen? Zo ja, bent u bereid om nog voordat dit gebeurt via de bilaterale relatie en via de EU druk uit te oefenen op de Israëlische regering om de onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties te waarborgen?
Het is niet bekend wanneer de voorstellen voor initiatiefwetgeving voor definitieve stemming aan de Knesset voorliggen. Dat laat onverlet dat de EU-delegatie en de ambassades van diverse lidstaten in hun reguliere contacten met Israël het eerder genoemde standpunt zullen blijven uitdragen.
Zou u willen streven naar beantwoording van deze vragen voordat het Ministeriële Comité voor Wetgeving, c.q. de Israëlische regering, zich over het aangepaste wetsvoorstel buigen?
Ja.
Het bericht ‘Provincie wil rijkssteun voor tweede kerncentrale Borssele’ |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
Heeft u kennis kunnen nemen van het bericht «Provincie wil rijkssteun voor tweede kerncentrale Borssele»?1
Ja.
Kunt u opnieuw bevestigen dat er geen rijksgeld in een eventuele nieuwe kerncentrale gestoken wordt? Ook niet als CDA-Gedeputeerde Van Beveren daarvoor gaat lobbyen?
Zoals ik inmiddels veelvuldig heb aangegeven, zal ik geen publiek geld inzetten om de business case van een kerncentrale te verbeteren, net zoals ik dat ook niet doe bij kolen- en gascentrales. Ik zie geen enkele aanleiding dit standpunt te herzien.
Geldt de belofte die u op 7 december 2010 aan de belastingbetaler deed en die u op 5 december 2011 tijdens het Wetgevingsoverleg Energie herhaalde, nog steeds?2
Ja.
Bent u bereid nu al aan CDA-Gedeputeerde Van Beveren te laten weten dat er geen sprake kan zijn van staatssteun, zodat de Zeeuwse Statenleden dit mee kunnen wegen als ze in de Statenvergadering op 16 december 2011 beslissen over het al dan niet starten van de voorbereidingsprocedure voor een vergunningaanvraag?
Ik heb geen verzoek ontvangen van de provincie Zeeland noch van een andere partij met betrekking tot een financiële bijdrage van het Rijk voor een nieuwe kerncentrale. De provincie en andere partijen zijn op de hoogte van het kabinetsbeleid ten aanzien van kernenergie. In een recent bestuurlijk overleg is nog eens onderstreept dat de financiering van een kerncentrale de verantwoordelijkheid is van de initiatiefnemers. Ik zie dan ook geen reden om dit nog een keer te laten weten.
Wat is de huidige stand van zaken rond de splitsing van energiebedrijf Delta en waterbedrijf Evides?
Op dit moment zijn Delta en Evides nog niet gesplitst. De aandelen van Evides zijn in handen van Delta. Delta is in handen van provincies en gemeenten. De aandeelhouders hebben in juni 2010 besloten tot een verhanging van de Evides-aandelen uiterlijk per 31 december 2013. Daarmee komt Evides rechtstreeks in handen van provincies en gemeenten. Uitgangspunt hierbij is voor de aandeelhouders dat Delta geen onevenredige financiële schade mag oplopen door de verhanging van de aandelen. Hiertoe willen de aandeelhouders uiterlijk eind 2012 een evaluatie doen plaatsvinden.
Bent u net als het kabinet Balkenende 4 van mening dat een waterbedrijf met een monopoliepositie niet in private handen zou moeten zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat de regering doen om te zorgen dat de splitsing er daadwerkelijk komt en op welke termijn gaat de regering dat doen?
Het beleid onder vorige kabinetten was dat de focus van de drinkwaterbedrijven primair gericht dient te zijn op een drinkwatervoorziening van hoge kwaliteit. Met de wijziging van de Waterleidingwet in 2004 is verzekerd dat de drinkwaterbedrijven, middellijk of onmiddellijk, in handen blijven van overheden. Bij Evides doet zich de situatie van middellijk overheidseigendom via Delta voor. Bij de publieke aandeelhouders van Delta bestaat de wens van direct aandeelhouderschap van Evides. Gestreefd wordt dit eind 2013 te realiseren. Bij de besluitvorming over het exacte tijdstip spelen ook de belangen van Delta een rol.
Deelt u de mening dat zolang de splitsing nog geen feit is, opbrengsten uit Evides-activiteiten niet in een eventuele tweede kerncentrale gestoken mogen worden aangezien dan geld uit monopolieactiviteiten gebruikt zou worden voor private activiteiten? Zo ja, hoe gaat de regering ervoor zorgen dat opbrengsten uit Evides niet voor een eventuele nieuwe kerncentrale gebruikt worden? Zo nee, met welke argumenten motiveert de regering een dergelijk marktverstorend handelen?
Het is aan Delta en haar aandeelhouders om te bepalen hoe de geldstromen binnen de eigen organisatie worden ingezet. Daarbij staat uiteraard voorop dat men aan de wettelijke verplichtingen moet voldoen, onder andere voor wat betreft de mededinging en de drinkwaterwetgeving. Ik constateer overigens dat de aandeelhouders van Delta met het bedrijf hebben afgesproken dat het dividend van Evides voor 100% wordt uitgekeerd aan de aandeelhouders. Financiering van een eventuele kerncentrale of andere private activiteiten uit Evides-opbrengsten is daarmee dus niet aan de orde.
Bent u bereid deze vragen voor de vergadering van Provinciale Staten op 16 december 2011 te beantwoorden, zodat de Statenleden de antwoorden mee kunnen wegen in hun besluitvorming?
Ja.