De uitrol van 5G |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Hoe veilig is het nieuwe 5G-netwerk»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Welke toestemming en/of vergunningen dient de rijksoverheid nog te geven voor het grootschalige gebruik van deze techniek?
De verwachting is dat 5G in eerste instantie gaat worden toegepast in de zogenaamde 700 MHz- en 3,5 GHz-frequentiebanden. De vergunningen voor het gebruik van de 700 MHz-band worden halverwege 2020 geveild. Het voornemen is om vergunningen in de 3,5 GHz-band te veilen in 2021/2022. Het is waarschijnlijk dat na het veilen van vergunningen in de 700 MHz-band de winnaars van die vergunningen de frequenties gaan gebruiken om 5G mee toe te passen.
Overigens is het de verwachting dat 5G ook zal worden toegepast in alle andere frequentiebanden waarvoor reeds vergunningen voor mobiele communicatie zijn of worden verleend. Dit betreft de 800, 900, 1800, 2100 MHz, en 2,6 GHz. De vergunningen zijn namelijk «technologieneutraal». Het staat de vergunninghouder vrij om elke technologie van zijn keuze toe te passen, zo lang hij zich maar houdt aan de vergunningvoorschriften.
Kunt u in een tijdlijn aangeven wat de planning is van de uitrol van 5G per regio?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een schatting geven van het aantal extra antennes dat er in totaal bijgeplaatst moet worden om een dekkend 5G-netwerk te implementeren (in absolute aantallen en in aantal per vierkante kilometer in stad en platteland)?
De overheid bepaalt niet waar en wanneer er 5G wordt uitgerold. 5G-netwerken worden aangelegd door private ondernemingen zoals KPN, T-Mobile, en VodafoneZiggo. Zij bepalen waar en wanneer zij investeren in de netwerkinfrastructuur die nodig is voor 5G, zoals antennes en het leggen van glasvezelkabels. De keuzes die zij hierbij maken zijn afhankelijk van de bedrijfsstrategie, die bedrijfsvertrouwelijk is. Mede hierdoor kan ik ook niet aangeven hoeveel extra antennes er bijgeplaatst moeten worden om landelijk dekkende 5G-netwerken te creëren. Het samenwerkingsverband van telecomproviders, Monet, heeft becijferd wat zij verwachten aan toename aan antennes door de uitrol van 5G. Deze toename is 10%; dat zijn ongeveer 4.500 extra antennes (en ongeveer 1.500 antenne-opstelpunten). Daarnaast verwachten de operators in beperkte mate kleine antennes (small cells) in de komende 3 tot 5 jaar.
Deelt u de mening dat het verwijderen van bomen (en andere groenvoorzieningen) niet het gevolg zou mogen zijn van de uitrol van het 5G-netwerk? Zo nee, waarom niet?
Bossen en andere houtopstanden vormen een uniek natuurtype. Naast de klassieke functies van natuur, landschap, productie in de vorm van houtoogst, behoud van cultureel erfgoed en recreatie, wordt de afgelopen decennia steeds meer belang gehecht aan andere functies van houtopstanden, zoals het vastleggen van kooldioxide, het leveren van ecosysteemdiensten als het bergen en bufferen van water, het dempen van grote temperatuurschommelingen in en nabij stedelijke gebieden, het filteren van fijnstof en het bijdragen aan het kwaliteit van het leven en aan een aangename leefomgeving.
Vanwege hun belangrijke functie worden houtopstanden op basis van nationaal beleid beschermd en is deze bescherming gericht op het behoud van het areaal van houtopstanden en van hun kwaliteit. Die bescherming is geregeld in hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming en die regels worden ongewijzigd overgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving dat uitvoering geeft aan de Omgevingswet. Dat wordt geregeld via het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet, dat momenteel is voorgehangen bij de Eerste en Tweede Kamer.
Deze regels hebben uitsluitend betrekking op houtopstanden buiten de bebouwde kom. Gemeenten wijzen in hun omgevingsplan de «bebouwingscontour kap» aan. Binnen die bebouwingscontour gelden uitsluitend de in het omgevingsplan gestelde regels over de kap van bomen. Deze regels worden dus gesteld door de desbetreffende gemeente. De provincie kan bij omgevingsverordening voorschriften stellen waaraan gemeenten zich hebben te houden in hun omgevingsplan.
Buiten de bebouwde kom zijn gedeputeerde staten in de regel bevoegd gezag voor het in ontvangst nemen van meldingen en het opleggen van een kapverbod, tenzij het gaat om situaties als bedoeld in art. 1.3 van de Wet natuurbescherming waarvoor het Rijk bevoegd gezag is.
Of bomen en andere groenvoorzieningen in het kader van de uitrol van het 5G-netwerk mogen worden gekapt moet dus worden beoordeeld aan de hand van het omgevingsplan en anders is dat ter beoordeling van provincie of Rijk, waarbij het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming en in 2021 de Omgevingswet in acht moet worden genomen. Bij de beoordeling of bomen en andere groenvoorzieningen verwijderd mogen worden dient overigens niet alleen het beschermingsregime voor hout- en houtopstanden in acht te worden genomen, maar ook het beschermingsregime voor soorten in hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming. Ook dat beschermingsregime zal per 1 januari 2021 ongewijzigd onderdeel zijn van de Omgevingswet.
Het klopt dat het gebladerte van bomen voor demping zorgt van het antennesignaal. Dat is al zo bij de frequenties die de huidige telecomnetwerken (2G, 3G en 4G) gebruiken. Een antenne-opstelpunt zal logischerwijs geplaatst worden op een plek waar de dekking optimaal is, rekening houdend met de aanwezige vegetatie en gebouwen. We hebben geen scenario’s vernomen waarbij bomen gekapt moeten worden voor de dekking van 5G. Ook het samenwerkingsverband Monet heeft aangegeven het niet als wenselijk te zien om bij de uitrol van 5G bomen en andere groenvoorzieningen te verwijderen.
Klopt het dat bomen (en andere groenvoorzieningen) in bepaalde programma’s en/of modellen worden gezien als obstakels bij de planning van 5G-netwerken waar voorheen bomen (en andere groenvoorzieningen) dat predicaat niet hadden? Zo ja, kunt u voorbeelden geven?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manier worden bomen (en andere groenvoorzieningen) gezien als te verwijderen obstakels bij de planning van 5G-netwerken?2
Zie antwoord vraag 5.
Is het met de toekomstige uitbreiding van de gemeentelijke bevoegdheden, als gevolg van de invoering van de Omgevingswet, mogelijk om bomen (en andere groenvoorzieningen) een andere status (juridisch of anderszins) te geven in planningsdocumenten zoals bestemmingsplannen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven welke zelfstandige Nederlandse onderzoeken zijn verricht naar het effect van elektromagnetische velden (EMV) op mensen en specifiek het gebruik van de mobiele frequenties voor 5G in Nederland?
Op 17 april jl. heb ik samen met de Minister voor Medische Zorg en Sport uw Kamer geïnformeerd over het onderwerp 5G en gezondheid.3 Er is vanaf de komst van mobiele netwerken veel onderzoek gedaan naar mogelijke gezondheidseffecten. In opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat coördineert ZonMw al sinds 2006 een grootschalig onderzoeksprogramma van 16,6 miljoen euro op het gebied van hoog- en laag frequent EMV. Het programma richt zich op (1) de biologische interactie tussen blootstelling aan EMV en het menselijk lichaam; (2) epidemiologische onderzoeken naar het verband tussen blootstelling aan EMV en het optreden van gezondheidseffecten; (3) de gepercipieerde risico’s van EMV; en (4) technologische aspecten van EMV. Een van de studies uit het ZonMw-programma (COSMOS4) is verlengd tot 2023. Dit betreft een zeer groot Europees cohortonderzoek, waarin enkele honderdduizenden mensen gevolgd worden met als doel langetermijn-gezondheidseffecten te achterhalen. Daarbij wordt onder meer hun gebruik van telecommunicatiemiddelen vastgelegd en wordt hun gezondheidsstatus door de tijd heen gemeten, zodat verbanden tussen blootstelling aan EMV en gezondheid kunnen worden onderzocht. Nederland is één van de deelnemende landen. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid (Kennisplatform EMV) geeft aan dat in het geheel van alle onderzoeken er geen bewijs is dat langdurige blootstelling aan elektromagnetische velden onder de blootstellingslimieten schadelijk is voor de gezondheid.5
Voor een overzicht van het specifiek in Nederland uitgevoerde onderzoek wordt verwezen naar het ZonMw-programma «Elektromagnetische Velden en Gezondheid».6 Op de website van ZonMw staat een overzichtspagina van onderzoek dat binnen het programma is verricht. Daar bevindt zich een publicatielijst en een overzicht. In het onderzoeksprogramma is niet specifiek naar 5G gekeken omdat 5G toen nog niet bestond. De Gezondheidsraad heeft aangegeven dat er in het verleden enkele onderzoeken zijn gedaan naar de effecten van EMV op planten, dieren en natuur.
Volgens het Kennisplatform EMV concluderen wetenschappelijke adviesorganen, zoals de World Health Organization (WHO) en de Gezondheidsraad, dat in wetenschappelijke onderzoeken geen bewijzen zijn gevonden voor negatieve effecten op de gezondheid door blootstelling aan elektromagnetische velden onder de blootstellingslimieten. Het Kennisplatform EMV geeft bij vragen of zorgen in de samenleving snel duidelijkheid over mogelijke gezondheidseffecten van elektromagnetische velden. In het Kennisplatform EMV werken RIVM, TNO, DNV GL, GGD GHOR Nederland, Agentschap Telecom, ZonMw en Milieu Centraal samen om wetenschap te duiden en kennis te ontsluiten voor burgers, werknemers en lagere overheden. De Gezondheidsraad heeft een adviserende functie. De Gezondheidsraad volgt de ontwikkelingen rond elektromagnetische velden en gezondheid en rapporteert daar zo nodig over.
Kunt u aangeven welke zelfstandige Nederlandse onderzoeken zijn verricht naar het effect van EMV op dieren (inclusief insecten) en specifiek het gebruik van de mobiele frequenties voor 5G in Nederland?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven welke zelfstandige Nederlandse onderzoeken zijn verricht naar het effect van EMV op de natuur en specifiek het gebruik van de mobiele frequenties voor 5G in Nederland?
Zie antwoord vraag 9.
Kunt u aangeven welke andere (internationale) onderzoeken zijn verricht naar het effect van EMV op respectievelijk mensen, dieren (inclusief insecten) en natuur en specifiek het gebruik van de mobiele frequenties voor 5G?
Zie antwoord vraag 9.
Welke onderzoeken bestaan er om de effecten van de verwachte cumulatieve straling van 5G-netwerken op respectievelijk mensen, dieren en natuur in kaart te brengen van de naar schatting 100 en 350 cellen per vierkante kilometer die nodig zijn voor een landelijk dekkend netwerk?3
Zoals ook aangegeven bij het antwoord op vraag 4 heeft het samenwerkingsverband Monet becijferd wat zij verwachten aan toename aan antennes door de uitrol van 5G. Deze toename is 10%; dat zijn ongeveer 4.500 extra antennes (en ongeveer 1.500 antenne-opstelpunten). Daarnaast verwachten de operators in beperkte mate kleine antennes (small cells) in de komende 3 tot 5 jaar.
De huidige blootstellingslimieten voor 3G en 4G gelden straks ook voor 5G. Met 5G moet de optelsom van alle elektromagnetische velden nog steeds onder de Europees aanbevolen blootstellingslimieten blijven. Agentschap Telecom houdt dit in de gaten en is begin 2019 gestart met de metingen bij testlocaties voor 5G-antennes. Zo kan Agentschap Telecom, voor en na de uitrol van 5G, de samenleving via metingen blijven informeren over de veldsterktes en blootstelling in Nederland. Agentschap Telecom werkt in deze voorbereiding samen met het RIVM. De eerste resultaten van metingen door Agentschap Telecom bij 5G-testlocaties zijn beschikbaar op de website van het Antennebureau en het Agentschap Telecom. De eerste resultaten wijzen erop dat de gemeten veldsterktes een factor 10 tot 20 onder de blootstellingslimieten zaten.8 Agentschap Telecom doet al metingen aan de elektromagnetische velden en ziet erop toe dat de door de EU aanbevolen blootstellingslimieten op publiek toegankelijke plekken niet worden overschreden. Zowel de selectieve veldsterkte (veldsterkte van de aanwezige signalen afzonderlijk) als de cumulatieve veldsterkte (veldsterkte van alle signalen gezamenlijk) wordt gemeten door het Agentschap. In beide gevallen moeten de gemeten veldsterkten onder de limieten blijven. Om burgers zekerheid te bieden dat de EMV-blootstelling binnen de limieten blijft, worden deze limieten vastgelegd onder de Telecommunicatiewet, zoals aangekondigd in het Actieplan Digitale Connectiviteit van het kabinet.
Hoe wordt voorkomen dat, door het toegenomen aantal antennes en intensiever gebruik van frequenties, er negatieve cumulatieve effecten ontstaan voor respectievelijk mensen, dieren en natuur?
Zie antwoord vraag 13.
Hoe wordt het voorzorgsbeginsel gewaarborgd dat er geen schadelijke gezondheidseffecten op mensen, dieren en natuur mogen zijn als 5G wordt ingevoerd?
Zie antwoord vraag 13.
Wie is verantwoordelijk voor het voorkomen van negatieve cumulatieve effecten van EMV als gevolg van de grootschalige uitrol van 5G?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u een zo volledig mogelijk internationaal overzicht verschaffen van alle 5G-normen (ICNIRP «mobile telephones» en «base station»-normen, of de voor Nederland hiervan afgeleide normen) voor mensen, dieren en natuur?
Om gezondheidsschade van sterke elektromagnetische velden te voorkomen heeft een internationale commissie, de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), blootstellingslimieten opgesteld voor elektromagnetische velden, die ook in Nederland worden gehanteerd. Deze limieten bevatten een ruime veiligheidsmarge, die rekening houdt met kwetsbare groepen, zoals ouderen, kinderen en mensen met een zwakke gezondheid. De veiligheidsmarges zijn vijftig keer lager dan het niveau waarboven gezondheidseffecten kunnen optreden. De ICNIRP beoordeelt hiervoor regelmatig de stand van de wetenschap op het gebied van elektromagnetische velden en gezondheid. Er zijn verschillende blootstellingslimieten voor elektromagnetische velden van verschillende frequenties. Deze limieten gelden voor de frequenties die in de huidige netwerken worden gebruikt en ook voor toekomstige 5G-frequenties. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) houdt het internationale beleid op het gebied van elektromagnetische velden bij en publiceert daar overzichten van. In het meest recente rapport geeft het RIVM een overzicht van het beleid ten aanzien van laagfrequente en radiofrequente elektromagnetische velden in de 28 EU-lidstaten en 7 andere geïndustrialiseerde landen.9
Op grond van het Besluit radioapparaten 2016 en de Europese Radio Richtlijn dienen radioapparaten, zoals mobiele telefoons, voor het op de markt aanbieden te voldoen aan de ICNIRP-limieten. Om aan te tonen dat deze apparatuur veilig is, hanteert de industrie de blootstellingslimieten zoals die beschreven zijn in de Europese normen. Producten met een CE-markering voldoen volgens de fabrikant aan deze normen. Dezelfde eis is ook van toepassing op de eerste ingebruikname van zenders/antennes, zoals voor 5G. Zoals in antwoord op vragen 13 t/m 16 aangegeven houdt het Agentschap hier toezicht op en doet veldsterktemetingen door het gehele land om te controleren of de blootstellingslimieten niet worden overschreden.
Kunt u aangeven hoe deze 5G-normen voor mensen, dieren en natuur zich door de tijd hebben ontwikkeld, in Nederland en in het buitenland?
Zie antwoord vraag 17.
Welke besluiten met betrekking tot de vaststelling of verandering van Nederlandse EMV-normen als gevolg van de uitrol van 5G in Nederland staan het komende jaar op de agenda?
Zie antwoord vraag 17.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om meer wetenschappelijk onderzoek te verrichten naar de gevolgen van (veranderingen in) het gebruik van de telecomfrequenties op mensen, dieren en natuur, alvorens grootschalige uitrol van 5G toe te staan? Zo nee, hoe garandeert u dat er geen schadelijke gevolgen zullen zijn?
Het is belangrijk dat de leefomgeving van mensen gezond en veilig is en ook als zodanig wordt ervaren. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft sinds 2006 ruim 16 miljoen euro geïnvesteerd in wetenschappelijke onderzoeken om te achterhalen of er gezondheidsrisico’s optreden door aanwezigheid van EMV. Uit alle inmiddels afgeronde onderzoeken en Gezondheidsraadadviezen waarin alle literatuur is meegenomen, blijkt echter dat er geen bewijzen hiervoor zijn, zolang de blootstelling beneden de blootstellingslimieten blijft. Dat geldt ook na introductie van het 5G-netwerk. Agentschap Telecom zal toezicht blijven houden op de naleving van de blootstellingslimieten. Alle veldsterktemetingen (EMV) die Agentschap Telecom uitvoert worden ook op genomen in het publiek toegankelijke antenneregister. Tevens zullen de ICNIRP-limieten voor EMV geborgd worden onder de Telecommunicatiewet, zodat het Agentschap hier ook passend toezicht op kan houden. Daarnaast blijf het kabinet de nieuwste wetenschappelijke resultaten op de voet volgen. Ook spelen het Kennisplatform EMV en organisaties als het RIVM, Gezondheidsraad en GGD’en een belangrijke rol in de advisering en ontsluiting van kennis op het gebied van EMV.
Het bericht ‘Samenwerkende overheden brengen advies aan minister uit over Zuid-West 380kV hoogspanningsverbinding’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Samenwerkende overheden brengen advies aan Minister uit over Zuid-West 380kV hoogspanningsverbinding»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de doorsnijding van het Natura 2000-gebied Brabantse Wal, met de bovengrondse tracévarianten (projectboek 3, uitwerkingsgebied 3)2niet conform het traceringsprincipe «zo veel als mogelijk voorkomen van nieuwe doorsnijdingen van het landschap» is, wat bij de totstandkoming van het voorkeurtracé is gehanteerd?3
In 2017 heeft mijn voorganger de samenwerkende overheden gevraagd om een integraal advies te geven over alle alternatieven en varianten die ten behoeve van het kiezen van een voorgenomen tracé in kaart waren gebracht. De samenwerkende overheden hebben bij het opstellen van hun advies de volgende criteria gehanteerd:
Op basis van een integrale effectenanalyse (feitelijk overzicht van de gevolgen van de alternatieven en varianten op milieu, nettechniek, kosten en omgeving) van TenneT, een advies van de Commissie m.e.r. en het advies van de samenwerkende overheden heeft mijn voorganger ervoor gekozen het door de samenwerkende overheden voorgestelde tracé te volgen. Hij heeft u hierover bij brief van 7 juli 2017 geïnformeerd (Kamerstuk 29 023, nr. 217). Het bovengrondse deel door de Brabantse Wal maakte onderdeel uit van het advies van de samenwerkende overheden. Dat is het resultaat geweest van een brede afweging waarin meerdere aspecten zijn gewogen. Het is daarbij helaas zelden zo dat een tracéalternatief op alle aspecten gunstig uitpakt, maar dat betekent niet dat een traceringsuitgangspunt niet is gehanteerd.
Bent u bekend met het feit dat het gevolg van de bovengrondse tracévarianten is dat er onvermijdelijk 120.000 tot 200.000 m2 aan cultuurhistorisch Natura 2000-bosgebied voor een nieuwe doorsnijding weggekapt moet worden?
Deelt u de mening dat met deze varianten de substantiële negatieve invloed op de omgeving hierdoor eerder toegenomen dan kleiner is geworden ten opzichte van het beoogde bovengronds voorkeurtracé? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met het feit dat ondergronds traceren al in 2017 als oplossingsrichting is voorgelegd voor het bovengronds knelpunttracé in uitwerkingsgebied 3?4
Bent u bekend met de huidige ondergrondse oplossing in de buisleidingstraat die is uitgewerkt voor het voorafgaande deeltracé in uitwerkingsgebied 2?5 Deelt u de mening dat met eenzelfde ondergrondse oplossing in uitwerkingsgebied 3 de grootschalige aantasting van het betreffende Natura 2000-bosgebied eenvoudig voorkomen kan worden?
Bent u bekend met het feit dat zowel TenneT als LSNed hebben aangegeven mogelijkheden te zien om dit voor uitwerkingsgebied 3 te kunnen realiseren?6
Bent u bekend met het feit dat de kosten van de in 2017 onderzochte ondergrondse oplossingsrichting (variant Brabantse Wal-Bergen op Zoom) ver onder het gemiddelde lagen?7 Zo ja, deelt u de mening dat de aanleg van een ondergronds tracé in de buisleidingenstraat efficiënter en korter is dan de eerder onderzochte ondergrondse oplossingsrichting?
Het klopt dat tracévarianten verschillend kunnen scoren op milieueffecten (waaronder landschap en natuur), nettechniek, kosten en omgeving (waaronder leefomgevingskwaliteit). Om die reden is dit voor alle varianten in kaart gebracht zodat deze aspecten in onderlinge samenhang kunnen worden gewogen. De keuze voor het voorgenomen tracé in 2017 heeft plaatsgevonden op basis van een brede afweging. Datzelfde zal gelden voor de keuze uit de varianten uit Projectboek 3. Ten behoeve van die afweging zijn de effecten van alternatieven en varianten op milieu (waaronder landschap en natuur), nettechniek, kosten en omgeving (waaronder leefomgevingskwaliteit) in kaart gebracht. Voor uitwerkingsgebied 3 Bergen op Zoom ben ik voornemens het advies van de samenwerkende overheden voor nader onderzoek op te volgen (zie het antwoord op de vragen 3 tot en met 7).
Deelt u de mening dat een ondergronds tracé in de buisleidingenstraat op het gebied van leefbaarheid, natuur en landschap significant beter scoort dan elke andere tracévariant voor uitwerkingsgebied 3? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bekend met het feit dat de ondergrondse variant een breed draagvlak geniet onder bewoners, omwonenden alsmede de gemeenteraad en betrokken organisaties?8 Zo ja, bent u bekend met het feit dat binnen enkele weken al ruim 27.000 belanghebbenden middels het ondertekenen van een petitie9 kenbaar hebben het ondergrondse alternatief steunen?
Ja.
Bent u bereid om als alternatief voor de massale bomenkap in het Natura 2000-gebied duurzaam te investeren in het ondergronds tracé in de bestaande, daarvoor bestemde, infrastructuur van de buisleidingenstraat? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op de vragen 3 tot en met 7.
Bent u bereid om daarmee de onrust in het gebied op de kortst mogelijke termijn weg te nemen door direct te besluiten voor uitwerkingsgebied 3 het ondergrondse tracé in de buisleidingenstraat definitief op te nemen in het Rijksinpassingsplan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 11.
Deelt u de inschatting dat grootschalige bomenkap niet in overeenstemming is met de recente uitspraak van de Raad van State over het Programma Aanpak Stikstof (PAS)?10 Zo nee, waarom niet?
Voor de kap van bomen is een vergunning op basis van de Wet natuurbescherming vereist. Bij de aanvraag en de verlening van de vergunning zal rekening moeten worden gehouden met de uitspraak van de Raad van State.
Het bericht ‘Gevaarlijke gasleidingen in Nederland versneld vervangen na explosie Den Haag’ |
|
Matthijs Sienot (D66), Jessica van Eijs (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gevaarlijke gasleidingen in Nederland versneld vervangen na explosie Den Haag»?1
Ja.
Staan de risicovolle gasleidingen bij u op de radar en is er reeds beleid voer de snelle vervanging van deze leidingen?
SodM houdt toezicht op deze aanpak en doet samen met de netbeheerders verdiepend onderzoek naar de oorzaken van scheuren en breuken in dit type leidingen. De doelstelling is om op basis van het verdiepende onderzoek dit jaar, in overleg met de betreffende gemeenten en waterleidingbedrijven, een versneld uitvoeringsplan te hebben. Ik vertrouw erop dat deze aanpak effectief zal blijken voor het beheersen van de risico’s. Ook zullen de grijs gietijzeren en asbestcement gasleidingen in dichtbevolkt gebied vaker worden geïnspecteerd en versneld vervangen. SodM heeft de netbeheerders verzocht hierover goed te communiceren met bewoners.
Ik steun het advies van SodM de grijs gietijzeren en asbestcement gasleidingen in dichtbevolkt gebied vaker te inspecteren en versneld te vervangen en hierover goed te communiceren met bewoners. Ik verwijs u verder naar de antwoorden op vragen 4 en 5.
Hoe zijn de drie relatief snel op elkaar veroorzaakte explosies in Nederland te verklaren?
Wat deze explosies gemeen hebben, is dat het materiaal dat bezweek steeds grijs gietijzer betrof. Bij de twee eerdere incidenten was de specifieke kwetsbaarheid van het grijs gietijzer in combinatie met plaatselijke omstandigheden (trillingen en zakking) debet aan het incident. Nu de precieze achterliggende oorzaak van het derde incident, een scheur in de gasleiding in Den Haag, niet kan worden verklaard, is het (nog) niet mogelijk een relatie te leggen met de eerdere incidenten.
Hoe is, gelet op het feit dat in 2002 en 2009 de netbeheerders al gewaarschuwd waren voor de gevaren van dit type leidingen, te verklaren dat nog niet alle netbeheerders tijdig actie op hebben ondernomen? Hoe verklaart u de verschillen in snelheid van vervanging?
Met de netbeheerders is in 2010 juist naar aanleiding van de twee eerdere incidenten een saneringsprogramma opgesteld voor dit type leidingen. Op de oorspronkelijke saneringstermijn van 30 jaar zijn al verschillende versnellingen gerealiseerd.
Naar aanleiding van het incident in Den Haag heeft SodM de netbeheerders gevraagd een maximale inspanning te leveren de sanering alsnog te versnellen. Het is door de complexiteit van de sanering, de verschillende mate van stedelijke verdichting, de afhankelijkheid van andere partijen zoals gemeenten en andere nutsbedrijven, alsmede de zorgvuldigheid en de omvang van de sanering, dat er verschil in snelheid is ontstaan.
Bent u bereid de netbeheerders te ondersteunen bij het volgen van het advies van toezichthouder Staatstoezicht op de Mijnen, dat aandringt op versnelde uitfasering van de verouderde en risicovolle gasleidingen? Zo nee, waarom niet?
Ja, waar nodig ben ik bereid de netbeheerders te ondersteunen.
Deelt u de mening dat het vervangen van deze leidingen door nieuwe gasleidingen zonde zou zijn?
De veiligheid is voor mij leidend. De veiligheid moet bij het vervangen van deze leidingen dan ook doorslaggevend zijn.
Bent u bereid te bekijken hoe de aanpak van gasvrije woningen een bijdrage kan betekenen bij de wijken met een verhoogd veiligheidsrisico door de gevaarlijke gasleidingen? Zo nee, waarom niet?
Gemeenten houden, mede met het oog op het beperken van de maatschappelijke kosten, waar mogelijk al rekening met de planning van de netbeheerders. Het verbinden met de opgave mag echter niet vertragend werken voor het wegnemen van de veiligheidsrisico’s. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 6.
De landelijke risico’s door gevaarlijke gasleidingen |
|
Sandra Beckerman |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) naar aanleiding van de gasexplosie in Den Haag?1 Wat is daarop uw reactie?
Ja. Ik dank SodM voor dit rapport en denk dat SodM hiermee een belangrijke bijdrage levert aan dit onderwerp. Het rapport stelt dat de bestaande afspraken over deze gasleidingen herzien moeten worden. Ik deel deze mening.
Waar kunnen inwoners terecht met hun zorgen wanneer ze op het kaartje hebben gezien dat ze boven een gevaarlijke leiding wonen? Wat gaat u doen om de ontstane onrust weg te nemen?
De informatie voor burgers is door de netbeheerders gezamenlijk opgezet. Alle netbeheerders bieden via hun websites toegang tot een digitale kaart zodat inwoners de stand van zaken met betrekking tot de sanering kunnen zien. Indien inwoners zorgen hebben kunnen zij contact opnemen met de desbetreffende netbeheerder. De betrokken burgers bij de gebeurtenis in Den Haag zijn in een besloten bijeenkomst geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het om slechts 2,5% van het totaal aantal kilometers gasleiding gaat, maar toch een zeer groot probleem is?
Het betreft inderdaad een klein percentage van het gehele bestand aan gasleidingen in Nederland. De risico’s van grijs gietijzeren en asbestcement leidingen zijn bekend en worden door de netbeheerders afdoende beheerst. Juist uit voorzorg en in het kader van het verhogen van de veiligheid heeft SodM de netbeheerders gevraagd een maximale inspanning te leveren de sanering alsnog te versnellen.
De aanbeveling van SodM is om de grijs gietijzeren en de asbestcement leidingen in heel Nederland zo snel mogelijk te vervangen. Ik onderschrijf het advies van SodM aan de netbeheerders en dit zal ik ook richting de netbeheerders uitdragen.
Wat gaat u doen om dit grote gevaar op korte termijn op te lossen? Gaat u snel met de netbeheerders in gesprek? Voor welke datum moeten alle leidingen vervangen zijn?
SodM houdt toezicht op deze aanpak en doet samen met de netbeheerders verdiepend onderzoek naar de oorzaken van scheuren en breuken in dit type leidingen. De doelstelling is om op basis van het verdiepende onderzoek dit jaar, in overleg met de betreffende gemeenten en waterleidingbedrijven, een versneld uitvoeringsplan te hebben. Ik vertrouw erop dat deze aanpak effectief zal blijken voor het beheersen van de risico’s. Ook zullen de grijs gietijzeren en asbestcement gasleidingen in dichtbevolkt gebied vaker worden geïnspecteerd en versneld worden vervangen. SodM heeft de netbeheerders verzocht hierover goed te communiceren met bewoners.
De doelstelling is om dit jaar helderheid op basis van het verdiepende onderzoek te krijgen en, in overleg met de betreffende gemeenten en waterleidingbedrijven, een versneld uitvoeringsplan te hebben. Dit laat onverlet dat de in 2010 afgesproken einddatum van 2040 een harde einddatum is. Ik vertrouw erop dat deze aanpak effectief zal blijken voor het beheersen van de risico’s en in 2019 helderheid zal geven over de datum waarop alle grijs gietijzeren leidingen vervangen zullen zijn.
Welke knelpunten, in praktische of financiële zin, ziet u om deze problematiek sneller op te lossen? Hoe kunnen die knelpunten worden weggenomen?
Ik verwacht maximale inzet van de netbeheerders om deze leidingen zo snel mogelijk te vervangen. Mochten er knelpunten ondervonden worden door de netbeheerders en/of gesignaleerd worden door SodM, ben ik bereid deze aan te pakken.
Wie is aansprakelijk voor de explosie zoals die in februari in Den Haag plaatsvond? Wie is er aansprakelijk voor eventueel toekomstige explosies?
In Nederland zijn de netbeheerders verantwoordelijk voor de veiligheid van het gastransport. De netbeheerder dient een doeltreffend kwaliteitsborgingssysteem voor de uitvoering van de op grond van de gaswet aan hem toegekende taken te hanteren.
Uit het onderzoek over de gebeurtenis in de Jan van der Heijdenstraat van het Openbaar Ministerie (strafrechtelijk) en uit het onderzoek van SodM (publiekrechtelijk) blijkt dat er geen sprake is van verwijtbaar handelen.
Wel kan een netbeheerder privaatrechtelijk aansprakelijk gesteld worden.
Zijn er meer gasexplosies geweest die het gevolg waren van het gevaarlijke gasnetwerk?
In 2001 en 2008 hebben zich gasexplosies voorgedaan in grijs gietijzeren leidingen. In Nederland hebben we van grijs gietijzeren leidingen gesteld dat het gebruik naar de toekomst niet langer wenselijk is. SodM refereert naar deze explosies in haar onderzoek.
Hoe wordt er beoordeeld welke leidingen een lager en welke een hoger risico hebben?
Zoals in het rapport van SodM is aangegeven, zijn in 2010 afspraken met netbeheerders gemaakt om het risico op falen van hun grijs gietijzeren en asbestcement leidingen op basis van minimaal vier criteria in te schatten, namelijk dat de grijs gietijzeren en asbestcement leidingen liggen:
De netbeheerders hebben deze vier criteria gehanteerd en hebben sindsdien deze methodiek verder verrijkt met omgevingsinformatie over omstandigheden die risico verhogend zijn.
Is de prioritering van aanpak van onveilige leidingen gebaseerd op veiligheid en/of op andere aspecten?
De prioritering, zoals benoemd in het antwoord op vraag 8, is gebaseerd op veiligheid.
Wat is uw reactie op de prioriteitstelling die door Stedin is toegepast? Hoe is dit bij andere netwerkbeheerders?
SodM concludeert dat Stedin op hoofdlijnen de juiste prioriteitsstelling heeft gevolgd. Stedin heeft de prioritering sinds 2010 op eigen initiatief verder verfijnd en verbeterd. SodM maakt hierbij de kanttekening dat 4,3 km grijs gietijzer leidingen ten onrechte nog niet gesaneerd is.
Ik constateer verder dat in het rapport andere netbeheerders geen onderwerp van onderzoek zijn geweest. SodM geeft aan dat bij een inspectie in 2016 geen manco’s in prioriteitsstelling bij andere netbeheerders is geconstateerd.
Moet een andere prioritering worden gegeven? Wat gaat u doen om er voor te zorgen dat alle aanbevelingen van SodM worden uitgevoerd?
Afhankelijk van verdiepend onderzoek naar de oorzaken van scheuren en breuken in dit type leidingen zal SodM bezien in hoeverre een andere prioritering wenselijk is. Ik ga ervan uit dat de aanbevelingen van SodM door de netbeheerders opgevolgd worden.
Wilt u de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over alle stappen die u gaat zetten en de uitkomsten van overleg met netbeheerders en toezichthouder? Neemt u daarin de plannen voor inwoners mee?
Met de beantwoording van deze vragen heb ik de stappen geschetst die nodig zijn en gezet zullen worden. Ik zal uw Kamer informeren, als de netbeheerders en/of SodM aangeven dat aanvullende acties nodig zijn.
De berichten ‘Deurne krijgt echt twee keer glasvezel’, ‘Aanleg glasvezel vertraagd’ en ‘E-Fiber en KPN samen in één sleuf’ |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u de berichten «Deurne krijgt echt twee keer glasvezel»1, «Aanleg glasvezel vertraagd»2 en «E-Fiber en KPN samen in één sleuf»?3
Ja, daar ben ik mee bekend.
Herkent u het geschetste beeld dat de uitrol van glasvezel in Nederland vertraging oploopt? Zo nee, waarom niet?
Allereerst wil ik graag opmerken dat het artikel de situatie voor het buitengebied van Etten-Leur, Moerdijk, Roosendaal, Zundert en Breda schetst en niet voor de uitrol van glasvezel in de rest van Nederland. De uitrol van snel internet in buitengebieden is juist sterk toegenomen het afgelopen jaar. De toegenomen concurrentie bij de uitrol van snel internet in het buitengebied kan ervoor zorgen dat partijen hun vraagbundelingsinspanningen juist versnellen en kan ook leiden tot een lagere eigen bijdrage voor consumenten of aantrekkelijkere dienstenpakketten. Het is echter onwenselijk als de concurrentie wordt verstoord of zo hevig is dat partijen zich terugtrekken en er geen snel internet komt. Daar is in het buitengebied van Etten-Leur, Moerdijk, Roosendaal, Zundert en Breda echter nu geen sprake van.
Deelt u de mening dat Nederlanders zo snel mogelijk moeten beschikken over een zo hoog mogelijke internetsnelheid? Zo nee, waarom niet?
De ambitie van het kabinet is dat in 2023 iedereen in Nederland kan beschikken over een vaste internetverbinding van tenminste 100 Mbps. De verwachting is dat we deze ambitie gaan halen.
Kunt u aangeven in welke delen van Nederland op dit moment nog geen glasvezel is aangelegd? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven in welke delen van Nederland bewoners op dit moment nog te maken hebben met internetsnelheden die trager dan gemiddeld zijn? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u nog steeds de ambitie uit het Actieplan Digitale Connectiviteit4 met betrekking tot het verder verglazen van Nederland, zodat de capaciteit van vaste netwerken kan worden vergroot? Zo nee, waarom niet?
Ik onderschrijf absoluut nog de ambitie van het kabinet over de beschikbaarheid van een internetsnelheid van tenminste 100 Mbps voor iedereen in Nederland in 2023. Ik merk daarbij op dat deze ambitie technologieneutraal is en het verglazen van Nederland geen doel op zich is. Het gaat er om dat alle Nederlanders kunnen beschikken over een snelle vaste internetverbinding. Dit kan gerealiseerd worden door het aanleggen van een glasvezelverbinding, maar ook door investeringen in technologische doorontwikkeling van de huidige infrastructuur of zogenoemde vast-draadloze oplossingen (een draadloze verbinding tussen twee vaste punten).
Op welke manier werkt u aan het realiseren van bovenstaande ambitie? Kunt u voorbeelden geven van uw werkzaamheden die het realiseren van de ambitie kracht moeten bijzetten? Wat kunt u nog meer doen om bovenstaande ambitie te realiseren?
De markt is als eerste aan zet om deze ambitie te realiseren. De overheid zorgt voor de juiste randvoorwaarden zodat marktpartijen investeren in een goede digitale infrastructuur, onder andere door een faciliterend lokaal beleid en door de concurrentie te waarborgen. De ACM kan bijvoorbeeld ingrijpen als er verboden anti-competitieve gedragingen worden waargenomen. Alleen waar de markt onvoldoende beweegt kunnen lokale en provinciale overheden ingrijpen met gerichte financiële steun voor de uitrol van snel internet. Ik ondersteun regionale en lokale overheden door het uitwisselen van kennis en best practices en zal hiervoor zoals aangekondigd in het Actieplan Digitale Connectiviteit een nieuwe gereedschapskist/handreiking breedband na de zomer ter beschikking stellen. Daarbij constateer ik dat de veranderde marktomstandigheden zorgen voor nieuwe vraagstukken en er nu bijvoorbeeld meer aandacht is voor de coördinerende rol van gemeenten bij graafwerkzaamheden als meerdere partijen willen uitrollen. Ik verwijs verder naar het antwoord op de vragen 8, 9 en 10.
Op welke manier wordt de motie-Weverling c.s.5 betrokken bij het realiseren van snelle internetverbindingen in Nederland, zowel in stedelijk gebied als in het buitengebied?
Ik wil graag vooropstellen dat er doorlopend gesprekken worden gevoerd met provincies, gemeenten, bedrijven en andere organisaties en kennis en best practices worden uitgewisseld via het Kennisplatform Snel Internet en de website samensnelinternet.nl. Een goed voorbeeld van een best practice is het hanteren van passende leges per aansluiting in plaats van per strekkende meter zodat in het buitengebied met grotere afstanden een rendabele business case mogelijk is. Zoals ook gevraagd door de motie Weverling c.s. en de motie Moorlag/Bromet7, heeft een aantal gesprekken plaatsgevonden specifiek gericht op de aanleg van snel internet en eventuele belemmeringen die partijen daarbij ondervinden, bijvoorbeeld tijdens de vraagbundeling. Zo is er recent gesproken met de provincies Noord-Holland en Groningen, met de gemeentes Gouda, Den Haag en Rotterdam en ook met verschillende marktpartijen. Ik blijf hierover in gesprek met alle belanghebbenden en relevante signalen uit deze gesprekken deel ik met de ACM ten behoeve van hun lopende marktstudie naar de uitrol van glasvezel in Nederland.
Daarnaast heb ik de VNG een impactanalyse8 laten maken en is het handvest 5G – Samen op weg naar hoogwaardige digitale connectiviteit9 getekend. In dit handvest hebben telecombedrijven, bedrijfsleven, belangenorganisaties, kennisinstellingen en lokale en nationale overheden met elkaar afgesproken om samen te werken om de uitrol van digitale infrastructuur inclusief 5G goed te laten verlopen. Op basis van de uitkomsten van de impactanalyse organiseert mijn ministerie samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de VNG na de zomer gesprekstafels met gemeenten en provincies om in dialoog te gaan hoe gemeenten een meer faciliterend lokaal beleid kunnen voeren om snel internet (vast én mobiel) te realiseren.
Kunt u voorbeelden noemen van overleggen met provincies, gemeenten, bedrijven en andere organisaties die op basis van de motie-Weverling c.s. zijn georganiseerd?
Zie antwoord vraag 8.
Zijn er op basis van de motie-Weverling c.s. concrete afspraken gemaakt met provincies, gemeenten, bedrijven en andere organisaties teneinde de uitrol van snel internet te bevorderen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Wanneer verwacht u de uitkomsten van het onderzoek van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) naar de glasvezelmarkt aan de Kamer te doen toekomen?
De ACM verwacht de resultaten van de marktstudie na de zomer te publiceren. Ik zal de uitkomsten dan ook aan uw Kamer doen toekomen.
Het bericht ‘De weerman wordt gestoord door 5G’ |
|
Arne Weverling (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «De weerman wordt gestoord door 5G»?1
Ja, ik ben daarmee bekend.
Welke radiofrequenties worden in Nederland gebruikt om weermetingen te doen?
De radiofrequenties die worden gebruikt, zitten in het hogere frequentiegebied (het zogeheten microgolfgebied) van het frequentiespectrum. Voor meteorologisch en klimaatonderzoek wordt een groot aantal frequenties gebruikt. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen actief en passief gebruik. Actief gebruik van microgolven betreft vooral radars en het verzenden van data, waarbij ook radiosignalen worden uitgezonden. Passief gebruik betreft enkel het waarnemen van de natuurlijke microgolfstraling van stoffen (bijvoorbeeld waterdamp). Waarnemingen van passieve microgolven worden alleen gedaan met frequenties die gebaseerd zijn op de natuurkundige eigenschappen van deze stoffen.
In het artikel in NRC gaat het om verstoring van passieve radiomicrogolfmetingen, die zowel op de grond (in Nederland door de vaste meetopstelling van het KNMI in Cabauw), als vanuit satellieten worden uitgevoerd. Op dit moment zijn er bij de ITU (de VN-organisatie Internationale Telecomunie) wereldwijd 23 satellieten aangemeld die metingen uitvoeren in de frequentieband 23,6–24 GHz, de band die in het NRC-artikel wordt genoemd als essentieel voor de weerverwachtingen in Nederland. Er zijn verder veel internationale actieve satellietinstrumenten die weer- en klimaatmetingen doen in het microgolfspectrum.
Op de onderzoeklocatie Cabauw staat verder de zogenaamde Radiometer HATPRO (Humidity And Temperature Profilers) die passief gebruik maakt van frequenties (in de 20–30 GHz-band voor waterdamp en in de 50–60 GHz-band voor het bepalen van temperatuur profielen). Voorbeelden van actief gebruik zijn: neerslag radars (in de 5,6 GHz-band in Den Helder, Herwijnen en De Bilt), een wolkenradar (34,86 GHz), een windprofiler (1290 MHz), radiosonde (403 MHz) en een ozonsonde (403,9 MHz).
Liggen deze frequenties dichtbij radiofrequenties die in Nederland voor andere doeleinden worden gebruikt? Welke frequenties zijn dit?
Ja, het radiospectrum wordt druk gebruikt. Het doel van het frequentiebeleid is onder meer efficiënt gebruik van het spectrum te realiseren vanwege de steeds toenemende vraag naar frequentiebanden uit het spectrum en zodanige voorwaarden aan het gebruik te stellen dat er geen schadelijke storing wordt veroorzaakt voor andere frequentiegebruikers. In het kader van het NRC-artikel is met name de 26 GHz-band relevant.
Bent u op de hoogte van de bezwaren van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA en de Amerikaanse meteorologische instantie NOAA? Zijn de bezwaren van deze partijen naast het Amerikaanse Congres ook geuit aan andere landen, zoals Nederland?
Ja, ik ben op de hoogte van de bezwaren die NASA en de NOAA hebben geuit tegen de uitgifte van de 26 GHz-band in de VS voor 5G. Zij hebben deze bezwaren niet expliciet aan Nederland geuit.
Hebben Nederlandse of Europese meteorologische instanties soortgelijke zorgen geuit bij u? Zo ja, welke specifieke zorgen zijn dit?
De Nederlandse of Europese meteorologische instanties hebben zorgen over het gebruik van het frequentiespectrum, maar deze zijn in Europa gedekt door beschermingsnormen. De situatie in Europa is een andere dan in de VS. In Europa is de afstemming goed geregeld. Drie instanties, EUMETNET, EUMETSAT en ESA2, toetsen het in Europa voorgestelde frequentiegebruik ten behoeve van andere toepassingen dan weer- en klimaat op basis van hun behoeften op het gebied van weer en klimaatonderzoek. Dit geldt ook voor het behouden van de beperkingen in het gebruik van de 26 GHz-band en voor de beschermingsnormen in aangrenzende banden.
Deelt u de zorgen dat het toekomstig gebruik van bepaalde frequenties (onder andere voor de uitrol van 5G) een flinke achteruitgang in de kwaliteit van weersverwachtingen kan betekenen? Zo nee, waarom niet?
Ik onderken het belang van een ongestoord gebruik van natuurlijke frequenties voor het maken van weersverwachtingen en voor aardobservatie en radioastronomie en in het algemeen. In het «Radio Reglement» van de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU) wordt een reeks frequentiebanden genoemd die van belang zijn voor (passieve) aardobservatie en voor radioastronomie en waarin het actief gebruik van radiofrequenties is verboden («all emissions are prohibited in the following bands»3). Het betreft hier frequenties die worden bepaald door de natuurkundige eigenschappen van hetgeen wordt gemeten (zie ook het antwoord op vraag 1) en waar het meten op alternatieve frequenties dus niet mogelijk is.
Specifiek voor de 26 GHz-band zijn in Europees verband adequate beschermingslimieten vastgesteld voor gebruikersterminals en voor basisstations van 5G, waar de meteorologische gemeenschap mee heeft ingestemd. Voor de weermetingen in Europa heb ik dan ook op dit moment geen zorgen. Het is echter van belang dat waarnemingen van weer en klimaat overal ter wereld van minstens dezelfde kwaliteit blijven als nu het geval is.
Eind oktober begint de Wereld Radiocommunicatie Conferentie van de ITU, waar internationale regelgeving wordt vastgesteld voor o.a. deze frequentieband. De Europese inzet zal zijn om dezelfde beschermingseisen in het ITU «Radio Reglement» opgenomen te krijgen als zijn vastgesteld in de EU beschikking, maar er is al bekend dat deze positie op dit moment niet door alle regio’s van de ITU wordt gedeeld. We verwachten dan ook intensieve onderhandelingen op dit punt.
Deelt u de mening van het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) dat 5G op termijn klimaatmonitoring kan beïnvloeden? Zo nee, waarom niet?
Klimaatmonitoring is afhankelijk van een goede bescherming tegen signalen van andere diensten, overal ter wereld waar waarnemingen worden gedaan. Tijdens de komende Wereld Radio Conferentie wordt internationale regelgeving vastgesteld voor o.a. de 26 GHz-band. Het is van vitaal belang dat de juiste afspraken worden gemaakt om impact van 5G op de monitoring te voorkomen. Zie ook antwoord op 6.
Worden meteorologische instanties op de hoogte gehouden van toekomstige veilingen van radiofrequenties die zij op dit moment nog gebruiken, zodat zij tijdig kunnen overstappen op materiaal dat gebruik maakt van een andere frequentie? Zo nee, waarom niet?
Meteorologische instanties worden niet specifiek op de hoogte gehouden van toekomstige veilingen, anders dan via openbare consultaties over voorgenomen beleid. Overstappen op andere frequenties is bij de monitoring van de natuurlijke frequenties – een soort DNA van de te monitoren stoffen – niet mogelijk.
Het KNMI neemt deel aan het nationaal overleg wetenschappelijk spectrumgebruik4 waar de deelnemers ook worden geïnformeerd over voorgenomen Europese harmonisatiemaatregelen en studies die in dat verband worden uitgevoerd. Het is verder gebruik om bij internationale voornemens tot het alloceren van een frequentieband aan een nieuwe gebruiker en/of bij het uitvoeren van studies naar samenleving met andere gebruikers, de belangenorganisaties te betrekken. Dat gebeurt op alle niveaus, zowel mondiaal als op Europees niveau.
Kunt u aangeven wat de Nederlandse inzet is tijdens de conferentie van de International Telecommunication Union (ITU), eind oktober in Egypte? Hoe wordt Nederland hier vertegenwoordigd?
De agenda van de ITU is erg breed en bestaat uit een groot aantal agendapunten. Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in het kader van de Telecomraad van 7 juni jl.5 De Nederlandse delegatie wordt gevormd uit vertegenwoordigers van de ministeries van Economische Zaken en Klimaat, Defensie en Infrastructuur en Waterstaat, vertegenwoordigers uit de Overzeese gebiedsdelen en belanghebbenden uit verschillende bedrijven. Het KNMI heeft niet aangegeven deel te willen nemen in de delegatie. Wel zijn alle Europese organisaties van meteorologie en de World Meteorologic Organization (WMO) vertegenwoordigd in Egypte. De Europese Commissie heeft onlangs een beschikking voor de 26 GHz-frequentieband vastgesteld en daarin de technische voorschriften die in CEPT zijn vastgesteld, opgenomen. In de Telecomraad van 7 juni jl. zijn de lidstaten het eens geworden over de EU-positie bij de WRC van dit najaar. Hierin is opgenomen dat de Europese inzet zal zijn om dezelfde beschermingseisen in ITU-regelgeving opgenomen te krijgen als zijn vastgesteld in de EU-beschikking. Voor de inzet op de 5G-uitbreidingsbanden wordt steun gegeven aan het toewijzen van de banden 24,25–27,5 GHz, 40,5–43,5 GHz en 66–71 GHz aan IMT (mobiele communicatie). Op de eerst genoemde frequentieband ben ik al uitgebreid ingegaan. Beide andere frequentiebanden zijn niet gelegen in de nabijheid van frequentiebanden die worden gebruikt voor weerswaarnemingen of klimaatonderzoek.
Voorziet u door bovengenoemde geuite zorgen risico’s voor het zo snel mogelijk uitrollen van 5G? Zo nee, waarom niet?
Nee, de vastgestelde technische voorschriften aan het gebruik van de 26 GHz-band zijn geen belemmering voor de uitrol van 5G.
Kunt u de beantwoording van deze vragen voor het plenaire debat over de uitrol van 5G aan de Kamer toezenden?
Ja.
De aanleg van een stroomstation in Voorne-Putten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gesteld dat TenneT bij het landelijk gelegen Biert een converterstation wil gaan bouwen en een ondergrondse kabel wil gaan aanleggen?1
Ja.
Deelt u de opvatting van bewoners in het gebied dat dit een te forse ingreep is in het landschap? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Op 5 april 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voortgang van de uitvoering van de Routekaart Windenergie op zee 2030 (Kamerstuk 33 561, nr. 48). Ik heb daarbij toegelicht hoe ik tot een keuze ben gekomen voor de – in een Rijkscoördinatieregeling (RCR) – te onderzoeken ondergrondse kabelverbindingen en aansluitlocaties voor het naar land brengen van de windenergie van zee uit de Routekaart 2030. Voor de noordelijke verbinding van het windenergiegebied IJmuiden Ver (Net op zee IJmuiden Ver Bèta) zijn de Maasvlakte en Simonshaven aangewezen om nader te onderzoeken.
De Routekaart Windenergie op zee 2030 van 27 maart 2018 (Kamerstuk 33 561, nr. 42) voorziet in 6,1 GW windenergie op zee. Vooruitlopend op procedures onder de RCR ben ik in 2018 gestart met een brede verkenning naar de mogelijkheden om deze windenergie aan land te brengen2. Voor het windenergiegebied IJmuiden Ver heb ik voor 25 mogelijke ondergrondse hoogspanningsverbindingen en 10 potentiële aansluitlocaties op bestaande hoogspanningsstations – waaronder een aantal in industriegebieden – de milieueffecten, kosten, techniek, toekomstvastheid en omgevingsaspecten in beeld gebracht.
De resultaten van deze verkenning zijn weergegeven in een afwegingsnotitie, waarin onder meer aandacht is besteed aan ruimtelijke en landschappelijke aspecten. De landschappelijke inpassing vormt een belangrijk aandachtspunt voor het aansluitpunt Simonshaven nabij Biert. Het geheel van milieueffecten, kosten, techniek, toekomstvastheid en omgevingsaspecten in beschouwing genomen, zijn voor de noordelijke verbinding van het windenergiegebied IJmuiden Ver Simonshaven en de Maasvlakte als de meest kansrijke aansluitpunten uit de verkenning gekomen.
Gedurende de verkenning hebben betrokken provincies, gemeenten, waterschappen, belangenorganisaties en bedrijfsleven deelgenomen aan werksessies en aparte gesprekken. In de eind maart 2019 gestarte RCR-procedure Net op zee IJmuiden Ver Bèta zijn omwonenden betrokken en is een informatieavond in het gebied van Simonshaven georganiseerd.
Op basis van de afwegingsnotitie, bespreking met decentrale overheden op 5 december 2018 en een positief advies van de Commissie voor de Milieueffectrapportage heb ik besloten de aansluitstations en tracés naar de Maasvlakte en Simonshaven in een procedure onder de RCR nader te onderzoeken. In deze procedure zullen de effecten op milieu – waaronder invloed op landschap en ruimtelijke kwaliteit-, techniek, kosten, omgeving en toekomstvastheid van deze alternatieven verder in kaart worden gebracht in een integrale effectenanalyse (IEA). Ik zal de overheden in de regio de gelegenheid geven mij naar aanleiding van de IEA te adviseren over een voorkeursalternatief. Ook andere belanghebbenden krijgen de gelegenheid een voorkeur uit te spreken voor een alternatief. Vervolgens zal ik, in afstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, een keuze maken voor een voorkeursalternatief, waarbij ik ook het aspect landschappelijke inpassing zal meewegen. Dat voorkeursalternatief zal dan uiteindelijk worden neergelegd in een ruimtelijk besluit.
Bent u het eens met de opvatting dat de bouw van grote energie-infrastructuur bij voorkeur en zo veel als mogelijk op industrieterreinen dient plaats te vinden? Zo ja, wordt dan naar alternatieve locaties gekeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze is deze voorgenomen locatie in beeld gekomen en gekozen en op welke wijze hebben principes van goede ruimtelijke ordening en opvatting van omwonenden en het lokale bestuur hierin een rol gespeeld en meegewogen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Onze veiligheid in eigen hand houden’ |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD), Arne Weverling (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Onze veiligheid in eigen hand houden»?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het initiatief van een consortium van Nederlandse technologiebedrijven om te onderzoeken of er een Nationaal Veilig Communicatienetwerk (NVC) kan worden opgezet?
Ja.
Deelt u de mening van de initiatiefnemers dat het opzetten van een NVC noodzakelijk is door onder meer een toename van cybercriminaliteit en de steeds groter wordende invloed van buitenlandse providers? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Die meningen deel ik niet. Er zijn diverse actoren betrokken bij de weerbaarheid van vitale infrastructuur. De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit en weerbaarheid van vitale processen ligt bij de vitale aanbieders zelf. Daarbij hoort het verkrijgen van inzicht in dreigingen en kwetsbaarheden, risico’s en het ontwikkelen en onderhouden van capaciteiten waarmee de weerbaarheid van vitale processen wordt verhoogd en geborgd. Het verantwoordelijke vakdepartement stelt algemene kaders vast voor de sectoren die onder haar verantwoordelijkheid vallen (in beleid of in wet- en regelgeving). De Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voert regie en let daarbij vooral met en voor alle betrokkenen op samenhang, efficiëntie en effectiviteit van weerbaarheidsverhogende maatregelen. In samenwerking met de vitale aanbieders zorgen de vakdepartementen voor borging en controle op de capaciteiten op het gebied van vitale infrastructuur. In de besprekingen die continu in het kader van dit stelsel worden gevoerd, is nu geen behoefte naar voren gekomen die de noodzakelijkheid van een Nationaal Veilig Communicatiesysteem onderbouwt.
Hoe kwalificeert u de uitspraak van de initiatiefnemers dat ons hele systeem waarmee veiligheids- en hulpdiensten straks met elkaar communiceren bijna in Chinese handen is, terwijl de kennis en techniek gewoon in eigen land voorhanden is?
Ik heb uw Kamer op 26 april 2019 geïnformeerd over de beveiliging van het vernieuwde C2000.2 In deze brief heb ik aangegeven hoe er op verantwoorde wijze vervolg wordt gegeven aan de vernieuwing van het spraaknetwerk van C2000. In deze brief heb ik toegezegd een verkenning uit te voeren naar een oplossing die niet afhankelijk is van landen waarvan is vastgesteld dat ze een offensief cyberprogramma voeren tegen Nederlandse belangen. Ik zal uw Kamer hierover na de zomer informeren.
Deelt u de in het artikel aangedragen mening dat een NVC noodzakelijk is voor het veilig aansturen van de kritische infrastructuur van Nederland, privacy te kunnen waarborgen bij digitale gezondheidszorg, het betalingsverkeer beter te beschermen en het kunnen toestaan van onbemande voortuigen en vaartuigen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er naar uw mening, aangezien de initiatiefnemers van het NVC aangeven dat het nationale netwerk kan dienen als back-up voor het C2000-netwerk en als extra capaciteit in geval van grootschalige calamiteiten, behoefte aan een extra back-up en extra capaciteit voor het C2000-netwerk? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het C2000-netwerk is toegerust om de hulpdiensten te ondersteunen, ook bij calamiteiten. Het vernieuwde C2000 krijgt de beschikking over een grotere capaciteit om onverwachte pieken in de belasting van het netwerk op te vangen. Bovendien kan, zoals ik uw Kamer eerder heb gemeld bij brief van 26 april 2019,3 ieder netwerk uitvallen door een technische storing of langdurige stroomuitval. Voor dergelijke situaties hebben de operationele diensten (politie, brandweer, ambulancediensten en Koninklijke Marechaussee) continuïteitsplannen die tijdelijk in werking treden om de noodhulp aan burgers zo goed mogelijk te continueren.
Zijn er naar uw weten andere landen die experimenteren met een NVC of plannen hebben om een dergelijk netwerk op te zetten? Zo ja, welke landen zijn dit?
Ik ben op dit moment niet bekend met andere landen die experimenteren met een NVC of plannen hebben om een dergelijk netwerk op te zetten.
Hoe kwalificeert u de security audit van Xebia en het advies van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) van april 2019 waarin zij schrijven dat het onwenselijk is dat Nederland voor de uitwisseling van gevoelige informatie of voor vitale processen afhankelijk is van de hard- of software van bedrijven uit landen waarvan is vastgesteld dat ze een offensief cyberprogramma tegen Nederlandse belangen voeren, in relatie tot de oproep van de initiatiefnemers?
Het kabinet beziet op een zeer zorgvuldige en case-by-case-basis de risico’s ten aanzien van digitale producten. In mijn brief van 17 september 2018 heb ik u geïnformeerd dat ik specifiek voor het vernieuwde C2000 een security audit door het bedrijf Xebia heb laten uitvoeren alsook het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV) van de AIVD om advies heb gevraagd.4 Ik heb uw Kamer op 26 april 2019 geïnformeerd over de uitkomsten van de beveiligingsonderzoeken naar het vernieuwde C2000.5
Het tegengaan van ongewenste toegang tot het Netherlands Armed Forces Integrated Network (NAFIN) |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
Is het glasvezelnetwerk van Defensie, het Netherlands Armed Forces Integrated Network (NAFIN) van belang in het kader van de nationale veiligheid en dient dit zwaar beveiligd te zijn in het licht van de toenemende cyberdreiging?
Ja. Het NAFIN wordt voortdurend aangepast naar de hedendaagse standaarden. De beveiliging tegen cyberdreigingen maakt hier onderdeel van uit.
Deelt u de mening dat het van belang is om voorzieningen te treffen om het NAFIN te vrijwaren van ongewenste statelijke en non-statelijke beïnvloeding, spionage en sabotage?
Zie antwoord vraag 1.
Hanteert u nog steeds het uitgangspunt dat over de middelen voor «command and control», waaronder de verbindingsstelsels, volledige beschikkingsmacht door Defensie vereist is en dat Defensie voor «command and control» niet afhankelijk van derden mag zijn?1
Ja. Defensie is autonoom in staat om «command and control» uit te voeren van het verbindingsstelsel NAFIN. Het beheer van het NAFIN wordt daarom volledig door Defensie uitgevoerd, onafhankelijk van derden. Voor andere verbindingsstelsels is het noodzakelijk gebruik te maken van diensten van civiele providers, waarbij Defensie maatregelen neemt op het gebied van onder andere encryptie, monitoring, beveiliging en redundantie om afhankelijkheid van deze derden tot het minimum te beperken.
Klopt het nog steeds dat het economisch eigendom van het NAFIN bij KPN ligt en dat u het eeuwig gebruiksrecht heeft?
KPN heeft het juridisch eigenaarschap van het NAFIN omdat Defensie zelf in vredestijd geen grondroerdersrechten heeft. Het economisch eigenaarschap en het eeuwige exclusieve gebruiksrecht ligt bij Defensie.
Klopt het dat in de afgelopen jaren steeds meer medegebruik door tweeden en derden plaatsvindt van het NAFIN, zoals de politie, C2000 (voor vaste verbindingen in het kernnetwerk), het civiele KPN Telecom satelliet-grondstation in Burum en de vier rijksoverheidsdatacenters (opvolger van alle 64 datacenters van het Rijk), die een groot deel van alle rijksoverheid informatie opslaat en ook de Rijkscloud bevat en de Haagse Ring?
Ja. Vanwege het specifieke karakter van een strategische defensietoepassing als het NAFIN, is samenwerking met andere partijen binnen de rijksoverheid op het gebied van veiligheid en vitale processen passend. Zoals aangekondigd in de Defensie Cyber Strategie (33 321 Nr. 9, 12 november 2018) zal onderzocht worden welke Defensievoorzieningen kunnen worden ingezet om kritieke processen draaiende te houden wanneer er sprake is van maatschappij ontwrichtende ICT-uitval als gevolg van een digitale aanval. Voorzieningen als het NAFIN kunnen hierbij een rol spelen.
Is de opsomming in vraag 5 van medegebruik door tweeden en derden volledig? Zo nee, welke organisaties of andere actoren missen in de opsomming?
Defensie levert ook NAFIN-diensten (of heeft het verzoek deze te gaan leveren) aan de NCTV, het Nationaal Cyber Security Centrum, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de IND, het European Air Transport Command en de Kustwacht.
Klopt nog steeds het uitgangspunt voor medegebruik dat «Defensie onder alle omstandigheden de volledige zeggenschap over het NAFIN behoudt»?2 Zo nee, op welke onderdelen en in welke situaties is daar geen sprake meer van?
Ja.
In hoeverre is er bij het medegebruik door tweeden en derden sprake van virtueel en/of gescheiden netwerken? Kunt u per medegebruiker aangeven of er sprake is van een virtueel gescheiden en/of fysiek gescheiden netwerk?
Bij medegebruik worden NAFIN glasvezels aangelegd naar de locatie van de medegebruiker waarop NAFIN apparatuur wordt aangesloten voor de levering van NAFIN diensten. Deze diensten zijn virtueel gescheiden in de NAFIN infrastructuur, zodat er geen vermenging van datastromen van verschillende organisaties en/of systemen kan optreden.
In hoeverre is er op deze netwerken sprake van het verspreiden van gerubriceerde/geclassificeerde informatie? Kunt u een overzicht van welke gerubriceerde/geclassificeerde informatie over welke netwerken (NAFIN en de medegebruikers) verspreid kan/mag worden aan de Kamer toezenden? Klopt het nog steeds dat over het NAFIN tot en met geheim gerubriceerde e-mail kan worden verzonden?
Het NAFIN is gerealiseerd over glasvezels die alleen bovengronds komen op locaties van Defensie of ketenpartners in een daartoe ingerichte en beveiligde ruimte. Door aanvullende, strikte eisen aan netwerkapparatuur kan over het NAFIN informatie tot het niveau Departementaal Vertrouwelijk getransporteerd worden. Voor transport van hoger gerubriceerde informatie over het NAFIN worden aanvullende maatregelen genomen.
Herinnert u zich de verkenning door PWC naar gescheiden ICT-netwerken en -diensten in Nederland?3 Bent u het met PWC eens, dat een deel van de kwetsbaarheid van ICT-netwerken zich bevinden in:
Defensie houdt maximaal rekening met deze ketenrisico’s door het NAFIN als zogenaamd militairy owned and controlled infrastructuur te beschouwen. Dat betekent dat het netwerk door medewerkers van Defensie is ontworpen en dat Defensie zelf de netwerkapparatuur installeert en configureert. Daarnaast garandeert de leverancier dat de netwerkapparatuur voor het NAFIN voldoet aan de Common Criteria for Information Technology Security Evaluation (ISO/IEC 15408). Toegang tot technische ruimtes en NAFIN-apparatuur is alleen voor geautoriseerde medewerkers van Defensie en eventueel voor medewerkers van de leverende marktpartijen, echter uitsluitend onder aansturing en begeleiding van Defensiemedewerkers. Tot slot wordt het beheer en onderhoud van het NAFIN door Defensie zelf uitgevoerd, waar nodig in samenwerking met gescreende leveranciers. Bewaking van het NAFIN vindt vierentwintig uur per dag plaats. Er zijn geen beheerkoppelingen naar de leverende marktpartijen en onderhoud wordt door Defensie zelf uitgevoerd vanaf Defensielocaties.
Op welke wijze hebt u rekening gehouden met deze ketenrisico’s (zoals het mogelijk schenden van de vertrouwelijkheid van de inhoud van de communicatie) bij het NAFIN en de medegebruikers van het netwerk?
De richtlijnen van Defensie zoals verwoord in de reactie op vraag 10 zijn ook van toepassing voor medegebruik NAFIN op locaties buiten defensie. Het NAFIN verzorgt het ongeschonden transport van de aangeboden data; de eindgebruiker is verantwoordelijk voor de inhoud van de communicatie.
Welk restrisico accepteert u voor NAFIN en het medegebruik? Wat is nodig om dit restrisico te mitigeren?
De topologie van het NAFIN is zo opgesteld dat de hoofdroutes van het NAFIN uitsluitend naar Defensielocaties gaan. Locaties van medegebruikers worden separaat aangesloten op deze hoofdroutes. In geval van een dreiging die zijn oorsprong kent in een locatie van een medegebruiker kan Defensie op afstand de poorten dichtzetten of zelfs de volledige locatie isoleren van het NAFIN. Hierdoor kunnen risico’s voortkomend uit medegebruik van het NAFIN zoveel mogelijk worden gemitigeerd.
Wie doet op dit moment of gaat in de toekomst het ontwerp, bouw, upgrades, beheer en onderhoud van het NAFIN en de medegebruikers zoals C2000, de Rijksdatacenters, de Haagse Ring, de Rijkscloud en overige medegebruikers doen? Kunt u een overzicht van NAFIN en per medegebruiker maken? In hoeverre is hier sprake van Nederlandse dan wel buitenlandse bedrijven?
Deze activiteiten worden volledig onder regie van Defensie uitgevoerd, waarbij het merendeel van de activiteiten ook door Defensie zelf worden uitgevoerd. Aanvullende inzet van medewerkers van de leverende marktpartijen vindt uitsluitend plaats onder aansturing en begeleiding van Defensie- medewerkers. Defensie maakt gebruik van twee marktpartijen voor het NAFIN: KPN voor de infrastructuur en Nokia Nederland (voorheen Alcatel-Lucent) voor de netwerkapparatuur. Beide partijen zijn ABDO getoetst.
Hoe wordt voorkomen dat via ontwerp, bouw, upgrades, beheer en onderhoud van de medegebruikers van het NAFIN door buitenlandse bedrijven (bijvoorbeeld Chinese bedrijven) toegang wordt verkregen tot het militaire deel van het netwerk en dat daarmee de nationale veiligheid in gevaar kan komen? Kunt u de maatregelen apart benoemen voor de categorie ontwerp, bouw, upgrades, beheer en onderhoud?
Bent u bereid om, door middel van een risicoanalyse van het NAFIN en het medegebruik, de kans en impact van dreigingen in kaart te brengen om hier vervolgens mitigerende maatregelen aan te koppelen en over de kans en impact van dreigingen en de genomen en te nemen maatregelen de Tweede Kamer voor de zomer van 2019 te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het NAFIN wordt alleen gekoppeld met externe netwerken door tussenkomst van een sterk beveiligd koppelvlak om te voorkomen dat derden toegang krijgen. Zie voorts het antwoord op vraag 13.
De aanleg van glasvezel op het platteland |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Glasvezelmarkt in vizier ACM na «pesterijen» KPN»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Deelt u de mening dat vanwege het toenemende belang van snelle internetverbindingen en het toekomstbestendig maken daarvan, dat glasvezel een belangrijke rol heeft in heel Nederland? Zo nee, waarom niet?
Voldoende beschikbare, betrouwbare en snelle internetverbindingen zijn een voorwaarde voor een volwaardige deelname van burgers en bedrijven aan de Nederlandse economie en samenleving. De onderliggende technologie waarmee snel internet wordt aangeboden is daarbij van ondergeschikt belang. Daar waar snel internet over bestaande netwerken niet geleverd kan worden, kan de aanleg van glasvezel een goede oplossing zijn.
Deelt u de mening dat glasvezelverbindingen kunnen bijdragen aan de concurrentiepositie van Nederland en dat burgers en bedrijven diensten kunnen afnemen die bij hun behoeften aansluiten? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja, goede digitale connectiviteit is essentieel voor de concurrentiepositie van Nederland. Het is dan ook de kabinetsdoelstelling dat in 2023 alle huishoudens in Nederland over een vaste internetverbinding van tenminste 100 Mbps beschikken. Glasvezel is één van de technologieën die snel internet mogelijk maken.
Deelt u ook de mening dat burgers en bedrijven op het platteland, inclusief de buitengebieden van gemeenten, glasvezelverbindingen zouden moeten kunnen krijgen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee, niet per definitie. Conform onze nationale doelstelling moet elke burger en bedrijf in 2023 de beschikking hebben over internet met een snelheid van tenminste 100 Mbps maar daarvoor is niet in alle gevallen perse glasvezel nodig. Deze snelheid kan namelijk ook met andere technologieën worden gerealiseerd, zoals het opwaarderen van het kopernetwerk of met een coaxverbinding. Glasvezel is een middel en niet het doel op zich.
Deelt u de mening dat als een bedrijf plannen heeft om ook dunbevolkte gebieden te gaan voorzien van glasvezel, dat dit de voorkeur zou moeten hebben boven plannen van een bedrijf dat slechts dichtbevolkte gebieden wil «verglazen»? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de markt om keuzes te maken waar en onder welke voorwaarden er glasvezel wordt aangelegd. Het is vervolgens aan de burger om te kiezen naar welk aanbod zijn of haar voorkeur uitgaat.
Bieden wet- en regelgeving nu de mogelijkheid om voorrang te geven aan plannen voor het aanleg van glasvezel in een hele gemeente inclusief de buitengebieden boven plannen die zich slechts op het dichtbevolkte deel van een gemeente richten? Zo ja, welke mogelijkheid betreft dit? Zo nee, waarom niet en acht u het zinvol om dergelijke wet- en regelgeving te ontwikkelen?
Nee. Aanbieders mogen vrij met elkaar concurreren naar de gunst van klanten. Die concurrentie heeft ervoor gezorgd dat Nederland internationaal koploper is met een hoogwaardige digitale infrastructuur. Dat is een goede zaak.
Bent u bereid om belemmeringen uit de (mededingings)wetgeving weg te nemen om bewonersinitiatieven en gemeenten meer ruimte te geven voor het aanleggen van glasvezelverbindingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Ik zie op dit moment geen noodzaak om de bestaande mededingingswetgeving aan te passen. Samen met de ACM blijf ik de ontwikkelingen uiteraard nauwlettend volgen. Wel zie ik dat de Europese staatssteunregels aanpassing behoeven, omdat zij in de praktijk moeilijk toepasbaar zijn. Ik wil graag meer ruimte voor het bieden van staatssteun door lokale overheden creëren. Decentrale overheden worden onder andere via de website samensnelinternet.nl en het kennisplatform snel internet geïnformeerd over staatssteunregels.
Deelt u de mening dat de aanleg van twee glasvezelnetten in (gedeelten) van gemeenten niet kosteneffectief is en dat dit voorkomen zou moeten worden? Zo ja, waarom en welke mogelijkheden bestaan er om dit te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan marktpartijen om te besluiten wat zij kosteneffectief achten en wat niet.
Ik juich het echter niet toe als meerdere vraagbundelingstrajecten in hetzelfde gebied tegelijk lopen en daardoor het minimale aantal huishoudens voor een rendabele investering bij alle trajecten niet gehaald wordt. Het resultaat kan namelijk zijn dat er wel voldoende interesse is in glasvezelaansluitingen bij consumenten en bedrijven, maar dat partijen zich allemaal terugtrekken. Partijen kunnen ervoor kiezen de uitrol toch door te zetten ook al is de vraagbundeling niet gehaald of samen te werken aan de uitrol in het betreffende gebied zoals op een aantal plaatsen al gebeurt.
Welke aanvullende maatregelen bent u bereid te gaan treffen om ervoor te zorgen dat in heel Nederland de toegang tot en beschikbaarheid van snel internet wordt gewaarborgd?
In juli van het vorig jaar heb ik het Actieplan Digitale Connectiviteit2 gepresenteerd met 42 acties, waaronder de ontwikkeling van een breedbandkaart (om de voortgang van de Nederlandse vaste infrastructuur te monitoren), om ervoor te zorgen dat Nederland koploper blijft met een hoogwaardige digitale infrastructuur en iedereen toegang heeft tot snel internet. Ik heb er vertrouwen in dat we die doelstelling zullen halen. Ik blijf dit nauwlettend volgen en zal de Kamer zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 17 oktober 20183 jaarlijks over de voortgang rapporteren. De eerste voortgangsrapportage ontvangt de Kamer eind dit jaar.
Kunt u bovenstaande vragen voor het aanstaande algemeen overleg Telecommunicatie op 4 april 2019 beantwoorden?
Ja, ik heb deze vragen hierbij voor het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 4 april beantwoord.
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nog geen oplossing voor zonnepanelenprobleem VV Nieuw Buinen»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat het schrijnend is dat het langslepende netaansluitingsprobleem vrijwilligers van sportverenigingen hindert en frustreert in het realiseren van plannen gericht op het opwekken van groene elektriciteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom sleept het breed gesignaleerde knelpunt nog steeds voort?
Ik begrijp dat deze frustratie er is bij iedere partij die hernieuwbare elektriciteit op wil wekken en daar de benodigde investeringen in tijd, menskracht en financiën voor gedaan heeft. Ik verwijs u verder naar de antwoorden op vragen 3 tot en met 5.
Deelt u de opvatting dat het temeer schrijnend en frustrerend is dat de bereidwilligheid van derden om capaciteit op het net beschikbaar te stellen wordt gehinderd door de wettelijke regeling waardoor dit niet kan, omdat deze capaciteit toevalt aan de eerstvolgende grootschalige ontwikkelaar? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid dit op te lossen en hoe gaat u dat dan doen?
Op het elektriciteitsnet is een beperkte mate van transportcapaciteit beschikbaar. De netbeheerder stelt de transportcapaciteit van zijn net zodanig vast dat de integriteit en balans van het net niet wordt verstoord.
Een aangeslotene met hernieuwbare elektriciteitsopwekking heeft een overeenkomst met de netbeheerder over de hoeveel transportcapaciteit die hem ter beschikking staat. Dat is de contractueel overeengekomen capaciteit.
Het kan in de praktijk zo zijn dat een aangeslotene deze hoeveelheid structureel niet transporteert. Dan kan hij zijn overeenkomst met de netbeheerder aanpassen naar een lagere hoeveelheid. Deze capaciteit heeft de netbeheerder weer ter beschikking. Dan moet de netbeheerder deze capaciteit, conform artikel 23 van de Elektriciteitswet 1998, weer non-discriminatoir ter beschikking stellen aan een andere partij die dan aangesloten wordt.
Het kan ook zijn dat de netbeheerder structureel ervaart dat de overeengekomen hoeveelheid niet getransporteerd wordt. Dan kan de netbeheerder de niet getransporteerde hoeveelheid ook non-discriminatoir ter beschikking stellen aan een andere partij die dan aangesloten wordt en transportcapaciteit krijgt. De netbeheerder bepaalt daarnaast de fysieke benodigde transportcapaciteit en bijbehorende investeringen op basis van de gecombineerde daadwerkelijk gebruikte netcapaciteit.
Een partij met ter beschikbaar gestelde transportcapaciteit kan dus niet zelf direct zijn capaciteit aan een ander toewijzen.
Samen met ACM en netbeheerders werk ik aan oplossingsrichtingen uit voor de knelpunten rondom de aansluit- en transportcapaciteit. Hierbij betrek ik de uitspraak van uw Kamer in de motie Agnes Mulder c.s. (Kamerstuk 32 813, nr. 295). Ik zal uw Kamer hierover in mei berichten.
Is de door de voorzitter van VV Nieuw Buinen uitgesproken hoop dat het misschien nog goed komt gerechtvaardigd? Zo ja, wat is dan de weg naar een oplossing en wat zijn de maatregelen die leiden naar de aansluiting van de zonnepanelen van de voetbalvereniging?
De betrokken partijen verkennen mogelijke technische oplossingen voor de situatie nu waarbij deze voetbalclub nog niet kan leveren aan het elektriciteitsnet. Ik ben hoopvol dat zij in onderling overleg komen tot een haalbare oplossing.
Bent u bereid, gelet op het hardnekkig voortduren van het knelpunt, uw standpunt over het geven van voorrang van kleinere duurzame initiatieven op het elektriciteitsnetwerk te heroverwegen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Mijn opvatting in deze wijzigt niet, zoals ik eerder aan uw Kamer heb geantwoord op schriftelijke vragen2 en zoals gewisseld in het debat met uw Kamer. Het verlenen van toegang tot het elektriciteitsnet is een publieke taak belegd bij de netbeheerder conform wettelijke en regulatorische uitgangpunten.
De netbeheerder moet daarbij non-discriminatoir handelen.
Is het gegeven dat in grote gebieden in Nederland ontwikkelaars al omvangrijke grondposities hebben ingenomen en netwerkcapaciteit hebben geclaimd, een hindernis voor het realiseren van de afspraak in het Klimaatakkoord dat 50% van de nieuwe hernieuwbare energieproductie in eigendom komt van de lokale omgeving en leidt dit ertoe dat in deze gebieden de lokale omgeving het nakijken heeft? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke mate en op welke plaatsen is dat het geval en wat gaat u doen om te bewerkstelligen dat de lokale omgeving 50% van de nieuwe hernieuwbare energieproductie in eigendom kan krijgen?
Op Rijksniveau is er geen concreet inzicht in welke mate projectontwikkelaars via opties of contracten al omvangrijke grondposities voor nieuwe zon- of windparken hebben ingenomen. Dit zijn private overeenkomsten die niet hoeven te worden geregistreerd. Ontwikkelaars kunnen niet «op voorhand» netcapaciteit claimen. Het aanvragen van een netaansluiting met teruglevercapaciteit voor een bepaald hernieuwbaar elektriciteitsproject, gaat immers gepaard met het aangaan van een substantiële financiële verplichting met de netbeheerder. Die verplichting gaan ontwikkelaars veelal pas aan als een project verder is uitgewerkt en men daarbij zekerheid heeft over de SDE+-subsidie en over de omgevingsvergunning.
In het ontwerp Klimaatakkoord is de afspraak opgenomen te streven naar 50% eigendom van de lokale omgeving van de hernieuwbare elektriciteitsproductie op land. Het streven voor deze eigendomsverhouding is een algemeen streven voor 2030. Momenteel wordt in overleg met overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties bezien hoe hier op regionaal en lokaal niveau in beleid invulling aan gegeven kan worden, mede in relatie tot de Regionale Energie Strategieën.
Overigens constateer ik dat in de praktijk al steeds meer gewerkt wordt in de geest van het ontwerp Klimaatakkoord, waarbij het bevoegd gezag via het ruimtelijk instrumentarium lokaal mede-eigendom borgt.
De aanleg van glasvezel en een eventuele opsplitsing van KPN |
|
Frank Futselaar |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kunt u reageren op de berichten dat KPN in Deurne een glasvezelnetwerk wil aanleggen, nadat een concurrent kort tevoren besloten had tot aanleg van een eigen netwerk?1
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat het vooral van belang is dat de gebieden die nog niet beschikken over een breedbandaansluiting vooral gebaat zijn bij de beschikbaarheid van een goed dekkend netwerk in zowel de kernen als het buitengebied, en minder bij de beschikbaarheid van meerdere concurrerende niet-dekkende netwerken?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 3.
Wat is uw reactie op de door een concurrent van KPN uitgesproken bezorgdheid dat KPN door »strategisch bouwen» probeert de kleintjes uit de markt te drukken of ze te ontmoedigen om te investeren?2
Onze ambitie is dat elk huishouden beschikt over een breedbandaansluiting. Het is daarom wenselijk dat bij de uitrol van nieuwe netwerken alle adressen in een gebied worden aangesloten.
Dat verschillende marktpartijen interesse hebben in het aanleggen van een glasvezelnetwerk juich ik toe. De marktpartijen kunnen dan namelijk concurreren bij de aanleg van netwerken, door middel van differentiatie op de diensten of met de hoogte van de eigen bijdrage die van eindgebruikers wordt gevraagd. Dat is ook bevorderlijk voor innovatie en keuzevrijheid van consumenten. Partijen moeten zich daarbij wel houden aan de geldende mededingingsregels. Het is aan de ACM om te beoordelen of dat het geval is.
Ik juich het echter niet toe als meerdere vraagbundelingstrajecten in hetzelfde gebied tegelijk lopen en daardoor het minimale aantal huishoudens voor een rendabele investering bij alle trajecten niet gehaald wordt. Het resultaat kan namelijk zijn dat er wel voldoende interesse is in glasvezelaansluitingen bij consumenten en bedrijven, maar dat partijen zich allemaal terugtrekken. Partijen kunnen ervoor kiezen de uitrol toch door te zetten ook al is de vraagbundeling niet gehaald of samen te werken aan de uitrol in het betreffende gebied zoals op een aantal plaatsen al gebeurt.
Hoe lang duurt het in het huidige tempo van «verglazing» of aanleg van coaxiale kabels voordat iedere Nederlander van een vaste breedbandinternetverbinding gebruik kan maken? Bent u tevreden met dit tempo?
Op dit moment heeft meer dan 96% van de huishoudens een breedbandverbinding van 100 Megabit per seconde (Mbps). Dit is internationaal gezien erg hoog. Onze ambitie is dat ieder huishouden in 2023 beschikt over een breedbandaansluiting van minimaal 100 Mbps. Het is de verwachting dat deze ambitie met de toegenomen private investeringen in het buitengebied goed te halen is. Het afgelopen jaar is de uitrol van snel internet in buitengebieden door diverse marktpartijen sterk versneld. Ik blijf dit nauwlettend volgen en zal de Kamer zoals toegezegd in het Algemeen Overleg Telecommunicatie op 17 oktober 20183 jaarlijks over de voortgang rapporteren. De eerste voortgangsrapportage ontvangt de Kamer eind dit jaar.
Deelt u de mening dat om iedere Nederlander binnen afzienbare tijd van een breedbandinternetverbinding te voorzien u een grotere rol dan voorheen op zich dient te nemen, dat dit te belangrijk is om de markt over te laten en daarom de aanleg van deze verbindingen zelf ter hand moet nemen?
Nee. Ik verwacht dat we de kabinetsdoelstelling dat per 2023 alle huishoudens in Nederland over een vaste internetverbinding van tenminste 100 Mbps beschikken gaan halen, gezien de toegenomen marktinvesteringen in het buitengebied. Daarbij zie ik het als mijn rol om kennis over best practices uit te wisselen, zoals ook gevraagd door de motie Weverling c.s.4 Bijvoorbeeld best practices gericht op het harmoniseren van leges. Voor die adressen die door de private markt nog niet worden aangesloten blijft het voor decentrale overheden onverminderd mogelijk om – onder voorwaarden – staatssteun toe te passen. Een van die voorwaarden is dat er geen sprake mag zijn van concrete investeringsplannen van marktpartijen in het betreffende gebied. Met name voor de meest onrendabele adressen met zeer hoge aansluitkosten kan gerichte staatssteun een oplossing bieden. Ook hierin adviseer en ondersteun ik decentrale overheden.
Kunt u reageren op de door beleggers gesuggereerde splitsing van KPN in een netwerk- en een dienstentak, waarin u tevens ingaat op de gevolgen voor Nederlandse burgers en de aanleg van breedband in gebieden waar dit nu nog niet beschikbaar is?3 Deelt u de mening dat een dergelijke splitsing nog meer zal leiden tot keuzes voor aanleg in «rendabele» regio’s en dat het algemeen belang hier niet mee gediend is?
Het staat bedrijven vrij om – binnen de regels van de daarvoor geldende wettelijke kaders – hun bedrijvigheid in te richten op de manier die zij als het meest doelmatig achten.
Deelt u de mening dat de Nederlandse telecommunicatie-infrastructuur weer publiek bezit gemaakt kan worden, zodat voortaan de concurrentie plaatsvindt op diensten en niet op infrastructuur?
Nee, ik deel deze mening niet. Nederland beschikt, juist door alle private investeringen, over één van de beste digitale infrastructuren van de wereld. Tevens zijn publieke belangen zoals keuzevrijheid, een goede prijs/kwaliteitverhouding en innovatie, waaronder investeringen in de continuïteit en kwaliteit van netwerken, juist het best geborgd door een goed werkende en concurrerende telecommarkt.
Gevolgen van het gebrek aan netcapaciteit voor duurzame energieprojecten in Drenthe, Groningen en Overijssel |
|
Jaco Geurts (CDA), Agnes Mulder (CDA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Gebrek aan stroomkabels belemmert omslag naar groene energie»?1
Ja.
Kunt u aangeven welke gevolgen het gebrek aan netcapaciteit in Drenthe, Groningen en Overijssel heeft voor projecten die een SDE+-subsidie toegekend hebben gekregen maar nu niet op het net aangesloten kunnen worden?
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) voert een toets uit bij de beoordeling van de haalbaarheid van grote zonneparken of het aannemelijk is dat een project tijdig aangesloten kan worden op een netwerk. In de aanvraagfase worden projectontwikkelaars nadrukkelijk gewezen op het belang van het tijdig regelen van de benodigde netaansluiting voor het project. Hiermee wordt voorkomen dat schaars SDE+-budget bezet wordt gehouden door projecten die niet gerealiseerd kunnen worden. Aanvragen voor projecten boven de 1 MWp bevatten een haalbaarheidsstudie met veelal documenten waaruit blijkt dat contact is gelegd met de netbeheerders (offertes voor kabelaansluiting e.d.). Het is daarmee nog geen gegeven dat de netbeheerder de aansluiting van projecten met een SDE+-beschikking kan garanderen binnen de termijn. Voor de netbeheerder kan dit op een gegeven moment leiden tot een stapeling van grote zonneparken die in dezelfde periode aangesloten willen worden. Tot op heden heeft RVO.nl één formeel verzoek tot verlenging van de realisatietermijn gekregen vanwege het gebrek aan netcapaciteit.
Welke termijnen vanuit de SDE+-regeling zijn er verbonden aan een de realisatie van een zonne-energieproject?
Voor zon-PV projecten geldt een realisatietermijn van drie jaar. Vanaf 2019 geldt voor de zon-PV projecten op daken een termijn van drie jaar en wordt voor veld- en watersystemen een termijn van vier jaar gehanteerd, waardoor netbeheerders ook meer tijd hebben om de benodigde netaansluiting te realiseren.
Bent u bereid om de termijn op te schorten waarop projecten die SDE+-subsidie is toegekend moeten leveren op het elektriciteitsnet, voor wat betreft projecten die niet kunnen leveren op het net door een tekort aan capaciteit gezien dat buiten hun macht ligt en gezien deze omstandigheid pas ver na het aanvragen van de subsidie bekend is geworden? Zo nee, waarom niet?
RVO.nl heeft de mogelijkheid om één jaar uitstel van de realisatietermijn te verlenen op de ingangsdatum van de subsidie. Per geval wordt bekeken of projecten hiervoor in aanmerking komen, bijvoorbeeld doordat uitstel komt door factoren buiten de invloedssfeer van de producent.
Welke andere mogelijkheden ziet u om iets voor deze projecten te doen?
De inzet van mijn beleid is erop gericht dat iedereen aangesloten kan worden op het net. Investeringen in het elektriciteitsnet moeten ook noodzakelijk en efficiënt zijn, wij betalen als burgers immers allemaal mee aan de elektriciteitsnetten. Het verzwaren van het net kost enige tijd; zo moet ruimte worden gevonden voor stations, is er tijd nodig om een goede inspraak van onder andere burgers te organiseren en moeten nieuwe kabels getrokken worden. Oplossingen liggen op twee vlakken: ten eerste het tijdig investeren en uitbreiden van het elektriciteitsnet en ten tweede een locatiecheck in de gebieden. In het ontwerpKlimaatakkoord zijn over beide zaken suggesties opgenomen. Ik onderzoek met ACM en de netbeheerders welke oplossing passend is voor tijdig investeren en of de regelgeving daarvoor gewijzigd moet worden.
Anderzijds krijgen de netbeheerders een adviserende rol bij het opstellen van de Regionale Energie Strategieën (RES). Daar wordt door middel van locatiechecks ingezet op het zo slim mogelijk koppelen van decentrale productie en beschikbaarheid op het net.
Ik ben ook samen met de netbeheerders, decentrale overheden, ACM en andere betrokkenen aan het bezien welke overige maatregelen eerder dan via wijziging van wet- en regelgeving en de RES soelaas kunnen bieden.
Daarnaast is er reeds intensief overleg tussen RVO.nl en de netbeheerders over de impact van de subsidieverleningen vanuit de SDE+-verleningen.
Het bericht ‘TenneT zegt miljoenencontract 380kv-lijn met Heijmans op, project loopt vertraging op’ |
|
Rutger Schonis (D66), Matthijs Sienot (D66) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «TenneT zegt miljoenencontract 380kv-lijn met Heijmans op, project loopt vertraging op?1
Ja.
Kunt u aangeven welke rol het kabinet als tenderverlener speelt in deze contracten?
TenneT heeft als netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet een aansluitplicht en de wettelijke taak om te zorgen voor voldoende transportcapaciteit op het hoogspanningsnet. Voor de daarvoor noodzakelijke investeringen stelt TenneT een investeringsplan op dat door mij getoetst wordt. TenneT besteedt onderdelen van de realisatie van de investeringen uit aan marktpartijen, zoals in dit geval het leveren van hoogspanningsmasten aan Heijmans Europoles B.V, en vervult daarmee de rol van aanbestedende dienst. De rijksoverheid heeft hier dus geen rol.
Kunt u aangeven wat de gevolgen zijn voor de uitrol van windparken op zee indien Tennet en HEP er niet uit komen?
Het contract met Heijmans Europoles B.V betreft hoogspanningsmasten voor de projecten «Zuid-West 380 kV West» (incl. Rilland) op de geplande hoogspanningstracés Borssele-Rilland en «Noord-West 380 kV» op het tracé Eemshaven-Vierverlaten. De beëindiging van de contracten heeft alleen directe gevolgen voor de planning van Zuid-West 380 kV West, inclusief de aftakking van station Rilland 380kV, dat momenteel wordt gebouwd. Er zijn vooralsnog geen consequenties voor de geplande inbedrijfname van Noord-West 380 kV.
Op basis van huidige inzichten verwacht TenneT voor Zuid-West 380 kV West een vertraging van minimaal een jaar. TenneT neemt echter alle mogelijke maatregelen om de planning te versnellen. Zo bereidt TenneT o.a. een nieuwe aanbesteding voor en treedt TenneT zo snel mogelijk in overleg met haar stakeholders over het vervolg van de projecten en de planningen. Om openbare aanbestedingsprocedures van deze omvang en complexiteit zorgvuldig te doorlopen, moet rekening worden gehouden met een doorlooptijd van minstens een half jaar na publicatie van de opdrachtomschrijving.
De vertraging in de planning heeft geen gevolgen voor de ontsluiting van de windparken in het windenergiegebied Borssele. De windparken zullen conform de planning in het ontwikkelkader windenergie op zee worden aangesloten. Wel is het zo dat tot de ingebruikname van Zuid-West 380 kV West het op sommige momenten kan voorkomen dat het landelijk hoogspanningsnet niet alle opgewekte elektriciteit kan afvoeren. Dit is sterk afhankelijk van de marktsituatie (productie/verbruik) en de weersomstandigheden (bijvoorbeeld veel wind) op dat moment. In het geval er toch congestie optreedt, neemt TenneT congestiemanagement-maatregelen en maakt daarvoor kosten. Deze kosten mag TenneT betrekken bij haar toegestane inkomsten en komen dus tot uiting in de transporttarieven.
Welke inzet pleegt u om te voorkomen dat dergelijke ontwikkelingen niet de uitrol van windparken op zee zullen belemmeren?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 3 al aangaf heeft deze ontwikkeling geen gevolgen voor de uitrol van de windparken. Het is aan TenneT om te zorgen voor voldoende netcapaciteit en, indien nodig, om de benodigde congestiemaatregelen te nemen. Uiteraard heb ik TenneT om opheldering gevraagd en dring ik erop aan dat de realisatie van de betreffende verbindingen zo snel mogelijk wordt hervat.
De partijdigheid van de evaluatie van de netneutraliteitsverordening |
|
Mahir Alkaya |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de brief aan de Europese Commissie van diversie belangenorganisaties, waaronder het Nederlandse Bits of Freedom, waarin zij hun bezwaren uiten over de aanstelling van onderzoeksbureau Bird & Bird voor het onderzoek naar de implementatie van de netneutraliteitsverordening?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze organisatie, die in het verleden Nederlandse wetgeving op het gebied van netneutraliteit aanvocht, onvoldoende in staat is om een onafhankelijke evaluatie uit te voeren waarbij de vraag of een strengere vorm van netneutraliteit in het belang is van burgers aan bod komt? Zo ja, heeft u deze mening over gebracht aan de Europese Commissie of gaat u dit nog doen?
De Europese Commissie volgt voor het verlenen van opdrachten de regels van de Financiële Verordening (Vo. (EU) 2015/1929 en uitvoeringsverordening Vo. (EU) 2015/2462). Die lijken sterk op de regels voor aanbestedingsprocedures zoals die gelden voor de lidstaten op basis van richtlijn 2014/24/EU en de daarop gebaseerde nationale regelgeving. Deze procedures beogen zorgvuldigheid en transparantie te creëren. De uiteindelijke selectie van de meest geschikte partij in een concreet geval is aan de Europese Commissie. Die selectie doet zij op basis van vooraf vastgestelde, openbare criteria. Voorbeelden hiervan zijn: vastgestelde ernstige beroepsfouten, frauduleuze handelingen of het tekortkomen in de nakoming van belangrijke verplichtingen. Kantoren worden niet per definitie uitgesloten van overheidsopdrachten op basis van het enkele feit dat ze ook voor partijen uit het bedrijfsleven werkzaam zijn. Dit geldt ook voor partijen die al dan niet betrokken zijn geweest via rechtszaken bij het aanvechten van wetgeving. Als de Commissie van oordeel is, dat er sprake is van conflicterende belangen kan zij de inschrijving terzijde leggen met als argument dat het kantoor niet over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikt. De opdrachtnemers van het onderzoek, Bird & Bird en Ecorys, zijn gehouden aan de algemene voorwaarden voor opdrachtovereenkomsten van de Europese Commissie van januari 2016. In deze voorwaarden is onder andere vastgelegd dat de opdrachtnemer alle nodige maatregelen dient te nemen om elke situatie van belangenconflict te voorkomen. Als de Commissie van oordeel is dat er desalniettemin sprake is van conflicterende belangen kan zij de overeenkomst beëindigen. De objectiviteit en onpartijdigheid van het onderzoek zijn hiermee gewaarborgd.
Bent u bekend met de zorg van een deel van de samenleving dat zero-rating een inperking van netneutraliteit is? Zo ja, hoe gaat u deze zorg overbrengen in de evaluatie van de netneutraliteitsverordening?
Ik ben bekend met deze zorg. Mijn voorganger en uw Kamer hebben alle ruimte gezocht voor behoud van het verbod op prijsdiscriminatie. In Europa heeft Nederland zich ingezet voor het opnemen van een expliciet verbod op prijsdiscriminatie in de netneutraliteitsverordening. Dit is niet gelukt. De rechter heeft geoordeeld dat het Nederlandse verbod op prijsdiscriminatie in de Telecommunicatiewet niet in lijn was met de verordening. De Telecommunicatiewet is conform de rechterlijke uitspraak aangepast. Dit betekent niet dat alle vormen van zero-rating, oftewel positieve prijsdiscriminatie, nu mogelijk zijn. Het samenwerkingsverband van Europese telecom toezichthouders, BEREC, heeft op 30 augustus 2016 uitvoerige richtsnoeren vastgesteld over de toepassing van de netneutraliteitsverordening. Deze richtsnoeren geven een kader voor de wijze waarop toezichthouders een zero-rating casus dienen te beoordelen. Voor positieve prijsdiscriminatie staat in deze richtsnoeren dat dit mogelijk is, mits het niet strijdig is met het non-discriminatiebeginsel en de rechten van eindgebruikers niet worden beperkt. Onder omstandigheden kan het oordeel dus nog steeds zijn dat een specifieke vorm van zero-rating niet is toegestaan.
Welk beleid heeft u ten aanzien van het inschakelen van onderzoeksbureaus bij de evaluatie van regels en wetgeving die tevens betrokken zijn of zijn geweest bij het aanvechten van deze regels en wetgeving?
Voor Nederlandse aanbestedende diensten, zoals het Ministerie van EZK, geldt grosso modo hetzelfde als ik hierboven onder 2 geschetst heb voor de Europese Commissie. Tevens stelt de Aanbestedingswet 2012 dat de keuze voor het uitnodigen van ondernemer(s) die worden toegelaten tot een aanbestedingsprocedure op objectieve criteria moet plaatsvinden. Ik heb geen aanvullend inhoudelijk beleid voor dit soort situaties, omdat deze situaties naar mijn mening juist maatwerk en individuele afwegingen vragen. Daarbij speelt mee dat mijn ambtenaren gehouden zijn aan de Gedragscode Integriteit Rijk, ook bij het selecteren van leveranciers.
Bent u bereid zich er in Europees verband voor in te spannen dat bureaus die aantoonbaar betrokken zijn bij juridische procedures tegen nationale wetten en regels in de toekomst niet betrokken worden bij de evaluatie van richtlijnen of verordeningen waaruit die wetten en regels voortvloeien?
Ik zie geen aanleiding om actie te ondernemen in Brussel. Ik vertrouw op de procedures die belangenverstrengeling tegengaan en transparantie bevorderen, zoals toegelicht in het antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Multibandveiling zou ook 2021 kunnen worden’ |
|
Jan Paternotte (D66), Arne Weverling (VVD) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Multibandveiling zou ook 2021 kunnen worden»?1
Ja.
Is het mogelijk dat de multibandveiling pas in 2021 plaatsvindt, zoals in het artikel wordt beweerd? Zo ja, wat is hier de reden voor en hoe groot acht u deze kans?
Zoals ik in mijn reactie op de motie Weverling heb meegedeeld, is het mijn ambitie om de veiling nog eind 2019 te houden, maar dat dit mogelijk een paar maanden later kan worden. Ik richt de veilingvoorbereiding op die planning, maar ben wel afhankelijk van een aantal zaken. De belangrijkste daarvan is een tijdig besluit van de Europese Commissie over de voorgenomen fusie van T-Mobile Nederland en Tele2 Nederland. Dat verwacht ik eind dit jaar. Dit besluit is van grote invloed op de Nederlandse telecommunicatiemarkt en kan tot eventuele marktordenende maatregelen in de veiling leiden. Daarover zal de Autoriteit Consument en Markt (ACM) zo spoedig mogelijk na het besluit advies uitbrengen. Ik zal dit advies zwaar meewegen in de vormgeving van de veiling.
Bent u bekend met EU-beschikking 2017/899 die bepaalt dat lidstaten op 30 juni 2020 mobiele breedband-systemen moeten toestaan op de 700 megahertz(MHz)-band?
Ja, dat heb ik ook beschreven in mijn reactie op de motie Weverling (Kamerstuk 24 095, nr. 442).
Hoe denkt u hier invulling aan te geven als de multibandveiling niet op tijd plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?
Ik ga er vanuit dat de veiling op tijd plaats zal vinden en vertrouw er daarbij op dat alle belanghebbende partijen de noodzaak inzien om mee te werken aan een tijdige ingebruikname van deze belangrijke frequenties.
Is het in dat kader ondenkbaar dat de veiling van de 700 MHz-band wordt losgekoppeld van de veiling van frequenties in de 1400 MHz- en 2100 MHz-banden en eerder kan plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Ja, zo’n ontkoppeling is onwenselijk. Voor de1400 MHz-band geldt dat deze in feite nu al beschikbaar is en verdere vertraging onwenselijk is. Voor de 2100 MHz-band geldt een tijdsklem; de frequenties worden al gebruikt en de betreffende vergunningen lopen eind 2020 af. Deze vergunningen zijn al eens verlengd. Daarnaast bestaat er technische en economische samenhang tussen de banden die tot een gelijktijdige (multiband)veiling nopen2. Loskoppelen zou die samenhang doorbreken en de veiling voor deelnemers kunnen bemoeilijken.
Welke signalen of informatie had u of hadden uw diensten over het besluit van de Europese Commissie om over te gaan tot diepgaander fase II onderzoek naar het fusieplan?
Op basis van eerdere beslissingen van de Europese Commissie inzake vergelijkbare «vier-naar-drie»-fusies hield ik er serieus rekening mee dat dit zou gebeuren. Dit heb ik ook laten blijken in mijn beantwoording van de motie Weverling c.s., waarin ik de gevolgen voor de planning bij een keuze voor een fase II onderzoek heb beschreven.
Heeft u bij de Europes Commissie aangedrongen op een spoedige, maar zorgvuldige, behandeling van het onderzoek naar het fusieplan van T-Mobile en Tele2? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik heb de Europese Commissie laten weten hoe belangrijk een tijdige besluitvorming is voor de planning van de multibandveiling. Ik dien me in deze zaak overigens behoedzaam en terughoudend op te stellen richting de Europese Commissie gegeven diens onafhankelijke positie als toezichthouder. Ik vertrouw wel op een zodanige voortgang in de besluitvorming over de fusie, dat de planning van de veiling gericht kan blijven op eind 2019 of enkele maanden later. Daarbij richt ik mij op de huidige planning van het besluit van de Europese Commissie, dat thans op 30 november 2018 voorzien wordt.
Als de Europese Commissie het fusieplan afkeurt, wat zijn de scenario’s waar u dan rekening houdt ten aanzien van de multibandveiling?
In antwoord op schriftelijke vragen van het lid Van der Lee3 heb ik aangegeven dat ik inderdaad met scenario’s rekening houd, maar dat het onwenselijk is om voor alle mogelijke (sub)scenario’s de veilingopzet uit te werken en te publiceren. Door te speculeren over de mogelijke besluitvorming van de Europese Commissie en het advies van de ACM zou ik hun besluitvormingsproces kunnen frustreren. Voorts zouden derden de indruk kunnen krijgen dat bepaalde scenario’s wel of niet worden overwogen door de toezichthouder, hetgeen van ongewenste invloed kan zijn op beslissingen van aandeelhouders en/of kapitaalverschaffers.
Hoe reëel acht u de kans op een afkeurend besluit van de Europese Commissie?
Gelet op de beantwoording van de vragen 7 en 8, kan ik hier geen antwoord op geven. Dit zou zowel indruisen tegen de terughoudende positie die ik in acht moet nemen in verband met de onafhankelijke positie van de Europese Commissie, als ook mijn intentie om niet te speculeren over mogelijke scenario’s.
Zijn er reeds processen of veilingscenario’s in gang gezet ingezet, vooruitlopend op een eventueel afkeurend besluit van de Europese Commissie, om geen onnodig tijdverlies te leiden? Zo ja, welke zijn dat?
Zoals ik in de beantwoording van de motie Weverling heb beschreven, heb ik, vooruitlopend op enig besluit van de Europese Commissie, een consultatie gehouden om input te vergaren voor de vormgeving van het veilingmodel. Daarmee is een belangrijke stap gezet in de ontwikkeling van de veiling. Deze vertrouwelijke consultatie is inmiddels afgerond en de resultaten worden geanalyseerd.
Deelt u de mening dat als de Europese Commissie het fusieplan ongeclausuleerd goedkeurt, de Autorititeit Consument en Markt (ACM) sneller dan de gebruikelijke drie à vier maanden haar advies moet uitbrengen, gezien het feit dat het fusieplan al maandenlang bekend is?
Die mening deel ik niet. Ook de ACM is zich terdege bewust van de noodzaak tot snelheid in het proces, maar is evenzeer gehouden aan zorgvuldigheid. Zo zal de ACM aansluitend op het besluit van de Europese Commissie eerst een conceptadvies consulteren in de markt. De bijbehorende consultatieperiode, de verwerking van consultatiereacties en de besluitvorming over het definitieve advies aan mij vergen de genoemde tijd.
Hoe plaatst u de opmerking in het artikel dat u enkele stappen, die volgens het bestuursrecht standaard zijn, onbenoemd heeft gelaten in de eerder genoemde Kamerbrief (Kamerstuk 24 095, nr. 437)?
In de brief heb ik de planning op hoofdlijnen beschreven. In het artikel wordt gesteld dat ik bij het beschrijven van de planning de inschrijftermijn niet heb genoemd. In de brief heb ik uitgelegd dat in de veilingregeling «de uiterste datum waarop aanvragen ingediend kunnen worden» bekend wordt gemaakt. Hiermee is de inschrijf- of aanvraagtermijn bedoeld. Dat is de periode waarbinnen marktpartijen hun aanvraag om deel te nemen aan de veiling kunnen indienen. Dit is een vast onderdeel van de veilingprocedure. Met deze termijn is dan ook rekening gehouden in de planning.
Als dit feitelijk klopt, wat zijn die bestuursrechtelijke stappen precies?
Hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 12.
Zou u tevens inzicht kunnen geven in de stappen die u reeds heeft genomen ter voorbereiding van de multibandveiling, welke nog moeten worden genomen en hoeveel tijd deze stappen in beslag zullen nemen?
Eerder zijn er stappen gezet in de voorbereiding van de veiling. De eerste stap was feitelijk de publicatie van de Nota Frequentiebeleid in december 2016, die het algemene kader schetst voor het frequentiebeleid. Daarna is een concept van de Nota Mobiele Communicatie geconsulteerd, waarin meer specifiek het uitgiftebeleid van frequenties in de eerstkomende vijf à tien jaar wordt beschreven. De afronding van deze Nota is afhankelijk van het besluit van de Europese Commissie. Daarover heb ik de Kamer geïnformeerd. Meer specifiek voor de veiling van de 700 MHz-, 1400 MHz- en 2100 MHz-frequenties heb ik onderzoeken laten uitzetten over de samenhang tussen deze banden en de vraag wat binnen die banden precies beschikbaar gesteld kan worden.
Een volgende, belangrijke stap die gezet wordt, zal zijn na het bekend worden van het besluit van de Europese Commissie en het ACM-advies. Dan zal ik de Nota Mobiele Communicatie finaliseren en publiceren. In de Nota zal ik beschrijven welke maatregelen ik tref om de huidige goede concurrentiesituatie in de mobiele telecommunicatie te bestendigen. Ik streef ernaar deze Nota zeer spoedig na het ACM-advies te publiceren.
De Nota Mobiele Communicatie legt vervolgens de basis voor de veilingregelgeving. Het veilingmodel kan dan specifiek worden toegerust op de eventuele marktordenende maatregelen die in de Nota beschreven worden. Dat kunnen bijvoorbeeld spectrumcaps zijn (maxima aan te verwerven frequenties) of reserveringen voor bepaalde categorieën marktpartijen.
Om tijd te winnen werk ik inmiddels wel aan de voorbereiding van de veiling, waarbij ik de sector reeds zoveel als mogelijk betrek. Met dit voorwerk beoog ik om zo spoedig mogelijk na de publicatie van de Nota naar buiten te kunnen gaan met de veilingregelgeving. Ik streef ernaar de concept regelgeving zo spoedig mogelijk na de publicatie van de Nota Mobiele Communicatie naar buiten te brengen. Er zal vervolgens een formele consultatie conform de procedure van hoofdstuk 3.4a Awb plaatsvinden. De Eerste en Tweede Kamer zullen op grond van artikel 3.10 van de Telecommunicatiewet van het bekendmakingsbesluit op de hoogte worden gesteld, waarbij ik uw Kamer zal wijzen op de concept-veilingregelgeving.
De betreffende consultatieperiode zal zes weken zijn. De inhoud van de consultatiereacties en overige inbreng, zoals bijvoorbeeld die van uw Kamer, zullen het tijdpad dicteren voor de verdere voortgang. Ik ga er daarbij van uit dat snelheid in dit proces mogelijk is omdat de meest bepalende besluiten over de veiling, te weten de eventuele maatregelen in de veiling, reeds in het Actieplan Digitale Connectiviteit en de Nota Mobiele Communicatie beschreven worden.
Na het definitief worden van de veilingregelgeving streef ik ernaar de aanvraagprocedure zo snel mogelijk daadwerkelijk te starten en de veiling af te ronden binnen negen maanden.
Deelt u de mening dat de Kamer zich op adequate wijze moet kunnen uitspreken over de Nota Mobiele Communicatie, het veilingproces en de vergunningverlening? Zo ja, op welke manier denkt u aan de wens van de Kamer te kunnen voldoen om het parlementair proces spoedig en zorgvuldig met u te doorlopen?
Ja, die mening deel ik uiteraard. Zoals aangegeven zal de eerste -en zo spoedig mogelijke- stap na het besluit van de Europese Commissie en het ACM-advies de publicatie van de Nota Mobiele Communicatie zijn. Daarin worden belangrijke veilingmaatregelen reeds beschreven. Ik hoop dat deze Nota tot een spoedige en vruchtbare discussie met uw Kamer leidt. Uw inbreng op dat moment helpt mij bij de uitwerking van de veilingregelgeving en daarmee de voortgang in het proces.
Ik wijs er hierbij ook op dat het voor de veiling ook van belang is welke vergunningvoorschriften er specifiek zullen gelden. Daarbij moet gedacht worden aan de dekkingseisen en de ingebruiknameverplichtingen. Over deze maatschappelijke doelstellingen heb ik mijn beleid reeds neergelegd in het Actieplan Digitale Connectiviteit.
Wat zijn volgens u de te verwachten planmatige gevolgen van een eventueel uitstel van de multibandveiling voor de veiling van de 3,5 gigahertz(GHz)-frequenties?
Vooralsnog zie ik geen relatie tussen eventueel uitstel van de multibandveiling en de veiling van de 3,5 GHz-band. Het besluit over de toekomst van de 3,5 GHz-band volgt eind dit jaar. Ik heb u daarover geïnformeerd.4
Daarna moet het uitgiftebeleid nog verder worden uitgewerkt. Om deze reden verschillen de tijdspaden van de verschillende de betreffende veilingen: eerst de veiling van de 700 MHz-, 1400 MHz- en 2100 MHz-frequenties, dan de 3,5 GHz-frequenties.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Zoals u ziet heb ik de vragen afzonderlijk beantwoord.
Het stroomnetwerk rond Haarlemmermeer |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Stroom rond Haarlemmermeer is op»?1
Ja
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat de beheerder van het stroomnetwerk hier niet op voorbereid was?
Voor het antwoord op vragen 2 tot en met 5 verwijs ik u naar mijn antwoorden op vragen 5, 6, 7, 8 en 9 van het lid Van der Lee (GroenLinks) over de risico's die de overbelasting van de elektriciteitsvoorziening brengt voor de digitale koppositie van Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2255)2.
Welke maatregelen kunnen worden genomen om dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze kan er versnelling gebracht worden in de procedures rond de bouw van een elektriciteitsstation zodat het proces aansluit aan de vraag?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat door de groei van de economie de vraag naar elektriciteit door nieuwe bedrijven in hoog tempo groeit in deze regio? Zo ja, op welke wijze wordt in deze regio aan de uitbreiding van het elektriciteitsnet gewerkt? Wie heeft daarin welke verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat het risico op capaciteitsproblemen ook in andere gebieden en regio’s? Zo ja, welke en hoe wordt daarop geanticipeerd? Zo nee, welke analyse onderbouwt deze conclusie?
De landelijke netbeheerder TenneT onderzoekt periodiek de leveringszekerheid op regionaal en nationaal niveau en publiceert de uitkomsten jaarlijks in het Rapport Monitoring Leveringszekerheid. De meest recente uitkomsten laten geen (dreigend) tekort aan elektriciteit zien. Wel is het zo dat bijvoorbeeld grootschalige productie van elektriciteit uit wind op land of zonneparken vaak plaatsvindt in dunbevolkte gebieden zoals Friesland, de Flevopolder of de kop van Noord-Holland. De toename van de productie van duurzame energie in deze regio’s is dermate groot en snel dat de historische netconfiguratie hier vaak niet op is toegerust. In die gevallen vinden grootschalige netuitbreidingen plaats om deze ontwikkelingen te faciliteren. Op andere plaatsen is wel rekening gehouden met de komst van grootschalige duurzame energie en is daarvoor al op voorhand een netverzwaring uitgevoerd, bijvoorbeeld in de Flevopolder. Om netbeheerders nog sneller in staat te stellen tijdig in te spelen op de toenemende vraag naar netcapaciteit zet ik bij de onderhandelingen over het Klimaatakkoord in op goede afspraken over ruimtelijke regie op decentraal niveau.
Deelt u de mening dat leveringszekerheid te allen tijde gewaarborgd dient te zijn?
Ja, dit is één van de uitgangspunten van mijn beleid.
Kan het zo zijn dat Nederland door de energietransitie vaker problemen rondom leveringszekerheid van stroom zal ervaren? Zo ja, hoe kan dit worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij voorstellen dat de energietransitie leidt tot een situatie waarin in incidentele gevallen niet direct in alle gevraagde aansluitcapaciteit kan worden voorzien. Dit heeft echter geen gevolgen voor de leveringszekerheid aan bestaande aansluitingen.
Met de groei van het aandeel intermitterende bronnen (zon en wind) zal er de komende decennia wel een grotere vraag naar flexibiliteit ontstaan. Deze vraag kan worden ingevuld door middel van vraagsturing, opslag in bijvoorbeeld accu’s en gebruik van interconnectiecapaciteit. Daarnaast zal ook de ontwikkeling van opslag- en bufffercapaciteit in de vorm van moleculen belangrijk worden. Dit is overigens een vraagstuk dat nadrukkelijk de aandacht krijgt in de gesprekken om te komen tot een Klimaatakkoord.
Kan de Minister, zoals het artikel stelt, onderschrijven dat er geen oorzakelijk verband bestaat tussen de huidige capaciteitsproblemen en de stroomstoring op Schiphol van 29 april 2018?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3 van het lid Van der Lee (GroenLinks) over de risico's die de overbelasting van de elektriciteitsvoorziening brengt voor de digitale koppositie van Nederland (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 2255).
Kan het feit dat er capaciteitsproblemen zijn gevolgen hebben voor de veiligheid van Schiphol? Zo ja, hoe kan dat worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Momenteel onderzoekt Schiphol waarom de stroomvoorziening 29 april jl. op de luchthaven is beïnvloed door de stroomstoring in Amsterdam Zuid-Oost. Daartoe heeft Schiphol TNO als onafhankelijk partij aangesteld om onderzoek te doen naar de toedracht van de verstoring van de elektra en IT-infrastructuur en de bijbehorende beheersmaatregelen van Schiphol. Na publicatie van een tussenrapportage in juni, worden de definitieve uitkomsten naar verwachting over ruim twee maanden bekend. Ik ga niet in op oorzaken en gevolgen vooruitlopend op de definitieve uitkomsten van dit onderzoek.
In hoeverre is de luchthaven Schiphol in staat zelf voldoende alternatieven voorhanden te hebben om te voorkomen dat de operatie in de soep loopt bij een stroomstoring? Wanneer valt het rapport over de recente stroomstoring met daarin de oorzaak en eventuele maatregelen om dit te voorkomen te verwachten?
Zie antwoord vraag 10.
Is er een oorzakelijk verband tussen hetgeen in dit artikel wordt beschreven en de vele recente stroomstoringen in en rond Amsterdam? Indien dat er niet is, hoe zijn deze stroomstoringen dan te verklaren?
Nee. De stroomstoringen in en rond Amsterdam zijn niet gerelateerd aan enig capaciteitstekort. De storingen vanaf 2015 hebben plaatsgevonden op verschillende locaties, op verschillende spanningsniveaus en bij zowel netbeheerder TenneT als netbeheerder Liander. De oorzaken zijn divers van aard.
Het klaar maken van Nederland voor de uitrol van 5G |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Harry van der Molen (CDA) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «KPN: Nederland mag 5G-slag niet missen».1
Ja.
Kunt u de meest recente informatie geven over de ontwikkelingen die gaande zijn om te faciliteren dat Nederland klaar kan worden gemaakt voor de uitrol van 5G? Kunt u hierbij ingaan op de Nederlandse situatie van de frequentieband van 3,5 gigahertz (GHz) in relatie tot 5G en de vraag of de frequentieband van 700 megahertz wel of geen goed alternatief zou zijn?
Voor de uitrol van 5G in Nederland is beschikbaarstelling van diverse frequenties van belang.
Zo wordt voor de 700MHz-, 3,5 GHz- en de 26 GHz-banden 5G technologie ontwikkeld. Ik werk reeds aan het landelijk beschikbaar stellen van de 700 MHz-band per 2020. Tevens bereid ik het beschikbaar stellen van de 26 GHz-band voor om na EU-besluitvorming over die band – naar verwachting later dit jaar – de inzet van 5G met die frequenties mogelijk te maken in heel Nederland.
Daarnaast en daaropvolgend zal 5G naar verwachting ook worden uitgerold in de frequentiebanden waar op dit moment 2G, 3G, en 4G mee worden aangeboden (800 MHz, 900 MHz, 1800 MHz, 2100 MHz en 2600 MHz).
5G betreft vooral een verbreding van het dienstenaanbod dat verder gaat dan alleen maar snel mobiel internet. Een belangrijke drijfveer achter 5G is een gedifferentieerd dienstenaanbod dat aansluit op de economische en maatschappelijke behoefte. Die verbreding van het dienstenaanbod ondersteun ik onder andere door het faciliteren van experimenten. Daarnaast kan een dergelijke dienstverlening ook op andere frequentiebanden worden aangeboden die in het bezit zijn van de mobiele operators.
Klopt het dat andere Europese landen verder zijn op het gebied van voorbereidingen van 5G in vergelijking met Nederland? Zo ja, heeft dit alleen met de complexe situatie van Nederland op het gebied van de 3,5 GHz-band te maken of ook met andere zaken?
In verschillende Europese lidstaten zijn inderdaad al vergunningen voor de 3,5 GHz-band verleend of is men bezig om de verdeling van frequenties in de 3,5 GHz-band voor te bereiden. De hoeveelheid frequenties die wordt uitgegeven, en de termijn waarop, verschilt overigens aanzienlijk tussen lidstaten. Het meest vergevorderd is naar mijn weten Ierland waar inmiddels 350 MHz beschikbaar is gesteld in de vorm van regionale vergunningen3. Een ander voorbeeld is Duitsland waar wordt gewerkt aan het (vrijwel) landelijk beschikbaar stellen van 300 MHz. Het merendeel van die frequenties komt beschikbaar in 2021, 2022 of 2023 omdat er nog lopende vergunningen zijn. Lopende vergunningen zijn overigens net als voor Nederland een uitdaging in veel lidstaten omdat op grond van een EU-besluit uit 2008 (2008/411/EG) de frequenties reeds eerder zijn uitgegeven. Als gevolg daarvan worden in verschillende lidstaten de frequenties reeds verdeeld maar kunnen deze niet direct na vergunningverlening in gebruik worden genomen.
Wat zijn de resultaten van de eerste proeven met 5G zoals die op het Leidseplein?
Experimenten voor 5G richten zich vooral op de ontwikkeling van nieuwe type dienstverlening. Dergelijke experimenten zijn niet afhankelijk van de inzet van één frequentieband. Er zijn ook mogelijkheden om in andere frequentiebanden experimenten in te zetten. De proef van T-Mobile met een 5G-antenne op het Leidseplein in Amsterdam is hier een goed voorbeeld van. Deze 5G-antenne maakt gebruik van de 2600 MHz-band. In september 2017 heeft T-Mobile een Massive MIMO-antenne in deze frequentieband voor haar klanten geactiveerd. Deze antenne wordt gebruikt om veel gebruikers tegelijkertijd van een snelle dataverbinding te voorzien (voor bijvoorbeeld videostreaming en skypen).
Kunt u aangeven of het reëel is dat de Amsterdam Arena bij het Europees kampioenschap van 2020 het eerste 5G-stadion van Europa wordt?
Dat is lastig nu al te zeggen. Ik probeer daar in ieder geval aan bij te dragen door er voor te zorgen dat er daadwerkelijk geëxperimenteerd kan worden met 5G-technologie in de 3,5 GHz-band in het gebied rond de Amsterdam Arena.
De belemmering van de uitrol van 5G |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Spionnenjacht Burum blokt 5G»?1
Ja.
Is het waar dat als het aan de inlichtingendiensten ligt er boven de lijn Zandvoort – Coevorden «hoogstens een sterk afgezwakte versie van 5G» wordt toegestaan en dat dat dan alleen mogelijk zou zijn met «een kostbaar woud aan antennes»? Zo ja, wat is de aard van de bezwaren van de inlichtingendiensten? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Op dit moment geldt tot 2023 een beperking van de uitrol van 5G-netwerken boven de lijn Amsterdam – Zwolle ter voorkoming van storing op de interceptie van satellietcommunicatie. Dit is vastgelegd in het Nationaal Frequentie Plan uit 2011.
Zowel de ministers van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties als de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat zetten zich in om op basis van technisch onderzoek tot oplossingsmogelijkheden te komen voor de beschikbaarstelling van de 3,5 GHz-band. Een belangrijk element daarin is het gebruik van de 3,5 GHz-band door de inlichtingdiensten voor het vergaren van inlichtingen in het kader van de nationale veiligheid. Dit betekent ook dat het om complexe besluitvorming gaat, die niet uit de weg wordt gegaan, maar wel zorgvuldig moet gebeuren. Uw Kamer zal naar verwachting medio dit jaar over de mogelijke oplossingsrichtingen worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de 5G van groot belang is voor de verdere ontwikkeling van moderne toepassingen van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en dat het noorden van het land daarbij zeker niet achter mag blijven? Zo ja, waarom en hoe gaat u voorkomen dat 5G in het noorden slechts op een dure en gebrekkige manier kan worden uitgerold? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja, zoals ik in antwoord op eerdere vragen van het lid Van der Lee al heb aangegeven speelt snelle uitrol van 5G een belangrijke rol om een bijdrage te leveren aan het mogelijk maken van nieuwe diensten en dienstverleningsconcepten die tegemoet komen aan economische en maatschappelijke uitdagingen. Samen met andere technologieën, zoals LoRaWAN en ITS-5G wordt zo de communicatie-infrastructuur ontwikkeld voor innovatie in allerlei sectoren.2 Met 5G wordt nagestreefd dat mobiele netwerken straks ook diensten kunnen leveren waar op dit moment nog eigenstandige netwerken voor bestaan, zoals portofoonnetwerken die onder meer worden gebruikt in de evenementen-, beveiligings- en mediasector. Verder moet 5G diensten en dienstverleningsconcepten mogelijk maken die op dit moment in ontwikkeling zijn, zoals inspecties op afstand, monitoring door middel van grote hoeveelheden sensoren, en zelfrijdende auto’s. Afhankelijk van de precieze toepassing kan dit ook een bijdrage leveren aan CO2-reductie. Later dit jaar kom ik met een Actieplan Digitale Connectiviteit, zoals aangekondigd in de brief «Digitale connectiviteit» die op 12 februari jl. aan uw Kamer is gestuurd. Daarin zal ik acties aankondigen ten behoeve van de juiste randvoorwaarden voor verdere uitrol van vaste en mobiele netwerken in Nederland, waaronder dus ook 5G.
Sinds wanneer is het bekend dat het gebruik van frequenties door de Nationale Sigint Organisatie (NSO) de uitrol van 5G in het noorden van het land kan belemmeren? Wat heeft u sinds die tijd gedaan om hier uit te komen?
In 2011 is ter bescherming van de satellietinterceptie in Burum in het Nationaal Frequentie Plan vastgelegd dat in de 3,5 GHz-band boven de lijn Amsterdam – Zwolle draadloze of mobiele communicatie niet is toegestaan. In Nederland wordt onder de lijn Amsterdam – Zwolle de 3,5 GHz-band gebruikt voor draadloze of mobiele communicatie. Inmiddels zijn zo’n 130 vergunningen daarvoor verleend. Vanaf 2011 heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden naar de haalbaarheid van het plaatsen van een scherm rond het satellietgrondstation in Burum waarmee storing kan worden afgeschermd. Uit dit onderzoek is echter gebleken dat een scherm niet haalbaar en effectief is. Om deze reden worden nu andere oplossingsmogelijkheden onderzocht.
Welke technische mogelijkheden worden overwogen om 5G uit te rollen zonder dat de werkzaamheden van de inlichtingendiensten daardoor worden gestoord? Is verplaatsing van de grondstations van NSO naar bijvoorbeeld niet meer gebruikte boorplatforms daarbij een optie?
Zie hiervoor het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat indien de uitrol van 5G vanwege de activiteiten van de inlichtingendiensten duurder wordt, dat de rekening daarvan niet bij de burger neergelegd mag worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment is het te vroeg om daar een uitspraak over te kunnen doen. De ministeries van BZK, Defensie en EZK zijn gezamenlijk op zoek naar oplossingsmogelijkheden voor het gebruik in Burum. Rond de zomer zal daar meer duidelijkheid over zijn. Dan kan ook inzichtelijk worden gemaakt wat het effect is van een oplossing voor Burum op toekomstige uitrol van 5G in Nederland.
De procedure rond de aanleg van een hoogspanningsverbinding van Eemshaven Oudeschip naar Vierverlaten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kent u de «Kennisgeving/bekendmaking hoogspanningsverbinding Noord-West 380 kV van Eemshaven Oudeschip naar Vierverlaten»?1
Ja.
Moeten het inpassingsplan dan wel de besluiten ten aanzien van de aanleg van deze 380 kilovolt (kV)-leiding formeel aan de Kamer worden voorgelegd? Zo ja, op grond van welke wettelijke bepaling? Wanneer is dit gebeurd of gaat dit nog gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De verbinding wordt ingepast met de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Deze regeling van artikel 3.35 van de Wet op de ruimtelijke ordening kent de bevoegdheid om een ruimtelijk besluit te nemen toe aan de Minister van EZK en de Minister van BZK. Dit ruimtelijke besluit wordt vastgelegd in een inpassingsplan. Bij toepassing van de RCR wordt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure uit Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd. Dat betekent dat eerst een ontwerpinpassingsplan ter inzage wordt gelegd, waarop zienswijze kunnen worden ingediend. Vervolgens wordt het inpassingsplan, mede op basis van die zienswijzen, definitief vastgesteld en weer zes weken ter inzage gelegd, waarbij belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroep kunnen instellen met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In dat stadium is de besluitvorming nu. Het voorleggen van het inpassingsplan aan de Tweede Kamer is geen onderdeel van de wettelijk geregelde procedure.
Eind 2016 is uw Kamer wel uitgebreid over dit project geïnformeerd (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 212). Aanleiding hiervoor was de tracékeuze voor deze verbinding. Mijn ambtsvoorganger heeft toen ook zijn overwegingen gedeeld om deze verbinding geheel bovengronds aan te leggen.
Naar aanleiding van deze brief heeft uw Kamer een motie aangenomen (Kamerstuk 30 196, nr. 516) met het verzoek ofwel te besluiten tot gedeeltelijke ondergrondse aanleg ofwel met de regio tot overeenstemming te komen over een ruimhartig maatregelenpakket voor natuur, landschap en cultuurhistorie. Aan deze motie is invulling gegeven met een akkoord met bestuurders van betrokken gemeenten en de provincie Groningen, waarin een maatregelenpakket ter waarde van maximaal € 14,9 miljoen is ogenomen. Uw Kamer is hier op 3 april 2017 over geïnformeerd (Kamerstukken 29 023 en 31 574, nr. 212) en heeft deze brief vanwege de bereikte overeenstemming ter kennisgeving aangenomen. Vervolgens zijn in dit project de benodigde vervolgstappen gezet. Zo kon een ieder dit wilde zienswijzen indienen op het milieueffectrapport en de ontwerpbesluiten. Naar aanleiding van deze procedurestap zijn aanpassingen doorgevoerd om daarmee aan ingediende zienswijzen tegemoet te komen. Ik zag op grond van de ingediende zienswijzen echter geen aanleiding om tot een andere invulling te komen van het tracé. Ik handel daarmee dus in lijn met de eerdere correspondentie met uw Kamer.
Mogen het inpassingsplan en de besluiten voor de aanleg van de 380 kV-hoogspanningsverbinding ter inzage worden gelegd om belanghebbenden in de gelegenheid te stellen beroep in te stellen alvorens het aan de Kamer voor te leggen? Zo ja, waarom? Zo nee, wat betekent dat voor het verdere verloop van de besluitvorming rondom dit project en de rol van de Kamer?
Het vastgestelde inpassingsplan en de bijbehorende besluiten liggen tot en met
23 februari 2018 ter inzage. Gedurende die terinzagelegging kunnen belanghebbenden die een zienswijze hebben ingediend beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Met de vaststelling van het inpassingsplan is de besluitvorming afgerond. In de beroepsfase is het oordeel aan de rechter. Het voorafgaand aan de terinzagelegging van het inpassingsplan en de besluiten voorleggen aan uw Kamer is geen onderdeel van wettelijke regeling.
Welke instrumenten of procedures staan u formeel nog ter beschikking voor het geval u van mening zou worden dat de aanleg van deze 380 kV-verbinding alsnog anders dient te worden ingevuld dan het nu in het inpassingsplan en de besluiten staat?
Ik heb de initiatiefnemer TenneT inmiddels formeel op de hoogte gesteld dat het Inpassingsplan en de andere besluiten definitief zijn vastgesteld. Ik overweeg niet om hierop terug te komen, tenzij een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een tegen deze besluiten ingesteld beroep aanleiding geeft om tot een andere invulling te komen.
Kunt u bovenstaande vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Mijnbouw van 15 februari 2018?
Ja.