Een bezoek aan het noorden van Marokko |
|
Lilian Marijnissen (SP), Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Hoeveel politieke gevangenen van de Hirak-beweging in de Rif, die vanaf oktober 2016 na de dood van visverkoper Mohsin Fikri verantwoordelijk was voor grote vreedzame demonstraties in het noorden van Marokko, zitten nog altijd vast?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken houdt niet bij hoeveel gedetineerden in Marokko een straf uitzitten naar aanleiding van hun deelname aan de Hirak-beweging, daar het geen personen met de Nederlandse nationaliteit betreft.
Welk oordeel heeft u over de processen tegen deze politieke gevangenen, waaronder protestleider Nasser Zafzafi? Bent u het eens met mensenrechtenorganisaties dat die niet eerlijk zijn verlopen en de gevangenen vrijgelaten moeten worden?
De Marokkaanse autoriteiten zijn afdoende op de hoogte van de eerdere Nederlandse reactie (referte ook het desbetreffende Kamerdebat, Kamerstuk 34 775 V, nr. 87 en Kamerstuk 32 735, nr. 208). Daarnaast loopt er nog een verzoek tot cassatie. Het is op dit moment niet bekend wanneer dit verzoek behandeld zal worden.
Bent u zich ervan bewust dat het nog vele jaren kan duren voordat processen tegen Hirak-activisten volledig zijn afgerond, dat deze bewust getraineerd kunnen worden en dat dit kan betekenen dat gevangenen nog vele jaren onterecht vastzitten? Wat doet u met dit gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid zich alsnog uit te spreken over de oneerlijke processen in Marokko, deze af te keuren, en op te roepen tot directe vrijlating van alle politieke gevangenen? Zo nee, waarom niet, en wanneer, onder welke omstandigheden dan wel?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel en welke processen door Nederland zijn gemonitord? Wat en hoe frequent is hierover gecommuniceerd met advocaten van Hirak-activisten? Met hoeveel advocaten is gesproken?
De Nederlandse ambassade heeft het proces tegen 53 Hirak activisten in Casablanca regelmatig bijgewoond. Ook enkele andere EU-ambassades woonden zittingen bij. Zoals toegezegd aan uw Kamer op 28 juni 2018, heeft de ambassade de rechtszittingen in het kader van de beroepsprocedure eveneens bijgewoond. Daarbij is er ook contact geweest met enkele advocaten van de verdachten.
In augustus 2019 heeft de Nederlandse ambassade het Hirak-proces en de veroordelingen besproken met de voorzitter van de Marokkaanse Nationale Mensenrechtenraad, CNDH, die aankondigde een rapport over het gehele Hirak proces te zullen publiceren.
Wat zijn de bevindingen naar aanleiding van deze monitoring? Wat is er gedaan met deze bevindingen? Is hierover contact geweest met de Marokkaanse autoriteiten?
Zie antwoord vraag 5.
Welk beeld heeft u van marteling door de Marokkaanse autoriteiten van Hirak-activisten? Kunt u het beeld bevestigen dat de indieners van deze vragen tijdens hun bezoek eerder deze maand aan het noorden van Marokko kregen, namelijk dat marteling en andere mishandeling op grote schaal is toegepast? Zo nee, waarom niet?
Het is in de eerste plaats aan de autoriteiten in Marokko om onderzoek te doen naar aanleiding van deze berichten. Ik beschik niet over eigenstandige dan wel onafhankelijke, betrouwbare informatie die bovenstaand beeld bevestigen.
Naar aanleiding van berichten over disciplinaire maatregelen tegen gedetineerden heeft de Marokkaanse nationale mensenrechtenraad (CNDH) begin november 2019 een bezoek gebracht aan zes gevangenissen waar Rif-activisten zijn gedetineerd. De conclusies hiervan zijn beschikbaar op de website van de CNDH (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1062).
Marokko is geen lid van de Raad van Europa. Evenmin heeft het land als zogeheten derde staat de European Convention for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment ondertekend. Het is dan ook niet mogelijk om in het kader van het Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment hierover het gesprek aan te gaan.
Welke mogelijkheden ziet u om de Marokkaanse autoriteiten te dwingen zich te verantwoorden voor het inzetten van marteling? Ziet u hiertoe bijvoorbeeld mogelijkheden via het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT)? Wat bepleit u in Europees verband om marteling in Marokko tegen te gaan, om het land te dwingen zich te houden aan internationaalrechtelijke standaarden waar het zichzelf aan verbonden heeft?
Zie antwoord vraag 7.
Welk beeld heeft u van de behandeling van de politieke gevangenen? Krijgen zij goede zorg? Deelt u de zorgen van onze gesprekspartners dat er lang niet altijd goede zorg is? Vraagt u hier aandacht voor bij de Marokkaanse autoriteiten?
Ik beschik niet over eigenstandige dan wel onafhankelijke, betrouwbare informatie over de behandeling van de gedetineerde Hirak-activisten die aanleiding geeft tot zorg (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 1871). Voor zover bekend uit publieke berichten van de Marokkaanse gevangenisautoriteit is een aantal gevangenen vanuit Casablanca en Fes dichter bij hun familie geplaatst, hiervan zijn geen exacte aantallen bekend.
Bent u bereid er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan te dringen dat gevangenen in de buurt van hun familie worden geplaatst zodat er geen lange reizen gemaakt hoeven te worden tegen hoge kosten voor bezoek?
Zie antwoord vraag 9.
In welke mate is sinds 2016 door de Marokkaanse autoriteiten tegemoetgekomen aan de legitieme eisen van de Hirak-demonstranten op het gebied van sociaaleconomische ontwikkeling, werkgelegenheid en goede zorg in de regio, waaronder een ziekenhuis ter berstrijding van kanker?
Marokko lanceerde in 2015 het programma Manarat Al Moutawassit, ten behoeve van de ruimtelijke en sociaaleconomische ontwikkeling van de provincie Al Hoceima. Binnen dit programma is ook aandacht voor het verbeteren van de gezondheidszorg in de regio, waaronder de modernisering van het oncologisch centrum in Al Hoceima.
Daarnaast werd afgelopen najaar het plan goedgekeurd voor de bouw van een universitair complex en eind 2019 opende een nieuw behandelcentrum voor hemodialyse zijn deuren.
Wat betreft sociaaleconomische ontwikkeling is het noorden overigens niet het armste gebied van Marokko. In de twee noordelijke regio’s Tanger-Tétouan-Al Hoceima respectievelijk Oriental ligt het jaarlijks inkomen per hoofd van de bevolking hoger dan het gemiddelde in Marokko1.
Deelt u de opvatting dat dit tot op heden volstrekt onvoldoende gebeurt? Bent u bereid er bij de Marokkaanse autoriteiten op aan de dringen dat meer gedaan wordt ter ontwikkeling van het achtergestelde noorden van Marokko?
Zie antwoord vraag 11.
Ziet u mogelijkheden dat hulp en/of investeringen vanuit de EU meer ten goede komen aan de bevolking van Marokko, ook in het noorden van het land, en niet vooral belandt in de zakken van corrupte, zichzelf verrijkende leiders?
EU-steun aan Marokko richt zich tijdens het lopende Meerjarige Financiële Kader (2014–2020) hoofdzakelijk op de volgende sectoren: toegang tot sociale diensten, inclusief de gezondheidszorg; democratisch bestuur, de rechtsstaat en mobiliteit; en werkgelegenheid en duurzame en inclusieve groei. De verbetering van deze openbare diensten komt de Marokkaanse bevolking ten goede, ook in het noorden van het land. Meerdere programma’s met een regionale focus richten zich bovendien specifiek op Noordelijke regio’s, zoals een project voor rurale ontwikkeling van EUR 50 mln, dat Oriental als één van de drie focusregio’s heeft. De samenwerking en steun vanuit de EU kent verschillende vormen: zowel samenwerking met en steun aan de overheid, als het maatschappelijk middenveld en de private sector.
De steun van de Europese Commissie is onderworpen aan gedegen toetsing van ontvankelijkheidscriteria en naleving van financiële regels. Ontwikkelingsprogramma’s kunnen bovendien worden onderworpen aan audits door de Europese Rekenkamer en aan onderzoeken door het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF). Dit heeft tot doel om onrechtmatigheden te voorkomen of op te sporen, en bij te dragen aan de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking, bijvoorbeeld door het formuleren van aanbevelingen. Ook vinden regelmatig evaluaties plaats. Het kabinet vindt het belangrijk dat hier lering uit getrokken wordt en dat aanbevelingen worden opgevolgd.
Kunt u het beeld bevestigen dat migratie vanuit het noorden van Marokko richting Europa is toegenomen sinds het gewelddadig neerslaan van de demonstraties? Welke cijfers zijn u hierover bekend?
Tot en met 2018 nam het aantal irreguliere migranten in Spanje jaarlijks toe. In 2019 is dit gehalveerd.2 Een deel van deze migranten heeft de Marokkaanse nationaliteit. Het is onbekend uit welke regio in Marokko deze migranten afkomstig zijn en wat hun motieven waren om te migreren.
Een andere indicator is het totale aantal eerste asielaanvragen in de EU van personen met de Marokkaanse nationaliteit. Deze cijfers zijn sinds 2016 gedaald.3 Op basis van bovenstaande gegevens kan ik het door u geschetste beeld niet bevestigen.
Ziet u een relatie tussen enerzijds de toegenomen migratie en anderzijds het gewelddadig neerslaan van de demonstraties en het onvoldoende tegemoetkomen aan de legitieme eisen van de bevolking in het gebied?
Zie antwoord vraag 14.
Deelt u de opvatting dat het harde neerslaan van de Hirak-demonstraties en de marteling die erop volgde ertoe moet leiden dat activisten die asiel aanvragen in Europa niet teruggestuurd kunnen worden omdat er geen enkele garantie is op een eerlijk proces? Zo nee, waarom niet?
Deze vraag leent zich niet voor een beantwoording in zijn algemeenheid. Als er een asielaanvraag aan de orde is, wordt deze individueel beoordeeld.
Klopt het dat mensenrechtenorganisaties in Marokko, om in aanmerking te komen voor buitenlandse financiering, zich moeten aansluiten bij mensenrechtenorganisaties die onder leiding staan van de centrale autoriteiten? Wat is u hierover bekend?
Er is geen Marokkaanse wet- of regelgeving die stipuleert dat mensenrechtenorganisaties in Marokko zich moeten aansluiten bij mensenrechtenorganisaties die onder leiding staan van de centrale autoriteiten. Wel dient iedere non-gouvernementele organisatie (NGO) die in Marokko financiering wil ontvangen zich te registreren bij het Marokkaanse Ministerie van Binnenlandse Zaken. Als NGOs buitenlandse financiering ontvangen, dienen zij dit binnen dertig dagen na ontvangst te melden aan het Sécrétariat Général du Gouvernement.
Probeert Nederland om onafhankelijke mensenrechtenorganisaties in Marokko te financieren uit het Mensenrechtenfonds? Zo nee, waarom niet? Zo ja, lukt dat?
Nederland financiert op dit moment diverse onafhankelijke mensenrechtenorganisaties vanuit het mensenrechtenfonds zoals ook opgenomen in de jaarlijkse mensenrechtenrapportage (BZDOC-609426177-43).
Kunt u aangeven waarom u geen poging heeft ondernomen om een gesprek tussen de delegatie en de burgemeester van Al Hoceima mogelijk te maken?
Aangezien de delegatie geen officieel werkbezoek bracht aan Marokko heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen rol in het faciliteren van gesprekken of onderdelen van het programma.
Een gepland optreden van de Nederlandse ambassadeur in Israël op een conferentie van NGO Monitor |
|
Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Klopt het dat de Nederlandse ambassadeur in Israël zou optreden op een conferentie van de dubieuze Israëlische organisatie NGO Monitor?1
Ja.
Herinnert u zich de zorgen die u eerder heeft geuit over de toenemende druk op de maatschappelijke ruimte voor mensenrechtenorganisaties en -verdedigers in Israël?2
Ja.
Deelt u de mening dat NGO Monitor al jaren een drijvende kracht is achter het doelbewust verkleinen van die ruimte en het ondermijnen en ontwrichten van Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties die de Israëlische bezetting en daaruit voortvloeiende schendingen bekritiseren?
Nederland is bezorgd over de krimpende maatschappelijke ruimte in Israël en brengt dit dan ook consequent op in gesprekken met Israëlische autoriteiten. Het kabinet benadrukt daarbij het belang van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en pluriforme samenleving. Het kabinet is bekend met de beschuldigingen van NGO Monitor aan het adres van een brede groep Israëlische en Palestijnse mensenrechtenorganisaties, alsook met de kritiek op de handelwijze van NGO Monitor zelf zoals bijvoorbeeld verwoord in het rapport van de Policy Working Group, een collectief van Israëlische voormalige diplomaten, academici en anderen (september 2018). Uit dat onderzoek blijkt dat veel beschuldigingen van NGO Monitor gebaseerd zijn op selectief citeren, halve feiten en insinuaties maar niet noodzakelijkerwijs op harde bewijzen, ook al zijn niet alle beschuldigingen irrelevant of onwaar. Deze beschuldigingen hebben bijgedragen aan een klimaat waarin mensenrechtenorganisaties onder toenemende druk zijn komen te staan.
Is het juist dat NGO Monitor uitsluitend civiele organisaties ondermijnt die kritisch staan tegenover de Israëlische bezetting, en geen enkele van de talrijke niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die de bezetting en illegale nederzettingen actief steunen? Kunt u een toelichting geven?
Voor zover bekend bij het kabinet richt de NGO Monitor zich inderdaad uitsluitend op organisaties en donoren die zich kritisch uiten over het Israëlisch beleid in de door Israël bezette gebieden.
Herinnert u zich deze ondubbelzinnige kritiek van uw ambtsvoorganger, Zijlstra, op de werkwijze van de NGO Monitor, specifiek bij beschuldigingen aan het adres van Palestijnse mensenrechtenorganisaties: «Ik zeg het maar heel simpel: ik kan er eerlijk gezegd weinig mee. Het betreft heel vaak heel vage beschuldigingen.» Deelt u die mening van uw ambtsvoorganger?3
Ja.
Klopt het dat op de conferentie van NGO Monitor waaraan de Nederlandse ambassadeur zou deelnemen, ook Sima Vaknin-Gil, directeur-generaal van het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken, zou spreken?
Sima Vaknin-Gal, voormalig directeur-generaal van het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken, heeft op de conferentie gesproken.
Herinnert u zich de harde kritiek in EU-verband op aanhoudende aantijgingen van dat ministerie dat de EU opruiing en terreur zou steunen en antisemitisme zou gedogen, waarover de EU heeft gezegd dat dergelijke beschuldigingen «ongegrond en onaanvaardbaar» zijn? Deelt u deze kritiek?4
Ja.
Heeft u kennisgenomen van gelekte uitspraken van Sima Vaknin-Gil waarin zij heeft bevestigd dat de Israëlische regering in andere landen actief is en derhalve «zeer, zeer voorzichtig» moet opereren («We are a different government, working on foreign soil… and we have to be very, very cautious»)? Wat is uw reactie daarop?5
We zijn op de hoogte van deze uitspraken, die volledig voor de verantwoordelijkheid zijn van mevrouw Vaknin-Gil. Het kabinet ziet geen aanleiding hier verder commentaar op te geven.
Monitort de regering of en hoe het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken in Nederland actief is? Kunt u een toelichting geven?
Nederland en Israël hebben goede relaties, waarbij er contacten zijn tussen de overheden, tussen bedrijven en de brede samenleving. Het kabinet monitort niet eventuele contacten tussen het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken en personen of organisaties in Nederland.
Bent u op de hoogte van informatie van NGO Monitor zelf, dat NGO Monitor nauw met de Israëlische regering, waaronder het Ministerie van Strategische Zaken, coördineert en samenwerkt? Deelt u de mening dat dit in twijfel trekt dat NGO Monitor een «onafhankelijk en niet-partijdig onderzoeksinstituut» is, zoals de organisatie zelf wil doen voorkomen?6
Ik ben op de hoogte van deze informatie. Het is bekend dat NGO Monitor en het Ministerie van Strategische Zaken er grotendeels eenzelfde visie op na houden. Het is aan de Israëlische overheid en Israëlische organisaties om te bepalen in welke mate zij samenwerken.
Herinnert u zich het volgende kabinetsstandpunt: «Het kabinet blijft benadrukken dat het van belang is om onderscheid te blijven maken tussen stellingname ten aanzien van het beleid van de Israëlische regering en antisemitisme. Dit is staand beleid dat het kabinet uitdraagt, zowel nationaal als internationaal»?7
Ja.
Deelt u de mening en zorg dat NGO Monitor en het Israëlische Ministerie van Strategische Zaken dit onderscheid voortdurend proberen te vervagen, vooral ten aanzien van activisme in het kader van «Boycot, Desinvesteringen en Sancties» (BDS), dat door de vrijheid van meningsuiting en van vergadering wordt beschermd? Kunt u een toelichting geven?
Het Nederlandse standpunt ten opzichte van BDS is niet gelijk aan dat van de Israëlische regering of NGO Monitor, die BDS als antisemitisme kwalificeren. In gesprekken met de Israëlische autoriteiten dringt Nederland aan op het respecteren van de vrijheid van meningsuiting van mensenrechtenbeschermers, ook als deze zich uitspreken tegen het regeringsbeleid.
Herinnert u zich het kabinetstandpunt dat «Nederland het Israëlische beleid [betreurt] waarbij de ruimte voor mensen die de BDS-beweging zouden onderschrijven in toenemende mate kleiner wordt»?8 Welke concrete invulling geeft het kabinet aan dit standpunt, ook als antwoord op de frontale aanval die de Israëlische regering op de geweldloze BDS-beweging heeft geopend?
Het onderschrijven van BDS valt onder de vrijheid van meningsuiting. Zie ook het antwoord op vraag 15. Het kabinet is van mening dat deze vrijheid beschermd moet worden. In gesprekken met de Israëlische autoriteiten dringt Nederland daarom aan op het respecteren van de vrijheid van meningsuiting van mensenrechtenbeschermers, ook als deze zich uitspreken tegen het regeringsbeleid.
Heeft u kennisgenomen van de noodkreet van Kenneth Stern, directeur van het Bard Center for the Study of Hate, dat de definitie van de International Holocaust Remembrance Alliance van antisemitisme die hij vijftien jaar geleden zelf heeft opgesteld, wordt gekaapt om de vrijheid van meningsuiting te ondermijnen van personen en groepen die opkomen voor de rechten van de Palestijnen? Deelt u de zorgen van Stern? Wat gaat het kabinet doen om te voorkomen dat deze definitie in Nederland voor dat doel wordt misbruikt?9
Het kabinet is bekend met de uitspraak van de Heer Stern. Deze zorgen worden breder gedeeld. De Speciale Rapporteur van de VN voor de vrijheid van religie schrijft bijvoorbeeld in zijn rapport van september jl. dat internationaal recht boycots erkent als een legitieme politieke uiting, en dat niet-gewelddadige vormen van steun voor een boycot in het algemeen vallen onder legitieme meningsuiting die beschermd moet worden. Waar dergelijke oproepen de grens overschrijden en gebruik gemaakt wordt van antisemitische stereotypen, of discriminatie dan moet daar tegen worden opgetreden, aldus de Rapporteur. De Speciale Rapporteurs van de VN voor de Palestijnse Gebieden, voor de vrijheid van meningsuiting en voor mensenrechtenbeschermers wezen er eveneens op dat de oproep tot BDS valt onder de vrijheid van meningsuiting, net zoals het uitspreken tegen BDS daaronder valt. Op 27 november 2018 heeft het Nederlandse parlement de IHRA-werkdefinitie over antisemitisme als niet-juridisch bindende werkdefinitie goedgekeurd. De werkdefinitie is in gebruik voor wetenschappelijk onderzoek en in gebruik bij de Politie en het Openbaar Ministerie bij het opsporen en vervolgen van antisemitisme.
Is het denkbaar dat een Nederlandse ambassadeur of een andere hoge overheidsfunctionaris zou optreden bij een conferentie van de BDS-beweging, met een eenzijdig panel van sprekers, zoals op de conferentie van NGO Monitor, maar dan pro-Palestijns? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is tegen een boycot van Israël en streeft naar versterking van de economische relaties met Israël binnen de grenzen van 1967. Het kabinet hanteert de strikte lijn dat Nederland geen activiteiten financiert die BDS tegen Israël propageren.
Het feit dat organisaties de beweging die oproept tot Boycott, Divestment and Sanctions (BDS-beweging) ondersteunen is voor het kabinet geen afwijzingscriterium voor financiering van deze organisaties, aangezien uitlatingen of bijeenkomsten van de beweging worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vergadering, zoals onder meer vervat in de Nederlandse Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Indien er incidenten plaatsvinden waarbij sprake is van discriminerende uitlatingen, haat zaaien, gebruik van of oproepen tot geweld en/of intimidatie, dan neemt het kabinet daar nadrukkelijk afstand van en is het strafrecht van toepassing.
Indien Nederland gevraagd zou worden om te spreken op een conferentie van de BDS-beweging dan zal daarover op dat moment een afweging gemaakt worden, waarbij het kabinetsstandpunt over BDS en het belang om met een brede schakering van het maatschappelijk middenveld in gesprek te blijven worden meegenomen.
In het geval van de uitnodiging van NGO Monitor is een afweging gemaakt tussen het belang van opkomen voor de vrijheid van meningsuiting en de ruimte voor kritische organisaties in Israël en de Palestijnse gebieden, en het belang om het Nederlands beleid uit te dragen bij het Israëlisch publiek. Deelname aan de conferentie zou een mogelijkheid hebben geboden om het Nederlands beleid en inzet op het gebied van antisemitisme uiteen te zetten en in discussie te gaan over het onderscheid tussen kritiek op het Israëlisch beleid en antisemitisme, met een publiek dat normaliter wellicht niet in aanraking komt met het Nederlandse standpunt.
Wilt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Minister Grapperhaus pleit bij Europese Unie voor achterdeur in encryptie’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Minister Grapperhaus pleit bij Europese Unie voor achterdeur in encryptie» dd. 5 december 2019 op Tweakers.net?1
Ja.
Wat zijn – op hoofdlijnen – de technische mogelijkheden om een achterdeur in te bouwen in versleutelde software en diensten? Kunt u deze vraag specifiek beantwoorden voor (a) Whatsapp, (b) Telegram en (c) voor platforms die door specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld criminelen) zelf zijn opgezet?
Het breder gebruik van encryptie, onder meer door het standaard instellen van versleuteling bij communicatie tussen personen, maakt het opsporen van strafbare feiten lastiger en soms onmogelijk. De mogelijkheden om rechtmatige toegang tot communicatie te verkrijgen en de voor- en nadelen daarvan worden momenteel bezien. Daarbij hecht ik aan overleg met publieke en private partijen en streef ik naar oplossingen binnen de kaders van het kabinetsstandpunt over encryptie uit 2016. Uw Kamer is hierover bij brief van 4 januari 2016 geïnformeerd.2
Zou het een optie zijn om bij wet de sleutellengte van encryptie te beperken tot een zodanig niveau dat professionele diensten als de politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) een reële mogelijkheid krijgen om encryptie te kraken, anders dan amateurs?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe groot schat u de kans in dat bij het toegankelijk maken van thans ge-encrypt berichtenverkeer zoals Whatsapp en Telegram criminelen eigen zelf-encrypte voorzieningen gaan opzetten en daar gebruik van gaan maken?
Het opzetten van eigen voorzieningen voor het versturen van encrypted berichten is mogelijk en niet bij wet verboden. Er zijn dan ook bedrijven die voorzieningen voor het versturen van encrypted berichten aanbieden. In het kader van strafrechtelijke onderzoeken zijn niettemin bij bedrijven reeds berichten in beslag genomen en heeft het OM berichten in onversleutelde vorm kunnen inzien.
Leidt het inbouwen van een achterdeur per definitie tot het hebben van inzicht in alle communicatie die via een bepaalde dienst of software gedeeld wordt, of is het mogelijk om de toegang te beperken tot specifiek berichtenverkeer tussen specifieke deelnemers?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 2 en 3 streef ik naar oplossingen binnen de kaders van het kabinetsstandpunt over encryptie uit 2016. Dergelijke oplossingen zouden toegang moeten bieden tot communicatie tussen specifieke deelnemers of van een specifieke deelnemer.
Welke mogelijkheden bestaan er om buiten platforms of diensten zicht te krijgen op de communicatie die via software en diensten tot stand komt, bijvoorbeeld door zicht te krijgen op toetsenbordaanslagen? Is er aanvullende wetgeving nodig om langs die weg rechtmatig bewijs te verzamelen of mag dat nu al?
De Wet computercriminaliteit III bevat de bevoegdheid tot binnendringen in een geautomatiseerd werk. Daarnaast is het mogelijk een technisch hulpmiddel te plaatsen op een geautomatiseerd werk zodra de politie daar de fysieke toegang toe heeft, bijvoorbeeld na het betreden van de plaats waar het geautomatiseerd werk aanwezig is. Elke mogelijkheid brengt bepaalde kosten, risico’s en privacy-inbreuken met zich mee en voor elke mogelijkheid gelden specifieke wettelijke voorwaarden en waarborgen. Zoals gemeld in het antwoord op vraag 2 en 3 worden de mogelijkheden om rechtmatige toegang tot communicatie te verkrijgen en de voor- en nadelen daarvan bezien.
Het bericht dat de EU- steun aan Marokko nauwelijks effect heeft |
|
Vicky Maeijer (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nauwelijks effect EU-steun Marokko»?1
Ja.
Kunt u zich vinden in de conclusies van de Europese Rekenkamer dat de EU-steun aan dat land compleet over de balk is gesmeten?
De Europese Rekenkamer (ERK) onderzocht sectorale begrotingssteun aan Marokko in de sectoren gezondheid, sociale bescherming, justitie en private sectorontwikkeling, in de periode 2014–2018, gefinancierd via het Europees Nabuurschapsinstrument. De conclusie van de ERK is dat, in de onderzochte casus, de toegevoegde waarde van het instrument begrotingssteun en het vermogen om hiermee hervormingen te ondersteunen beperkt waren vanwege suboptimale doelgerichtheid, een gebrekkige uitvoering en ontoereikende monitoring. Zo stelt de ERK dat de begrotingssteun weliswaar aansloot bij de behoeften en sectorstrategieën van de Marokkaanse overheid, maar dat deze over teveel terreinen verspreid was, waardoor de potentiele impact van de EU-steun werd beperkt. Het rapport stelt daarnaast vast dat de donorcoördinatie moeizaam verliep en de beleidsdialoog niet strategisch genoeg was. Desalniettemin constateert de ERK vooruitgang op een aantal terreinen, met name op het gebied van hervormingen van sociale bescherming en private sectorontwikkeling. Zo werd het burgerservicenummer geïntroduceerd en nam het concurrerend vermogen van Marokko aanzienlijk toe gedurende de bestudeerde periode. Het ERK rapport richt zich op de doeltreffendheid van de steun. Het rapport bevat geen aanwijzingen voor malversaties. De ERK doet in dit rapport geen uitspraken over het instrument begrotingssteun als zodanig. De Europese Commissie en EDEO wijzen in reactie2 op het ERK-rapport onder meer op een aantal belangrijke resultaten die Marokko de afgelopen jaren bereikt heeft, zoals afname van de moedersterfte met 35% tussen 2012 en 2016, een betere toegang van de plattelandsbevolking tot gezondheidszorg en een ruimere beschikbaarheid van medicijnen. De EU is sinds 2009 actief in de gezondheidssector in Marokko.
Het ERK-rapport onderzocht de doeltreffendheid van de steun op basis van de door de Commissie geformuleerde streefdoelen en prestatie-indicatoren en is geen complete evaluatie van voortgang in de betreffende sectoren. Het feit dat deze streefdoelen in beperkte mate gehaald zijn is volgens het kabinet betreurenswaardig en verdient reflectie. Het rapport bevat geen aanwijzingen voor malversaties. De ERK doet in dit rapport ook geen uitspraken over het instrument begrotingssteun als zodanig.
Het kabinet verwelkomt het rapport van de ERK en vindt het van belang dat hier lering uit getrokken wordt. De aanbevelingen van de ERK zijn erop gericht om de effectiviteit van EU begrotingssteunprogramma’s, nu en onder het volgende Meerjarig Financieel Kader (2021–2027) verder te versterken, onder meer via betere indicatoren en duidelijkere doelen, een intensivering van de beleidsdialoog en betere monitoring. Ze sluiten daarmee goed aan bij de inzet van het kabinet om Europese middelen zo effectief mogelijk te besteden en begrotingssteun te verbinden aan kritische dialoog, heldere criteria en concrete maatregelen, zoals vastgelegd in de EU richtlijnen voor begrotingssteun. Nederland zal zich dan ook hard maken voor gedegen opvolging van de aanbevelingen.
Hoeveel Nederlands belastinggeld is er via de EU aan Marokko weggegeven sinds het sluiten van de associatieovereenkomst in 1996?
Zoals in het ERK-rapport wordt aangegeven is via het Europees Nabuurschapsinstrument € 1.431 mln. over de periode 2007–2013 en € 1.399 mln. over de periode 2014–2020 toegekend aan Marokko. Het Nederlands aandeel in de EU-begroting over beide periodes was ongeveer 5%. Van 2000 tot 2006 ontving Marokko € 982 mln.3 onder het MEDA-programma (mesures d’accompagnement financières et techniques), dat na 2006 opging in het Europees Nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en droeg Nederland voor ongeveer 6% bij aan de EU-begroting.4 Van 1996 tot 1999 werd via hetzelfde instrument € 636 mln. toegekend aan Marokko,5 terwijl de Nederlandse bijdrage aan de EU-begroting over diezelfde periode ongeveer 6,25% was.
Waarom maakt Nederland geld over aan een land dat weigert uitgeprocedeerde onderdanen terug te nemen en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet eens te woord wil staan?
Zoals aangegeven in de Beleidsreactie op de IOB beleidsdoorlichting van het Europees Nabuurschapsbeleid,6 is het kabinet altijd voorstander geweest van een Europees Nabuurschapsbeleid, dat bijdraagt aan een stabiele, veilige, vrije en welvarende regio rond de Unie door middel van politieke associatie en economische integratie. Dankzij nauwe samenwerking met de landen in deze regio en gebruikmakend van het gehele EU-instrumentarium kan aan gezamenlijke uitdagingen het hoofd worden geboden op een effectievere manier dan wanneer Nederland alleen opereert. Zo wordt met het Europees Nabuurschapsinstrument in Marokko onder meer gewerkt aan het tegengaan van mensensmokkel en irreguliere migratie. In de dialoog met Marokko stelt de EU migratie, inclusief terugkeerbeleid, ook aan de orde.
Het kabinet heeft zich in de onderhandelingen binnen de Raad consequent hard gemaakt voor een stevige verankering van migratiesamenwerking, inclusief terugkeer, met derde landen binnen de NDICI-verordening. Het NDICI is het Instrument voor Nabuurschap, Ontwikkeling en Internationale Samenwerking, onderdeel van het Meerjarig Financieel Kader voor 2021–2027. Verschillende bestaande financieringsinstrumenten worden samengevoegd in het NDICI, waaronder het Europees Nabuurschapsinstrument, het belangrijkste kanaal voor EU-steun aan Marokko. Het kabinet constateert dat de triloog over de NDICI-verordening nog gaande is en zal de uitkomsten van deze onderhandelingen beoordelen wanneer deze zijn afgerond.
Wat gaat u doen om de honderden miljoenen aan Europees en daarmee Nederlands belastinggeld die in dit land zijn verspild, terug te krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid in Brussel per direct te eisen dat er geen cent meer wordt overgemaakt naar de corrupte, islamitische dictatuur Marokko en dit desnoods af te dwingen door het Nederlandse veto in te zetten tijdens de onderhandelingen over de nieuwe meerjarenbegroting als blijkt dat er wel geld voor Marokko wordt gereserveerd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat Syrische vluchtelingen die christen zijn geweigerd worden in VN-opvangkampen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van CBN News waarin gemeld wordt dat christelijke vluchtelingen uit Syrië geweigerd worden in VN-opvangkampen in Jordanië?1
Ja.
Kunt u op basis van eigen informatie al dan niet bevestigen of deze signalen dat christelijke vluchtelingen geweigerd worden geloofwaardig zijn?
Het kabinet heeft geen informatie dat christelijke vluchtelingen geweigerd worden in de VN-vluchtelingenkampen in Jordanië. Daarnaast merkt het kabinet op dat de VN-Vluchtelingenorganisatie (UNHCR) de hoeder van het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951 is. In het VN-Vluchtelingenverdrag wordt in artikel 3 expliciet het principe van non-discriminatie genoemd, ook op basis van religie.
Bent u bereid bij de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN (UNHCR) opheldering te vragen over deze berichten? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is doorlopend met UNHCR, het VN-bureau voor de coördinatie van humanitaire zaken (OCHA), betrokken NGO’s en lokale autoriteiten in landen als Jordanië en Irak in gesprek over vluchtelingenopvang in het Midden-Oosten en wereldwijd en stelt in deze gesprekken het belang van een humane opvang voor alle vluchtelingen, ongeacht religieuze achtergrond, voorop.
Kent u berichten uit andere landen in het Midden-Oosten over christelijke vluchtelingen die geen toegang krijgen tot opvangkampen of daar niet veilig zijn? Wat weet u over de situatie van christelijke vluchtelingen bijvoorbeeld in Irak?
Naast christelijke vluchtelingen bevinden zich ook christelijke ontheemden in Irak. In de Koerdische Autonome Regio in Irak, het gebied waar de meeste ontheemden en vluchtelingen worden opgevangen, is een relatief grote vrijheid van religie.
Het kabinet heeft geen indicatie dat Syrische vluchtelingen of ontheemden in Irak de toegang tot kampen wordt ontzegd of dat zij anderszins worden benadeeld ten opzichte van andere groepen. Over het algemeen geldt dat ontheemde christenen relatief snel worden opgenomen in lokale christelijke gemeenschappen, een alternatief dat volgens UNHCR de voorkeur geniet ten opzichte van opvangkampen. De twee in Erbil voor christenen aangewezen opvangkampen zijn momenteel verlaten.
Deelt u de mening dat het belangrijk is om zeker te stellen dat christelijke vluchtelingen uit Syrië dezelfde opvang krijgen als moslims? Deelt u ook de mening dat er onderzoek nodig is om na te gaan of christelijke vluchtelingen inderdaad wel dezelfde opvang krijgen als niet-christenen en of zij daarin veilig zijn?
Het kabinet staat voor een gedegen vluchtelingenopvang en een toekomstperspectief voor alle Syrische vluchtelingen in de regio, zonder onderscheid in religieuze achtergrond. Als actieve donor in het Midden-Oosten met humanitaire programma’s en ontwikkelingssamenwerkingsprojecten die gericht zijn op de noden van vluchtelingen en gastgemeenschappen monitort het kabinet de gelijke behandeling actief. UNHCR neemt de religieuze achtergrond van vluchtelingen wel expliciet mee in haar veiligheidsoverwegingen. Deze overwegingen of «protection concerns» zijn onderdeel van de reguliere overleggen tussen UNHCR en internationale donoren. In Jordanië heeft het kabinet geen aanwijzingen van structurele discriminatie van christelijke Syrische vluchtelingen, maar het kabinet zal, in samenspraak met UNHCR en andere donoren, de situatie nauwgezet blijven volgen.
Bent u bereid bij de VN aan te dringen op een dergelijk onderzoek?
Het kabinet gaat uit van het principe van gelijke behandeling van alle mensen in nood en neemt dit constant mee in haar gesprekken met betrokken partijen, inclusief UNHCR en lokale autoriteiten. Op dit moment zijn er geen incidenten bekend die vragen om een dieper onderzoek naar structurele discriminatie.
Bent u van mening dat er aparte opvangkampen moeten komen voor religieuze minderheden om hun veiligheid beter te kunnen garanderen? Zo nee, hoe denkt u dat hun veiligheid in de bestaande kampen verzekerd kan worden?
Als beheerders van de opvangkampen in Jordanië zijn UNHCR en de Jordaanse autoriteiten direct verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de kampen. Beide partijen hebben zich gecommitteerd aan het principe van vrijheid van religie en gelijke behandeling van vluchtelingen. Aangezien het kabinet geen indicatie heeft van een structurele ongelijke behandeling van vluchtelingen in Jordanië is er geen aanleiding de wijze van vluchtelingenopvang drastisch te veranderen. Bovendien geven vluchtelingen, ongeacht hun religieuze achtergrond, over het algemeen aan dat hun voorkeur niet uitgaat naar aparte opvangkampen, uit vrees voor sociale spanningen en bijgevolg discriminatie en verminderde persoonlijke veiligheid. Via de algemene monitoringsmechanismes blijft het kabinet in samenspraak met andere internationale actoren de huidige veiligheidssituatie nauwgezet in de gaten houden.
Het bericht dat de vertegenwoordigers van SATL en BTV zijn opgestapt uit het overleg van de klankbordgroep Luchtvaartnota 2020-2050 |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Kent u de berichten «Minister blokkeert overleg met omwonenden» en «Deze verklaring van SATL en BTV mocht niet worden gedeeld»?1 2
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de vertegenwoordigers van de Samenwerkende Actiegroepen Tegen Laagvliegen (SATL) en Bewoners Tegen Vliegtuigoverlast (BTV) zijn opgestapt uit het overleg van de klankbordgroep Luchtvaartnota 2020–2050 van 26 november 2019?
Ja
Kent u de verklaring die zij in dit overleg wilden afgeven als evaluatie op het proces, maar die zij hier niet naar voren mochten brengen?3
SATL en BTV mochten hun verklaring wel toelichten maar niet integraal voorlezen tijdens de klankbordgroep van 26 november 2019. In een eerdere klankbordgroep was namelijk al een soortgelijke verklaring van SATL/BTV voorgelezen en integraal bij de notulen gevoegd. Tevens is aangeboden om de verklaring ook deze keer integraal toe te voegen aan de notulen, zodat de leden van de klankbordgroep er op deze manier kennis van konden nemen.
Kent u de volgende constatering van SATL en BTV: «We constateren dat het proces, hoe te komen tot een concept Luchtvaartnota een voorgekookt menu was»? Wat is daarop uw reactie?
De klankbordgroep van de Luchtvaartnota is ingericht om de belangen van alle betrokken partijen helder in beeld te brengen en hun argumentatie mee te kunnen nemen in de uiteindelijke politieke besluitvorming van de totstandkoming van de Luchtvaartnota. De leden van de klankbordgroep hebben een belangrijke bijdrage geleverd door op gezette tijden te reageren en inbreng te leveren in de discussie, waardoor een completer en evenwichtiger beeld is ontstaan van alle belangen die onderdeel zijn van de besluitvorming.
Wat is uw reactie op de stelling van SATL en BTV dat er op hoofdpunten geen enkele ruimte was voor hun inbreng?
Vanaf de start heeft participatie een belangrijk rol gespeeld in het vormgeven van de richting en inhoud van de Luchtvaartnota. Nadat SATL/BTV zich had afgesplitst van LBBL hebben zij op hun verzoek een aparte stoel in de klankbordgroep van de Luchtvaartnota gekregen. Daar hebben zij net als de andere leden hun inbreng kunnen leveren. Zie verder antwoord 3.
Wat is uw reactie op de stelling van SATL en BTV dat er, ondanks een actieve opstelling, weinig tot niets is gedaan met hun input en feedback onder andere over de ingebrachte expertise met betrekking tot vogelaanvaringen?
De inbreng van partijen is zo goed mogelijk meegenomen in de totstandkoming van de Luchtvaartnota.
Wat is uw reactie op de stelling van SATL en BTV dat diverse vragen niet werden beantwoord, onder andere de vragen over het te optimistisch inschatten van het perspectief op elektrisch vliegen?
Dit is juist een voorbeeld waarbij de inbreng van de klankbordgroep direct effect heeft gehad op de verbetering van de kwaliteit van de PlanMER. Deze vraag heeft waarschijnlijk betrekking op de presentatie van de eerste versie van de doorrekening van de PlanMER. Daar bleken door bepaalde aannames over elektrisch vliegen vreemde uitkomsten te zijn. Deze aannames zijn hierop aangepast.
Kent u de kritiek van SATL en BTV dat de door hun gemaakte punten regelmatig niet zijn opgenomen in de notulen?
Van de bijeenkomsten van de klankbordgroep heeft altijd verslaglegging plaatsgevonden. Na de zomer is aangegeven binnen de klankbordgroep dat er behoefte was aan meer detailniveau in de verslaglegging. Dit heeft geleid tot het besluit om het detailniveau in de notulen te verhogen, en om deze eerst als concept aan alle leden van de klankbordgroep voor te leggen. Hierdoor kunnen eventuele gewenste aanpassingen gemaakt worden voordat het verslag definitief wordt. Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de leden van de klankbordgroep om hiervoor zorg te dragen.
Erkent u dat deze notulen daardoor geen volledig beeld geven van de gesprekken die hebben plaatsgevonden in de klankbordgroep? Zo nee, waarom niet?
Het uitgangspunt van de notulen is dat deze rechtdoen aan wat er tijdens de bijenkomsten wordt ingebracht. Het is belangrijk dat alle leden van de klankbordgroep in de notulen hun inbreng kunnen terugvinden, en kunnen aangeven wanneer zij denken dat dit in onvoldoende mate het geval is. Hiervoor is te allen tijde de ruimte geweest tijdens de klankbordgroep bijeenkomsten, en dit heeft ook diverse malen geleid tot aanpassing van de notulen.
Erkent u dat door incomplete en ongebalanceerde notulen een deel van de door SATL en BTV aangeleverde waarschuwingen en argumenten u niet bereikt zouden kunnen hebben? Zo nee, waarom niet?
Tijdens de bijeenkomsten van de klankbordgroep heeft altijd verslaglegging plaatsgevonden waardoor de inbreng van alle leden terug te vinden is. Het is belangrijk dat alle leden van de klankbordgroep in de notulen hun inbreng kunnen terugvinden, en dat de verslaglegging zo nodig wordt aangepast om dit te realiseren. De leden van de klankbordgroep kunnen aangeven of dit voor hen in voldoende mate het geval is. Belangrijk is dat aan een dergelijke oproep binnen de klankbordgroep gehoor wordt gegeven, om te kunnen komen tot een gezamenlijk gedragen proces betreft de totstandkoming van de notulen. Ik ben ervan overtuigd dat dit in voldoende mate het geval is. In aanvulling hierop zijn mijn medewerkers, waaronder de plv directeur luchtvaart, bij alle klankbordgroepvergaderingen aanwezig geweest. Ook wat niet op papier is vastgelegd is gehoord. Bovendien hebben alle klankbordgroepleden voortdurend de uitnodiging gehad een eigen, aanvullende inbreng te leveren, zoals het indienen van een position paper, het inbrengen van relevant (eventueel eigen) onderzoek, het agenderen van onderwerpen en het geven van presentaties. Ook hebben diverse leden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een of meer leden van het nota-team apart te spreken om punten te bespreken, vragen te stellen of standpunten op te helderen.
Deelt u de mening dat het vanwege de incomplete en ongebalanceerde notulen niet mogelijk is om een gebalanceerde beleidsbeslissing te nemen inzake de luchtvaartnota? Zo nee, waarom niet?
Die mening deel ik niet, omdat ik de inbreng van de klankbordgroep wel uitgebalanceerd acht, mede door de veelzijdigheid van de inbreng zowel tijdens de overleggen als daarbuiten. En bovendien baseert het kabinet de ontwikkeling van beleidsnota’s op heel veel meer dan stakeholder-overleggen, zoals wetenschappelijk onderzoek, plan-MER-proces, internationaal overleg, bestuurlijke overleggen etc.
Erkent u dat in deze klankbordgroep de vertegenwoordiging van de luchtvaartsector, het ministerie en bewonersgroepen, numeriek in het nadeel is uitgevallen van bewonersgroepen? Zo nee, waarom niet?
De klankbordgroep is samengesteld met het doel om alle verschillende belangen een stem te geven, zodat bij de voorbereiding van beleid alle argumenten meegewogen kunnen worden. Er vindt geen besluitvorming plaats, de leden worden nergens aan gecommitteerd en er wordt niet gestemd. Bewoners zijn op vier manieren vertegenwoordigd: via een vertegenwoordiger van de omwonenden Schiphol; via een vertegenwoordiger van de bewonersvertegenwoordigers van de regionale vliegvelden; via een vertegenwoordiger van het LBBL en via een vertegenwoordiger van SATL/BTV. Bovendien heeft de voorzitter niet de numerieke verhouding leidend gemaakt voor de spreektijd tijdens de overleggen, waar juist de bewonersgroepen volop gebruik van hebben gemaakt door wanneer zij dat nodig achtten het woord te vragen, dat ook kregen en relatief juist veel spreektijd hebben gekregen.
Erkent u dat deze ongelijkheid zich ook manifesteert in het feit dat de bewoners veel van hun eigen tijd en geld steken in hun deelname aan dergelijke overleggen, terwijl het in geval van de vertegenwoordigers van de sector en het ministerie om betaalde banen gaat? Zo nee, waarom niet?
Deelname van de leden wordt gewaardeerd door het ministerie. Het staat de leden vrij om af te wegen of zij dit een goede besteding van hun tijd vinden.
Kent u de volgende stelling van SATL en BTV: «Door het ontbreken van een MKBA kan er geen zorgvuldige transparante belangenafweging gemaakt worden; ondanks meermaals aandringen bleef de deur hiervoor gesloten; Dit is een ernstig gemis»? Wat is daarop uw reactie?
Op verzoek van uw Kamer (motie-Kröger, Kamerstuk 31 936 nr. 543) laat ik een PlanMER opstellen ter onderbouwing van het luchtvaartbeleid. Naast de milieueffecten laat ik daarbij ook de economische effecten in beeld brengen. Het voordeel van een PlanMER ten opzichte van een MKBA is dat de milieu en economische effecten gelijkwaardig (kwalitatief en kwantitatief) met elkaar vergeleken kunnen worden. Dat biedt voordelen bij een strategische beleidsafweging. Bij een MKBA ontbreken vaak voldoende gegevens om bijvoorbeeld de geluidshinder in geld uit te drukken. Daardoor blijft die post in veel gevallen beperkt tot een «»-PM»». Overigens laat ik onderzoeken hoe ik de kwaliteit van toekomstige MKBA’s kan verbeteren.
Kent u de volgende oproep van SATL en BTV: «Rekening houdend met de overlast, gezondheidsschade en de maatschappelijke kosten en baten dient ook met een krimpscenario rekening gehouden te worden»? Wat is daarop uw reactie?
In de PlanMER ter onderbouwing van de Luchtvaartnota worden ook de effecten van een krimpscenario in beeld gebracht.
Wat zegt het u dat SATL en BTV nadrukkelijk afstand hebben genomen van de concept-Luchtvaartnota 2020–2050 en het nog te formuleren voorkeursscenario?
Het is gebruikelijk een oordeel te geven over een eindproduct en niet over concepten.
Onderschrijft u dat in het proces van de Luchtvaartnota 2020–2050 onvoldoende rekening is gehouden met de wensen van deze en andere bewonersgroepen, actiegroepen en belangenverenigingen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 10.
Erkent u dat een dergelijke gang van zaken, waarbij in dit geval SATL en BTV met het gevoel blijven zitten dat ze niet gehoord worden, zeer schadelijk is voor het vertrouwen van burgers in de overheid? Zo nee, waarom niet?
SATL/BTV heeft alle gelegenheid gehad om haar belang in te brengen, en heeft hier ook gebruik van gemaakt. Ik heb hier waardering voor.
Erkent u dat het op basis van dit incomplete en ongebalanceerde proces, waar SATL en BTV nadrukkelijk ontevreden over zijn en afstand van nemen, niet correct zou zijn om een vinkje te zetten achter het hoofdstuk «burgerparticipatie»? Zo nee, waarom niet?
Ik zet geen vinkjes. Met deze vraag doet u geen recht aan de voorbereiding van de Luchtvaartnota, waarbij ik expliciet het belang van de inbreng van belanghebbenden een grote rol heb gegeven.
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Ja.
Kunt u bevestigen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in Marokko niet welkom is om met de ambtsbekleder die daar over gaat te praten over de terugkeer van uitgeprocedeerde Marokkanen?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Kunt u aangeven welke reden de Marokkaanse autoriteiten hebben gegeven voor het weigeren van een gesprek met de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid? Zo nee, waarom is hier geen navraag over gedaan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke inspanningen onderneemt u om te zorgen dat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid alsnog op korte termijn in gesprek kan met de Marokkaanse ambtsbekleder die het betreft over de terugname van uitgeprocedeerde Marokkaanse staatburgers?
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse counterpart.
Ondertussen worden de contacten over de terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, die geregeld op verschillende niveaus tussen Nederland en Marokko plaatshebben, voortgezet.
Het feit dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd geweigerd in Marokko |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Wist u dat uw collega, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet welkom was voor een bezoek aan haar ambtsgenoot in Marokko?1
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft tijdens de tweede termijn van de begrotingsbehandeling Justitie en Veiligheid op 21 november reeds gemeld dat zij niet door Marokko is geweigerd. Ook is gemeld dat de Staatssecretaris zo snel als mogelijk naar Marokko afreist als er zicht is op een afspraak.
Waarom was uw collega niet welkom?
Zie antwoord vraag 1.
Is het juist dat de relatie met Marokko «problematisch» is? Waarom?
De relatie tussen Nederland en Marokko kent een lange historie en de wederzijdse belangen zijn substantieel. Niet alleen migratie en terugkeer maar ook consulaire zaken, handel en investeringen, justitie- en politiesamenwerking en de strijd tegen terrorisme zijn onderdeel van deze bilaterale relatie. Een dergelijke relatie kent logischerwijs ook onderwerpen die de betrekkingen ingewikkeld kunnen maken. Op specifiek het onderwerp van terugkeer zijn helaas nog weinig resultaten geboekt. Zowel de Minister van Buitenlandse Zaken als de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bespreken in contacten met de Marokkaanse autoriteiten de mogelijkheden tot voortgang op dit dossier.
Deelt u de mening dat deze weigering zeer ongepast was? Wat heeft u hiertegen ondernomen?
Zie ook het antwoord op vraag 1 en 2.
Er is direct na de begrotingsbehandeling van Justitie en Veiligheid telefonisch contact geweest tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur. Zoals bekend heeft de afspraak tussen de Staatssecretaris en de Marokkaanse ambassadeur van 5 december jl. niet kunnen plaatsvinden.
Marokko en Nederland delen de wens om in gesprek te blijven over de hele breedte van de relatie, migratie en terugkeersamenwerking zijn daarvan een belangrijk onderdeel. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft kortgeleden nog met zijn Marokkaanse ambtgenoot over de brede relatie gesproken en afgesproken daarover in gesprek te blijven. Dat traject wordt vervolgd.
Daarnaast wordt gewerkt aan het plannen van een afspraak voor een bezoek van de staatsecretaris aan haar Marokkaanse ambtgenoot.
Hoe gaat de regering gesprekken met Marokko over terugkeer van «veiligelanders» weer opstarten?
Er is geregeld dialoog tussen Nederland en Marokko op verschillende niveaus over migratie in brede zin en specifiek over terugkeersamenwerking. Terugkeer vormt een belangrijk onderwerp van gesprek waarbij constant wordt ingezet om resultaten te boeken. Ook in de contacten van de Minister van Buitenlandse Zaken met zijn Marokkaanse ambtgenoot is terugname door de Marokkaanse autoriteiten van Marokkaanse onderdanen die geen rechtmatig verblijf hebben, een belangrijk onderwerp van gesprek.
De Zembla-uitzending ‘Doelwit Volkel’ |
|
Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennis genomen van de uitzending «Doelwit Volkel», over Amerikaanse kernwapens op de vliegbasis Volkel?1
Ja.
Klopt het dat Nederland geen vetorecht heeft bedongen bij het inzetten van Amerikaanse kernwapens vanaf de vliegbasis Volkel?
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Wat houdt dit in? Betekent dit dat, wanneer de president van de Verenigde Staten besluit dat de Koninklijke Luchtmacht kernwapens moet afgooien, een Nederlandse vlieger dat heeft uit te voeren? Of is bij de kernwapentaak voorzien dat Nederland altijd kan besluiten om zelf af te zien van het inzetten van kernwapens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de toenmalige Minister van Defensie in 1960 al openlijk aangaf dat Nederland onderdak bood aan Amerikaanse atoombommen?
Voor de uitspraken van Minister Visser verwijs ik u naar de handelingen van uw Kamer. Zoals hierboven beschreven doet de regering geen mededelingen over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens.
Bent u, in het kader van meer transparantie, bereid in elk geval de aanwezigheid van kernwapens in Nederland te bevestigen, los van aantallen of locatie? Zo nee, bent u dan bereid binnen de NAVO en bij de VS te pleiten voor deze vorm van transparantie voor Nederland, naar voorbeeld van Duitsland? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Knops ter zake?2
Zoals hierboven beschreven kunnen op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens geen mededelingen worden gedaan.
Conform de motie Knops heeft Nederland zich herhaaldelijk ingezet binnen de NAVO en bij de VS voor het moderniseren van deze geheimhoudingsafspraken in het licht van de huidige tijd. Helaas krijgt Nederland geen enkele bijval voor het aangaan van een discussie over het eenzijdig vergroten van de transparantie binnen de NAVO. De assertieve nucleaire houding van Rusland en de verregaande nucleaire geheimhouding door Rusland liggen hieraan ten grondslag. Nederland blijft dit standpunt echter onverminderd uitdragen, conform de wens van uw Kamer, ook al is het weinig waarschijnlijk dat bondgenoten binnenkort tot een andere afweging komen over het eenzijdig vergroten van de transparantie.
Tegelijkertijd zet Nederland zich ook in voor wederzijdse transparantie tussen kernwapenstaten, zoals eerder beschreven in de Kamerbrief inzake recente activiteiten nucleaire ontwapening (d.d. 26 november 2019). Dit doet Nederland met name als actief lid van NPDI (Non-Proliferation & Disarmament Initiative), de enige groep die op regelmatige basis overlegt met de P5 (de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad) over het vergroten van wederzijdse transparantie. In 2020 zal Nederland de volgende ministeriële NPDI-bijeenkomst organiseren.
Bent u bekend met het bericht «Budapest blocks joint EU statement condemning US shift on settlements»?1
Ja.
Hoe oordeelt u over recente uitspraken van de Amerikaanse Minister van Buitenlandse Zaken Pompeo dat het bouwen van Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever niet in strijd is met het internationaal recht?
Het Nederlandse standpunt is ongewijzigd en het kabinet draagt dat ook actief uit, zoals ook verwoord in de recente kamerbrief van 26 november, over de uitvoering van de motie Van Helvert (35 300 V nr. 24) en de motie Voordewind (35 300 V nr. 42). Nederland en de EU beschouwen Israëlische nederzettingen in de sinds 1967 door Israël bezette gebieden als strijdig met het internationaal recht en een obstakel voor vrede. Als bezettende mogendheid heeft Israël geen soevereiniteit over deze gebieden en Nederland en de EU beschouwen deze gebieden niet als een onderdeel van het Israëlische grondgebied. Nederland en de EU zullen alleen wijzigingen accepteren van de grenzen van 1967, inclusief in Jeruzalem, als deze overeengekomen zijn door beide partijen.
Klopt het dat een poging van de EU-lidstaten om een gezamenlijk statement af te geven in reactie op deze uitspraken is mislukt doordat lidstaat Hongarije dreigt een veto uit te spreken?
Het kabinet hecht aan EU-eensgezindheid op het Midden-Oosten Vredesproces en de naleving van internationaal recht. In dit kader acht het kabinet het van belang dat Israël wordt aangesproken op de voortdurende uitbreiding van de illegale nederzettingen, in lijn met de motie Van Helvert.
De Hoge Vertegenwoordiger heeft direct na de verklaring van Secretary of State Pompeo namens de EU het standpunt herhaald, zoals ook door Nederland uitgedragen (zie tevens het antwoord op vraag 2). Hiervoor is geen expliciete instemming van de lidstaten vereist.
Tevens hebben de EU lidstaten die momenteel lid zijn van de VN Veiligheidsraad in een gezamenlijke verklaring dit gemeenschappelijk standpunt uitgedragen op 20 november jl.
Bent u het ermee eens dat het van groot belang is dat namens de Europese Unie wordt benadrukt dat nederzettingen illegaal zijn volgens het internationaal recht, bovendien niet bijdragen aan stabiele vrede en een twee-statenoplossing onmogelijk maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om zich actief in te zetten voor een gezamenlijke verklaring namens de EU-lidstaten, eventueel met de overige 27 lidstaten? Zo ja, bent u bereid hierover op zeer korte termijn contact te zoeken met uw ambtsgenoten?
Zie antwoord vraag 3.
Is Nederland, net als Frankrijk, Duitsland en Spanje, van plan een eigen verklaring naar buiten te brengen? Zo ja, hoe zal deze verklaring luiden en op welke termijn kan deze worden verwacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 2.
Nederlands vetorecht in geval van inzet kernwapens |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Is het bericht juist dat Nederland geen vetorecht heeft in geval de VS besluit tot inzet van kernwapens?1
Nederland heeft binnen de NAVO een kernwapentaak. Hiermee is één squadron F-16’s belast. Besluitvorming binnen de NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de NAVO-bondgenoten. Dit betekent dat ook bij nucleaire besluitvorming binnen de NAVO altijd de instemming van Nederland vereist is.
Over aantallen en locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, alsmede de precieze procedures voor nucleaire besluitvorming en uitvoering van de kernwapentaak kunnen, op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken, geen mededelingen worden gedaan. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Bent u bereid alsnog een vetorecht te eisen bij de Amerikanen over de inzet van kernwapens die in beheer zijn van de Nederlandse krijgsmacht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is het juridisch vastgelegd dat Nederlandse militairen, piloten en ondersteunend personeel worden ingezet bij de uitvoering van de Amerikaanse beslissing tot de inzet van het kernwapen? Kunt u de overeenkomst met de Amerikaanse regering ter inzage aan de Kamer beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 1.
Hebt u kennis genomen van het artikel «Mijn job? Atoombommen onder straaljagers hangen», waarin een Belgische ex-militair vertelt over zijn werk op vliegbasis Kleine Brogel, waar dezelfde soort kernwapens liggen als in Volkel?2 Kunt u bevestigen dat de procedures in Volkel vergelijkbaar zijn? Zo nee, hoe zijn of waren de procedures in Volkel?
Zie antwoord vraag 1.
Bestaat er een specifieke regeling voor Nederlands militair personeel om af te zien van de uitvoering van het bevel tot afvuren van kernwapen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt de tekst daarvan met de Kamer delen? Deelt u de opvatting dat een dergelijk gewetens- of politiek bezwaar dient te worden gehonoreerd? Zo nee, waarom niet?
Nucleaire besluitvorming binnen NAVO vindt plaats op basis van unanimiteit, waarbij altijd sprake is van strikte politieke controle door de bondgenoten. Dat houdt in dat voor nucleaire besluitvorming per definitie ook de instemming van Nederland vereist is. Zodra een dergelijk besluit binnen NAVO is genomen krijgt dit binnen de krijgsmacht de vorm van een dienstbevel. Het hebben van gewetensbezwaren tegen het uitvoeren van deze taak van Defensie kan gevolgen hebben voor de positie van betrokkene. Voor het beleid met betrekking tot ambtenaren met gewetensbezwaren verwijs ik u graag naar Circulaire MP 33-210 van de Staatssecretaris van Defensie van 15 februari 1989, nr. PB 89/1600/76
Is het juist dat Amerikaanse troepen de leiding hebben bij de uitvoering van veiligstellen bij een ongeval met een kernwapen in Nederland? Zo nee, hoe is deze situatie dan geregeld?
Zoals hiervoor vermeld, kunnen geen mededelingen worden gedaan over locaties van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens. De kans dat er iets misgaat met transporten van Amerikaans nucleair materiaal over Nederlands grondgebied is uitzonderlijk klein, maar nooit volledig uit te sluiten. Nederland is daarom goed voorbereid op mogelijke ongevallen. De plannen zijn hiervoor aanwezig en in voorkomend geval wordt gebruik gemaakt van de bestaande Nederlandse crisisbesluitvormingsstructuren. Eenheden van de Verenigde Staten zullen in nauwe samenwerking aansluiten bij deze structuren.
Is het juist dat er een verdrag ten grondslag ligt aan de regeling van het Amerikaans bewind bij gevolgen van een kernongeval en dat dit verdrag de «Agreement between the Government of of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the United States of America for Responding to an Occurrence in the Netherlands involving U.S. Nuclear Weapons or Nuclear Component» heet? Is het juist dat het in 1992 is overeengekomen?3 Bent u bereid dit verdrag aan de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Op grond van bondgenootschappelijke en juridisch bindende afspraken kunnen geen mededelingen worden gedaan over eventuele bilaterale of multilaterale overeenkomsten die verband houden met de kernwapentaak van Nederland. Overwegingen van veiligheid liggen hieraan ten grondslag. Alle bondgenoten onderschrijven deze geheimhoudingsplicht.
Op welke wijze was de organisatie van rampenbestrijding in geval van een kernongeval geregeld vóór 1992?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de B-61-11 niet te vervangen als deze voor vernieuwing c.q. modernisering naar Amerika worden gestuurd?4
De Kamer is herhaaldelijk geïnformeerd over de modernisering van in Europa aanwezige Amerikaanse kernwapens, meest recentelijk in antwoord op Kamervragen van Karabulut c.s. in 2018 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 2001). Zoals eerder bekend gesteld, hebben de Verenigde Staten een levensduurverlengingsprogramma, het zogenaamde Life Extension Program (LEP), met als doel de veiligheid, beveiliging en effectiviteit van onder meer het type B61 blijvend te garanderen. Het LEP betreft Amerikaanse kernwapens, dus NAVO-bondgenoten hebben geen zeggenschap over deze modernisering.
Bent u bereid de antwoorden op deze vragen vóór het Algemeen Overleg van 12 december 2019 over het kernwapenbeleid aan de Kamer te sturen?
Ja.
Het bericht dat veel gemeenten laks omgaan met VN-verdrag |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Veel gemeenten laks met VN-verdrag handicap»?1
Ja.
Vindt u het zorgwekkend dat tweederde van de onderzochte gemeenten blijkbaar nog steeds geen dan wel onvoldoende aandacht besteedt aan inwoners met een beperking bij het maken van beleidsplannen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), Jeugdwet en Participatiewet?
Ik vind het belangrijk dat gemeenten bij de totstandkoming van beleid aandacht besteden aan mensen met een beperking. De beleidsscan van de Nederlandse Vereniging van Rekenkamers en Rekenkamercommissies (NVRR) laat zien dat een meerderheid van de onderzochte gemeenten in het beleid aandacht besteedt aan inclusie of mensen met een beperking, zoals genoemd in het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VN-verdrag). In sommige gevallen is dat al op basis van een integrale lokale inclusie-agenda. In andere gevallen wordt op deelonderwerpen aandacht besteed aan deze doelgroep.
Ik zie dat er bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en bij steeds meer gemeenten veel energie is om met dit thema aan de slag te zijn. Maar er moet bij veel gemeenten ook nog een heleboel gebeuren. De rapportage van de NVRR onderstreept daarmee het belang van het programma «Onbeperkt Meedoen!». Met dit programma wil het kabinet de komende jaren stappen zetten om ervoor te zorgen dat mensen met een beperking merkbaar meer naar eigen wens en vermogen kunnen meedoen met de samenleving. De opdracht waar het VN-Verdrag ons als samenleving, waaronder gemeenten, voor plaatst, kan echter niet van de ene op de andere dag worden afgerond.
Om de implementatie van het VN-verdrag een extra impuls te geven, is de VNG in 2018, met subsidie vanuit het Ministerie van VWS, gestart met het project «Iedereen doet mee». Dit project draagt bij aan mijn programma «Onbeperkt Meedoen!». De VNG heeft de afgelopen jaren met dit project een extra impuls gegeven aan initiatieven van gemeenten die zich richten op het onbeperkt meedoen van inwoners met een beperking en zal dat ook de komende twee jaar blijven doen. De VNG wijst gemeenten daarbij actief op de verplichting (vanuit het sociaal domein) om een lokaal plan voor inclusie te maken.
Deelt u de mening dat gemeenten zich aan afspraken moeten houden en dat deze resultaten – drie jaar na ratificatie van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap – daarmee onaanvaardbaar zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de implementatie van een lokale inclusie-agenda door gemeenten te laten monitoren, zodat een duidelijk beeld ontstaat van het aantal gemeenten dat een inclusie-agenda heeft en wat deze omvat? Zo nee, heeft u een ander voorstel dat beoogt gemeenten te motiveren het verdrag te implementeren?
Jazeker, dat gebeurt ook al. In 2018 en in 2019 heeft Movisie in opdracht van de VNG een nulmeting en 1-meting uitgevoerd, om het lokale inclusiebeleid van gemeenten te monitoren. In 2018 gaf de helft van de gemeenten aan in de verkennende fase te zitten wat betreft de implementatie van het VN-Verdrag Handicap. Een jaar later is dit percentage afgenomen naar iets meer dan een derde en hebben meer gemeenten inmiddels de stap gezet naar het werken aan een concreet plan of zijn al met de uitwerking daarvan bezig. In 2020 volgt een 2-meting om het lokale inclusiebeleid wederom te monitoren. Zoals toegezegd aan de Kamer ontvangt u bovendien voorafgaand aan het plenaire debat over het VN-verdrag een monitor over het gehele programma. De cijfers van de VNG-meting komen daar ook in terug.
Bent u bekend met het Deense model waarin door middel van gehandicaptenraden de betrokkenheid van mensen met een beperking gegarandeerd wordt? Bent u bereid te overwegen een dergelijk systeem van inspraak te bestuderen en te overwegen voor Nederlandse gemeenten?
Ja, ik heb kennisgenomen van de organisatie van de «gehandicaptenraden» in Denemarken. In Nederland geldt voor gemeenten onder andere de verplichting om bij de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 cliënten of hun vertegenwoordigers bij het beleid te betrekken. De vorm die een gemeente voor deze inspraak kiest is vervolgens aan de gemeente zelf. De VNG heeft mij geïnformeerd dat zij eind 2018 de bundel «Organiseer ervaringsdeskundigheid: het VN-Verdrag in jouw gemeente» heeft gepubliceerd. Deze bundel laat zien op welke manieren je ervaringsdeskundigheid kunt inzetten bij de ontwikkeling van beleid. De ene gemeente kiest voor een brede raad waarin mensen met en zonder een beperking of met een migratieachtergrond plaatsnemen. Een ander werkt met een aantal specifieke platforms of gaat per beleidsonderwerp op zoek naar de juiste mensen die kunnen meepraten.
Wanneer kunnen mensen met een handicap verwachten dat gemeenten daadwerkelijk inclusiever worden doordat hun belangen worden meegenomen in het maken van beleid?
Met het project «Iedereen doet mee» werkt de VNG er hard aan om de implementatie van het VN-verdrag steeds beter en bij steeds meer gemeenten te borgen. De komende jaren zullen mensen dus meer en meer gaan merken dat ook hun gemeente serieus aan de slag is met het werken aan een inclusieve samenleving.
Bent u bereid om deze stand van zaken te bespreken met Rick Brink, «Minister van Gehandicaptenzaken», om ideeën op te doen ter verbetering van de implementatie van het VN-verdrag op gemeentelijk niveau?
Zeker. Ik heb regelmatig contact met Rick Brink. Ook de VNG en gemeenten hebben veel contact met hem. Hij heeft al op diverse plekken aangegeven dat hij het manifest «Iedereen doet mee!» van de VNG ondersteunt. Hij is ook bij verschillende gemeenten aanwezig geweest bij de ondertekening van het manifest. Daarnaast heeft Rick Brink al twee VNG-inspiratiebundels in ontvangst genomen: op 17 oktober – samen met de Utrechtse wethouder Linda Voortman – de bundel «Inclusief werkgeverschap, Het VN-Verdrag in jouw gemeente» en op 5 november tijdens het VNG-congres «Iedereen doet mee» bundel «Aan de slag met samen spelen, het VN-Verdrag in jouw gemeente».
De aardbeving op de Molukken |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Dagelijks naschokken op de Molukken: «De situatie is erbarmelijk»»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de huidige situatie op de Molukken na de zware aardbeving en de vele naschokken vorige maand waarbij zeker 41 mensen zijn omgekomen, 1.600 gewonden zijn gevallen en ruim 170.000 mensen dakloos zijn geraakt of de bergen in zijn gevlucht?
De aardbeving die op 26 september jl. de Molukken trof had een kracht van 6,5 op de schaal van Richter en veroorzaakte veel menselijk leed en materiele schade. Het kabinet leeft mee met de slachtoffers, hun families en de vele anderen die door de aardbeving en de naschokken geraakt zijn.
De Indonesische autoriteiten en rampenbestrijdingsdienst en diverse andere organisaties, waaronder het Indonesische Rode Kruis/Rode Halve Maan, zijn actief in het getroffen gebied. De prioriteiten hierbij zijn o.a. het verstrekken van voedsel, gezondheidszorg, toegang tot sanitatie en tijdelijk onderdak voor ontheemden. De geografische uitgestrektheid van het gebied, de vele naschokken en het feit dat veel mensen (mede daardoor) nog niet terug naar huis durven te keren, bemoeilijken de situatie echter.
Heeft u of gaat u contact opnemen met uw Indonesische ambtsgenoot over de huidige situatie op de Molukken? En zo ja, wat zijn de uitkomsten? En zo nee, waarom niet?
Na eerdere contacten van de Nederlandse ambassade in Jakarta met de Indonesische autoriteiten, heb ik meest recent mijn condoleances met betrekking tot de aardbeving in de Molukken overgebracht aan de Indonesische viceminister voor Buitenlandse Zaken, Mahendra Siregar, tijdens zijn bezoek aan Nederland op 22 november.
In dit gesprek werd bevestigd dat er na de aardbeving geen internationaal hulpverzoek is uitgegaan vanuit de Indonesische overheid. Zonder internationaal hulpverzoek is het voor internationale organisaties en donoren onmogelijk om te bepalen wat de behoeften zijn en om humanitaire hulp te bieden. Wel heb ik van hem bevestigd gekregen dat de Indonesische provinciale en lokale overheden zelf de hulpverlening ter hand hebben genomen, samen met lokale organisaties. Ook de Indonesische rampenbestrijdingsdienst is hierbij betrokken.
Donoren als Nederland respecteren de wens van de Indonesische overheid om de eigen capaciteit in te zetten om noodhulp te bieden en geen of zeer beperkt een beroep te willen doen op bijstand van internationale actoren. Wel heeft het Directoraat-Generaal voor Europese civiele bescherming en humanitaire hulp van de EU (ECHO) de Copernicus Emergency Management Service ingezet, dat van EU-satellieten gebruik maakt om het getroffen gebied in kaart te brengen. Deze satellietbeelden en andere data worden gratis aangeboden om de hulpverlening te ondersteunen. Nederland draagt via de EU-begroting bij aan dit programma.
Wanneer de Indonesische overheid hier aanleiding toe ziet, kan zij uiteraard een beroep doen op internationale hulpverlening die door Nederland wordt ondersteund, bijvoorbeeld via de niet-geoormerkte bijdragen aan humanitaire VN-organisaties, het Rode Kruis en Ngo’s.
Kunt u bevestigen dat de hulpverlening maar beperkt op gang is gekomen? En zo ja, welke acties gaat u hierop ondernemen? En zo nee, bent u bereid dit op korte termijn te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Welke hulporganisaties zijn op dit moment actief op de Molukken? Zitten daar organisaties bij die steun vanuit Nederland ontvangen?
De hulpverlening wordt uitgevoerd door lokale organisaties en de Indonesische overheid. Ook lokale kerken spelen een belangrijke rol. Daarnaast hebben verschillende organisaties in Nederland hulp naar de Molukken gestuurd in reactie op de aardbeving. Onder andere Palang Merah Indonesia (PMI, de Indonesische nationale vereniging van het Rode Kruis) is actief in het getroffen gebied, met technische steun van het Country Cluster Support Team van de Internationale Federatie van het Rode Kruis (IFRC) in Jakarta. Bovendien draagt de IFRC direct bij aan het aanvullen van de voorraden van het PMI. Daarnaast zijn lokale organisaties zoals Moluccas Coastal Care (MCC), het Muhammadiyah Disaster Management Center (MDMC), Aksi Cepat Tanggap (Fast Response Action) en Clerry Cleffy Institute (CCI) in samenwerking met Yayasan Peduli Inayana (Himpunan Disabilitas Indonesia) actief op het gebied van gezondheid, onderwijs en psychosociale hulp. Deze organisaties ontvangen geen directe steun van Nederland. Wel vraagt het Nederlandse Rode Kruis aandacht voor de crisis en heeft het een rekening geopend ten behoeve van fondsenwerving voor de activiteiten van PMI.
Levert Nederland een bijdrage aan de hulpverlening en zo ja, welke? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Is er vanuit de Indonesische regering een internationaal hulpverzoek uitgegaan? En zo ja, heeft u dit ontvangen en hoe luidt het verzoek? En zo nee, heeft u het aanbod gedaan de Indonesische overheid bijstand te verlenen? En zo ja, waaruit bestond het aanbod? En zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht 'België houdt grens dicht voor directeur Confucius-instituut' |
|
Harry van der Molen (CDA), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u via uw ambtsgenoot in België geïnformeerd dat professor Xinning Song niet meer welkom is in België, en dus de hele Schengenzone?1 Zo ja, wanneer bent u hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is door België niet actief geïnformeerd dat professor Xinning Song niet meer welkom is in België. Als België (of een ander Schengenland) na een eigen afweging concludeert dat er sprake is van een bedreiging van de openbare orde, nationale veiligheid en/of de internationale betrekkingen, kan een persoon in het Schengen Informatiesysteem (SIS) worden gesignaleerd om toegang tot het Schengengrensgebied te voorkomen. Als een inreisverbod wordt opgelegd dat geldt voor het gehele Schengengebied, wordt de betreffende persoon sowieso gesignaleerd in SIS. Nederland en andere Schengenlanden ontvangen daarvan niet automatisch een melding. Op het moment dat het SIS wordt geraadpleegd, zoals bij een visumaanvraag, komt er een «hit / no hit»-melding, waaruit blijkt of een persoon in SIS is gesignaleerd.
Aan welke Nederlandse universiteiten is professor Xinning Song verbonden? Zijn er Nederlandse hogescholen of universiteiten verbonden aan andere buitenlandse Confucius-instituten? Zo ja, welke?
Voor zover mij bekend is professor Xinning Song niet verbonden aan een Nederlandse universiteit. Daarnaast zijn er, voor zover ik weet, geen hogescholen of universiteiten die verbonden zijn aan andere buitenlandse Confucius-instituten.
In hoeverre worden werknemers, die verbonden zijn aan Confucius-instituten, in Nederland gescreend? Wie doet deze screening, hoe vaak worden zij gescreend en wat houdt deze screening in? Bevat deze screening ook het inzetten van hun netwerk voor de Chinese inlichtingendienst?
Er zijn geen vertrouwensfuncties aangewezen bij de Confucius-instituten in Nederland. Werknemers ondergaan dus geen veiligheidsonderzoek, zoals bedoeld in de Wet veiligheidsonderzoeken.
Worden organisaties, zoals Confucius-instituten, in China verplicht om mee te werken aan opdrachten vanuit de Chinese inlichtingendienst?
Dat valt niet uit te sluiten. Chinese wetgeving schrijft voor dat alle Chinese burgers en organisaties mee moeten werken met inlichtingendiensten als hen dat gevraagd wordt.
Kunt u garanderen dat medewerkers, die verbonden zijn aan de Confucius-instituten, geen inlichtingen delen met de Chinese overheid?
Zie antwoord vraag 4.
Was bij u bekend dat vorig jaar de Amerikaanse FBI al waarschuwde voor spionageactiviteiten? Zo ja, wanneer bent u hierover geïnformeerd?
Ik heb kennis genomen van de berichten in de Amerikaanse media in februari 2018 over de FBI en de Confucius-instituten. In algemene zin kan worden gesteld het onderkennen en tegengaan van spionageactiviteiten in Nederland een belangrijke activiteit is van onze inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
In hoeverre maakt u zich zorgen over Confucius-instituten in Nederland nu na de Verenigde Staten en Canada ook het instituut in België in opspraak komt? Bent u voornemens om, zoals het Rathenau Instituut in het rapport «kennis in het vizier» adviseert, op het niveau van de nationale overheid kaders vast te stellen waarbinnen kennisinstellingen beleid dienen te formuleren waarin veiligheidsbelangen moeten worden afgewogen tegen andere belangen zoals de vrijheid van wetenschap?
Bestaande wetgeving op het gebied van exportcontrole en sancties heeft ook betrekking op de overdracht van kennis en technologie en is daarmee ook van toepassing op kennisinstellingen. Het kabinet is in gesprek met de instellingen over de wijze waarop deze wetgeving wordt nageleefd. Daarnaast is een traject gestart om te onderzoeken in hoeverre aanvullende maatregelen gewenst zijn om ongewenste kennis- en technologieoverdracht in brede zin via de weg van academisch onderwijs en onderzoek te voorkomen. In dit traject wordt onderzocht op welke manier er een brede kennisregeling kan worden opgezet.
Deelt u de mening dat het nodig is om een onderzoek te starten naar de Nederlandse Confucius-instituten en in gesprek met de Rijksuniversiteit Groningen en Hogeschool Zuyd te gaan om hen te bewegen te stoppen met deze samenwerking? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer informeren over de voortgang? Zo nee, waarom bent u niet bereid dit op te starten?
In het kader van de uitvoering van de beleidsnotitie «Nederland-China: een nieuwe balans» (Kamerstuk 35 207, nr. 1), die op 30 september 2019 met uw Kamer is besproken, wordt gewerkt aan kennisopbouw over China bij de overheid, bedrijven en onderwijsinstellingen. Onderdeel daarvan is bewustwording in het Nederlandse (hoger) onderwijs van de risico’s van samenwerking, naast de kansen. Daarbij zijn alle samenwerkingsverbanden van Nederlandse kennisinstellingen met Chinese instellingen van belang. Bij relevante ontwikkelingen hieromtrent zal ik uw Kamer nader informeren.
De aanwezigheid van een Nederlandse militaire functionaris bij een militaire conferentie in Saoedi-Arabië |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
Is het waar dat een Nederlandse militaire functionaris aanwezig was tijdens een internationale conferentie in Saoedi-Arabië, d.d. 21 oktober 2019, om militaire hulp aan Saoedi-Arabië te bespreken?1 Zo nee, betreft het dan geen Nederlandse aanwezigheid of was het geen militair?
Tijdens de internationale conferentie in Saoedi-Arabië van 21 oktober jl. was geen Nederlandse militaire functionaris aanwezig. Een medewerker van de Nederlandse ambassade (de eerste ambassadesecretaris) was als toehoorder aanwezig.
Is het waar dat de aanleiding voor deze bijeenkomst de aanval d.d. 14 september jl. op de olie-installaties in Abqaiq en Khurais was? Zo nee, wat was dan de aanleiding?
Aanleiding voor het organiseren van de conferentie waren de recente incidenten in de Golfregio zoals aanvallen op olietankers in de Straat van Hormuz en op de Saoedische olie-installaties in Abqaiq en Khurais.
Waarom heeft Nederland deze uitnodiging aangenomen?
Nederland heeft belang bij stabiliteit in de Golfregio en Saoedi-Arabië is in deze regio een belangrijke speler. Op de conferentie werden onderwerpen als regionale veiligheid en de gevolgen voor de energiesector alsmede de veiligheid voor maritieme vaarroutes besproken. De vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade nam deel aan de conferentie om informatie te ontvangen over de Saoedische zienswijze op deze genoemde onderwerpen. Naast Nederland waren ook andere EU-landen zoals het VK, Duitsland en Frankrijk aanwezig.
Wat is het internationale gezelschap op de conferentie bijeen gevraagd te doen door Saoedi-Arabië?
Saoedi-Arabië presenteerde tijdens de conferentie haar visie op de veiligheidssituatie in de regio en informeerde de aanwezigen over haar defensie. Vervolgens presenteerde Saoedi-Arabië maatregelen om haar defensie te verbeteren waarbij onder andere werd benadrukt dat meer samenwerking gezocht zal worden met de GCC-landen. Verder gaf Saoedi-Arabië aan op korte termijn nieuw materieel te willen aanschaffen.
Wat is specifiek aan Nederland gevraagd om te doen?
Er zijn aan Nederland geen specifieke verzoeken gedaan.
Wat heeft de Nederlandse vertegenwoordiger toegezegd aan de conferentie? Kunt u dat toelichten?
Er zijn door Nederland geen toezeggingen gedaan. Nederland was als toehoorder aanwezig bij de conferentie.
Wat zijn de resultaten van de conferentie? Kunt u uw bevindingen van de conferentie aan de Kamer sturen?
Er zijn geen concrete resultaten voortgekomen uit de conferentie, afgezien van dat Saoedi-Arabië informatie heeft gedeeld met de aanwezige landen.
Het rapport ‘Briefing on the Situation of Religious Persecution of Christians and Muslims in India’ van Jubilee Campaign |
|
Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het Jubilee Campaign-rapport «Briefing on the Situation of Religious Persecution of Christians and Muslims in India»?1
Ja.
Deelt u de zorg omtrent de ernstige schendingen van de rechten van christenen in India, in de vorm van onder meer discriminerende wetgeving, arbitraire detenties, en geweldplegingen?
Ja, het kabinet deelt de zorgen over de ernstige ontwikkelingen m.b.t vrijheid van religie en levensovertuiging in India. Dit geldt voor christenen en voor moslims en ook voor niet- en anders gelovigen.
Welke acties onderneemt de Indiase regering om deze mensenrechtenschendingen in de toekomst te voorkomen en de godsdienstvrijheid te waarborgen?
In India is de vrijheid van religie en levensovertuiging verankerd in de Grondwet. Indiërs als individu of Indiase NGO’s hebben, als er sprake is van algemeen belang, de mogelijkheid om een petitie in te dienen bij het Hooggerechtshof om vermeende schendingen op het vlak van vrijheid van religie en levensovertuiging door het Hof te laten toetsen.
Voorts stelt de Indiase overheid school- en studiebeurzen ter beschikking voor personen uit niet bevoorrechte gezinnen die tot een religieuze minderheid behoren.
Het kabinet maakt zich echter grote zorgen over de recente ontwikkelingen. Deze zorgen worden in diplomatieke contacten aan India overgebracht.
Bent u bereid bij de Indiase regering aan te dringen op snelle en effectieve implementatie van de in het rapport genoemde negen aanbevelingen?
Het kabinet benadrukt in gesprekken met India het belang van respect voor mensenrechten voor iedereen. Mensenrechten kwamen ook aan de orde tijdens het Staatbezoek aan India en tijdens het bezoek van de Indiase Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland heb ik op 10 november jl. eveneens het belang van mensenrechten benadrukt. Ook in EU- en multilateraal verband delen wij onze zorgen over de vrijheid van religie en levensovertuiging met India.
Wilt u zich ervoor inzetten ook in India uitvoering geven aan de motie-Van der Staaij (Kamerstuk 35 000 V, nr. 36) over het bevorderen en ondersteunen van specifiek op de ontmoeting met jongeren gerichte activiteiten ter ondersteuning van de klassieke vrijheidsrechten?
Ja. Via het Mensenrechtenfonds ondersteunt Nederland projecten in India op dit terrein. Tijdens het recente Staatsbezoek is bijvoorbeeld een van deze projecten bezocht. Het Koninklijk Paar bezocht een overheidsschool waar jongens en meisjes worden betrokken bij het bewustwordingsproces voor het belang van gelijke rechten, kansen, vrijheden en verantwoordelijkheden voor iedereen.
Wilt u de speciale gezant voor godsdienstvrijheid opdracht geven zich, in bilateraal, Europees en VN-verband, nadrukkelijk in te zetten voor een interreligieuze dialoog en de bevordering van rechten van vervolgde christenen en andere religieuze minderheden in India, en wilt u de Kamer rapporteren over deze inspanningen?
Ja, de speciale gezant voor religie en levensovertuiging zal binnenkort afreizen naar India. Het Indiase Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft reeds laten weten dat hij welkom is.
Het uitvoeren van de motie Van Helvert c.s. inzake het bijeen roepen van de NAVO-raad |
|
Martijn van Helvert (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van de overweging in de motie-Van Helvert c.s. inzake het bijeenroepen van de NAVO-raad, waarin staat dat een, door de ontstane chaos, massale vrijlating van ISIS-strijders in Noord-Syrië een bedreiging is voor de Europese landen?1
Ja, daarvan heb ik kennisgenomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Verenigde Staten ervoor zorgen dat ISIS-gevangenen naar Irak vervoerd worden?
Zover mij bekend hebben de Verenigde Staten inderdaad een beperkt aantal ISIS-strijders overgebracht van Syrië naar beveiligde locaties elders.
Wat doet u om ervoor te zorgen dat de Nederlandse ISIS-strijders niet ontsnappen?
De beveiliging van de opvang- en detentiekampen in Noordoost Syrië is in handen van de Syrian Democratic Forces (SDF). Het is niet aan Nederland, maar aan de SDF om zeker te stellen dat beveiliging van de kampen op orde is. Mede in dat licht maak ik mij zorgen over de Turkse invasie, omdat dit ten koste gaat van de bezettingsgraad van het aantal SDF-bewakers en daarmee van de beveiliging van de kampen. De berichten over ontsnappingen van ISIS-aanhangers op zondag 13 oktober uit het kamp Ain Issa vormen daarvan een bevestiging en verontrusten zeer. Ik zal Turkije dan ook blijven oproepen, ook in de RBZ en in de NAVO, zijn verantwoordelijkheid te nemen en zorg te dragen voor adequate beveiliging van de detentiekampen en om alles in het werk te stellen om de ontsnapte misdadigers weer achter de tralies te krijgen. Dat is niet alleen in Europees, maar ook in Turks belang.
In hoeverre is het vrijkomen van grote aantallen ISIS-strijders een bedreiging voor de veiligheid van NAVO-lidstaten in Europa?
Ondanks de berichten dat er afgelopen zondag een groot aantal ISIS-aanhangers uit het kamp Ain Issa heeft kunnen ontsnappen lijkt er op dit moment nog geen reële dreiging voor de NAVO-lidstaten in Europa te zijn. Echter, er is sprake van een uiterst fluïde, volatiele veiligheidssituatie en de ontwikkelingen volgen elkaar snel op. Het is dan ook in ons aller belang, ook dat van Turkije, dat de beveiliging van de detentiekampen door Turkije snel wordt gegarandeerd om toekomstige ontsnappingen te voorkomen.
Wanneer gaat u onder Artikel 4 van het NAVO-verdrag (de lidstaten zullen bijeenkomen wanneer, naar de mening van één van hen, de territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of de veiligheid van één van de lidstaten wordt bedreigd) de NAVO-raad bijeenroepen, omdat ISIS-terroristen en -genocidaires uit Nederland (en andere Schengenlanden) een bedreiging vormen voor de veiligheid hier?
De Turkse militaire interventie en de instabiliteit die dit met zich meebrengt zijn een continu punt van aandacht en worden door het kabinet in verschillende internationale fora geadresseerd. Inroeping van artikel 4 van het NAVO-verdrag is pas opportuun indien de territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of de veiligheid van een van de NAVO-lidstaten direct wordt bedreigd. Een reële zorg betreft de beveiliging van de detentiekampen in Noordoost Syrië; de ontsnapping van een groot aantal ISIS-aanhangers uit het kamp Ain Issa op zondag 13 oktober is daar een verontrustend voorbeeld van. Ik zal dit vraagstuk dan ook aan de orde stellen in de RBZ van 14 oktober. En ik zal hiervoor aandacht vragen in de Noord-Atlantische Raad die op 15 oktober bijeenkomt. Ook heeft Nederland, net als Frankrijk, verzocht om een spoedbijeenkomst van de anti-ISIS coalitie.
In hoeverre bent u van plan om onmiddellijk en nog voordat de ISIS-strijders vrijkomen en naar Europa reizen samen met de NAVO actie te ondernemen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat daarom geen dag te verliezen is met het bijeenroepen van de NAVO-raad?
De Noord Atlantische Raad komt op 15 oktober bijeen. Nederland zal de Turkse inval in Noordoost Syrië aan de orde stellen. Nederland zal het Turkse optreden in Noordoost Syrië daarbij veroordelen en Turkije oproepen de inval te staken. Nederland zal ook aandacht vragen voor de humanitaire gevolgen van deze inval en de negatieve gevolgen van het Turkse optreden voor de regionale stabiliteit. Ook zal Nederland aandacht vragen voor de zorgen over de beveiliging van de detentiekampen in Noordoost Syrië en daarbij verwijzen naar de uitbraak afgelopen zondag van grote aantallen ISIS-aanhangers uit het kamp Ain Issa.
Zo nodig zal Nederland dit ook in aankomende (ministeriële) NAVO-bijeenkomsten blijven aankaarten.
Ik wil deze vraagstukken ook aan de orde stellen in de anti-ISIS coalitie, juist omdat in dat gremium ook de landen in de regio participeren en het vraagstuk van ISIS-strijders daar hoger op de agenda staat dan in de NAVO. Daarom heb ik, net als Frankrijk, op 11 oktober verzocht om een spoedbijeenkomst op ministerieel niveau van de anti-ISIS coalitie.
Bent u bereid om, indien dit nog steeds niet gebeurd is, de NAVO-raad per direct bijeen te roepen voor een bijeenkomst nog vandaag?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u in uw beantwoording van deze vragen, aangezien er in uw Kamerbrief van 10 oktober 2019 geen enkel gewag van wordt gemaakt, ook meenemen op welke wijze u in de NAVO-raad gaat bespreken hoe de bedreiging van vrijgekomen ISIS-strijders wordt ingeperkt en tegengehouden samen met de NAVO-lidstaten?2
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen voor maandag 14 oktober 2019 beantwoorden?
Ja.
De nog volstrekt onhoudbare en verslechtende situatie op vluchtelingenkampen op Lesbos |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Overal rottend vuil en huilende kinderen in Kamp Moria, terwijl de bootjes blijven komen» en herinnert u zich de nog steeds niet beantwoorde vragen van het lid Kuiken over dit onderwerp (ingezonden 11 september 2019)?1
Ja.
Deelt u de mening dat het beeld dat ook weer in dit bericht geschetst wordt voor de zoveelste keer aangeeft dat de situatie in het vluchtelingenkamp op Lesbos volkomen onhoudbaar en inhumaan is? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet deelt uw zorgen over de opvangomstandigheden op de Griekse eilanden. Deze zijn de afgelopen maanden verder verslechterd. Vanwege de toegenomen instroom en een gebrek aan terugkeer zijn de hotspots voller dan ooit. Deze verslechterende situatie heb ik tijdens mijn werkbezoek aan Griekenland op 30-31 oktober jl. zelf kunnen aanschouwen, inclusief de situatie rond het kamp Moria op Lesbos.
Deelt u de mening dat de veiligheids- en gezondheidssituatie ter plekke inmiddels zodanig verslechterd is dat er van een humanitaire ramp gesproken moet worden? Zo ja, welke hulp dient er op korte termijn geboden te worden en wat gaat Nederland daarin betekenen? Zo nee, waarom niet?
De veiligheids- en gezondheidssituatie in en rond Moria is onmiskenbaar slecht. Het kabinet acht het dan ook van groot belang dat de Griekse autoriteiten snel zorgen voor humane opvang, die ook bestand is tegen het aankomende winterse weer. Nederland biedt daarin ondersteuning, bijvoorbeeld via de inzet van een Nederlandse expert om de hiervoor beschikbare EU fondsen ook daadwerkelijk te benutten. Daarnaast heeft de Nederlandse regering onlangs gehoor gegeven aan het verzoek van de nieuwe Griekse regering om met het oog op de aankomende winter 30.000 dekens ten behoeve van de vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden beschikbaar te stellen.
De enige duurzame oplossing voor de huidige overbevolking op de eilanden is dat Griekenland sneller vaststelt wie mag blijven en wie veilig terug kan naar Turkije of het land van herkomst. Het is van belang dat deze laatste groep vervolgens daadwerkelijk wordt teruggestuurd. Op 1 november jl. heeft de Griekse regering hier een stap in gezet door de nieuwe asielwet goed te keuren, die een versnelling van de asielprocedure en grootschalige terugkeer mogelijk maakt.
Nederland ondersteunt de Griekse autoriteiten in het doorvoeren van structurele verbeteringen, onder andere via kennisdeling en de inzet van experts. Naast de reguliere inzet via EASO en Frontex, zijn Nederlandse experts van de IND, COA, en DT&V regelmatig in Griekenland om steun te bieden bij structurele verbeteringen op het terrein van opvang, asiel en terugkeer. Over de Nederlandse inzet in Griekenland is uw Kamer op 14 november reeds per brief geïnformeerd.2
Het bezoek van premier Rutte aan Indonesië |
|
Sadet Karabulut (SP), Kees van der Staaij (SGP), Lilianne Ploumen (PvdA), Joël Voordewind (CU), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
Welke onderwerpen staan er tijdens het gesprek van de Minister-President met de Indonesische president Joko Widodo op de agenda? Kunt u een toelichting geven?
Minister-President Rutte sprak met de Indonesische president Joko Widodo over de brede samenwerking op het gebied van politiek, economie en cultuur. Op politiek vlak werd er onder meer gesproken over samenwerking op het gebied van strijd tegen terrorisme, mensenrechten en veiligheid en rechtsorde. Op economisch vlak spraken Minister-President Rutte en president Widodo onder andere over circulaire economie, waste management en maritieme samenwerking. Tot slot werd de goede samenwerking op het gebied van cultuur en (beroeps-) onderwijs onderstreept.
Zal tijdens het gesprek met president Joko Widodo ook de situatie in Papua aan de orde worden gesteld? Zo ja, wat zal de inzet zijn?
Minister-President Rutte en president Widodo hebben gesproken over de situatie in Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie. De inzet van dit gesprek was te benadrukken dat dialoog en terughoudendheid belangrijk zijn om tot een duurzame oplossing te komen, en dat de proportionaliteit van (politie-) geweld en de mogelijkheid tot transparant onderzoek achteraf van belang zijn.
Zal de Minister-President ingaan op het harde ingrijpen van het Indonesische leger tegen de Papua’s? Zo ja, wat zal hierover de inzet zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Zal de Minister-President tijdens zijn gesprek met de president aandringen op en spoedig bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua, zoals door de Indonesische Minister van Buitenlandse Zaken, Marsudi, aan de Minister van Buitenlandse Zaken is toegezegd?
Nederland heeft zowel richting de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten als richting Indonesische autoriteiten aangegeven dat het goed zou zijn als de VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Papua spoedig bezoekt. Op 25 september jl. sprak ik met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua, waarbij ik het belang van een bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua heb benadrukt. Minister Marsudi bevestigde dat de Hoge Commissaris is uitgenodigd.
Beide partijen zijn voornemens een bezoek te realiseren. Het is nu aan de VN Hoge Commissaris en de Indonesische autoriteiten om afspraken te maken over de verdere uitvoering van de uitgesproken intenties.
Kunt u deze vragen voor aanvang van het bezoek aan Indonesië op 7 oktober 2019 beantwoorden?
Deze vragen zijn zo snel als mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Jaar na dood Khashoggi: zaken doen met de kroonprins kan weer’ |
|
Sadet Karabulut (SP), Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joost Sneller (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Jaar na dood Khashoggi: zaken doen met de kroonprins kan weer»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de recente uitspraken van de Saudische kroonprins, waarin hij aangeeft wel verantwoordelijk te zijn, maar zelf geen opdracht heeft gegeven tot de moord op Jamal Khashoggi?
Net als veel andere internationale partners acht het kabinet de Saoedische uitleg over de omstandigheden en toedracht van de moord op journalist Jamal Khashoggi nog ontoereikend en incompleet. De uitspraken van de autoriteiten over de moord zijn meerdere keren veranderd en veel vragen zijn door hen tot op heden onbeantwoord gebleven. Het kabinet, evenals veel gelijkgestemde landen, heeft benadrukt dat er een grote verantwoordelijkheid op de Saoedische autoriteiten rust om grondig, geloofwaardig en transparant onderzoek te doen en om betrokkenen bij de moord op Jamal Khashoggi te vervolgen. Het kabinet zal hier in bilateraal en multilateraal verband op blijven aandringen. Ik heb dit ook aangekaart in mijn gesprek met mijn Saoedische ambtsgenoot Minister Al-Assaf en marge van de Algemene Vergadering van de VN op 26 september jl.
Acht u het geloofwaardig dat een besluit tot het vermoorden van een journalist in een consulaat in het buitenland door een door de regering gecontroleerd doodseskader heeft kunnen plaatsvinden zonder het medeweten of de goedkeuring van de eindverantwoordelijke, in dit geval de kroonprins?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u het vermoeden dat deze uitspraken eerder het karakter hebben van een charmeoffensief dan een (schuld)bekentenis, en deelt u de opvatting dat de zoektocht naar de waarheid onverminderd door moet gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er naar uw oordeel, precies een jaar na de moord op Jamal Khashoggi, nog voldoende druk op Saudi-Arabië om openheid van zaken te geven?
Nederland blijft samen met gelijkgestemde landen aandacht vragen voor deze zaak. Daarbij moet geconstateerd worden dat de Saoedische autoriteiten, ondanks deze druk vanuit de internationale gemeenschap, tot op heden geen volledige openheid hebben gegeven.
Welke acties heeft u het afgelopen jaar genomen om Saudi-Arabië ertoe te bewegen volledige openheid van zaken te geven?
Nederland heeft zich, samen met de EU en andere gelijkgezinde landen, meerdere malen sterk uitgesproken over de moord op Khashoggi. De gemeenschappelijke verklaringen in de Mensenrechtenraadsessies van 7 maart jl. en van 23 september jl., die mede namens Nederland werden uitgesproken, roepen op de verantwoordelijken te straffen. Ook tijdens de interactieve dialoog met Speciaal Rapporteur Callamard op 26 juni jl. hebben Nederland en de EU de moord op Khashoggi opnieuw sterk veroordeeld en Saoedi-Arabië opgeroepen alle medewerking te verlenen aan onderzoeken naar de moord en alle beschikbare informatie vrij te geven. Daarnaast heeft Nederland zich het afgelopen jaar in EU-verband ingezet voor aandacht voor de zaak van Khashoggi. In de item 4-verklaring van de EU bij de Mensenrechtenraadsessies in maart en september dit jaar werd mede daarom aandacht gevraagd voor deze zaak. Op 2 oktober jl. heeft de EU, ook namens Nederland, een verklaring uitgedaan ter nagedachtenis aan Khashoggi, waarin opnieuw wordt opgeroepen tot een geloofwaardig en transparant strafrechtelijk onderzoek en eerlijke berechting van de daders.
Bent u het eens dat er geen handelsmissie naar Saudi-Arabië plaats kan vinden, zolang er geen volledige verantwoordelijkheid is afgelegd voor de moord op Khashoggi?
Nederland acht het van groot belang dat de daders van de moord op Khashoggi worden berecht in een eerlijk en transparant proces. Tegelijkertijd is het van belang de dialoog met Saoedi-Arabië voort te zetten over zaken als maatschappelijk verantwoord ondernemen, energie, stabiliteit in de regio, ongewenste buitenlandse financiering, alsook handel en wederzijdse investeringen. Daarbij geldt dat economische bezoeken ook de mogelijkheid scheppen om over onderwerpen te spreken waarover Nederland en Saoedi-Arabië met elkaar van mening verschillen, zoals de mensenrechtensituatie. Er zijn vooralsnog geen door de overheid geleide handelsmissies gepland. Toekomstige economische bezoeken zullen op basis van de dan actuele situatie worden afgewogen.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor het bevriezen van de tegoeden en het opleggen van een inreisverbod voor de leden van het doodseskader dat de moord op Khashoggi heeft uitgevoerd?
Zoals gesteld in eerdere antwoorden op schriftelijke vragen (op 16 juli 2019, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3514 en op 16 juli 2019, Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 3513) is voor het instellen van sancties internationaal brede politieke overeenstemming nodig. Dit is voor Saoedi-Arabië op dit moment niet het geval. Zoals u weet zet Nederland zich zeer actief in voor een EU mensenrechtensanctieregime. Met een dergelijk sanctieregime kan wereldwijd worden ingezet op het instellen van persoonsgerichte sancties tegen mensenrechtenschenders, zoals bijvoorbeeld bevriezing van tegoeden en reisbeperkingen. Met het creëren van het juiste instrumentarium valt op termijn veel te winnen en dit heeft daarom op dit moment onze prioriteit.
Bent u voornemens deel te nemen aan de eerstvolgende G-20 top? Zo ja, bent u dan bereid daar te pleiten voor volledige openheid van zaken over deze moord?
De G20 is voor Nederland een invloedrijk forum waar politieke, maatschappelijke en economische vraagstukken worden besproken die een gezamenlijke internationale aanpak vragen. Afspraken die in G20-verband worden gemaakt kunnen een brede impact hebben. Aanwezigheid bij dit forum biedt Nederland de kans op cruciale onderwerpen invloed uit te oefenen. Voor een open en internationaal georiënteerde economie als Nederland is het belangrijk aan tafel te zitten. Zoals ik ook stelde tijdens het AO RBZ van 8 oktober: aangezien Nederland geen permanent G20-lid is, is Nederlandse deelname afhankelijk van of Nederland – net als tijdens de afgelopen drie jaar onder het Duitse, Argentijnse en Japanse voorzitterschap – wordt uitgenodigd om als gast deel te nemen.