Over berechting van burgers door militaire rechtbanken in Egypte |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de Koptische cyberactivist Maikel Nabil die door een militaire rechtbank is veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf voor bekritisering van het leger?1
Ja.
Klopt het dat Maikel Nabil niet in hoger beroep kan gaan omdat hij is veroordeeld door een militaire rechtbank?
Maikel Nabil werd op 10 april 2011 door een militaire rechtbank veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf. Medio december 2011 werd dit teruggebracht tot een gevangenisstraf van twee jaar en een boete van 200 Egyptische ponden. Omdat Maikel Nabil door een militaire rechtbank was veroordeeld was beroep uitgesloten.
De militaire rechtbank heeft Maikel Nabil in oktober 2011 aan een psychiatrisch onderzoek laten onderwerpen. Daaruit zou zijn gebleken dat Nabil psychisch gezond was en derhalve kon worden berecht. De Nederlandse ambassade in Cairo heeft geen bevestiging kunnen krijgen van het bestaan van psychiatrische kampen. Voor zover bekend kan een militaire rechtbank militairen dwangarbeid opleggen. Onafhankelijke bronnen kunnen niet bevestigen of militaire rechtbanken ook burgers dwangarbeid opleggen.
Op 22 januari jl. kondigde de Hoge Militaire Raad aan dat Maikel Nabil en 1958 andere door militaire rechtbanken veroordeelde Egyptenaren amnestie zouden krijgen. Nabil werd op 25 januari jl. vrijgelaten.
Waaruit bestaat zijn gevangenisstraf? Klopt het dat de militaire rechtbanken burgers gevangenisstraffen opleggen in combinatie met zware dwangarbeid of dat ze hen veroordelen tot gevangenisstraffen in psychiatrisch kampen?2
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het met mij eens dat het een zeer kwalijke zaak is dat burgers sinds de Egyptische revolte door militaire rechtbanken kunnen worden berecht? Deelt u mijn mening dat dit gebeurt om kritische burgers te intimideren en monddood te maken?3 Hoe beoordeelt u de mensenrechtensituatie en de rechtszekerheid op dit moment in Egypte?
Ik deel de mening dat het onwenselijk is dat burgers door militaire rechtbanken worden berecht. De Nederlandse zorg over berechting van burgers door militaire rechtbanken is zowel in bilaterale contacten met de Egyptische autoriteiten als in multilateraal kader door Nederland geuit. Ik heb de berechting van burgers door militaire rechtbanken ter sprake gebracht tijdens mijn gesprek met mijn Egyptische collega Kamel Amr op 2 november jl. Hij meldde dat de Hoge Militaire Raad had besloten burgers niet langer door militaire rechtbanken te laten berechten. In de praktijk blijkt dat dit nog niet altijd het geval is. Zaken van burgers worden wel steeds vaker door de civiele openbaar aanklagers behandeld.
De mensenrechtensituatie in Egypte, de voortdurende noodtoestand, de positie van religieuze minderheden, het geweld tegen vreedzame demonstranten en de positie van vrouwen in het bijzonder, blijven punten van zorg. HV Ashton heeft op 18 december jl. een verklaring uitgegeven waarin zij haar zorg over het geweld uit en Egyptische autoriteiten oproept een onafhankelijk onderzoek naar het geweld in te stellen.
Bent u van plan om uw ongenoegen kenbaar te maken aan de regering van Egypte over het fenomeen dat burgers, waaronder cyberactivisten, voor militaire rechtbanken worden gedaagd? Of blijft het bij een facebook-oproep?4
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u hierin aanleiding om over te gaan tot maatregelen die de Egyptische regering nu eindelijk daadwerkelijk zullen raken, in het kader van more for more, less for less? Zo neen, waarom niet?
Al geruime tijd geleden is besloten de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Egypte af te bouwen. Het overgrote deel van de nu nog resterende fondsen zijn bestaande verplichtingen op het gebied van water en komen met name ten goede aan de Egyptische bevolking. De steun die Nederland Egypte thans biedt ter bevordering van het Egyptische transitieproces loopt via NGO’s. Bevriezing van gemeende fondsen zou dus slechts de bevolking raken.
Het escalerende en brute geweld van het Indonesische leger tegen de autochtone bevolking van West-Papoea |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de nieuwsberichten «Shootings, village burnings and helicopter attacks continue across Paniai»1 en «Massive Indonesian offensive displaces thousands in Paniai as helicopters attack and raze villages»?2
Uit contacten met Indonesische autoriteiten, mensenrechtenorganisaties en Papoea activisten blijkt, dat op 13 december jl. een activiteit van een Indonesische politie eenheid plaats vond in het district Paniai (Provincie Papoea) tegen gewapende leden van de TPN/OPM. De schaal van deze operatie en het aantal betrokken burgers is volgens deze bronnen aanzienlijk kleiner dan de aangehaalde nieuwsberichten suggeren. Bronnen in mensenrechtenkringen spreken van 14 doden en 6 gewonden onder leden van de OPM. De politie heeft voorafgaande aan de actie de dorpelingen opgeroepen het gebied te verlaten. Enkele honderden bewoners hebben hieraan gevolg gegeven en zijn opgevangen door de lokale overheid in de plaats Enarotali.
Wat heeft u in concrete zin richting de Indonesische autoriteiten en/of in multilateraal verband ondernomen, nadat u op 13 december jl. door indiener dezes was geattendeerd op berichten dat het Indonesische leger een offensief was begonnen tegen separatisten in West-Papoea en dat bij de aanvallen ook 26 Papoea-dorpen zouden zijn aangevallen en verwoest? Wat waren de concrete resultaten van uw interventie(s)?
Ik heb de ambassade Jakarta gevraagd contact op te nemen met de Indonesische overheid, mensenrechtenorganisaties, Papoea-activisten en Westerse ambassades om toereikende informatie te krijgen over de gebeurtenissen in Paniai. Zorgvuldigheid is hierbij op zijn plaats. Het is duidelijk dat er veel geruchten de ronde doen. Andere landen hebben, naar de ambassade is gebleken, geen bijzondere zorg geuit over deze berichten. Een aantal van hen geeft aan dat het hier een operatie in het kader van «law enforcement» betreft.
Hoe heeft u invulling gegeven of hoe gaat u invulling geven aan de op 29 november jl. met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen motie Kortenoeven c.s.?3
Zoals ik aangaf tijdens de begrotingsbehandeling ben ik graag bereid om de punten 1, 2 en 4 van de motie uit te voeren en heb ik contact met de Indonesische autoriteiten over het afzien van geweld tegen vreedzame demonstranten, het vrijlaten van politieke gevangenen in Papoea, hervatting van een dialoog met Papoea’s en uitvoering van de Speciale Autonomiewet.
Ik zie deze punten van de motie als ondersteuning van bestaand beleid. Zowel in Den Haag als in Jakarta is er regelmatig contact met de Indonesische autoriteiten over de mensenrechtensituatie in Papoea. Dat gebeurt ook in de EU-Indonesië mensenrechtendialoog. Tijdens het goedkeuringsdebat voor de Partnerschap Samenwerkingsovereenkomst EU-Indonesië heb ik toegezegd dat een bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Papoea en de Molukken zal worden nagestreefd in het kader van zijn voorgenomen bezoek aan Indonesië volgend jaar.
Op instigatie van de Indonesische president wordt momenteel een aantal initiatieven ontplooid om de situatie in Papoea te verbeteren. Een speciale ontwikkelingseenheid voor Papoea, UP4B, is sinds kort operationeel en zal zich richten op betere uitvoering van de speciale autonomiewet uit 2001. Naast de sociaaleconomische ontwikkeling van de provincie gaat de aandacht daarbij ook uit naar de culturele en politieke aspecten. Ik zie dit als een bemoedigende ontwikkeling.
De Nederlandse ambassadeur heeft in een gesprek met de leider van de speciale ontwikkelingseenheid UP4B, de heer Darmono, de Nederlandse bereidheid tot ondersteuning van de provincie bevestigd.
De situatie in Papoea is complex en het nieuwe Indonesische initiatief zal tijd en geduld vergen. Dit betekent dat ook Nederland zorgvuldig te werk moet gaan en zal zoeken naar de mogelijkheden om bij te dragen om te kunnen bijdragen aan een betere situatie in Papoea. Een kritische, maar constructieve dialoog over de situatie in Papoea is daarbij gepast, maar uitvoering van punt 3 van de motie van het lid Kortenoeven – instelling van beschermingsmechanismen voor de Papoea’s – acht ik in dit licht niet effectief.
Bent u bereid, vanwege de gewenste duidelijkheid en de grote urgentie, deze vragen ieder afzonderlijk en nog vóór dinsdag 20 december 10.00 uur te beantwoorden?
De vragen werden op 21 december ontvangen. Ik doe u hierbij per omgaande de antwoorden toekomen.
De wijze waarop Nederland zich aan internationale afspraken houdt inzake preventie |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat Margaret Chan, hoofd van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), in New York de noodklok luidde tijdens de VN-Topbijeenkomst over chronische ziekten, en dat zij wereldleiders opriep zich «keihard te verzetten» tegen de tabaksindustrie en hun burgers te stimuleren tot een gezonde levensstijl?1
Ja.
Bent u op de hoogte van het feit dat de landen die de politieke verklaring hebben getekend zich gecommitteerd hebben aan het verminderen van de risicofactoren en het creëren van een omgeving die de gezondheid bevordert?
Ja, daarbij teken ik aan dat de verklaring het accent legt op ruimte voor nationaal beleid.
Wat vindt u van de stelling van de Nederlandse Hartstichting, KWF Kankerbestrijding, de Nederlandse Diabetes Federatie en het Astma Fonds dat u willens en wetens de ogen sluit voor de wereldwijde epidemie van chronische ziekten als kanker, hart- en vaatziekten, diabetes en longziekten als astma en COPD? Bent u er, in tegenstelling tot deze fondsen, van overtuigd dat het aantal mensen dat sterft of lijdt aan chronische ziekten niet explosief zal toenemen in Nederland? Kunt u dit uitgebreid beargumenteren?
Ik heb uiteraard oog voor de verwachte toename van chronische ziekten. In diverse rapporten van het RIVM, waaronder de VTV, is deze verwachte toename gesignaleerd. In de landelijke nota «Gezondheid dichtbij» heb ik de toename van chronische ziekten expliciet genoemd als één van de vier gezondheidsvraagstukken waarvoor het kabinet aandacht vraagt. Mijn gezondheidsbeleid is erop gericht om deze toename af te remmen.
Diabetes en depressie en de determinanten roken, overmatig alcoholgebruik en overgewicht blijven speerpunten van het gezondheidsbeleid. Het kabinet legt de nadruk op bewegen om een omslag in leefstijl te bewerkstelligen.
Kunt u aangeven in hoeverre Nederland zich actief zal inzetten op de in de politieke verklaring genoemde punten, en daarbij aangeven voor welke punten in de politieke verklaring geldt dat deze weliswaar genoemd worden, maar dat de vrijblijvende formulering voor Nederland aanleiding vormt zich niét actief op deze punten in te zetten?
De meeste in de politieke verklaring genoemde punten komen over het algemeen ook terug in het Nederlandse beleid. Een klein aantal heeft meer betrekking op de gezondheidssituatie in ontwikkelingslanden en is minder relevant voor de Nederlandse situatie. In de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij» vraagt het kabinet specifiek aandacht voor het gezondheidsvraagstuk van de toename van chronische ziekten. Het kabinet zet de al langer bestaande prioriteiten rond diabetes, depressie, roken, schadelijk alcoholgebruik en overgewicht voort. Wel wil het kabinet meer focus aanbrengen door ons te richten op bewegen om de leefstijl van mensen positief te beïnvloeden. Het kabinet trekt voor deze acties gezamenlijk meer geld uit dan vorige kabinetten. Met dit beleid sluit het kabinet nauw aan bij de belangrijkste oproep van de verklaring, namelijk het reduceren van de risicofactoren en het creëren van randvoorwaarden voor een gezonde omgeving. Verder verwijs ik naar mijn brief aan de Tweede kamer van 28 oktober 2011 onder nummer 32 793 nr 8, waarin de Nederlandse inzet is aangegeven.
Kunt u aangeven op welke wijze Nederland zich keihard verzet tegen de tabakslobby? Kunt u aangeven hoe vaak u in de afgelopen drie jaar contact heeft gehad met de tabaksindustrie? Bent u van mening dat uw beleid ten aanzien van het terugdringen van roken niet in strijd is met het FCTC-verdrag? Waarom niet? Zijn er instanties of deskundigen die daar anders over denken?2
Nederland voldoet grotendeels aan de aanbevelingen die de WHO doet. Het is van belang dat de WHO aanbevelingen doet en dat op nationaal niveau vervolgens eigen afwegingen worden gemaakt. Het Kabinet hecht eraan dat op nationaal politiek niveau uiteindelijk in overleg met het parlement besluiten worden genomen. Die beleidsvrijheid delegeren wij noch aan de EU noch aan de WHO.
Ik ben van mening dat ik een weloverwogen rookbeleid voer waarin bescherming van de volksgezondheid en tabaksontmoediging goed in balans zijn met het belang van individuele verantwoordelijkheid en keuzevrijheid. Ik ben mij er van bewust dat er organisaties zijn die daar anders over denken maar dat is voor mij geen reden tot andere conclusies te komen.
Sinds het aantreden van dit kabinet heeft op ministerieel niveau nog geen gesprek met de tabaksindustrie plaatsgevonden. Over de regelmaat van contacten op ambtelijk niveau heb ik een uitgebreide toelichting gegeven in antwoord op Kamervragen van 1 december 2011.
Kunt u tevens aangeven op welke wijze Nederland de EU Raadsconclusies dat de lidstaten worden opgeroepen om een gezonde levensstijl te promoten en daarbinnen vooral aandacht te besteden aan gezondheidsdeterminanten zoals onvoldoende bewegen, ongezond eten, schadelijk alcohol gebruik en roken zal uitvoeren, anders dan te wijzen op eigen verantwoordelijkheid, het toepassen van voedsellogo’s en het aanleggen van speelveldjes en het handhaven van de leeftijdsgrenzen voor alcohol?
Nederland kan grosso modo instemmen met deze Raadsconclusies. De nadruk in de conclusies ligt, wat Nederland betreft, echter iets te veel op de rol van nationale overheden in publieksvoorlichting over ongezond leefstijlgedrag. Nederland legt zelf de focus op de gezonde keuze makkelijker te maken. Dat doen wij in samenwerking met zo veel mogelijk partijen, dicht bij mensen in de wijken en de dorpen. Mijn aanpak op dat terrein is beschreven in de landelijke nota «Gezondheid dichtbij» en bevat naast de door u genoemde voorbeelden nog vele andere onderdelen. Dit kabinet investeert daar ook meer in dan vorige kabinetten, ondanks de moeilijke economische situatie.
De EU heeft wat Nederland betreft een beperkte rol op het terrein van gezondheidsbevordering en ook overheidscommunicatie is een nationale aangelegenheid. Nederland is wel van mening dat er een relevante Europese rol is op het gebied van kennisuitwisseling en gezamenlijke onderzoeksprogrammering.
Bent u van mening dat, zonder nu nadrukkelijk te investeren in preventie, de kosten voor gezondheidszorg over een aantal jaren nog steeds gedragen kunnen worden zonder dat veel hogere premies, een kleiner basispakket en meer eigen betalingen noodzakelijk zijn? Zo ja, waarop is deze overtuiging gebaseerd? Welke deskundigen en wetenschappers zijn een andere mening toegedaan en bepleiten meer investering in preventie, niet alleen om de individuele kwaliteit van leven van veel mensen te verhogen maar ook om de kosten van de zorg in de toekomst te kunnen beheersen? Kunt u aangeven welke deskundigen en wetenschappers u steunen in de overtuiging dat het voorgestelde beleid in de landelijke notagezondheidsbeleid ten aanzien van preventie voldoende is?
Effectieve vormen van preventie kunnen de zorgvraag verminderen. Het kabinet investeert daarin, bijvoorbeeld de invoering van bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Alles bij elkaar investeert dit kabinet nadrukkelijker in preventie dan eerdere kabinetten.
De effecten van preventie op de totale zorgkosten moeten echter niet worden overschat. De kosten voor gezondheidszorg worden door diverse factoren bepaald zoals de (dubbele) vergrijzing, medisch-technologische ontwikkelingen, sociaal-culturele veranderingen en het gegeven dat veel kosten op latere leeftijd worden gemaakt. Onderzoek laat zien dat preventie, in de zin van gezonde leefstijl, vooral leidt tot meer arbeidsparticipatie en arbeidsproductiviteit en dus verminderde kosten voor ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid. De belangrijkste motivatie voor preventie is dat de kwaliteit van leven toeneemt als mensen gezonder leven.
Ik kan niet in algemene zin aangeven welke deskundigen en wetenschappers de landelijke nota gezondheidsbeleid ondersteunen. Mijn nota bevat vele onderdelen waarover door verschillende partijen uiteenlopend wordt gedacht. Gezondheid is complex en wordt door een groot aantal factoren beïnvloed. Op een aantal aspecten kan overheidsbeleid invloed hebben op andere niet of nauwelijks. Wetenschappelijk onderzoek laat zien dat er nog maar een gering aantal bewezen effectieve interventies voor handen zijn. Methodieken werken niet of onvoldoende omdat ze niet aansluiten bij de leefwereld van de mensen. Ik wil dat veranderen: gezondheid is iets van mensen zelf en niet van de overheid of professional die bepalen wat goed voor ons is. Het beleid van dit kabinet sluit derhalve zo veel mogelijk aan bij de belevingswereld van mensen. Op een positieve manier, om gezond gedrag te stimuleren en om gezond gedrag makkelijker te maken in plaats van ertoe op te roepen.
De mishandeling van een Marokkaanse vrouw door Marokkaanse straatterroristen |
|
Joram van Klaveren (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Marokkaans tuig mishandelt vrouw»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het walgelijk is dat de Marokkaanse vrouw, nadat ze voor hoer is uitgescholden, ook nog eens is mishandeld door Marokkaanse straatterroristen?
Dergelijk gedrag is onacceptabel en verwerpelijk.
Bent u zich ervan bewust dat veel Marokkanen net als vele Nederlanders dagelijks het slachtoffer zijn van dit soort Marokkaans tuig?
Het is bekend dat Marokkaans-Nederlandse jongeren vaker vertegenwoordigd zijn in de verdachtenpercentages. Om problemen zoals overlast op straat aan te pakken, zet het kabinet stevig in op het terugdringen van grensoverschrijdend gedrag van risicojongeren, individueel en in groepsverband. In deze aanpak wordt geen onderscheid naar etniciteit gemaakt, maar groepen die relatief vaker problemen veroorzaken zullen navenant meer met deze aanpak in aanraking komen. De ouders van minderjarige verdachten worden op verschillende momenten betrokken bij het strafproces tegen hun kind. Sinds 1 januari 2011 geldt bovendien voor hen de plicht om aanwezig te zijn ter terechtzitting van hun minderjarig kind. Het financieel aansprakelijk stellen van de ouders wegens wangedrag van hun kinderen is alleen mogelijk voor jongeren onder de 16 jaar in gevallen waarbij er sprake is van schade. De aanpak van overlast op straat is overigens in eerste instantie een lokale aangelegenheid. Gemeenten hebben daarbij een breed scala aan maatregelen tot hun beschikking.
In hoeverre deelt u de mening dat de aanhoudende terreur van Marokkaans tuig op straat een structurele plaag is gaan vormen?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat indien ook Marokkaanse vrouwen het slachtoffer zijn van Marokkaans tuig, er alleen maar winnaars zijn indien de daders na het uitzitten van hun straf worden gedenaturaliseerd en vervolgens linea recta het land uit worden geknikkerd richting Marokko?
Jongeren die overlast veroorzaken, moeten worden aangepakt. Als daarbij bovendien sprake is van strafbare feiten dan is het aan het OM om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk. Het kabinet bereidt een wetsvoorstel voor dat regelt dat het Nederlanderschap van rechtswege vervalt indien binnen vijf jaar na verkrijging een onherroepelijke veroordeling plaatsvindt voor een misdrijf waar twaalf jaar of meer gevangenisstraf op staat. Ook na wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap is het onwaarschijnlijk dat in het voorval waarnaar wordt verwezen aan deze voorwaarden wordt voldaan.
Welke maatregelen bent u voorts bereid te treffen ten einde te bewerkstelligen dat mishandeling door minderjarig straattuig naast straf voor de dader, ook leidt tot het korten op de kinderbijslag en eventuele bijstand, huurtoeslag en zorgtoeslag van de ouders?
Zie antwoord vraag 3.
De brief van bureau Dudok aan de Eerste Kamer |
|
Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van bureau Dudok (bouw- en vastgoedrecht) aan de Eerste Kamer (d.d. 16 december 2011) inzake de vrijstellingen van de vennootschapsbelastingplicht voor zorgwoningcorporaties?
Ja.
Deelt u de constatering van Dudok in deze brief dat er 21 zorgwoningcorporaties zijn die krachtens een vaststellingsovereenkomst met de Belastingdienst, dan wel op grond van het gelijkheidsbeginsel, zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting onder toepassing van artikel 5, eerste lid, onderdeel c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969?
Er lijkt zich een spraakverwarring voor te doen ten aanzien van vaststellingsovereenkomsten enerzijds en opzeggingstermijnen anderzijds. Allereerst moet worden opgemerkt dat er ten aanzien van woningcorporaties die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed drie categorieën zijn te onderscheiden, te weten:
In categorie 2 is in een aantal situaties (ca. 11 gevallen) een vaststellingsovereenkomst tussen de desbetreffende woningcorporatie en de Belastingdienst gesloten, dan wel heeft de Belastingdienst eenzijdig de vrijstelling gehonoreerd. Die overeenkomsten zijn van uiteenlopende aard en sluiten aan bij het specifieke geval. Ook het eventuele opzeggen van de overeenkomst c.q. vrijstelling is op uiteenlopende wijze geregeld. In sommige gevallen is er een overeenkomst voor bepaalde duur gesloten, die bijvoorbeeld bij wetswijziging of beleidswijziging door de Belastingdienst -al dan niet rekening houdende met een redelijke overgangstermijn- opgezegd kon worden.
In onderdeel 4.5 van het beleidsbesluit van 8 december 2009, nr. CPP 2009/1368M heeft mijn ambtsvoorganger een beleidsmatig standpunt weergegeven ten aanzien van woningcorporaties die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed. Wanneer de zorgcomponent, de handen aan het bed, ontbreekt, kan geen beroep worden gedaan op de zorgvrijstelling.
Zoals te lezen onder punt 5 (geldigheidsduur van overeenkomst), vierde gedachte streepje, van de vaststellingsovereenkomst (bijlage brief DUDOK), eindigt de overeenkomst in elk geval met ingang van het tijdstip waarop een wijziging in het beleid van de Belastingdienst wordt afgekondigd, in dit geval dus het beleidsbesluit d.d. 8 december 2009, rekening houdend met een redelijke opzegtermijn. Alle bij de Belastingdienst bekend zijnde gevallen hebben in de maand december 2009 een brief ontvangen waarin is verwezen naar voormeld besluit. In de situaties dat in het verleden een vrijstelling is verleend, is in die brief tevens aangeven dat deze vrijstelling per 1 januari 2010 komt te vervallen. In het geval van de bijlage bij de brief van DUDOK is de opzeggingsbrief op 16 december 2009 verzonden. Vervolgens hebben er in de eerste helft van 2010 gesprekken plaatsgevonden tussen de Belastingdienst en de desbetreffende woningcorporaties (categorie 2). Naar aanleiding van deze gesprekken is de belastingplicht van deze groep uitgesteld tot 1 januari 2011, waarbij dus rekening is gehouden met de redelijke opzeggingstermijn. In het geval van de bijlage bij de brief van DUDOK heeft dit gesprek plaatsgevonden op 17 mei 2010. De verlenging van de opzeggingstermijn tot 1 januari 2011 is bevestigd in de brief van 17 augustus 2010.
Vervolgens is tijdens de Eerste Kamerbehandeling van het Belastingplan 2011 in december 2010 door mij toegezegd dat de belastingplicht nog een extra jaar wordt opgeschort. Dit betekent dat de belastingplicht dus op 1 januari 2012 aanvangt. In het kader van een gelijke behandeling geldt die inwerkingtreding ook voor de andere twee hiervoor genoemde categorieën. Dit is afzonderlijk aan hen per brief van 27 december 2010 door de Belastingdienst gecommuniceerd. Zodoende is dus een gelijke behandeling gewaarborgd voor alle woningcorporaties die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed. Het resultaat is dus dat er de facto een overgangstermijn van (ruim) twee jaren in acht is genomen. Een dergelijke overgangstermijn kwalificeer ik als ruimhartig.
Deelt u de zienswijze van Dudok dat, gezien de plicht van inachtneming van een redelijke overgangstermijn, de beëindiging van de vrijstelling voor de vennootschapsbelasting in 2012 geen budgettaire opbrengsten zal genereren en dat uitstel van het schrappen van genoemde vrijstelling vanuit dit oogpunt niet bezwaarlijk is?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat invoering van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen betekent dat de vrijstelling voor de vennootschapsbelasting voor zorgwoningcorporaties verloren gaat en dat bij eventuele herinvoering toestemming van de Europese Commissie nodig is gezien het arrest Altmark van de Hoge Raad inzake de toepassing van staatssteunregels?
Vooropgesteld zij dat er door de invoering van de wetsvoorstel OFM 2012 geen sprake is van het vervallen van een in een de wet opgenomen vrijstelling. Woningcorporaties die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed zijn namelijk, net als alle andere woningcorporaties, sinds 1 januari 2008 integraal belastingplichtig gemaakt om een gelijk speelveld te creëren met andere belastingplichtige aanbieders van vastgoed.
Het herinvoeren van de vrijstelling van vennootschapsbelasting voor woningcorporaties (of alleen voor aanbieders van zorgvastgoed) die in 2008 integraal belastingplichtig zijn gemaakt, zou naar verwachting inderdaad ongeoorloofde staatsteun betreffen. Immers, de Europese Commissie heeft eerder bezwaren geuit tegen de destijds bestaande vrijstelling, omdat dit leidde tot een verstoring van het fiscale level playing field.
Deelt u de mening dat invoering van het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen gezien het voorgaande een onomkeerbare stap betekent die strijdig is met de motie Groot/Omtzigt1 inzake de nog te formuleren visie op de maatschappelijke rol van woningcorporaties en de daarbij passende fiscale behandeling ?
Neen. De wijzigingen uit het OFM 2012 betreffen slechts een verduidelijking van het begrippenkader en daarmee van bestaande wetgeving en beleid. Dit staat los van mijn toezegging om voor 1 april volgend jaar een visie te geven op de maatschappelijke rol van woningcorporaties en de daarbij passende fiscale behandeling,
Bent u bereid het schrappen van de vrijstelling voor de vennootschapsbelasting voor zorgwoningcorporaties op te schorten? Zo nee, waarom niet?
Neen. Woningcorporaties zijn met ingang van 1 januari 2008 integraal belastingplichtig geworden omdat het professionele spelers op de vastgoed markt betreft die direct concurreren met andere aanbieders van vastgoed. Woningcorporaties, die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed, zijn dus ook vanaf 2008 integraal belastingplichtig gemaakt. Echter, sinds 2008 is in individuele gevallen (achteraf ten onrechte) een beroep op de zogenoemde zorgvrijstelling door een aantal corporaties goedgekeurd.
In 2009 is een beleidsbesluit uitgevaardigd waarin werd duidelijk gemaakt dat woningcorporaties, die zich (nagenoeg) geheel bezighouden met de verhuur van zorgvastgoed, door het ontbreken van het zorgcomponent, geen beroep kunnen doen op deze vrijstelling.
Dit beleid heb ik altijd consequent uitgedragen. Tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2011 in de Eerste Kamer bleek echter dat er nog steeds onduidelijkheid bestond over de reikwijdte van deze vrijstelling. Ik heb daarom destijds toegezegd de vrijstelling in de goedkeurende sfeer met één jaar te verlengen. Met de wijzigingen uit het OFM 2012, wat een verduidelijking van het begrippenkader betreft, is deze onduidelijkheid nu volledig weggenomen. Ik zie daarom geen reden, noch mogelijkheid, om deze corporaties nogmaals een jaar respijt te geven. Wel ben ik bereid, zoals reeds toegezegd in de Eerste Kamer, constructief mee te werken met deze corporaties middels een met de Belastingdienst te sluiten vaststellingsovereenkomst over de openingsbalans.
Kunt u deze vragen met spoed beantwoorden voor 20 december te 12.00 uur in verband met de inwerkingtreding van de wet?
Ik kan deze vragen, die op 20 december 2011, om 17.21 zijn binnengekomen, met spoed beantwoorden, maar niet met terugwerkende kracht.
Dat ’t Hofnarretje voor de derde keer niet voldoet aan de inspectie-eisen van de GGD |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel uit de Spits?1
Ja.
Deelt u de mening dat het ontoelaatbaar is dat ’t Hofnarretje voor de derde keer niet voldoet aan de inspectie-eisen van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD)? Zo nee, waarom niet?
Ook ik ben onaangenaam verrast door het bericht dat ‘t Hofnarretje voor de derde keer niet zou voldoen aan de inspectie-eisen van de GGD. Het is mijns inziens van groot belang, dat de kinderdagverblijven veilig zijn en de kwaliteit gegarandeerd is. Dit betekent ook dat de ondernemer de door de GGD aangetroffen tekortkomingen in de kinderopvang daadwerkelijk binnen de afgesproken termijn moet oplossen.
Bent u van mening dat kinderen recht hebben op een veilig verblijf op kinderdagverblijven en dat ’t Hofnarretje daar aantoonbaar in faalt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid alles in het werk te stellen om ’t Hofnarretje per direct te kunnen sluiten? Zo neen, waarom niet?
De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang berust bij de gemeenten. De gemeente kan lokaal een afweging maken, waarbij alle aspecten van een specifieke situatie kunnen worden meegewogen.
Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente Amsterdam om te beoordelen of de situatie het rechtvaardigt dat ’t Hofnarretje per direct gesloten moet worden of dat met andere (minder ingrijpende) maatregelen kan worden volstaan. Ik heb er vertrouwen in dat de gemeente Amsterdam deze taak serieus oppakt.
Bent u bereid zo snel mogelijk onderzoek te doen naar mogelijkheden om andere kinderdagverblijven onmiddellijk te sluiten bij aantoonbaar falen, zoals ’t Hofnarretje laat zien? Zo nee, waarom niet?
Onderzoek op de kinderopvanglocatie zelf wordt in opdracht van de gemeenten uitgevoerd door de GGD. Bij aantoonbaar falen zal de gemeente moeten beoordelen of de kinderopvanglocatie al dan niet onmiddellijk zal moeten worden gesloten. Bij de publicatie van het jaarlijkse rapport van de Inspectie van het Onderwijs, in het voorjaar van 2012, zal ik u informeren over de resultaten van het onderzoek over de wijze waarop de (individuele) gemeenten in 2010 en 2011 deze wettelijke taken op dit gebied naleven.
De voortdurende christenvervolging in het islamitische koninkrijk Saoedi-Arabië |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het door de organisatie International Christian Concernverspreide nieuwsbericht «42 Ethiopian Christians Arrested in Saudi Arabia», waarin wordt gemeld dat 42 Ethiopische christenen bij een gewelddadige inval van de Saoedische religieuze politie zijn gearresteerd terwijl zij in de beslotenheid van de woning van een van hen een godsdienstoefening hielden?1
Navraag bij de Ethiopische ambassade in Riyadh levert op dat de Saoedische politie 35 Ethiopiërs heeft gearresteerd. De Nederlandse ambassade in Riyadh staat in contact met de Ethiopische ambassade over de precieze toedracht van de zaak en over de omstandigheden waarin de gevangenen verkeren. De Ethiopische ambassade heeft contact met haar gearresteerde landgenoten.
Hoe ziet u dit incident in het licht van uw antwoorden van 1 november 2010 op Schriftelijke vragen?2 Bent u bereid de Kamer een gedetailleerd overzicht te verstrekken van alle gelegenheden, sinds 1 november 2010, waarbij Saoedische overheidsfunctionarissen in bilateraal verband door u, de Nederlandse ambassadeur in Riyad, of andere ambtenaren zijn aangesproken over de vervolging van christenen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u dan bij dat overzicht ook de Saoedische reacties vermelden? Zo nee, waarom niet?
Mensenrechten, waaronder de doodstraf, rechten van vrouwen, rechten van arbeidsmigranten en de positie van religieuze minderheden, worden regelmatig in multilateraal en bilateraal verband besproken. In een gesprek van de Nederlandse ambassadeur in Saoedi-Arabië met de Saoedische Vice-Minister van Buitenlandse Zaken op 2 april 2011 is specifiek over godsdienstvrijheid van gedachten gewisseld. Verder wordt godsdienstvrijheid regelmatig in EU verband besproken. Nederland zal voor de aankomende VN Universal Periodic Review voor Saoedi-Arabië in 2013, net als in 2009, een bijdrage leveren over de positie van religieuze minderheden. De mensenrechtenambassadeur heeft dit onderwerp aan de orde gesteld tijdens zijn bezoek in februari j.l. (zie antwoord op vraag 4).
Bent u bereid nog deze week de Saoedische ambassadeur te ontbieden en te eisen dat de 42 gearresteerde Ethiopische christenen onmiddellijk worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse ambassade in Riyadh staat in contact met de Ethiopische ambassade over deze zaak. Het onderwerp is aan de orde gesteld tijdens de reis van de mensenrechtenambassadeur. Het ontbieden van de Saoedische ambassadeur acht ik op dit moment niet effectief.
Onder verwijzing naar het Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden van 7 november 20113, waarin u berichtte dat de mensenrechtenambassadeur in 2012 naar Saoedi-Arabië zal gaan: voor wanneer staat dat bezoek precies gepland? Welke opdracht krijgt de ambassadeur precies mee met betrekking tot het vraagstuk van de voortdurende christenvervolging in Saoedi-Arabië? Zullen door de ambassadeur ook christenen worden bezocht? Zo nee, waarom niet?
Het bezoek van de mensenrechtenambassadeur vond plaats op 11-14 februari 2012. Tijdens zijn bezoek stonden ook godsdienstvrijheid en de toestand rond de christenen in Saoedi-Arabië op de agenda. Over het bezoek wordt u separaat geïnformeerd.
Deelt u de mening dat het vorige bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Saoedi-Arabië, in januari-februari 2010, in concrete termen geen moer heeft opgeleverd, zoals ook al duidelijk werd uit het verslag terzake?4 Zo nee, waarom niet?
Zolang de situatie daar aanleiding toe geeft zal Nederland bij Saoedi-Arabië met beschikbare diplomatieke middelen de mensenrechtensituatie ter sprake brengen.
Wilt u deze vragen vanwege de gewenste duidelijkheid en gezien de grote urgentie ieder afzonderlijk en binnen een week beantwoorden?
Beantwoording binnen een week was helaas niet mogelijk.
Blokkeren of belemmeren van VOIP door tal van Europese telecomproviders |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Worden in het artikel op Webwereld1 over blokkeren van (Voice over IP) VOIP door Europese telecomproviders voor zover u bekend correcte feiten weergegeven, namelijk dat in minstens 21 van de 27 lidstaten blokkeren of belemmeren van VOIP plaatsvindt door mobiele providers?
Ik beschik niet over feitelijke gegevens over de handelwijze van Europese telecomproviders met betrekking tot VOIP in andere landen. BEREC doet op dit moment onderzoek naar het bestaan van belemmeringen van netneutraliteit in de Europese Unie en publiceert daar binnen enkele weken een rapport over. Ik zal u dat rapport toesturen.
De Europese telecomrichtlijnen schrijven voor dat aanbieders van openbare elektronische communicatienetwerken en -diensten hun abonnees moeten informeren over eventuele beperkingen inzake toegang tot of gebruik van diensten en toepassingen. Ook moeten ze hun abonnees informeren over wijzigingen in de voorwaarden met betrekking tot deze beperkingen. De Europese telecomrichtlijnen vereisen dus alleen transparantie ten aanzien van beperkingen. Het blokkeren of vertragen van diensten is dus op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden.
Deelt u de mening dat kennelijk sprake is van een binnen Europa wijdverspreide praktijk en dat de huidige Europese telecomrichtlijnen kennelijk nog onvoldoende mogelijkheden bieden om deze vorm van vrijheidsbeperking op internet tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 1.
Is het gebruik van Deep packet inspection (DPI) om te zien of mensen gebruik maken van VOIP-diensten toegestaan binnen de Europese regels? Is dat niet een grote inbreuk op de privacy van gebruikers?
Indien VOIP-diensten afzonderlijk worden getarifeerd, zullen aanbieders VOIP verkeer moeten herkennen. Het afzonderlijk tariferen van VOIP-diensten is op grond van de Europese telecomrichtlijnen niet verboden. Het verwerken van verkeersgegevens die noodzakelijk zijn voor de facturering van abonnees is op grond van de Europese telecomrichtlijnen toegestaan. Ter bescherming van de privacy is in de richtlijnen bepaald dat verwerking van deze gegevens slechts is toegestaan tot aan het einde van de termijn waarbinnen de rekening in rechte kan worden aangevochten of de betaling kan worden afgedwongen.
In het wetsvoorstel ter implementatie van de herziene telecommunicatierichtlijnen (32 549) wordt netneutraliteit voorgeschreven. Als de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aanneemt, betekent dit dat het afzonderlijk tariferen van diensten als VOIP in Nederland niet meer is toegestaan. Het zal dus straks ook niet meer zijn toegestaan om verkeersgegevens te verwerken ten behoeve van dergelijke vormen van tarifering. Overigens kunnen er wel andere legitieme redenen zijn om te kijken of er sprake is van VOIP-verkeer, zoals om maatregelen te nemen bij congestie (artikel 7.4a Tw).
Bent u bereid om bij eurocommissaris Kroes aan te dringen op aanscherping van de Europese telecommunicatierichtlijnen tot hetzelfde niveau als de door de Tweede Kamer aangenomen amendementen over netneutraliteit? Bent u eveneens bereid in de eerstvolgende telecomraad uw collega's te wijzen op deze ongewenste praktijken op hun markt en bij hen aan te dringen om maatregelen te nemen?
Ik vind open toegang tot internet voor gebruikers en aanbieders van diensten van groot belang. Ik zal in de Telecomraad, waar mevrouw Kroes ook zitting in heeft, wijzen op het belang van een Europese regeling van netneutraliteit om open toegang tot internet te garanderen.
Is het u tevens bekend dat de drie Nederlandse providers vinden dat dienstenaanbieders als Google, Facebook of andere, geld moeten gaan betalen voor netwerkgebruik van providers?
Ik heb gelezen dat enkele providers die mening zijn toegedaan.
Kunt u bevestigen dat na inwerkingtreding van de nieuwe Telecommunicatiewet (32 549), met daarin verwerkt de wijzigingen die betrekking hebben op netneutraliteit, de providers op geen enkele wijze diensten mogen blokkeren of belemmeren, ook niet als dienstenaanbieders niet bereid zijn tot een financiële bijdrage aan het netwerk van de providers?
Ja. Het blokkeren en belemmeren van toegang tot internet is, als het implementatiewetsvoorstel wordt aangenomen door de Eerste Kamer, behoudens enkele uitzonderingen niet meer toegestaan. Het niet financieel bijdragen door aanbieders van diensten via het internet aan het netwerk wordt niet genoemd als uitzondering.
Kunt u uw visie geven op dit soort ontwikkelingen op de telecommarkt? Meent u op basis van de cijfers van mobiele providers dat hun inkomsten zodanig onder druk staan dat discussie over prijsverhogingen voor consumenten of doorberekenen van kosten aan dienstenaanbieders te verklaren zijn?
De groei van het mobiele internet en de druk op de bestaande verdienmodellen (waarbij vooral verdiend wordt aan belminuten en sms’jes, en internet bijzaak is) maken dat aanbieders van (mobiele) internettoegangsdiensten op zoek zijn naar nieuwe verdienmodellen. Het is daarbij belangrijk dat zij de investeringskosten voor onderhoud en uitbreiding van het netwerk kunnen terugverdienen. Die ruimte biedt het wetsvoorstel. Aanbieders zijn vrij om de hoogte van hun tarieven te bepalen en daarbij te differentiëren naar bijvoorbeeld bandbreedte en hoeveelheid dataverbruik.
Obesitas in ontwikkelingslanden |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Steeds meer dikkerds in de Derde Wereld»?1 Heeft u tevens kennisgenomen van het Rode Kruis «World Disasters Report»?2
Ja.
Deelt u de analyse, zoals gesteld in beide documenten, dat wereldwijd meer mensen overlijden aan de gevolgen van obesitas dan aan ondervoeding? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft deze constatering voor gevolgen voor het beleid, bijvoorbeeld op het gebied van voedselzekerheid, landbouw en ontwikkelingssamenwerking?
Het is mij bekend dat wereldwijd meer mensen overlijden aan de gevolgen van obesitas dan aan ondervoeding verbonden aan onvoldoende calorieën. Ook neemt het aantal mensen in ontwikkelingslanden dat aan obesitas lijdt toe. Dit komt door de inname van te veel calorieën en te weinig beweging. Mensen zijn ondervoed als zij te weinig calorieën binnen krijgen en/of als hun voeding onvoldoende vitamines en mineralen bevat. Beide toestanden – obesitas en ernstige tekorten aan essentiële vitamines en mineralen die ziekte veroorzaken («verborgen honger») – kunnen binnen eenzelfde gemeenschap en zelfs binnen een zelfde persoon voorkomen. Ons beleid, zoals verwoord in de kamerbrief voedselzekerheid van 24 oktober 2011 (32 605, nr. 54), is erop gericht de toegang tot volwaardige voeding in ontwikkelingslanden te bevorderen. Hierbij hoort vanzelfsprekend de benodigde kennis en bewustzijn over het belang van goede voeding zodat consumenten zelf verantwoorde keuzes kunnen maken om obesitas en andere voedingsgerelateerde ziektes te voorkomen.
Welke mogelijkheden ziet u om de problematiek omtrent obesitas in ontwikkelingslanden te agenderen in staand beleid?
Toegang tot betere voeding is één van de vier pijlers van het voedselzekerheidsbeleid zoals toegelicht in de kamerbrief van 24 oktober jl. In het ontwikkelingsbeleid op het gebied van voedselzekerheid is nadrukkelijk gekozen voor een inzet op toegang tot goede voeding bij armen in lage inkomenslanden, bij mensen dus die vanwege armoede aan honger, ook verborgen honger, lijden. In het huidige voedselzekerheidsbeleid wordt onderkend dat ondervoeding gepaard kan gaan met obesitas. Programma’s zoals GAIN (Global Alliance for Improved Nutrition) zijn erop gericht deze vorm van ondervoeding te bestrijden en de toegang tot goede voeding voor kwetsbare groepen te vergroten. Onze inzet is vooral gericht op voorlichting over goede voeding en verrijking van voedingsproducten voor kwetsbare groepen, vooral vrouwen in de reproductieve leeftijd en jonge kinderen. In Ethiopië wordt in het kader van het bilaterale meerjarenplan steun gegeven aan een UNICEF programma voor verbetering van de voedingstoestand van moeders en kinderen door voorlichtingsactiviteiten op dorpsniveau. In Rwanda, Mozambique en Bangladesh worden programma’s ontwikkeld om de toegang tot betere voeding te vergroten.
Deelt u de mening dat de export van ongezonde, calorierijke producten vanuit het rijke Westen mede ten grondslag ligt aan deze obesitas-problematiek? Zo ja, kunt u meer duidelijkheid verschaffen omtrent de export van ongezonde, calorierijke producten vanuit Nederland naar ontwikkelingslanden?
Naar mijn mening zijn voedselproducten zijn niet intrinsiek gezond of ongezond. De caloriewaarde van producten is niet de enige factor die van belang is bij de problematiek rond obesitas. Zoals ook het World Disasters Report benoemt wordt de toename van obesitas in ontwikkelingslanden veroorzaakt door een veelvoud van factoren die samenhangen met veranderende levensstijlen. Het is bekend dat toenemende welvaart in ontwikkelingslanden gepaard kan gaan met een verandering in levensstijl met meer calorierijk voedsel en minder lichaamsbeweging. Het is daarom belangrijk dat er lokaal beleid ontwikkeld wordt dat de kennis over voeding en gezondheid bij consumenten bevordert.
Maximumtarieven in de tandheelkundige zorg |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat verzekeraars maximumvergoedingen hanteren voor tandheelkundige verrichtingen?1
Ja
Kunt u een overzicht geven van de maximum vergoedingen die de verschillende verzekeraars hanteren voor (de meest gangbare) tandheelkundige behandelingen? Waarop zijn deze tarieven gebaseerd?
Het huidige overzicht met maximumvergoedingen heeft een achterhaalde status vanwege de recente en voorgenomen aanpassingen, mede als gevolg van de overleggen tussen tandartsen en zorgverzekeraars waartoe ik heb opgeroepen. Ik geef er de voorkeur aan om u op een later tijdstip nader te informeren als de maximumvergoedingen meer gestabiliseerd zijn. Een mogelijk geschikt moment is het verschijnen van de derde marktscan van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) eind februari.
Deelt u de mening dat dit betekent dat verzekeraars dan in feite de maximum tarieven voor tandartsen bepalen in plaats van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)? Zo nee, waarom niet? Bent u van mening dat dit een verbetering is? Zo ja, waarom?
Neen, ik deel niet de mening dat de zorgverzekeraars nu de rol van de Nederlandse Zorgautoriteit overnemen en in haar plaats maximumtarieven gaan vaststellen. Zorgverzekeraars en mondzorgverleners zijn nu aan zet om, in plaats van de overheid, marktconforme prijzen tot ontwikkeling te brengen. Voor de prijzen met betrekking tot het basispakket onder de Zorgverzekeringswet heb ik in het debat van 17 januari 2011 partijen opgeroepen om op zeer korte termijn oplossingen te bedenken voor de ontstane situatie waarbij voor jeugdmondzorg moet worden bijbetaald. Over de resultaten van dit overleg heb ik u bij brief van 31 januari 2012 geïnformeerd.
Deelt u voorts de mening dat, wanneer verzekeraars de maximum vergoedingen vaststellen dit de prijzen die tandartsen zullen hanteren zal beïnvloeden en er derhalve geen sprake is van vrije prijzen in de tandheelkundige zorg? Zo nee, waarom niet?
Met vrije prijzen is bedoeld dat de overheid de prijzen niet meer reguleert maar de prijsvorming aan de marktpartijen overlaat. De maximumvergoedingen die zorgverzekeraars vaststellen kunnen inderdaad de markt beïnvloeden, maar dat geldt evenzeer voor de prijzen die de mondzorgverleners voor hun verrichtingen rekenen. Daarom is het van belang dat er een goede onderhandelingsdynamiek tussen partijen ontstaat. De kern van het experiment is nu juist om na te gaan of en op welke wijze deze dynamiek tot stand komt en hoe hiermee het publiek belang gediend is.
Verwacht u dat de kosten van tandheelkundige zorg zullen stijgen ten gevolge van invoering van vrije prijzen? Kunt u uitgebreid aangeven waarop uw verwachting in deze is gebaseerd?
De prijzen voor sommige prestaties zullen stijgen en voor andere dalen. In deze prille fase van het experiment kan ik nog niets zeggen over het gemiddelde effect op de prijzen. Eerste inschatting van de NZa is evenwel dat de gemiddelde prijsstijging beperkt blijft. De recent gepubliceerde gegevens van Fa-med2 lijken dit te bevestigen.
Daarnaast zijn op dit moment de NPCF en Zorgverzekeraars Nederland, in overleg met de NMT, bezig met de realisatie van een overzichtswebsite met prijzen van alle tandartsen. De betrokken partijen streven ernaar om deze vergelijksite eind februari beschikbaar te hebben.
Bent u van plan de financiële gevolgen van de kostenstijging, zoals deze door verschillende partijen wordt verwacht, wanneer deze daadwerkelijk optreedt, straks eenzijdig bij verzekerden neer te leggen via hogere premies voor aanvullende tandartsverzekeringen en minder tandheelkundige zorg in het basispakket?
Omdat zorgverzekeraars privaatrechtelijke organisaties zijn heb ik geen zeggenschap over de premies die zorgverzekeraars heffen. Dat geldt eveneens over de samenstelling van de aanvullende pakketten voor de mondzorg. Ik ben in geen enkele zin voornemens om de mondzorg in het huidige basispakket te berperken.
De vastzetting van 19 Somalische vreemdelingen in de VBL in Ter Apel |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van de rechtbank Den Haag in de zaak van 19 Somalische vreemdelingen die zijn vastgezet in de VBL in Ter Apel?1
Ja.
Klopt het dat de rechter deze vastzetting onrechtmatig heeft geacht en schadevergoeding heeft toegekend? Wat zijn de overwegingen van de rechter hiervoor?
De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende zicht op uitzetting naar Noord-Somalië en Somalië was om de maatregel voor de meesten van deze vreemdelingen te rechtvaardigen en om die reden een schadevergoeding toegekend. Ik heb hoger beroep ingesteld bij de Raad van State tegen de uitspraak van de rechtbank.
Waarom heeft u ervoor gekozen om deze Somalische vreemdelingen vast te zetten?
Deze vreemdelingen verklaarden uitgeprocedeerd te zijn waardoor er een redelijk vermoeden van illegaal verblijf in Nederland bestond. Uitdrukkelijk is aan hen gevraagd of zij beoogden een asielaanvraag in te dienen. Dit bleek niet het geval te zijn. Dat betekent dat krachtens de Vreemdelingenwet 2000 op hen de plicht rust zelfstandig terug te keren naar Somalië. Vertrekt de vreemdeling niet zelfstandig dan kan de Nederlandse overheid tot uitzetting overgaan. Met het oog op de uitzetting zijn deze vreemdelingen in vreemdelingenbewaring gesteld.
Hoeveel uitgeprocedeerde Somalische vreemdelingen kunnen momenteel niet worden uitgezet naar Somalië vanwege de slechte veiligheidssituatie in dat land? Deelt u de mening dat deze groep niet zelfstandig zal terugkeren?
Vreemdelingen die vanwege de veiligheidssituatie niet kunnen terugkeren naar hun land van herkomst, moeten worden opgevangen. Dit uitgangspunt komt ook tot uiting in mijn toelatingsbeleid voor Somalische vreemdelingen, waarin Mogadishu – behalve de luchthaven – is aangemerkt als gebied waar sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15 c van de Kwalificatierichtlijn. Dergelijke vreemdelingen komen in aanmerking voor een vergunning als er geen verblijfsalternatief is.
Van de door u bedoelde groep van Somalische vreemdelingen is al eerder in rechte komen vast te staan dat zij kunnen terugkeren naar Somalië. Zolang zij zelf geen aanleiding zien om op grond van het meest recente landenbeleid voor Somalië opnieuw een asielaanvraag in te dienen, blijft deze terugkeerverplichting onverminderd gelden. Zelfstandige terugkeer naar Somalië is mogelijk. Er is derhalve geen aanleiding om uitgeprocedeerde Somalische asielzoekers op te vangen.
Op welke wijze probeert u te voorkomen dat deze groep vreemdelingen in de illegaliteit verdwijnt?
Door een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen. In het overgrote deel van de hier bedoelde 19 gevallen bestond aanleiding voor oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op basis van artikel 56 Vreemdelingenwet. Het overgrote deel van de groep Somaliërs is geplaatst in de VBL in Vught. Daar wordt op dit moment gewerkt aan hun terugkeer naar Somalië.
Deelt u de mening dat uitgeprocedeerde asielzoekers die vanwege de veiligheidssituatie tijdelijk niet kunnen terugkeren naar het land van herkomst, opgevangen moeten worden, bij voorkeur in een asielzoekerscentrum?
Zie antwoord vraag 4.
De berichtgeving rondom de eventuele verkoop van Helianthos |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de het Parool «Strijd om patenten zonnematten» van woensdag 14 december 2011?
Ja, en Nuon heeft ons aanvullend geïnformeerd over de stand van zaken.
Wat vindt u van de eventuele verkoop van de patenten van Helianthos aan Solmateq uit Qatar?
Helianthos, en haar moederbedrijf Nuon, zijn zelfstandige ondernemingen die op een internationale markt opereren. Zij zijn vrij om delen van het bedrijf aan buitenlandse investeerders te verkopen, ongeacht het land van oorsprong van deze investeerder. Inmiddels heeft Nuon bekend gemaakt Helianthos openbaar aan te bieden via een online veiling. Daaraan kunnen zowel Nederlandse als buitenlandse partijen meedoen.
Is het wenselijk dat slechts de strategische patenten worden verkocht maar niet de fabriek met werknemers? Wat voor invloed zal de verkoop van de patenten hebben op de fysieke fabriek en haar werknemers?
Dat is een bedrijfsmatige afweging waar ik mij niet in kan mengen.
Bent u van mening dat het hier om een enorm kennislek op het gebied van duurzame energie gaat en dat vele potentiële miljoenen euro’s aan waarde voor de Nederlandse economie worden gemist wanneer de productie niet in Nederlandse handen zou blijven?
In de zonne-energiesector vindt veel technologische ontwikkeling plaats en de variëteit in technologie is groot. De Nederlandse zonne-energie-industrie draagt daar een belangrijke steen aan bij. We hebben bijvoorbeeld veel kennis en bedrijvigheid op het gebied van silicium en dunnefilm zonnecellen. Helianthos is een van de bedrijven die een eigen technologie in de markt probeerde te zetten. Indien er in de markt onvoldoende interesse is om de technologie van Helianthos commercieel uit te rollen, is dat uiteraard jammer omdat daardoor duurzame bedrijvigheid in Nederland zou verdwijnen. Dit hoort echter wel bij een hoog-technologische en zich snel ontwikkelende markt. Uiteindelijk zal niet iedere technologie of ieder bedrijf het redden.
Bent u van mening dat groeimarkten, als de zonne-industrie, juist in tijden van crisis kunnen blijven zorgen voor werkgelegenheid en economische waarde voor Nederland?
Ja.
Klopt het dat hier miljoenen aan subsidies vanuit de Nederlandse overheid en de provincie in zitten? Zo ja hoe gaat u dit bij een eventuele verkoop terughalen?
Helianthos heeft in het verleden subsidie ontvangen, waarvan € 3,3 miljoen nog niet in rechte vast staat. Daar zijn vanzelfsprekend voorwaarden aan verbonden, die onder andere gericht zijn op het behoud van intellectueel eigendom voor Nederland. Mocht er sprake zijn van een overname van (delen van) Helianthos, dan zal ik onderzoeken of aan de subsidievoorwaarden wordt voldaan.
Indien Helianthos niet aan de subsidievoorwaarden voldoet, zal ik bezien hoe ik de betreffende subsidies kan terugvorderen. Op 8 november 2010 heb ik uw Kamer hierover ook geïnformeerd naar aanleiding van berichten in de media (Kamerstuknummer 30 196, nr. 116).
Vooralsnog zijn er geen patenten of andere zaken van Helianthos verkocht aan Solmateq of enige andere partij. Er is op dit moment dus nog geen sprake van terugvordering. Ook is er subsidie verleend aan Helianthos door de provincie Gelderland.
Wat vindt u van de bewering uit het artikel dat het vermoeden bestaat dat «met Nederlands belastinggeld het product van de markt wordt gehouden»?
Er is geen sprake van dat Helianthos van de markt wordt gehouden. Nuon heeft in mei 2011 aangegeven Helianthos te willen verkopen. Zij hebben echter geen investeerder kunnen vinden voor het hele bedrijf en proberen nu onderdelen van het bedrijf, zoals de patenten, te verkopen. Als er toch nog een investeerder langskomt die het gehele bedrijf wil kopen, kan ik mij voorstellen dat Nuon de afweging zal maken wat meer oplevert, daarbij de eventueel terug te vorderen subsidie meerekenend. Uit het persbericht dat Nuon heeft afgegeven op 17 januari 2012, blijkt ook dat dit niet waar is. Nuon biedt Helianthos immers aan via een openbare veiling.
Hoe kijkt u aan tegen de opmerking uit het artikel «dat het een vernietiging is van 15 jaar ontwikkeling»?
Zoals ik ook onder vraag 4 heb aangegeven, is het onderdeel van een innovatieve markt dat bepaalde innovaties het wel halen en anderen niet. De markt is uiteindelijk het beste in het selecteren van de meest succesvolle innovaties. Bij de ontwikkeling van innovaties die het niet halen tot de markt is vaak wel veel kennis opgebouwd, waar de sector van kan blijven profiteren. Er is dus geen sprake van een vernietiging van 15 jaar ontwikkeling.
Komt de verkoop van de patenten in dit geval wel overeen met de focus die u sinds het topsectorenbeleid juist hebt gelegd op de valorisatie van kennis?
De markt weet beter dan de overheid waar de marktkansen liggen en waar innovatiebeleid op ingezet moet worden. Daarom is in het topsectorenbeleid het bedrijfsleven aan zet om de innovatieagenda te bepalen. Voor Helianthos geldt ook: de markt bepaalt of ze nog wel een toekomst ziet in deze technologie. Ik wil en kan daar niet in treden. De Nederlandse zonne-technologiemarkt is echter breder dan Helianthos en kent een aantal sterke spelers. Via een innovatiecontract geeft de sector zelf aan wat op het gebied van innovatie nodig is om deze sector verder te versterken. Dat betekent niet dat er nooit een bedrijf gesloten mag worden. Met de veiling die Nuon heeft aangekondigd krijgt de sector echter een nieuwe kans om Helianthos te behouden.
Is er een mogelijkheid voor u om deze transactie te blokkeren en de ontwikkelde technologie voor de Nederlandse markt te behouden?
Ik heb geen mogelijkheid om enige transactie te blokkeren. Het is aan het Nederlandse bedrijfsleven om, indien ze dit waardevol acht, de ontwikkelde technologie voor hun eigen markt te behouden. Daartoe krijgen ze de kans via de online veiling die Nuon heeft aangekondigd. Wel houd ik scherp in de gaten of Helianthos aan de subsidievoorwaarden voldoet en zal ik bezien hoe ik de subsidies kan terugvorderen indien dat niet het geval is.
Het bericht ‘Atsma; Nederland komt niet onder CO2-taks uit’ |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Atsma; Nederland komt niet onder CO2-taks uit»?1
Ja. Ik heb deze uitspraak gedaan in een overleg met uw Kamer.
Bent u bereid om bij alle 27 lidstaten in Europa langs te gaan en u er hard voor te maken dat alle 27 lidstaten zich tegen het emissiehandelssysteem ETS uitspreken in de huidige vorm? Zo nee, waarom niet?
Wat is de sanctie vanuit Europa als Nederland weigert de wetgeving over ETS in de luchtvaart door te voeren?
Bent u bereid de invoering van het ETS in Nederland te weigeren en zo nodig, in samenspraak met de Nederlandse luchtvaartsector, de genoemde sanctie te aanvaarden om zo de mainportfunctie van Schiphol te behouden en de Nederlandse luchtvaartsector te beschermen? Zo nee, waarom niet?
Indien u hiertoe niet bereid bent, hoe strookt dit dan met de uitspraak dat «de handtekeningen – onder het ETS akkoord – in de verwachting en de veronderstelling, en misschien wel de stellige overtuiging, zijn gezet dat het ETS voor de luchtvaart een mondiaal akkoord was en mondiaal draagvlak zou krijgen» en dat «dat de intentie was, is en blijft»? En hoe verhoudt dit zich tot de aangenomen motie De Mos2, waarmee een Kamermeerderheid zich heeft uitgesproken een gelijk speelveld te willen voor de Nederlandse luchtvaartsector?
Gaat u in de toekomst akkoord met (mede) uw plan om het ETS voor de scheepvaart in te voeren, zelfs als dit niet mondiaal gebeurt?
Het verminderen van het aantal bedden in de GGZ en sluiting herstellingsoord |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Wat is uw reactie op het bericht dat de GGZ-instelling Mondriaan in Limburg vóór 2016 142 bedden zal schrappen?1
Dat de GGZ-instelling Mondriaan zich heeft voorgenomen om bedden te schrappen past in mijn beleid om de zogenaamde ambulantisering te stimuleren. Patiënten met psychische aandoeningen kunnen veel meer dan nu wonen in en deelnemen aan de maatschappij, mits de juiste ondersteuning in de wijk is georganiseerd. Daarvoor zijn in Nederland al diverse zorgvormen opgericht, zoals bijvoorbeeld ACT en FACT teams. FACT-teams (Functie Assertive Community Treatment) behandelen en begeleiden mensen met ernstige psychiatrische aandoeningen in de wijk/thuissituatie. Zij bieden praktische steun in huisvesting, inkomen, zoeken naar dagbesteding en werken met motiverende technieken. Ook betrekken deze teams de familie van de patiënt bij de behandeling, waardoor die er niet alleen voor staat en hun zorgen worden verlicht.
De afbouw van bedden is een goede ontwikkeling voor de kwaliteit van leven van de patiënt én het is kostenbesparend, omdat bedden erg duur zijn. Het bericht waar u naar verwijst, zet deze voordelen ook uiteen. Mondriaan komt tegemoet aan de wensen van de patiënt, die behandeld wil worden in de thuissituatie. Door het samenstellen van een optimaal team van professionals die de patiënt hierin ondersteunen, kunnen met minder personeel meer mensen worden geholpen. Op dit moment ben ik met het veld in gesprek om te komen tot een bestuurlijk akkoord over de geestelijke gezondheidszorg. Een van de thema’s is de ambulantisering en de beddenafbouw.
Om welke reden schrapt Mondriaan de bedden? Is er in deze regio een overschot aan geestelijke gezondheidszorg?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Zijn er wachtlijsten op dit moment voor bedden bij Mondriaan of bij andere GGZ-instellingen in Limburg? Zo ja, hoe komt dat?
Ik heb geen signalen dat er wachtlijsten zijn voor bedden op dit moment.
Betreft het ook het afbouwen van crisisbedden? Zo ja, wat betekent dat voor het aantal crisisbedden in deze regio? Kan een toelichting worden gegevens?
Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor de besluiten die zij neemt met betrekking tot het reduceren van bedden, ook als dat crisisbedden betreft. De continuïteit en kwaliteit van zorg aan cliënten moet gewaarborgd zijn. Indien de instelling besluit crisisbedden te sluiten zal dat op zodanige wijze moeten plaatsvinden dat de crisisfunctie voor de regio wel gewaarborgd blijft.
Op welke manier zal een vermindering van bedden bij Mondriaan leiden tot het helpen van meer mensen?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord van vraag 1.
Vindt u het wenselijk dat door het verminderen van het aantal bedden de kans vergroot wordt dat patiënten in een ambulant traject gedwongen worden, hoewel wellicht residentiële zorg effectiever kan zijn? Zo nee, kunt u dit toelichten?
Ik ga er vanuit dat de zorg die verleend wordt aan de patiënten verantwoorde zorg is en dat zorgverleners per individuele patiënt beoordelen of een ambulant traject of klinische opname gewenst is. Het beleid rondom de ambulantisering zal dus verantwoord moeten plaatsvinden, waarbij altijd de mogelijkheid voor residentiële zorg moet blijven bestaan, afhankelijk van de specifieke zorgbehoefte van de patiënt. Feit is wel, dat meer mensen dan nu in een ambulant traject kunnen worden geholpen, omdat dit beter is voor de kwaliteit van leven van de patiënt zelf. Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat mensen die in geestelijke nood verkeren kwalitatief goede zorg op maat geboden moet worden, waarbij vooraf niet voorgeselecteerd moet worden welke vorm van zorg dat moet zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u uitleggen waarom een vermindering van managementlagen en managementpersoneel gepaard gaan met een beddenvermindering?
Indien patiënten worden behandeld in een klinische setting, wordt een groot beroep gedaan op het organisatievermogen van een instelling. Er moet voldoende personeel aanwezig zijn om de instelling aan te sturen en de organisatie draaiende te houden. Indien patiënten veel meer vanuit een ambulante situatie en/of de thuissituatie worden geholpen, heeft dit consequenties voor het management als gevolg van sluiting van afdelingen. Zo zullen veel meer organisatorische aspecten, zoals voorzieningen voor levensonderhoud voor patiënten, de inzet van verplegend personeel etc. worden verminderd, wat kan resulteren in een vermindering van managementlagen binnen een organisatie.
Sturen de zorgverzekeraars bij Mondriaan aan op het verminderen van het aantal bedden? Zo, nee, wat is dan wel hun rol? Zo ja, waarom?
Ja, het beleid van CZ/VGZ is erop gericht dat het proces van ambulantisering daadwerkelijk wordt ingezet. Afbouw van klinische capaciteit is één van de inkoopvoorwaarden. Nederland kent een relatief hoge dichtheid als het gaat om GGZ-bedden per inwoner. Het Trimbosinstituut heeft dit in een rapport «Toekomstverkenning intramurale GGZ» (2009) ook aangegeven. De verwachting is, zo blijkt in dit rapport, dat deze capaciteit zonder nadere maatregelen blijft groeien, terwijl klinische opname niet altijd noodzakelijk past bij de zorgvraag van de patiënt. Veel beter kan in sommige gevallen de patiënt in een ambulante setting worden behandeld.
Mondriaan bouwt de klinische capaciteit wel sneller af dan de inkoopvoorwaardennorm van de verzekeraars. Daarom hebben CZ/VGZ en Mondriaan een intentieverklaring getekend met als doel dat Mondriaan de afbouw kan temporiseren indien blijkt dat de afbouw te snel gaat.
Hoeveel euro moet Mondriaan in totaal bezuinigingen, en hoeveel banen zullen er daardoor verdwijnen?
Mondriaan moet 7 miljoen euro bezuinigen. Ongeveer 75% van het budget van Mondriaan betreft personele kosten. In 2012 zullen er van de ruim 1 800 formatieplaatsen 133 verloren gaan. De Raad van Bestuur verwacht dat gedwongen ontslagen achterwege kunnen blijven.
Wat is uw reactie op het bericht dat Pro Persona heeft besloten om het herstellingsoord te sluiten?2
Ik realiseer mij dat de bezuinigingen waar de sector mee te maken krijgt fors zijn en dat dit invloed heeft op de bedrijfsvoering van organisaties. De maatregelen zijn echter onontkoombaar om de GGZ toekomstbestendig te houden. Ik vertrouw erop dat zorgverzekeraars doelmatig inkopen, zodanig dat de zorg betaalbaar blijft en beschikbaar voor patiënten. Zij kunnen binnen deze kaders hun eigen afwegingen maken, waarbij in dit geval het gevolg is dat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten. Bovendien gaat het volgens Pro Persona, zoals ook in het artikel wordt aangegeven, om lichte gevallen, waarvan het de vraag is of die »s nachts in het herstellingsoord moeten verblijven.
Hoe oordeelt u er over dat er zogenaamde preventieplaatsen worden geschrapt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De zorg die in het herstellingsoord werd gegeven, betrof in veel gevallen «lichte problematiek». De instelling declareerde veel van deze zorg onder de aanspraak aanpassingsstoornis, welke per 2012 niet meer onder het verzekerde pakket valt. Ik vertrouw erop dat de verzekeraar weloverwogen heeft besloten om de preventieplaatsen in zijn geheel te schrappen en verwijs hierbij ook naar het antwoord dat ik gaf op vraag 11.
Hoeveel moet Pro Persona bezuinigen, en hoeveel banen zullen daardoor verdwijnen?
Pro Persona zal de functie Herstellingsoord, waar klinische opname geboden wordt aan mensen met verschillende diagnoses(waaronder aanpassingsstoornissen) voor wie een tijdelijke opname is aangevraagd, in de loop van 2012 niet meer uitoefenen. Er is een sluitingsplan gemaakt. Een opnamestop wordt ingevoerd met ingang van 1 juni en de feitelijke sluiting is voorzien per 1 augustus. Het gaat daarbij om 41 medewerkers die hierdoor hun functie verliezen. Pro Persona streeft ernaar deze mensen te herplaatsen in de organisatie van Pro Persona. De kans bestaat dat een deel van de cliënten nu eerder opgenomen moeten worden op een reguliere opnameafdeling van Pro Persona in de regio.
De sluiting van het Herstellingsoord past bij de verder gaande ambulantisering van de GGZ die de zorgverzekeraar(s) en de zorgaanbieders in de GGZ nastreven. Dit past binnen mijn beleidslijn. Nadat de zorgverzekeraar had aangegeven de verblijfsfunctie niet meer te zullen inkopen (het is namelijk verblijf met behandeling) is, mede gelet op het uit het basispakket Zvw vergoeding van aanpassingsstoornissen, besloten het Herstellingsoord te sluiten.
Het totale bedrag voor het Herstellingsoord mag worden behouden, maar zal nu worden ingezet om meer patiënten ambulant te behandelen.
Pro Persona onderzoekt welke mogelijkheden er zijn om (delen van) het zorgaanbod van het Herstellingsoord ambulant aan te bieden.
Is het waar dat zorgverzekeraar Menzis heeft besloten de vergoeding voor verblijf voor de preventieplaatsen te laten vervallen, zodat het herstellingsoord van Pro Persona moet sluiten? Bent u van mening dat een zorgverzekeraar inhoudelijk kan toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger in de toekomst te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja, dat is waar. De verzekeraar zou inderdaad kunnen toetsen of iemand baat heeft bij een preventieve opname om erger te kunnen voorkomen. Praktijkvariatie zou dat ook uit kunnen wijzen. Die informatie heeft hij nodig om adequaat te kunnen inkopen en zijn afwegingen te kunnen maken om wel of niet bepaalde zorg in te kopen bij een instelling.
Is het waar dat zorginstellingen in de GGZ de verblijfsplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 aan het afstoten zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het kader van het ambulantiseringtraject dat aanbieders en verzekeraars momenteel gezamenlijk oppakken, verwacht ik dat verblijfplaatsen voor mensen met een zorgzwaartepakket 1, 2 of 3 inderdaad minder worden gecontracteerd. Immers, deze mensen kunnen verantwoord ambulant worden geholpen. Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 1.
De berichtgeving rondom het failliet van Zalco |
|
Ad Koppejan (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in de Provinciale Zeeuwse Courant over het faillissement van de firma Zalco?1
Ja.
Heeft u de indruk dat het moederbedrijf Klesch alles in het werk heeft gesteld om dit faillissement te voorkomen? In hoeverre is er sinds de bedrijfsovername door Klesch voldoende geïnvesteerd in deze aluminiumfabriek om deze een levensvatbare toekomst te geven?
De afgelopen jaren heeft regelmatig en de afgelopen weken zeer intensief overleg plaatsgevonden met alle partijen en ik heb persoonlijk ook met de heer Klesch gesproken. Het moederbedrijf Klesch heeft via diverse wegen geprobeerd om Zalco te redden, maar uiteindelijk zag men zich genoodzaakt om Zalco het faillissement te laten aanvragen. Klesch heeft de afgelopen jaren geïnvesteerd in Zalco om de crisis uit de periode 2008–2009 te boven te komen, in de veronderstelling dat vanaf 2010 de markt weer sterk zou aantrekken. Echter sinds het voorjaar 2010 is de LME-prijs (Prijs op de London Metal Exchange) voor aluminium met 20 à 25% gezakt. Ondernemen blijft het nemen van risico’s en uiteindelijk is het niet gelukt het hoofd boven water te houden.
Welke impact verwacht u dat het faillissement van Zalco zal hebben voor de Zeeuwse werkgelegenheid en in welke mate kan het Europese Globaliseringsfonds een bijdrage leveren in het weer aan werk helpen van ontslagen medewerkers van Zalco, bijvoorbeeld door scholing, hulp bij het vinden van een nieuwe baan of ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf?
Zalco is een relatief grote werkgever in deze regio. De sluiting van Zalco heeft daarom een grote impact op de werkgelegenheid in de regio. Ik realiseer me dat de situatie op de arbeidsmarkt op dit moment niet gunstig is. Teneinde aanspraak te kunnen maken op middelen uit het Europees Globaliserings Fonds dient voldaan te worden aan de voorwaarden die dit fonds stelt. De middelen uit het fonds kunnen worden ingezet voor activiteiten waarmee de ontslagen werknemers weer aan de slag worden geholpen. U kunt daarbij denken aan onder andere scholing, re-integratie en bemiddeling naar een andere baan of ondersteuning bij het starten van een eigen bedrijf. Deze activiteiten zijn vastgelegd in de EGF-aanvraag. Overigens wordt door de curatoren geprobeerd Zalco een (gedeeltelijke) doorstart te laten maken.
Per wanneer zou Zalco gebruik kunnen maken van dit Europese Globaliseringsfonds?
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 28 december 2011 een EGF-aanvraag van de provincie Zeeland bij de Europese Commissie ingediend. De Europese Commissie streeft ernaar binnen 28 weken een besluit over toekenning van de aanvraag te nemen. Een project mag reeds eerder starten. De kosten die gemaakt worden vanaf de eerste ontslagen mogen worden meegenomen in een EGF-project. De provincie Zeeland is in overleg met diverse partners (gemeenten, UWV, werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en uitzendbureaus) en is voornemens begin 2012 samen met het UWV te starten met het inrichten van een mobiliteitscentrum om de ontslagen werknemers van Zalco te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan.
Vanuit beide ministeries is gezamenlijk € 200 000,– beschikbaar gesteld om de inzet van het EGF voor Zalco mogelijk te maken.
Welke impact voorziet u dat het faillissement van Zalco (en de omstandigheden die daartoe hebben geleid) zal hebben voor de basismetaalindustrie en de maakindustrie in Nederland als geheel?
De basismetaalindustrie in Nederland bestaat uit een relatief beperkt aantal bedrijven. Als daar een bedrijf tussen uitvalt heeft dat derhalve een aanzienlijke impact op het totaal van de basismetaalindustrie. Tegelijkertijd is op het gebied van basismetalen sprake van een wereldmarkt en is er in de aluminiummarkt eerder sprake van mondiale overcapaciteit dan dat er een tekort is. Er is duidelijk sprake van een kopersmarkt, waardoor het wegvallen van Zalco weinig effecten zal hebben voor andere bedrijfstakken wat de beschikbaarheid van aluminium betreft.
Ook Zalco zelf heeft herhaaldelijk aangegeven dat de prijs voor aluminium bepaald wordt op de London Metal Exchange en dat het bedrijf daar zelf relatief weinig aan kan veranderen.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat de financiële problemen bij Zalco mede veroorzaakt zijn door het ongelijke speelveld voor de elektro-intensieve industrie in Europa, met name waar het gaat om de kwijtschelding van nettransporttarieven door Duitsland en België, terwijl dit in Nederland niet gebeurt?
Al enkele jaren vindt er vanuit het Ministerie van EL&I afstemming plaats met de basismetaalindustrie over de concurrentiepositie van deze bedrijven in Europa. Omdat in diverse landen afwijkende regelingen gelden is het moeilijk situaties een op een met elkaar te vergelijken. Deze aspecten zijn vanuit mijn departement de afgelopen jaren diverse malen met deze bedrijven besproken:
Al enkele jaren geleden is het kabinet destijds benaderd door de energie-intensieve industrie dat zij niet in staat zouden zijn langlopende elektriciteits-contracten af te sluiten tegen een redelijke prijs voor deze sector. Het kabinet destijds heeft aangedrongen op de vorming van een consortium grootverbruikers om sterker te staan tegenover de grote elektriciteits-producenten. Ook de basismetaalbedrijven hebben deelgenomen aan dit consortium, dat een gunstig stroomcontract met E.On heeft uitonderhandeld. Achtergrond van de zorgen van de industrie was het grote prijsverschil met Duitsland dat in de orde van € 8 per MWh was. Dat probleem heb ik aangepakt door de koppeling van de markten met de buurlanden. Het prijsverschil is – zeker het afgelopen jaar – geen knelpunt meer.
Maar ik kan niet ingrijpen in commerciële trajecten. Uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de basismetaalbedrijven zelf om lange termijn contracten af te sluiten. Prijswisselingen behoren tot het normale bedrijfsrisico.
Duitsland heeft het afgelopen jaar de transportkosten voor elektriciteit, welke een fractie zijn van de elektriciteitskosten, voor de energie-intensieve industrie op nul gesteld. Omdat alle transportkosten worden overgeslagen over alle stroomverbruikers in Duitsland, moeten andere partijen in Duitsland deze kosten nu voor hun rekening nemen. Vanuit consumenten- en MKB-sectoren in Duitsland is bezwaar gemaakt tegen deze maatregel bij de Europese Commissie. Ook vanuit het Ministerie van EL&I zijn hierover kritische vragen gesteld aan de Europese Commissie.
Informeel heeft Duitsland aangegeven dat deze maatregel mede is ingegeven om via de energie-intensieve bedrijven maatregelen te kunnen nemen om de netstabiliteit te handhaven. In Nederland hebben we een ander systeem om de netstabiliteit te handhaven. In Nederland doen we dit door de jaarlijkse veiling van afschakelcontracten, waarvan ook de energie-intensieve industrie gebruik maakt om hun stroomkosten te drukken. Voor 2012 had Zalco hiervoor via de veiling van TenneT ook een contract verworven ter grootte van ca. € 5 miljoen.
Er zijn derhalve verschillen in het speelveld voor de elektro-intensieve industrie in de diverse landen en die spelen natuurlijk ook mede een rol bij de financiële situatie van de bedrijven in de diverse landen.
In hoeverre bent u ervan op de hoogte dat de Duitse en Belgische regelingen niet op beletselen stuiten bij de Europese Commissie?
Uit contacten met de Europese Commissie is mij gebleken dat de Duitse maatregel inzake de transportkosten voor de energie-intensieve industrie nog onderwerp van onderzoek is en dat de Europese Commissie nog niet heeft besloten of deze maatregel acceptabel is.
Over concurrentieverstorende regelingen in andere landen is mij niets bekend. Ik heb daarom bij de Europese Commissie de vraag neergelegd een overzicht te geven over soortgelijke regelingen in andere landen en de opstelling van de Europese Commissie tegenover deze regelingen.
Wat bent u van plan te doen aan dit ongelijke speelveld in Europa?
Ik streef naar een Noord-West Europese stroommarkt, waarbij dit soort verschillen worden tegengegaan. Desondanks blijft het mogelijk dat er verschillen optreden, omdat landen andere maatregelen kunnen nemen om bepaalde doelstellingen te bereiken. Zo werkte Nederland met de veiling van afschakelcontracten om de netstabiliteit te garanderen. Voor de Nederlandse aanpak is destijds gekozen, omdat door de veiling een lagere prijs voor afschakelen kon worden bereikt dan door uit te gaan van vaste contracten. De Duitse industrie noemt de Nederlandse benadering als voorbeeld in de lobby-activiteiten naar de Duitse regering. Dit laatste is in het voordeel van alle stroomgebruikers, die daardoor een lagere bijdrage hoefde te leveren voor het in stand houden van de stabiliteit van het elektriciteitsnet. Essentieel hierbij is natuurlijk wel dat de vergoeding die gegeven wordt om netstabiliteit in een reële verhouding moet staan ten opzichte van de geleverde inspanning. Zoals hierboven reeds aangegeven, houd ik contact over dit dossier met de Europese Commissie.
De informatievoorziening betreffende de langstudeerdersboete en andere studiemaatregelen |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Hoeveel studenten zijn op de hoogte van de plannen met de langstudeerdersboete?
Goede voorlichting vind ik belangrijk. De student wordt via verschillende kanalen goed geïnformeerd over de langstudeerdersmaatregel. Ten eerste geef ik informatie via www.duo.nl en www.rijksoverheid.nl. Ten tweede heeft DUO in oktober een brief naar alle studenten gestuurd over allerlei zaken die hen aangaan, zoals de strengere uitwonendencontroles en maatregelen die op stapel staan om een sociaal leenstelsel in de masterfase in te voeren. Ook worden de studenten hierin geattendeerd op het hoger collegegeld voor langstudeerders. Ten derde voer ik regelmatig overleg met de studentenorganisaties, zodat in het geval er nog onduidelijkheden zijn, deze snel en passend kunnen worden beantwoord.
Verder geeft mijn ministerie, indien daarom gevraagd wordt, voorlichtingsbijeenkomsten aan studentendecanen over de genomen en voorgenomen studiemaatregelen.
Ook hebben alle instellingen op hun website informatie staan over de verhoging van het wettelijk collegegeld voor langstudeerders.
Omdat ik graag wil weten of deze informatievoorziening ook resultaat heeft, is in november 2011 een 0-meting onder studenten uitgevoerd over de bekendheid van de diverse studiemaatregelen. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat van de WO-studenten 95% en van de HBO-studenten 83% weet wat de langstudeerdersmaatregel inhoudt. Het definitieve rapport is in januari beschikbaar.
Hoeveel studenten weten niet, ondanks de verstrekte schriftelijke voorlichting, welke financiële obstakels er op hen af komen?
Zie het antwoord op vraag 1. Uit de voorlopige resultaten van de gehouden 0-meting blijkt dat het merendeel van de studenten op de hoogte is van de maatregelen die op hen afkomen. De definitieve resultaten van de 0-meting zijn in januari beschikbaar en op basis daarvan ga ik bekijken of en welke extra voorlichting nodig is.
Bent u bereid de Kamer uitgebreid en schriftelijk te informeren over de bekendheid van de diverse studiemaatregelen onder HBO- en WO-studenten? Zo nee, waarom niet?
Ik ben voornemens de definitieve resultaten van het genoemde onderzoek in januari aan uw Kamer te sturen. Mocht uit dat onderzoek blijken dat er extra voorlichting nodig is, dan informeer ik u tegelijkertijd over de wijze waarop ik dat ga doen.
Deelt u de mening dat onvoldoende kennis van de kabinetsplannen grote financiële gevolgen voor studenten kan hebben? Deelt u de mening dat het onvoldoende is om slechts naar de inspanning (een website, een brief) te verwijzen en dat ook gekeken moet worden naar het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat onvoldoende kennis van de kabinetsplannen financiële gevolgen voor studenten kan hebben. Ik vind dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft om de student goed te informeren, maar vind ook dat de student een verantwoordelijkheid heeft om zich op de hoogte te stellen van de kabinetsplannen en na te gaan wat de financiële gevolgen voor hem persoonlijk zijn. Als de student zich goed laat informeren, heeft dit ook meteen resultaat. Goede voorlichting is daarbij van belang. Daarom hebben we het onderzoek onder studenten uitgevoerd. Zie verder mijn antwoord op vraag 1 en 3.
Het tekort in de ouderenpot bij de politie |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat er een tekort van 700 mln. is in de ouderenregeling voor politieagenten?1
Bij brief van 22 december 20112 heb ik uw Kamer geïnformeerd naar aanleiding van berichtgeving over «een tekort van 700 mln. in de ouderenpot van de politie.» Daarbij heb ik aangegeven welke factoren een rol hebben gespeeld bij het ontstaan van de geraamde kostenstijging, en welke partijen betrokken zijn geweest bij het ontstaan van dit tekort.
Kort samengevat is het tekort voor een belangrijk deel ontstaan, doordat bij de oorspronkelijke berekeningen is uitgegaan van onjuiste aannames ten aanzien van de populatie waarop deze regeling van toepassing is. Het pensioendossier is complex en de betrokkenheid van de sociale partners en het ABP was in het voortraject intensief. De uitvoering strekt zich over vele jaren uit en heeft voor het eerst een aanvang genomen in 2011. Eind 2010 is mijn ministerie door het ABP voor het eerst geïnformeerd over de kostenstijging.
Hoe heeft dit tekort kunnen ontstaan? Waarom is dit tekort nooit eerder geconstateerd?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er sprake is van een rekenfout? Wie is hiervoor verantwoordelijk?
Zie antwoord vraag 1.
Wat betekent dit tekort voor politieagenten die gebruik willen maken van deze regeling?
Sinds het moment waarop de afspraak in de sector politie is gemaakt, zijn er de nodige ontwikkelingen geweest. Niet alleen staat vast, dat de regeling veel kostbaarder is dan werkgever en vakorganisaties in 2006 veronderstelden, en daarmee een veel groter beslag legt op de beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte in de sector politie dan voorzien. Ook is gebleken dat demografische en financieel-economische ontwikkelingen een aanpassing van het pensioenstelsel noodzakelijk maken. Het kabinet heeft besloten om de AOW-gerechtigde leeftijd in 2020 naar 66, en gezien de verdere ontwikkeling van de levensverwachting, waarschijnlijk in 2025 naar 67 te verhogen. Ook is besloten om de bestaande levensloopregeling per 1 januari 2012 te beëindigen en deze per 1 januari 2013 te vervangen door de vitaliteitsregeling. Anders dan levensloopverlof kan vitaliteitsverlof niet meer aan het eind van de loopbaan als (voltijds) prepensioen worden ingezet. Door deze ontwikkelingen komt voor een groot deel de basis aan de huidige afspraak met de politievakorganisaties te ontvallen, en is het onvermijdelijk de gemaakte afspraak te herzien.
In mijn inzet voor de nieuwe CAO politie heb ik voorstellen gedaan voor deze herziening.
In alle sectoren zal langer moeten worden doorgewerkt. Dat geldt dus ook voor de sector Politie. De verhoging van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers en het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van werkenden vergt een zodanig samenhangend pakket van maatregelen, dat gezond en werkend de AOW-gerechtigde leeftijd kan worden bereikt. Dit sluit overigens aan op een waarneembare trend dat de feitelijke pensioenleeftijd fors gestegen is in achterliggende jaren. Voorts heb ik aangegeven bereid te zijn een overgangsregeling te treffen voor degenen die vlak voor (een beslissing tot) hun vroegpensionering staan. De nieuwe afspraken moeten uiteraard passen binnen de voor de arbeidsvoorwaarden geldende financiële kaders.
Klopt het dat vanuit het ministerie van Veiligheid en Justitie is aangegeven dat dit soort regelingen eigenlijk niet meer van deze tijd zijn? Kunt u toelichten wat met deze uitspraak precies wordt bedoeld?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat afspraken die gemaakt zijn met de agenten en de bonden gewoon uitgevoerd en nagekomen dienen te worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de rekening voor deze fout niet bij de agenten mag komen liggen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid spoedig tot een bevredigende oplossing van dit probleem te komen? Hoe gaat u dit doen? Wanneer kan de Kamer hierover meer informatie verwachten?
De aanpassing van de bestaande afspraken betreft een zaak tussen werkgever en werknemers, en is onderdeel van de lopende CAO-onderhandelingen. Partijen hebben de intentie uitgesproken om dit voorjaar tot een akkoord te komen.
Voorlichting homoseksualiteit op scholen waarin de homoseksuele praktijk veroordeeld wordt |
|
Jesse Klaver (GL), Ineke van Gent (GL) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending EénVandaag van 8 december jongstleden?
Ja.
Wat vindt u van de lesmethode «Wonderlijk gemaakt» die in deze uitzending aan bod komt? Hoe beoordeelt u teksten als «Homoseksuele gevoelens gaan bij velen gelukkig gewoon over» en «Het is een verstandige keuze om er niets mee te doen»?
De overheid heeft globale kerndoelen geformuleerd waarin staat wat leerlingen in het basisonderwijs en in de onderbouw van het voortgezet onderwijs ten minste moeten leren. Scholen hebben de ruimte om de kerndoelen naar eigen (professioneel) inzicht en vanuit hun eigen grondslag in concrete onderwijsprogramma’s te verwerken. Zij bepalen bijvoorbeeld zelf hoeveel tijd zij besteden aan een bepaald onderwerp en welke methoden en/of materialen zij daarbij gebruiken. Zij kunnen daarbij gebruik maken van op de vrije markt beschikbare lesmaterialen of, zoals hier het geval is, lesmethoden laten ontwikkelen en gebruiken die aansluiten bij hun grondslag. De overheid treedt, gezien de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van inrichting, niet in de keuze van leermiddelen door scholen, zolang de wettelijke deugdelijkheidseisen worden nageleefd. In dit licht past het de Minister van Onderwijs in beginsel niet om een inhoudelijk oordeel te geven over gebruikte leermiddelen.
De vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten vraagt echter ook om verantwoordelijkheid van scholen om een aantoonbaar veilig klimaat voor alle leerlingen, en dus ook homoseksuele leerlingen, te creëren. In het onderwijs dient te allen tijde recht te worden gedaan aan principes als «respectvol omgaan met elkaar en met verschillen in opvattingen» en «het bevorderen van eigen en andermans veiligheid». Deze principes zijn ook opgenomen in de kerndoelen en daarmee verplicht voor elke school voor primair en voor voortgezet onderwijs. Ik ben op dit moment in gesprek met de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (VGS) over de vraag hoe zij een aantoonbaar veilig klimaat op school creëren voor onder andere homoseksuele leerlingen.
Hoe verhoudt deze methode zich tot uw emancipatiebeleid?
Dat scholen aandacht besteden aan seksuele diversiteit op een manier die aansluit bij hun grondslag past bij mijn emancipatiebeleid. Scholen mogen daarbij echter geen leerkrachten en/of leerlingen sociaal uitsluiten op grond van hun seksuele voorkeur of levenswijze. Het staat scholen vrij om in hun onderwijs aan te geven hoe bijvoorbeeld een homoseksuele relatie past binnen hun wereldbeeld, zolang zij hierbij steeds aangeven dat hierover ook andere opvattingen zijn en dat hiermee met respect omgegaan dient te worden. Zoals u ook in mijn antwoord op vraag 4 kunt lezen, is dit ook wettelijk vastgelegd.
Klopt het dat het Toezichtkader Primair onderwijs/voortgezet onderwijs bepaalt dat de leerlingen zich aantoonbaar veilig moeten voelen op school? Denkt u dat een school een sociaal veilig klimaat kan creëren voor kinderen en jongeren met homoseksuele gevoelens als dezelfde school hen leert dat je wel homo mag zijn, zolang je niets doet met je homoseksuele gevoelens?
Scholen worden door de Inspectie van het Onderwijs onder andere beoordeeld op bepaalde kwaliteitsaspecten. Zo bepaalt het Toezichtskader PO/VO 2009 (aanpassing 17 mei 2011) dat «het schoolklimaat wordt gekenmerkt door veiligheid en respectvolle omgangsvormen». Het staat hiermee voorop dat alle leerlingen en leraren zich op hun school veilig zouden moeten voelen, ongeacht de richting of grondslag van de school. De Inspectie ziet hierop toe.
Hoe beoordeelt u de antwoorden van de jongeren uit het EénVandaagpanel waarvan 43% aangeeft dat homoseksualiteit bij hen op school nooit is besproken en 64% zegt dat de school geen veilige omgeving is om uit de kast te komen?
Dat zijn zorgelijke cijfers. Iedereen heeft het recht om veilig zichzelf te zijn, op school, op het werk, in de woonomgeving, in de sport, in de zorg en op straat. Mijn homo-emancipatiebeleid richt zich op het vergroten van de sociale veiligheid en -acceptatie van lesbiënnes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT-ers) op al deze terreinen. Jongeren en onderwijs zijn daarbij belangrijke prioriteiten.
Zoals ik onlangs met uw Kamer heb besproken, is het mijn voornemen om aandacht voor seksualiteit en seksuele diversiteit expliciet op te nemen in de kerndoelen voor PO, SO en VO.1 Ook zullen in de nieuwe monitor «sociale veiligheid in het primair en voortgezet onderwijs»(2012) extra vragen worden gesteld over de veiligheid van LHBT-ers, zowel van docenten als van leerlingen.
Bent u bekend met nog andere lesmethoden zoals «Wonderlijk gemaakt», waarin de homoseksuele praktijk wordt veroordeeld? Is bekend op hoeveel scholen dergelijke lesmethoden worden gebruikt?
Het Ministerie van OCW houdt niet bij welke lesmethoden scholen gebruiken. Wel is mij bekend dat de methode «Wonderlijk Gemaakt» op reformatorische scholen wordt gebruikt en dat nieuwe, vergelijkbare methoden worden ontwikkeld. Andere scholen maken gebruik van andere lesmethoden, bijvoorbeeld van de christelijke homo-organisatie ContrariO, of werken samen met voorlichters van het COC.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met scholen die de lesmethode «Wonderlijk gemaakt» of een vergelijkbare lesmethode gebruiken over de vraag hoe zij een aantoonbaar veilig klimaat voor homoseksuele leerlingen creëren?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Constructiefouten in de bouw |
|
Kees Verhoeven (D66), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van berichtgeving over duizenden constructiefouten in de bouw en de daaruit voortvloeiende risico’s?1
Ja.
Deelt u de mening dat met deze constructiefouten grote veiligheidsrisico’s voor bouwvakkers en gebruikers van gebouwen ontstaan? Hoe beoordeelt u deze risico’s?
De berichtgeving is gebaseerd op rapportages van het Platform Constructieve Veiligheid – een initiatief van Bouwend Nederland, NLingenieurs, VROM-Inspectie, BNA en CUR Bouw & Infra – inzake het ABCmeldpunt (Aanpak Bouwincidenten Constructieve veiligheid). Bij dit meldpunt kunnen bouwfouten die betrekking hebben op de constructieve veiligheid (vertrouwelijk) worden gemeld worden.
Uit de rapportages blijkt dat driekwart van de bij het ABC-meldpunt gemelde fouten voor ingebruikname is ontdekt. Verder leidt het merendeel van de fouten tot alleen economische schade en/of verminderde functionaliteit. De veiligheidsrisico’s voor gebruikers zijn derhalve beperkt; voor bouwvakkers is het risico groter. Bouwfouten zullen nooit 100% te voorkomen zijn. Gezien de mogelijke risico’s is het aan de sector zelf om zich maximaal in te spannen om bouwfouten te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de schattingen uit de berichtgeving dat het jaarlijks in de bouw om ongeveer 20 000 constructiefouten kan gaan?
De door de onderzoekers gemaakte schatting is gebaseerd op omzet van de bouwsector en een drietal aannames: de faalkosten in de bouw (10% van de omzet), het aandeel van constructieve fouten in die faalkosten (20%) en de gemiddelde schadepost bij een constructieve fout (€ 50 000). Op basis van deze drie aannamen komen de onderzoekers tot genoemde raming: bij een totale omzet van 50 miljard, zijn de faalkosten 5 miljard waarvan 1 miljard constructief wat veroorzaakt wordt door 20 000 fouten à € 50 000. Het betreft hier een raming van alle fouten, ook degene die al in het ontwerp worden ontdekt en zijn verholpen en fouten die niet tot problemen leiden.
De onderzoekers geven aan dat deze raming slechts tot doel had om een beeld te verkrijgen van respons bij het ABC-meldpunt. Over de juistheid van de schatting kan ik dan ook geen uitspraak doen. Er bestaat geen informatie over het daadwerkelijke aantal constructieve fouten die tijdens de bouw of na oplevering tot problemen leiden.
Bij het ABCmeldpunt zijn over een periode van 34 maanden 190 bouwfouten gemeld. Dit betreft dus een fractie van het door de onderzoekers geschatte aantal bouwfouten.
Heeft u zicht op de ontwikkelingen en achtergronden van het aantal constructiefouten in de bouw in de afgelopen jaren? Zo ja, kunt u deze schetsen? Zo nee, bent u bereidt om deze in kaart te brengen?
Het in kaart brengen van de ontwikkelingen en achtergronden van het aantal constructiefouten is onderdeel van het ABCmeldpunt. Op dit moment zijn nog onvoldoende bouwfouten geregistreerd om uitspraken te doen over de ontwikkeling van het aantal fouten over de afgelopen jaren. In de betreffende rapportage worden wel de oorzaken achter de bouwfouten genoemd. Volledigheidshalve verwijs ik hiervoor naar dit rapport.
Ik beschouw het monitoren van het aantal constructiefouten primair als verantwoordelijkheid van de bouwpraktijk. Deze verantwoordelijkheid is door de bouwpraktijk ook opgepakt via het ABCmeldpunt. Ik ga er vanuit dat het ABCmeldpunt de komende jaren verdere informatie oplevert over de ontwikkelingen en achtergronden van het aantal constructiefouten.
In welke mate hebben bouwtechnische fouten in de afgelopen jaren bijgedragen aan de verhoging van de bouwkosten in Nederland?
Er is geen aanleiding om uit te gaan van een onevenredige toename in de bouwkosten door bouwtechnische fouten respectievelijk constructieve fouten. Wellicht is het mogelijk om dit aspect binnen het door uw Kamer aangekondigde onderzoek naar de stijging van bouwkosten mee te nemen.
Bent u bereid om de oorzaken, gevolgen en maatschappelijke kosten zorgvuldig in kaart te brengen zodat deze problematiek van een passende aanpak kan worden voorzien?
Het ministerie van BZK heeft de afgelopen drie jaar financieel bijgedragen aan het ABCmeldpunt. Zie in dat kader ook de brief van mijn ambtsvoorganger van 5 december 2008 (28 325 nr. 95), waarin uw kamer geïnformeerd is over de activiteiten die gestart zijn ter verbetering van de constructieve veiligheid en de beantwoording van de vragen van het lid Boelhouwer (PvdA), 24 juli 2009, 2009Z14287. Ik zie op dit moment geen noodzaak om in aanvulling hierop onderzoek te doen naar de oorzaken, gevolgen en maatschappelijke kosten van constructieve fouten. Uit de onderzoeken die de afgelopen jaren door de VROM-Inspectie zijn uitgevoerd en uit de werkzaamheden van het Platform Constructieve Veiligheid komt een eenduidig beeld naar voren van de oorzaak van constructieve fouten: versnippering, geringe coördinatie en het onvoldoende nemen van verantwoordelijkheden lijken de belangrijkste oorzaken. Alle betrokken partijen werken – onder meer via de uitvoering van het Actieprogramma Constructieve Veiligheid en het Compendium constructieve veiligheid – aan verbetering. Verder hoop en verwacht ik dat concretisering van de aansprakelijkheden, zoals beoogd met de uitwerking van de adviezen van de Commissie Dekker, een extra impuls zal geven aan het terugdringen van bouwfouten in het algemeen en constructieve fouten in het bijzonder.
De Resolutie van de Interparlementaire Unie inzake mevrouw Jonsdottir |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
![]() |
Kent u de Resolutie van de Interparlementaire Unie1 (IPU)? Zo ja, onderschrijft u deze Resolutie?
Ik heb kennis genomen van de resolutie. Het recht van vrije meningsuiting en bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn in de Nederlandse grondwet vastgelegd. Een inbreuk op die rechten is slechts mogelijk in de gevallen bij de wet voorzien. Daarmee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze rechten niet absoluut zijn, ook niet voor personen die volksvertegenwoordiger zijn. Van belang is dat iedere inperking met de nodige rechtswaarborgen wordt omkleed, hetgeen overigens niet wil zeggen dat betrokkenen altijd vooraf in staat moeten worden gesteld om zich te verzetten tegen het afluisteren of vorderen van gegevens. Dat zou het strafrechtelijk onderzoek immers kunnen schaden.
Wat betreft de casus van het Amerikaanse onderzoek naar de publicatie van informatie door Wikileaks en het vorderen van de Twittergegevens van mevrouw Jónsdóttir ben ik niet op de hoogte van de precieze feiten. Ik onthoud mij dan ook van een oordeel.
Wat vindt u van de door de IPU geuite ernstige bezorgdheid over de wijze waarop Staten parlementariërs van andere Staten in de gaten houden via het gebruik van social media zonder betrokkenen in staat te stellen een onafhankelijk rechterlijk oordeel te vragen over de toelaatbaarheid ervan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke juridische en praktische gevolgen verbindt u aan deze Resolutie? Bent u het met mij eens dat deze Resolutie, gezien de vijfde finale overweging, ertoe oproept passende garanties voor het respecteren van de uitingsvrijheid te bieden, daar beschermende wettelijke maatregelen voor de traditionele uitingen niet lijken te werken voor de bescherming van de uitingsvrijheid in de digitale context? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse rechtswaarborgen voor de vrijheid van meningsuiting en het afluisteren van vertrouwelijke communicatie of vorderen van gegevens zijn naar mijn mening voldoende. Ik zie in de resolutie dan ook geen aanleiding om op nationaal niveau nadere maatregelen te nemen. Gebruikers van sociale media of andere internettoepassingen die buiten Nederland gevestigd zijn dienen zich er rekenschap van te geven dat zij te maken kunnen krijgen met de wetgeving van andere landen, en dat die wetgeving hen mogelijk andere rechtswaarborgen biedt.
Gezien de huidige stand van de internationale discussie over internetvrijheid en het grote aantal betrokken partijen lijkt het op dit moment niet zinvol om in te zetten op een wettelijk verankerde internationale rechtsbescherming voor gebruikers van sociale media. Wel is het haalbaar om met een kleiner aantal gelijkgezinde landen de vrijheid van meningsuiting op internet internationaal op de agenda te zetten. Met dit doel heeft Nederland tijdens de conferentie over internetvrijheid op 8 en 9 december 2011 de Coalitie Freedom Online opgericht. Deze coalitie van 15 landen zal zich in internationale fora hard maken voor naleving van vrijheid van meningsuiting op internet.
Welke gevolgen heeft deze Resolutie voor de op dit moment lopende onderzoeken naar de betrokkenen bij de Wikileaks-affaire?
Het Amerikaanse onderzoek naar de publicatie van vertrouwelijke informatie door Wikileaks vindt niet plaats onder mijn verantwoordelijkheid. Ik ben onvoldoende op de hoogte van dit onderzoek en van de Amerikaanse wetgeving om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Bent u bereid om op nationaal en internationaal niveau initiatieven te nemen om de rechtsbescherming van gebruikers van social media vorm te geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven neemt u zich voor?
Zie antwoord vraag 3.