De overplaatsing van een Afghaans asielzoekersgezin uit Utrecht naar ter Apel |
|
Diederik Samsom , Hans Spekman (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Utrechtse ouders in actie voor Afghaans gezin»?1
Klopt het dat deze familie wordt overgeplaatst naar de vrijheidsbeperkende locatie in Ter Apel, in afwachting van de overplaatsing naar de gezinslocatie in Katwijk? Wat is hiervoor de reden? Waarom wordt de uitspraak in hoger beroep van hun toelatingsaanvraag niet afgewacht? Klopt het dat de rechter een voorlopige voorziening heeft toegewezen waardoor deze mensen niet uitzetbaar zijn?
Is bij de beslissing om over te plaatsen rekening gehouden met het belang van de continuïteit van onderwijs voor de kinderen, en met de ernstige psychische problemen van de moeder? Op welke wijze zijn voortzetting van onderwijs en een adequate medische behandeling gegarandeerd?
Hoe verhoudt deze overplaatsing zich met uw beleid om gezinnen slechts over te plaatsen naar de gezinslocatie indien onderwijs en medische behandeling gegarandeerd zijn?2 Welke concrete inspanningen heeft u ten aanzien van dit gezin gedaan om dat te bewerkstelligen?
Deelt u de mening dat het tijdelijk verplaatsen van dit gezin naar Ter Apel, terwijl het al bijna 10 jaar in het Asielzoekerscentrum (AZC) Utrecht verblijft, onnodige schade toebrengt aan de moeder en de vier in Nederland gewortelde kinderen? Klopt het dat de behandelaars van de moeder hebben geconcludeerd dat een overplaatsing van haar kan leiden tot een ernstige terugval in psychische gezondheid?
Waarin zit de noodzakelijkheid om deze mensen nu over te plaatsen? Waarom kan niet vanuit de vertrouwde omgeving gewerkt worden aan mogelijke terugkeer naar Afghanistan? Waarom kan niet een nieuw advies van het Bureau Medische Advisering (BMA) over de gezondheid van de moeder worden afgewacht voordat deze maatregel wordt genomen?
De overname van Zonnehuizen en het ontslag van medewerkers |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het failliete Zonnehuizen wordt overgenomen en dat één derde van 1500 fte gaat verdwijnen?1
Van dat bericht heb ik kennis genomen.
Welke onderdelen van Zonnehuizen worden door welke partij overgenomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Volgens het persbericht van LSG-Rentray en de Groep Winter nemen zij gezamenlijk alle activiteiten van Zonnehuizen over waarbij LSG-Rentray zich zal richten op de kind- en jeugdzorg en het onderwijs en de Groep Winter zich zal richten op de volwassenenzorg.
Klopt het dat de ondernemer Loek Winter de winstgevende onderdelen van de Zonnehuizen overneemt en geen (mede)verantwoordelijkheid wil dragen voor de niet of minder winstgevende onderdelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Blijkens bovengenoemd persbericht is sprake van een gezamenlijke overname van alle activiteiten. Er is sprake van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Van geen (mede)verantwoordelijkheid voor niet of minder winstgevende onderdelen is dus geen sprake. Volledigheidshalve zij vermeld dat winstuitkering in de intramurale AWBZ verboden is.
Welke en hoeveel BV’s zijn opgericht door de heer Winter en/of Rentray om een overname van Zonnehuizen mogelijk te maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden omdat ik niet over de daarvoor benodigde informatie beschik.
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg de voormalige Zonnehuizen nu onder verscherpt toezicht gesteld, en niet eerder? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ hield al intensief toezicht op de Stichting Zonnehuizen. De overname van de Stichting Zonnehuizen door de LSG-Rentray en de groep Winter biedt duidelijkheid voor de continuïteit van de organisatie, maar kan- zoals elke overname- ook extra risico’s met zich meebrengen voor de kwaliteit en continuïteit van zorg. De IGZ wil de effecten van de overname nauwlettend volgen en heeft daarom voor een periode van zes maanden verscherpt toezicht ingesteld. Ik ben blij met deze extra waarborg voor de kwaliteit van zorg.
Klopt het, dat het aantal van 500 voltijdsfuncties dat verdwijnt naar boven bijgesteld kan worden door de nieuwe organisatie? Hoeveel mensen komen daarmee in totaal op straat te staan?
Een dergelijk aantal wordt vermeld in de media. Het precieze aantal voltijdsfuncties dat verdwijnt alsmede het aantal personen dat die voltijdsfuncties vervulde zal pas na verloop van tijd duidelijk worden. Zie ook het antwoord op de volgende vraag.
Op welke manier moeten de hulp- en zorgverleners van Zonnehuizen de continuïteit en kwaliteit van zorg waarborgen, als zij niet weten waar zij aan toe zijn en hun baan wellicht op de tocht staat?
Voor de periode dat het UWV de salarisbetaling overneemt worden medewerkers geacht hun werkzaamheden voort te zetten. Daarmee is voor die periode de continuïteit van zorg gewaarborgd. In de tussentijd moet duidelijk worden welke medewerkers door de overnemende partijen weer in dienst worden genomen. Overigens heb ik geen enkele aanwijzing dat medewerkers in deze voor hen moeilijke omstandigheden die verantwoordelijkheid niet nemen. Ik hoor juist dat ze hun schouders er onder zetten en daar heb ik respect voor.
Hoe kunt u garanderen dat de overname van Zonnehuizen geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van de zorg wanneer honderden medewerkers ontslagen zullen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgkantoor en IGZ houden daar (verscherpt) toezicht op.
Waarom lag er een concept-brief klaar lag bij Zonnehuizen om daarin te melden dat de kwaliteit van zorg niet langer gewaarborgd kon worden?
Bij de regelmatige bezoeken van de IGZ is die conceptbrief aan de orde geweest. Mede op basis van de conceptbrief heeft de IGZ besloten om na de overname verscherpt toezicht in te stellen. Blijkbaar is deze conceptbrief niet verstuurd.
Was u ten tijde van het debat, gehouden op 22 december 2011, ervan op de hoogte dat er mensen ontslagen zouden worden of dat daar voornemens toe waren? Zo ja, over hoeveel fte werd er toen gesproken? Waarom heeft u dat niet gemeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten tijde van het debat op 22 december 2011 was de surseance van betaling uitgesproken. Van (voorgenomen) ontslagen was mij toen niets bekend.
Deelt u de mening dat het al dan niet in opstand komen tegen het voormalig bestuur, het faillissement en de nasleep ervan geen reden mag zijn voor ontslag? Kunt u uw antwoord toelichten?
De curator heeft de arbeidsovereenkomst met alle medewerkers verbroken. Overnemende partijen beslissen welke medewerkers weer in dienst genomen worden.
Op welke wijze zijn de opgebouwde arbeidsrechten van de medewerkers van Zonnehuizen gewaarborgd?
Het is aan het personeel en hun vertegenwoordigers om hun belangen te behartigen. De overheid heeft daarbij geen rol. Wel ben ik blij dat de overnemende partijen het overgrote deel van het primaire personeel overnemen.
Bent u bereid al het mogelijke te doen om de banen van de medewerkers van Zonnehuizen te behouden, en ervoor te zorgen dat hun eisenpakket, met 5 eisen die overhandigd zijn aan de curator, wordt ingewilligd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik hoop dat de medewerkers die niet bij de overnemende partijen aan de slag kunnen elders snel weer aan het werk kunnen. VWS heeft daarbij geen rol.
Zijn de Cliëntenraad Volwassenenzorg Zonnehuizen en andere cliëntenraden om advies gevraagd, conform het medezeggenschapsrecht? Zo nee, waarom niet?
Op mijn verzoek onderhoudt de IGZ nauw contact met de cliëntenraden omdat ik vind dat hun stem van belang is. De IGZ bericht mij dat er sprake is van transparante informatieverstrekking door de curator en de bestuurder a.i. aan de cliëntenraden.
Waarom wordt de overname aan de cliëntenraad gepresenteerd als een feit, terwijl hij er wettelijk nog een advies over dient uit te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 14.
Wie neemt de verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij Zonnehuizen voor zijn rekening? Kunt u uw antwoord toelichten?
LSG-Rentray heeft de onderwijs activiteiten overgenomen.
Wanneer zal de onzekerheid en onduidelijkheid voor alle betrokkenen, van medewerkers tot bewoners en hun naasten, voorbij zijn, en wat gaat u doen om dat te bespoedigen?
Ik hoop dat die onzekerheid niet lang meer zal duren. Dat is afhankelijk van de voortgang van de besluitvorming van overnemende partijen.
Kunt u garanderen dat de overname geen negatieve consequenties zal hebben voor de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door de overname van de onderwijsactiviteiten door LSG-Rentray is sprake van continuïteit van het onderwijs. Het bevoegd gezag van de school (wat dus LSG- Rentray is) is verantwoordelijk voor de continuïteit van het onderwijs. De onderwijsinspectie houdt daar toezicht op.
Is er nog de inzet om de miljoenen euro’s, die zijn verdwenen onder het voormalig bestuur en Raad van Toezicht, terug te krijgen? Zo ja, op welke manier? Zo nee, waarom niet?
Er is een procedure gestart om de voormalige bestuurder en raad van toezicht aansprakelijk te stellen.
Bent u voornemens een diepgravend onderzoek te starten naar de rollen van alle betrokken (interim) bestuurders die met het faillissement van Zonnehuizen en de overname te maken hebben? Kunt u uw antwoord toelichten?
Eerder al zegde ik toe onderzoek te doen naar de manier waarop onder andere de externe toezichthouders in deze casus hun rol vervuld hebben. Ook de curator doet onderzoek naar de oorzaken van het faillissement.
Welke betrokkenheid heeft u, of uw ministerie, gehad bij de overname? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn ministerie, noch ikzelf, zijn betrokken geweest bij deze overname. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) heeft namens VWS, samen met de banken, deelgenomen aan besprekingen met overnemende partijen en de curator. Dat vloeide voort uit het feit dat Stichting Zonnehuizen beschikt over rijksgegarandeerde leningen. Eerder informeerde ik u daar al over. Het WFZ heeft ervoor gewaakt dat de rijksgarantie misbruikt werd om kosten of risico’s van banken, geïnteresseerde partijen en/of curator af te wentelen op de staat en daarmee op de collectieve middelen.
Klopt het dat men de hypotheek financieel niet rond krijgt, maar dat men dit in de komende 2 jaar wel wil proberen?
Ik heb begrepen dat LSG-Rentray en de Groep Winter alleen de activiteiten van Stichting Zonnehuizen overnemen. Het vastgoed blijft in de boedel van de oude Stichting Zonnehuizen. Geprobeerd wordt in de komende tijd een oplossing te vinden voor de financiering van het onroerend goed.
Wat is de rol van Triodos Bank geweest in deze? Kunt u uw antwoord toelichten?
Daarover heb ik geen informatie.
Hoe ziet de huurconstructie eruit die nu is afgesproken?
De inhoud van de overeenkomst over het vastgoed tussen curator, banken en overnemende partijen is niet openbaar. Zie verder het antwoord op vraag 22.
Wilt u deze vragen beantwoorden in de week van 17 januari aanstaande, zodat de Kamer de antwoorden heeft voor er een nieuw debat wordt gevoerd?
Ja.
Het artikel 'Man steekt twee agenten in gezicht' |
|
Lilian Helder (PVV), Hero Brinkman (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Man steekt twee agenten in gezicht»?1
Ja.
Klopt het dat een 37-jarige man twee agenten in het gezicht heeft gestoken en een derde agent een kopstoot heeft gegeven?
Ja.
Deelt u de mening dat deze delicten, gezien de ernst van de gepleegde feiten, hard bestraft moeten worden, zeker gezien de overheidscampagne om geweld tegen hulpverleners tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Geweld tegen mensen in een publieke functie, zoals de agenten in deze kwestie, kan niet getolereerd worden. Zij moeten hun werk op een veilige wijze kunnen uitvoeren. Het Openbaar Ministerie eist in voorkomend gevallen, waaronder in deze casus, een verhoging van 200% bovenop de gebruikelijk gevorderde strafeis.
Kunt u garanderen dat deze dader tot aan zijn veroordeling in voorlopig hechtenis blijft? Zo ja, kunt hij daar persoonlijk op toezien?
De verdachte is in bewaring gesteld en is op 25 januari jongstleden voor de Raadkamer verschenen. De officier van justitie heeft verzocht om de voorlopige hechtenis te laten voortduren totdat de zaak ter zitting behandeld wordt. De Raadkamer heeft besloten de voorlopige hechtenis met 90 dagen te verlengen. Omdat de datum waarop de zaak ter zitting behandeld wordt nog niet bekend is kan ik niet met zekerheid zeggen dat de voorlopige hechtenis tot dan zal voortduren.
Hoe gaat u er voor zorgen dat de urgentie bij het Openbaar Ministerie en rechterlijke macht doordringt omtrent delicten zoals deze tegen gezagsdragers zodat dit delict streng bestraft zal worden?
Zoals bekend zijn per 31 december 2010 de strafvorderingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie (OM) nog verder verhoogd voor zaken van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak. Jaarlijks wordt bijgehouden in hoeverre rechters deze hogere strafeisen van het OM volgen. De cijfers over 2010 tonen aan dat de hoogte van de gemiddelde opgelegde straf 93% was van de hoogte van de gemiddelde strafeis van het OM. Dit is een duidelijke aanwijzing dat OM en rechters het belang van strengere straffen in dergelijke zaken inzien. De Raad voor de rechtspraak is op mijn verzoek een onderzoek gestart naar de cijfers over 2011. Hierbij wordt zowel onderzocht in hoeverre het OM in de praktijk de richtlijnen volgt als in hoeverre de rechters deze eisen volgen. Ik heb uw Kamer toegezegd de resultaten van dit onderzoek voor de zomer van 2012 toe te zenden.
Kunt u garanderen dat deze dader geen taakstraf maar een lange gevangenisstraf zal krijgen? Kunt u er zorg voor dragen dat de taakstraf als hoofdstraf wordt afgeschaft? Zo nee, waarom niet?
Het is aan het OM om, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, te bepalen welke straf wordt geëist, en aan de rechter om te bepalen welke straf wordt opgelegd.
Wat betreft het afschaffen van de taakstraf als hoofdstraf is het kabinet van mening dat de taakstraf in het sanctiestelsel behouden moet blijven. De taakstraf is effectief waar het gaat om het voorkomen van recidive. Wel acht het kabinet een taakstraf ongeschikt voor de bestraffing van ernstige zeden- en geweldsmisdrijven. De legitimiteit van en het maatschappelijk draagvlak voor taakstraffen worden ondergraven als taakstraffen worden opgelegd voor dergelijke ernstige misdrijven. Het kabinet streeft daarom naar een duidelijke positionering van de taakstraf als passende straf voor plegers van naar verhouding lichtere delicten. De wettelijke regeling die de mogelijkheden beperkt om een taakstraf op te leggen voor dergelijke misdrijven is onlangs van kracht geworden. Bij de evaluatie van deze wetswijziging zal de vraag worden betrokken of de taakstraf, in plaats van een hoofdstraf, een bijkomende straf zou moeten worden.
Identiteitsfraude op sociale media |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Deelt u de zienswijze dat het aannemen van andermans identiteit op sociale media mogelijk grote schadelijke gevolgen kan hebben?1 Deelt u de mening dat het niet altijd eenvoudig en snel te regelen is het gebruik van eigen naam door een ander te doen stoppen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op de vragen van de leden Elissen en Van Bemmel (ingezonden 12 januari 2012, kenmerk 2012Z00281*).
Ik beschik niet over een overzicht van de manier waarop en de snelheid waarmee sociale mediasites reageren op verzoeken om het gebruik van de eigen naam door een ander te doen stoppen.
Welke mogelijkheden heeft een gedupeerde, van wie de identiteit wordt gebruikt door anderen op bijvoorbeeld Twitter of Facebook, in het civiele recht om de identiteitsfraudeur aan te spreken?
Voorop staat dat een gedupeerde de sociale mediasite kan verzoeken het gebruik van de eigen naam door een ander te doen stoppen door het nepaccount af te sluiten. Alle bekende sociale mediasites beschikken daartoe over een misbruikregeling. Een consument moet ervan uit kunnen gaan dat die wordt toegepast als er een beroep op wordt gedaan. Als dat traag of niet gebeurt, kan hij het bedrijf daarop aanspreken.
Wat effectief zou kunnen zijn totdat het nepaccount is gesloten, is dat de gedupeerde via dezelfde sociale mediasite duidelijk maakt dat het desbetreffende account niet van hem is en een nepaccount betreft.
Een gedupeerde die door het gebruik van zijn identiteit door een ander aantoonbare schade heeft geleden, kan degene die zijn identiteit heeft gebruikt civielrechtelijk aansprakelijk stellen wegens het plegen van een onrechtmatige daad (artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). Deze mogelijkheid is echter in de praktijk beperkt omdat het voor de gedupeerde doorgaans moeilijk of onmogelijk zal zijn de identiteit van de gebruiker van zijn naam te achterhalen.
Het openbaar ministerie en uiteindelijk de rechter zullen per geval moeten beoordelen of sprake is van strafbaar gedrag. Als het gebruiken van de identiteit van de ander bijvoorbeeld leidt tot het vermoeden van bedreiging van die ander, kan een op die bedreiging gericht strafrechtelijk onderzoek worden gestart op grond van artikel 284 en volgende van het Wetboek van Strafrecht. Ook dan kan het, ondanks de opsporingsbevoegdheden die kunnen worden ingezet, problematisch zijn om de identiteit van de pleger te achterhalen. Ik verwijs voor een toelichting naar mijn antwoord op vragen 4 tot en met 6.
Welke mogelijkheden biedt het strafrecht? Indien er geen sprake is van oplichting, valsheid in geschrifte, smaad of enig ander artikel uit het Wetboek van Strafrecht, maar deze identiteitsfraude wel overduidelijke schadelijke gevolgen of dreiging met zich meebrengt, hoe is hier dan tegen op te treden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn deze mogelijkheden naar uw mening voldoende of schieten deze tekort?
Ik heb de indruk dat deze mogelijkheden voldoende zijn. Ik verwijs in dit verband ook naar mijn antwoord op de eerder genoemde vragen van de leden Elissen en Van Bemmel, waarin ik heb toegelicht waarom ik de voorgestelde strafbaarstelling niet onderschrijf. Daar komt bij dat de handhaafbaarheid en daarmee de effectiviteit van de voorgestelde strafbepaling gering zal zijn gezien de anonimiteit waarmee op het internet geopereerd kan worden. Als een sociale mediasite niet vereist dat de aanmaker van een account persoonsgegevens invoert en/of die persoonsgegevens niet verifieert, zal door opsporingsdiensten gerechercheerd moeten worden om de identiteit van die persoon te achterhalen. Als de bedrijven achter de sites in het buitenland gevestigd zijn, zal dat moeten gebeuren door middel van een rechtshulpverzoek. Nederland kan in het buitenland gevestigde bedrijven niet verplichten mee te werken aan het onthullen van de identiteit van de aanmaker van het account. Dat kan alleen het land van vestiging als het daartoe een wettelijke plicht heeft gecreëerd. Naar mijn verwachting valt van de inzet van het strafrecht kortom geen adequate oplossing te verwachten om het gebruik van andermans naam op sociale mediasites te stoppen.
Hij die zich wederrechtelijk de unieke identiteit van een persoon toe-eigent, deze identiteit digitaal of anderszins misbruikt door deze als echt en onvervalst te gebruiken, te doen gebruiken, te exploiteren, te doen exploiteren, digitaal of anderszins, met welk oogmerk dan ook, wordt, als schuldig aan diefstal van identiteit, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie» (Bénédicte Ficq)
Ziet u aanleiding maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wat vindt u van het voorstel van Bénédicte Ficq om het strafbaar te stellen zich op sociale media uit te geven onder de naam van iemand anders? Wat is uw reactie op het voorstel voor een nieuw artikel 310a in het Wetboek van Strafrecht van Bénédicte Ficq?2 Kunt u in uw antwoord eveneens ingaan op de handhaafbaarheid van een dergelijk voorstel en de verplichting van sociale media, zoals Twitter en Facebook, mee te werken aan het onthullen van de identiteit?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat banken weigeren om tweeverdieners met een modaal inkomen een hogere hypotheek te verstrekken |
|
Eric Lucassen (PVV), Roland van Vliet (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Streep door versoepeling hypotheek tweeverdieners»?1
Ja.
Klopt het dat de Autoriteit Financiële Markten (AFM) de nieuwe hypotheekregels, zoals opgesteld door het NIBUD, niet overneemt en dit in een brief aan alle hypotheekverstrekkers heeft kenbaar gemaakt? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Wat is de inhoud van de brief?
De AFM heeft inderdaad gecommuniceerd in een brief richting kredietverstrekkers dat zij vindt dat de verruiming voor tweeverdieners met een modaal tot anderhalf keer modaal inkomen kan leiden tot een onacceptabele verlaging van de reserves voor deze huishoudens. De AFM geeft aan in de brief dat banken er niet op voorhand vanuit kunnen gaan dat een verruiming van de leencapaciteit als verantwoorde kredietverstrekking zal worden gezien. Door de oorspronkelijke systematiek toe te passen lopen kredietverstrekkers dit risico niet, volgens de AFM. De AFM geeft daarbij aan dat als het in individuele gevallen toch verantwoord lijkt de geldende ruimere norm te hanteren, dat dit wel mogelijk is. Dan zou de hypotheek onder bijvoorbeeld de kwalitatieve uitzonderingsmogelijkheid in de gedragscode toch verstrekt kunnen worden. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 6 van het lid Blanksma.
Deelt u de mening dat de AFM moet toezien of de regels worden nageleefd en niet bepaalt hoeveel iemand maximaal mag lenen? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat banken die de nieuwe regels naleven worden gesanctioneerd?
Ja, de AFM ziet toe en mag daarbij aangeven wat zij wel of niet verantwoord acht. Dit kan vanwege de open norm voor verantwoorde kredietverstrekking. Zie ook het antwoord op vraag 4 van het lid Blanksma.
Deelt u de mening dat toezichthouders, zoals de AFM en de Nederlandsche Bank (DNB), zich terughoudend moeten opstellen met betrekking tot de woningmarkt en hypotheekverstrekking2, daar dit de onrust op de huizenmarkt verder aanwakkert, terwijl het kabinet er juist alles aan gelegen is deze rust terug te brengen? Hoe gaat u DNB en de AFM hierop aanspreken?
Het staat de AFM en DNB als onafhankelijk toezichthouder vrij om zich uit te spreken over de woningmarkt. Zij dienen daarbij uiteraard wel de bestaande wet- en regelgeving te respecteren.
Europese wapenexport naar ontwikkelingslanden |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het dertiende Europese jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel?1
Ja.
Klopt het dat België, Denemarken, Duitsland, Polen, Griekenland, Ierland en het Verenigd Koninkrijk, geen volledige informatie hebben gegeven over leveranties? Zo ja, welke redenen geven deze landen om geen volledige openheid te geven over wapenleveranties?
Volgens de gebruikersgids bij het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport worden de lidstaten gevraagd om – indien beschikbaar – onder meer de volgende informatie te delen ten behoeve van het EU-jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel:
De in de vraag genoemde lidstaten kiezen ervoor om de waarde van de feitelijke uitvoer niet te registreren of, als ze dat wel doen, deze gegevens niet aan Brussel door te geven.
Deelt u de mening dat deze rapportage onvolledig en voor cijfers over 2010 wel erg laat is?
Voor de publicatie van dit rapport is de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) afhankelijk van bijdragen van alle 27 lidstaten van de EU. De door EDEO gestelde deadline is dit jaar door enkele lidstaten overschreden.
Hoe beoordeelt u dit in het licht van artikel 8 van de Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/994/GBVB) van de Raad van 8 december 2008? Kunt u dit toelichten?
In artikel 8 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport (2008/994/GBVB) wordt geen termijn gesteld waarbinnen de lidstaten aan de rapportageplicht moeten voldoen, noch wordt in artikel 8 voorgeschreven welke informatie gedeeld moet worden.
Klopt het dat bijna de helft van alle exportvergunningen naar ontwikkelingslanden gaat? Zo ja, kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen voor ontwikkelingslanden afgezet tegen het aantal afwijzingen op grond van criterium 8 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport? Zo neen, waarom niet?
Uitgaand van de OESO-DAC lijst van landen in ontwikkeling, die voor Nederland leidend is om te bepalen of een aanvraag naar een specifiek land getoetst dient te worden aan criterium 8, gaat een aanzienlijk deel van de Europese wapenexport naar landen in ontwikkeling. In tabel A.I van het dertiende Europese jaarverslag over de controle op export van militaire technologie en materieel (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:C:2011:382:0001:0470:EN:PDF) kan per land van bestemming, dus ook voor elk ontwikkelingsland, worden nagegaan hoeveel vergunningen zijn afgegeven en of er eventueel afwijzingen zijn geweest. In vier gevallen is in 2010 sprake geweest van een afwijzing op grond van criterium 8.
Is de daadwerkelijke omvang van Europese wapenexport naar het Midden-Oosten en Noord Afrika door het ontbreken van volledige informatie groter of kleiner dan 8.3 miljard euro zoals uit de rapportage blijkt en kunt u een overzicht geven van het aantal aanvragen naar het Midden-Oosten en Noord Afrika afgezet tegen het aantal afwijzingen op grond van criterium 2 en 3 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport? Zo neen, waarom niet?
De regering kan niet nagaan of de waarde van de daadwerkelijke export naar het Midden-Oosten en Noord-Afrika in 2010 groter of kleiner dan 8,3 miljard euro was. Sommige lidstaten hebben slechts gegevens geleverd over de waarde van de afgegeven vergunningen.
Tabel A.I bij het dertiende Europese jaarverslag geeft een overzicht van het aantal vergunningen en aantal afgewezen vergunningen per land van bestemming, met inbegrip van afwijzingsgronden. Een overzicht van de vergunningen voor de regio Midden-Oosten vindt u op pagina 375 – 385. Een overzicht van de vergunningen voor de regio Noord-Afrika vindt u op pagina 385–387. Afwijzingen op grond van criterium 2 en 3 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport is waar van toepassing per land toegevoegd in Tabel A.I.
Deelt u de mening dat evaluatie conform artikel 15 van het Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport, in 2012 alleen zinvol kan zijn als deze gebaseerd is op coherente en volledige gegevens en bent u bereid in de Raad ervoor te pleiten dat deze 8 landen wel volledige openheid geven over wapenleveranties?
De Nederlandse regering streeft naar een zo groot mogelijke transparantie binnen de wereldwijde wapenhandel. Ook binnen de Europese Unie pleit Nederland voor openheid op dit gebied.
De vertraging en het nut van een Nationaal Noodnet voor communicatie bij rampen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Opnieuw vertraging noodnet» en «Het nut van noodnet»?1
Bij mij is bekend het artikel «Rampennet loopt weer bijna jaar vertraging op» uit het Nederlands Dagblad van 11 januari 2012.
Is het waar dat er met het in gebruik nemen van een nieuw nationaal noodnet sprake is van een vertraging? Zo ja, wanneer had volgens het oorspronkelijke plan het systeem operationeel moeten zijn en wanneer zal het naar verwachting daadwerkelijk operationeel zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
De uitrol van de opvolger van het Nationaal Noodnet (NN), de Noodcommunicatievoorziening (NCV), is gestart in het najaar van 2010. Zoals aan de Kamer is gemeld in de 3e brief Nationale Veiligheid (TK 2009–2010 30 821, nr. 10) is de NCV met ingang van 1 mei 2011 operationeel en bruikbaar voor de gemigreerde gebruikers. Gedurende de migratie van gebruikers van NN naar NCV blijft ook het oude NN in functie.
Verwacht werd dat de meeste gebruikers van het NN na het in gebruik nemen van NCV op korte termijn opdracht zouden geven voor migratie naar de NCV. In de praktijk blijkt de migratie meer tijd te kosten. Een groot aantal gebruikers benut de beëindiging van de overeenkomst met het NN om een zorgvuldige heroverweging te maken en de vraag te beantwoorden welke partijen moeten worden aangesloten. Daarnaast zijn voorgenomen herindelingen van gemeenten en plannen ten aanzien van samenvoegen van meldkamers aanleiding om geen overhaaste beslissing te nemen. Ook waren er veel vragen over, met name de extra functionaliteiten die in de NCV beschikbaar zijn. Al deze factoren zijn redenen waarom de migratie trager op gang gekomen is. De noodcommunicatievoorziening is echter niet in gevaar gekomen omdat het NN nog functioneert.
De Kamer is niet eerder geïnformeerd omdat er sinds de ingebruikneming van de NCV geen sprake is van beschikbaarheidverlies van functionaliteit van de noodcommunicatie en er geen sprake is van enige verhoging van de kosten. Het beeld dat geschetst wordt in het artikel in het Nederlands Dagblad komt dan ook niet overeen met het beeld en de feiten waarover ik beschik.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de bovengenoemde vertraging?
Zie antwoord vraag 2.
Had de Kamer al eerder op de hoogte kunnen zijn van deze vertraging? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Welke betrokken bedrijven en/of overheidsinstanties zijn betrokken bij de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat is de rol van deze partijen bij de ontstane vertraging?
De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de continuïteit van de crisisbeheersing. Communicatie is hierbij een essentieel onderdeel en wordt sinds 1991 gegarandeerd door middel van het NN. KPN, de beheerder van het NN, heeft echter aangegeven dat dit netwerk op termijn niet in stand kan worden gehouden, vanwege veroudering en het ontbreken van geschikte onderdelen. Om die reden heeft het ministerie van VenJ, na een Europese aanbesteding, aan KPN opdracht gegeven om een opvolger te realiseren en in stand te houden in de vorm van een dienst. Tot het moment waarop de laatste NN-gebruiker is gemigreerd zal het NN operationeel blijven.
De gebruikers van de dienst zijn klant van KPN. Hoewel de minister van Veiligheid en Justitie de zorg draagt voor de voorziening, zijn -evenals bij het «oude» NN- de beoogde gebruikers zelf verantwoordelijk om zich aan te sluiten. Conform de toezegging tijdens het overleg van 8 februari 2012 inzake de wijziging van wet Veiligheidsregio’s, in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid, zal ik u de Tweede Kamer nader informeren over het beheer de monitoring en de uitvoering van verschillende ICT-projecten. Ik zal het noodnet hierin meenemen.
Er is geen sprake van een verplichting. De gebruikers van het NN zijn herhaaldelijk schriftelijk attent gemaakt op de beschikbaarheid van de NCV en gestimuleerd om over te stappen naar deze dienst. De migratie van alle aansluitingen blijkt langer te duren dan ik gewenst acht en om die reden heb ik er samen met KPN, als beheerder van zowel het oude – als nieuwe netwerk, voor gekozen om vanaf 1 januari 2012 dezelfde werkwijze te hanteren als bij de ontmanteling van de centrale in Groningen (zie ook het antwoord op vraag 7). Gebleken is dat dit een goede aanpak is die snel tot resultaat leidt.
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat heeft deze bewindspersoon gedaan om er voor te zorgen dat het noodnet wel op tijd in gebruik zou zijn genomen en waarom is die bewindspersoon daarin niet geslaagd?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat alleen Groningen en Drenthe overgezet zijn naar het nieuwe noodnetsysteem? Zo ja, wanneer volgt de rest van het land en hoe kunnen zij met andere delen van het land als zij moeten terugvallen op het oude systeem? Zo nee, wat is de stand van zaken dan wel?
Nee.
Voor de gebruikers in Groningen en Drenthe geldt dat zij in december 2011 moesten worden overgezet naar de nieuwe NCV. De reden hiervoor is dat het beschermd onderkomen (bunker) waar de NN-centrale was geplaatst, vanwege sloop moest worden verlaten.
Voor alle huidige gebruikers geldt dat zij vanaf het moment dat de NCV beschikbaar was, hun oude NN-aansluiting konden migreren naar de NCV. Een gedeelte daarvan heeft hiervoor inmiddels opdracht gegeven. Doordat beide systeem tijdens de migratieperiode met elkaar zijn gekoppeld, kunnen NN-gebruikers zonder problemen communiceren met gebruikers die zijn overgaan op de NCV.
Begin januari 2012 is 26% van de (5560) NN-aansluitingen gemigreerd of is hiervoor opdracht ontvangen. Van 14% van de aansluitingen is het abonnement opgezegd. Via een strakke planning die gebaseerd op de migratie van aansluitingen per NN-centrale (bunker) zullen in 2012 de overige aansluitingen worden gemigreerd.
Hoe vaak is het oude nu nog bestaande noodnet sinds de ingebruikneming daarvan gebruikt?
Nederland kent gelukkig weinig rampen waarbij eveneens de openbare telefoonvoorzieningen niet te gebruiken zijn. Op grote schaal is het NN dan ook weinig ingezet. Sinds 2004 is het NN op kleinere schaal gebruikt bij de politie-inval in het Haagse Laakkwartier (Hofstadgroep, november 2004) en de elektriciteitsuitval in de Bommelerwaard (december 2007). Dagelijks wordt het NN gebruikt om de mobiele 112-oproepen die standaard bij het KLPD binnenkomen door te verbinden met de regiomeldkamers. Ook het Hare Majesteitsnet is onderdeel van het NN en wordt dagelijks gebruikt.
Is er ooit met het oude systeem geoefend? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Er wordt periodiek (4x per jaar) met het NN geoefend. Voorbeelden daarvan zijn oefening Verbindingen In Gemeenten En Provincies (VIGEP) waarmee de (nood)verbindingen tussen de crisiscentra van diverse organisaties wordt getest. Bij deze VIGEP-oefeningen is gebleken dat het NN aan de verwachtingen voldoet en zijn alle verbindingen zonder problemen tot stand gekomen.
Waaruit blijkt uit de praktijk van rampenbestrijding dat er behoefte is aan een noodnet?
De NCV zorgt ervoor dat bij verstoringen van de openbare voorzieningen toch nog communicatie mogelijk is tussen overheidsorganisaties onderling en met bedrijven die deel uitmaken van de vitale infrastructuur. Juist omdat het een «last resort» communicatievoorziening is, wordt er net als bij het eerdere Noodnet veel aandacht besteed aan de betrouwbaarheid en weerbaarheid tegen fysieke en niet fysieke dreigingen. Zo blijft het nieuwe netwerk beschikbaar als het gewone vaste telefoonverkeer tijdens een ramp uitvalt door overbelasting of stroomuitval.
Is het waar dat het nieuwe noodnet niet veel meer zal kunnen dan het oude, sterk verouderde systeem? Zo ja, waarom is er dan in de praktijk een nieuw systeem nodig? Zo nee, wat kan het nieuwe systeem dan meer dan het oude?
De NCV heeft meer functionaliteiten dan het oude NN. De primaire noodzaak voor vervanging van het Noodnet is gelegen in het feit dat de gebruikte apparatuur van het NN verouderd raakt en in de nabije toekomst onvoldoende onderhouden kan worden, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van reserveonderdelen.
Het nieuwe systeem is gebaseerd op IP-technologie. Dit systeem is na volledige ingebruikname ook geschikt voor email, mobiel gebruik, videoconferencing, internet, etc. Deze functionaliteiten komen beschikbaar nadat het gehele NN gemigreerd is.
Is het waar u te weinig heeft gedaan om het nieuwe systeem bij de gebruikers te promoten? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd? Zo nee, wat heeft u dan wel gedaan?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Deelt u de verwachting dat als gebruikers niet op het nieuwe systeem zitten te wachten, zij dan in het uitzonderlijke geval dat het systeem mogelijk gebruikt zou kunnen worden dat dan toch niet zullen doen? Zo ja, hoe gaat u met dit gegeven om? Zo nee, waarom niet?
Omdat het gebruik van de NCV niet verplicht is, kunnen gebruikers na de beëindiging van het NN kiezen voor de NCV of geen noodcommunicatie. Hoewel ik van mening ben dat een «last resort» voorziening noodzakelijk is om de continuïteit van de communicatie te garanderen (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval), is en blijft het de eigen verantwoordelijkheid van gebruikers om aangesloten te zijn en hiervan in voorkomend geval gebruik te maken. Via diverse brieven heb ik mijn mening kenbaar gemaakt bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners. Ik merk hierbij op dat het merendeel van de gebruikers heeft aangegeven ook van de NCV gebruik te zullen gaan maken. Ik vertrouw er dan ook op dat de NCV in voorkomend geval daadwerkelijk gebruikt zal worden.
Lopen de kosten van het nieuwe noodnet door de opgelopen vertraging hoger op dan de genoemde 6,5 mln. euro? Zo ja, met hoeveel?
De kosten voor de begeleiding van de migratie zijn vast en bedragen EUR 155 per aansluiting. In deze kosten is voorzien en zijn voor rekening van het ministerie van VenJ. Er is geen sprake van toename van kosten indien de migratie langer duurt dan voorzien.
De kosten voor de realisatie van de nieuwe noodcommunicatievoorziening zijn voor rekening van KPN. Om KPN de mogelijkheid te bieden de kosten voor de NCV-dienst terug te verdienen, heeft de overheid zich contractueel verbonden met KPN gedurende 11,5 jaar.
Hoewel ik mij realiseer dat de NCV niet vaak ingezet zal (behoeven te) worden, biedt het kunnen beschikken hierover zekerheid voor de continuïteit van communicatie. Het ontbinden van de overeenkomst vind ik dan ook zeer ongewenst. Dit zou betekenen dat de continuïteit van de crisisbeheersing in gevaar komt bij uitval van de openbare telecommunicatievoorzieningen. Bovendien kan het aanzienlijke kosten tot gevolg hebben. De totale contractwaarde voor de basisaansluitingen bedraagt voor KPN circa EUR 34,5 mln.
Is het nog mogelijk om helemaal af te zien van een nieuw noodnet? Zo ja, op welke wijze en wat zouden daar de operationele en financiële gevolgen van zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Het bericht dat Nurten Albayrak weer aan de slag mag bij het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat mevrouw Nurten Albayrak weer aan de slag kan bij het COA?1
Deze vragen zijn beantwoord bij brief van 13 januari 2012 (Kamerstuk 33 042, nr. 6).
Wat is uw reactie op de uitspraak van het gerechtshof te Den Haag die dit heeft bepaald?
Zie antwoord vraag 1.
Welke mogelijkheden ziet u om mevrouw Albayrak toch niet terug te laten keren bij het COA, bijvoorbeeld gelet op nieuwe feiten die uit het lopende onderzoek naar het COA naar voren zouden kunnen komen?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer verwacht u genoemd onderzoek af te ronden?
Zie antwoord vraag 1.
De gevolgen van pakketbezuinigingen voor reumapatiënten |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de noodkreet van de reumapatiëntenvereniging over de gevolgen die reumapatiënten dit jaar zullen ondervinden van uw pakketbezuinigingen? Vindt u deze zorgen terecht? Zo nee, waarom niet?1
Ik ga ervan uit dat u doelt op het persbericht «Vergoeding van fysiotherapie 2012» van de Reumabond.2 In dit bericht betoogt de Reumabond dat de betreffende pakketmaatregel een forse toename van kosten oplevert voor mensen met een reumatische aandoening en de goede zorg aan deze patiënten bedreigt.
Op grond van de Zorgverzekeringswet is een interventie van geneeskundige aard een te verzekeren prestatie als deze voldoet aan de stand van wetenschap en praktijk en, bij ontbreken van een zodanige maatstaf, door hetgeen in het betrokken vakgebied geldt als verantwoorde en adequate zorg en diensten. Een interventie is in overeenstemming met «de stand van de wetenschap en praktijk» als aangetoond of aannemelijk is gemaakt dat toepassing ervan tot gezondheidswinst bij patiënten leidt. Daarnaast dient een interventie te voldoen aan de vier pakketcriteria noodzakelijk, effectief, kosteneffectief en uitvoerbaar. Alleen indien aan deze voorwaarden is voldaan is betaling vanuit de basisverzekering (collectieve middelen), waarvoor een beroep op de solidariteit van alle verzekerden wordt gedaan, gerechtvaardigd.
Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft als pakketbeheerder tot wettelijke taak om te beoordelen of een interventie voldoet aan de bovenstaande criteria. Het CVZ heeft onderzoek gedaan naar de vraag of langdurige fysio- en oefentherapie voor bepaalde aandoeningen voldoet aan het wettelijk criterium stand van de wetenschap en praktijk en het pakketprincipe noodzakelijkheid.3 Naar aanleiding van dit onderzoek heeft het CVZ mij geadviseerd een aantal aandoeningen, waaronder zes aandoeningen van het bewegingsapparaat, van de «chronische lijst» te schrappen. Langdurige fysio- en oefentherapie bij de betreffende aandoeningen is niet bewezen effectief. Voor bepaalde vormen van kortdurende fysio- en oefentherapie is het CVZ tot de conclusie gekomen dat deze voor reuma wel bewezen effectief zijn maar dat het aantal behandelingen per behandelepisode niet dusdanig van omvang is, dat sprake is van noodzakelijk te verzekeren zorg. Deze behandelingen kunnen volgens het CVZ voor eigen rekening komen.4
Ik heb het advies van het CVZ gevolgd en de daartoe strekkende wijziging van het Besluit zorgverzekering bij brief van 10 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 689, nr. 327) voorgehangen. De Tweede Kamer heeft met deze wijziging op het terrein van de fysio- en oefentherapie ingestemd.
Deelt u de mening dat voor het stabiel houden van de beperkingen en het bestrijden van pijn en stijfheid bij reumapatiënten, in het bijzonder patiënten met veel gewrichtsschade, scheefstand van gewrichten en vergroeiingen, regelmatige fysiotherapie noodzakelijk is om hen te kunnen laten functioneren in het dagelijkse leven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze voorkomt u dat deze mensen achter de geraniums verdwijnen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Voor zover het de effectiviteit van fysio- en oefentherapie en de toegankelijkheid van de bewezen effectieve vormen van deze zorg betref, verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1. Hieruit volgt dat het niet is aangetoond dan wel aannemelijk is gemaakt dat het uitblijven van langdurige fysio- en oefentherapie tot achteruitgang in de gezondheidstoestand van deze patiënten leidt, en dat de toegankelijkheid van de wel bewezen effectieve vormen van kortdurende fysio- en oefentherapie niet in het geding is.
Overigens zijn er voldoende keuzemogelijkheden voor degenen die een aanvullende verzekering willen afsluiten. De gevallen waarin medische selectie wordt toegepast betreffen voornamelijk de tandverzekeringen en de zeer uitgebreide aanvullende verzekeringen.
Is het niet inconsequent dat enerzijds uw beleid erop gericht is om zoveel mogelijk mensen aan het bewegen te krijgen, terwijl u anderzijds mensen met bewegingsproblemen, zoals reumapatiënten, de mogelijkheid om door te bewegen zo gezond mogelijk te blijven met behulp van een fysiotherapeut, ontneemt? Wilt u uw antwoord toelichten?2
Ik ben het ermee eens dat in beweging blijven belangrijk is, met name ook voor reumapatiënten. Het gaat er echter om of fysio- en oefentherapie de wijze is waarop dit dient te gebeuren, en, voor zover dit een bewezen effectieve vorm van zorg is, of het gerechtvaardigd is om daarvoor een claim op de solidariteit te leggen. In dit kader verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 1.
Indien deze patiënten in beweging willen blijven via fysio- en oefentherapie dan zullen zij dit voor eigen rekening, al dan niet via een aanvullende verzekering, moeten doen. Een alternatief is om zelfstandig in beweging te blijven. Op de website van de Reumapatiëntenbond zijn bijvoorbeeld folders te vinden over bewegen met reuma.7 In deze folders wordt advies gegeven over de sportieve activiteiten die mensen met een bepaalde aandoening kunnen uitvoeren. Bij reumatoïde artritis wordt bijvoorbeeld aangegeven dat recreatief zwemmen en gymnastiekoefeningen goed uitvoerbaar zijn, evenals tai chi en yoga.
Hoe effectief is een beleid dat als gevolg zal hebben dat reumapatiënten die zich geen aanvullende verzekering kunnen veroorloven of hiervoor door verzekeraars worden geweigerd, sneller achteruit zullen gaan en daarmee eerder een beroep zullen moeten doen op zwaardere zorg, ingrepen en hulpmiddelen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het de bedoeling dat reumapatiënten die dankzij de begeleiding van een fysiotherapeut kunnen deelnemen aan de samenleving en de arbeidsmarkt, thuis komen te zitten? Zo nee, hoe zorgt u ervoor dat dit niet gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat in beweging blijven cruciaal is voor reumapatiënten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welk alternatief heeft u voor patiënten die geen regelmatige fysiotherapie meer kunnen krijgen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Geldt de opdracht die artikel 22 van de Grondwet de overheid geeft ook ten aanzien van reumapatiënten? Zo ja, hoe voert u deze opdracht uit? Wilt u uw antwoord toelichten?
Artikel 22 lid 1 van de Grondwet luidt: «De overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid». Ter uitvoering van dit artikel is in Nederland onder meer de Zorgverzekeringswet met de daarbij behorende basisverzekering in het leven geroepen. Deze basisverzekering wordt bekostigd uit collectieve middelen. Met het oog op een – vanuit economisch perspectief – aanvaardbare premie- en belastingdruk worden voorwaarden gesteld aan de vergoeding van zorg vanuit de basisverzekering. Welke voorwaarden dit zijn heb ik in mijn antwoord op vraag 1 reeds aangegeven.
Wat is uw reactie op de menselijke voorbeelden van de gevolgen van uw beleid, zoals verwoord door Trijn de Jong en Anita Sanders? Op welke wijze zouden zij, en de vele patiënten in een vergelijkbare situatie, de gevolgen van uw bezuinigingen op moeten vangen?3
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg Zorgverzekeringswet op 19 januari a.s.? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Bent u tevens bereid eerdere schriftelijke vragen over medische selectie door zorgverzekeraars te beantwoorden voor het algemeen overleg Zorgverzekeringswet?4 Zo nee, waarom niet?
Ja.
Het verdwijnen van bedden bij de GGZ Noord-Holland Noord |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat een flink deel van de bedden bij Geestercogge, (GGZ Noord-Holland Noord (GGZ NHN) afdeling in Schagen) zal verdwijnen?1 Wat is de reden voor de vermindering?
Het feit dat GGZ Noord Holland Noord deze stap zet stemt mij positief. De instelling wil hiermee de ambulante zorg verder ontwikkelen door ook crisishulpverlening thuis aan te bieden, door gebruik te maken van zogenaamde intensive home treatment-teams (IHT). De instelling biedt nog wel de mogelijkheid van een bed (in de kliniek) aan wanneer dit noodzakelijk is. Deze ontwikkeling heeft ertoe geleid dat GGZ Noord Holland Noord in Schagen bedden sluit.
Hoeveel bedden verdwijnen er precies in Schagen en hoeveel bedden verdwijnen in Alkmaar, Den Helder en wellicht op andere plaatsen waar de GGZ NHN bedden heeft?
In het toekomstscenario klinische capaciteit van GGZ Noord Holland Noord wordt een reductie van 22 bedden Zvw (van 169 naar 147) voor eind 2013 beschreven. Deze reductie betreft open opnamebedden en wordt volledig in Schagen gerealiseerd.
De verwachting is dat door verdere uitbreiding van intensieve ambulante hulpverlening voor alle doelgroepen een verdere reductie naar 121 bedden in 2015 mogelijk is. Deze reductie zal dan meer verspreid over de regio plaats vinden.
Kunt u bevestigen dat Geestercogge niet in zijn geheel gaat sluiten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Geestercogge wordt niet in zijn geheel gesloten.
In het gebouw van de Geestercogge is niet uitsluitend een klinische voorziening gehuisvest, maar ook diverse andere teams gericht op ambulante hulpverlening, kortdurende zorg, FACT (Functional Assertive Community Treatment) wijkteams, FACT persoonlijkheidsstoornissen, ouderenpsychiatrie enz. Deze teams blijven gebruik maken van de Geestercogge.
Klopt het dat de GGZ NHN een pand heeft aangekocht om te gebruiken als logeerhuis voor psychiatrisch patiënten, waar geen begeleiding aanwezig is? Zo ja, vindt u dit een wenselijke situatie? Kunt u uw antwoord toelichten? Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) naar deze situatie te laten kijken?
GGZ Noord Holland Noord heeft de beschikking over een pand dat als logeervoorziening wordt ingezet. Het logeerhuis biedt een alternatief voor cliënten, die tijdelijk (enkele weken) niet in hun eigen omgeving kunnen verblijven, zonder dat sprake is van een ernstige psychiatrische crisis waarvoor klinische behandeling noodzakelijk is. Cliënten zorgen daar, eventueel geholpen door mantelzorgers, zoveel mogelijk voor zichzelf en krijgen ambulante behandeling en begeleiding vanuit het IHT of FACT team.
GGZ Noord Holland Noord is al langer met de ontwikkeling bezig om meer ambulante behandeling te bieden bij de mensen thuis. Met deze stap waarbij ook in crisissituaties thuis behandeling wordt geboden, wordt deze ontwikkeling verder uitgebreid. De keuze die de instelling maakt voor meer ambulante zorg in plaats van klinische zorg, past in het door mij voorgestane beleid. Ik ga ervan uit dat de instelling met de opgebouwde ervaring deze ontwikkeling goed ten uitvoer brengt. Ik zie geen aanleiding om de IGZ, anders dan het gebruikelijke toezicht, een opdracht te geven om extra aandacht te besteden aan deze situatie.
Is de financiële positie van de GGZ NHN verslechterd in 2011? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met het jaarverslag 2010, waarin vermeld staat dat «het financiële resultaat zeer bevredigend was»? Zo ja, wat is de oorzaak van de verslechterde financiële positie? Zo nee, waarom schrapt men de bedden?2
De financiële situatie van GGZ Noord Holland Noord in 2011 is niet gewijzigd ten opzichte van 2010. Het is een financieel gezonde instelling, die zich kenmerkt door innovaties gericht op deïnstitutionaliseren, destigmatiseren en het vergroten van zelfredzaamheid en sociale participatie van cliënten. Het reduceren van bedden is het gevolg van de succesvolle ontwikkeling van FACT voor diverse doelgroepen en de introductie van IHT, waardoor cliënten meer in hun eigen omgeving behandeld kunnen worden. De instelling heeft hiervoor de Univé Paladunasuprijs 2010 ontvangen: Beter worden doe je thuis.
Is het feit dat de GGZ NHN is begonnen met crisisbehandeling thuis mede ingegeven door financiële motieven, doordat men voor minder mensen een bed beschikbaar hoeft te stellen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Ik sluit niet uit dat financiële motieven mede een rol hebben gespeeld, maar de ontwikkeling is zeker ook inhoudelijk gemotiveerd. De instelling staat bekend als een koploper in de sector op het gebied van ambulantisering. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 heb beschreven is crisisbehandeling thuis een vervolgstap waarmee de instelling probeert patiënten zolang als mogelijk in hun thuissituatie te houden. De gedachte hierachter is, dat behandeling bij de mensen thuis effectief is.
In hoeverre wordt een crisisbehandeling in een kliniek vervangen door een crisisbehandeling thuis? Wat zijn de voor- en nadelen ten opzichte van elkaar?
De instelling beschrijft de crisisbehandeling thuis als volgt: «IHT komt voort uit de visie van GGZ Noord Holland Noord «Beter worden doe je thuis». De instelling voert hiermee een beleid dat een klinische opname alleen wordt voorgesteld wanneer het niet anders kan.»
Voordelen van crisisbehandeling thuis ten opzichte van de kliniek zijn: de patiënt kan in zijn eigen omgeving blijven en behoudt het contact met familie en zijn of haar omgeving en doordat de patiënt thuis wordt behandeld wordt de omgeving van de patiënt betrokken bij de behandeling. Voor de beschikbare middelen kunnen meer patiënten ambulant worden geholpen.
Crisisbehandeling door middel van intensivering van behandeling wordt op deze wijze als een continuüm aangeboden, waarbij het gebruik van een bed aan het einde van het continuüm altijd mogelijk is.
Doordat er altijd een bed op de achtgrond beschikbaar is zijn er voor de patiënt niet echt nadelen te benoemen.
Op welke wijze volgt u de werkwijze met crisisbehandeling in huis en de behaalde resultaten tot nu toe? Kunt u uw antwoord toelichten?
De continuïteit en kwaliteit van zorg aan cliënten moeten gewaarborgd zijn. Het bestuur van de betreffende zorginstelling is hiervoor primair verantwoordelijk. Ik ben daarom niet van plan om deze nieuwe manier van behandelen van dichtbij te volgen.
Er zijn in de zorg ontwikkelingen gaande bij vele specialismen die door professionals in de zorg worden ingezet. Wanneer een ontwikkeling als deze succesvol blijkt, kan deze voor het veld als veldnorm gaan gelden.
In de langdurige zorg is met FACT teams inmiddels veel ervaring opgedaan, met de crisisbehandeling thuis wordt intensievere zorg bij de patiënt aan huis gegeven waarmee een ontwikkeling in meer ambulante zorgverlening wordt vorm gegeven.
In het Verenigd Koninkrijk is al jarenlang ervaring met CRHT (Crisis Resolution en Home Treatment), waar de IHT op gebaseerd is. Niet alleen is daardoor in diverse regio’s het aantal bedden gereduceerd maar tevens bleek de cliënttevredenheid hoog.
Garandeert u dat alle mensen in de regio Noord-Holland Noord die psychiatrische hulp nodig hebben, of dat nu in de vorm is van een paar nachtjes een time-out of een gesloten opname, de juiste vorm van opvang en hulp zullen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik bij de beantwoording van vraag 8 ook heb gemeld, ligt de eerste verantwoordelijkheid bij het bestuur van een instelling om de continuïteit en kwaliteit van zorg te waarborgen. Als er signalen komen dat aan zorgverlening tekort wordt geschoten, zal ik de IGZ vragen een onderzoek in te stellen.
Erkent u dat het schrappen van bedden in tijden van bezuinigingen de suggestie wekt dat het schrappen ingegeven is door financiële belangen? Op welke wijze staat het belang van goede behandeling van de patiënten voorop? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het schrappen van bedden in tijden van bezuiniging is niet per definitie een gevolg van financiële belangen, maar meer doelmatigheid en betere kwaliteit sluiten elkaar ook niet uit. GGZ Noord Holland Noord kiest voor zoveel als mogelijk ambulante behandeling en pas een opname wanneer dat nodig is. Ik verwijs u in dit verband ook naar mijn antwoorden op de vragen 4 en 6.
Het tekort aan MDL-artsen |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Jeroen Bosch Ziekenhuis stelt opnamestop in»?1
In een brief aan verwijzers bericht het ziekenhuis dat de MDL-maatschap tot dit besluit is gekomen omdat zij kampt met een tekort aan MDL-artsen. Dat heeft geleid tot overbelasting op de poli en de scopie-afdeling, waardoor goede zorg in het gedrang dreigt te komen. Inmiddels is een actieplan opgesteld, dat voorziet in het werven van nieuwe artsen enerzijds en het vergroten van de efficiency op de afdeling anderzijds.
Verwijzend artsen wordt verzocht uitsluitend de meest urgente MDL-patiënten door te verwijzen en de overige patiënten door te verwijzen naar een ander ziekenhuis. Het Jeroen Bosch Ziekenhuis geeft aan de omringende ziekenhuizen over de maatregel te hebben geïnformeerd.
Hoewel het natuurlijk geen prettig bericht is om te lezen, is het verwachtingsmanagement van het ziekenhuis zo wel op orde. Net als bij lange wachttijden, kunnen verzekerden in zo’n geval informeren bij de afdeling wachtlijstbemiddeling van hun zorgverzekeraar naar andere ziekenhuizen die deze zorg wel tijdig kunnen leveren en daarbij eventueel om wachtlijstbemiddeling vragen.
Het ziekenhuis zelf verwacht op de vraag te kunnen inspelen door formatieverruiming en efficiencyverbetering.
Is al bekend hoelang de opnamestop gaat duren? Is de Inspectie van deze opnamestop op de hoogte gesteld? Zo nee, waarom niet?
De inspectie is door de raad van bestuur op de hoogte gesteld van de capaciteitsproblemen. Het is op dit moment niet te voorspellen hoelang de opnamebeperkingen van kracht zullen blijven.
Vindt u een opnamestop de juiste oplossing voor het artsentekort, Deelt u de mening dat er naar alternatieven gezocht had moeten worden, waardoor patienten niet benadeeld worden?
Op zich ben ik er geen tegenstander van als ziekenhuizen aan helder verwachtingsmanagement doen. Het ziekenhuis neemt in mijn ogen proportionele maatregelen, door geen absolute opnamestop in te stellen om zo de toegang van urgente MDL problematiek veilig te stellen. In de brief aan de zorgverleners in de regio benoemt het ziekenhuis verder verschillende alternatieve maatregelen, zoals inschakelen van de interne geneeskunde en verbetering van de efficiency waardoor de gevolgen van een eventueel artsentekort kunnen worden opgevangen. Zie ook mijn antwoord opvraag 1.
Klopt het dat er een landelijk tekort is aan MDL-artsen? Hoeveel MDL-artsen zijn er momenteel in opleiding?2
In het Capaciteitsplan 20103 wordt over het specialisme maag-darm-leverziekten opgemerkt dat momenteel nog sprake is van onvoldoende aansluiting van vraag en aanbod, van gemiddeld lange wachtlijsten en wachttijden en van een groot aantal structurele en onvervulbare vacatures. Dit duidt op een landelijk tekort aan MDL-artsen. Daarom zijn de afgelopen jaren flink meer nieuwe opleidingsplaatsen voor dit specialisme beschikbaar gesteld (een stijging van rond de 20 bij de start van het Opleidingsfonds in 2007, naar 37 in 2012). Volgens het Capaciteitsplan, dat de situatie per 1 januari 2010 weergeeft, waren per die datum 163 artsen in opleiding tot specialist maag-darm-leverziekten (aios MDL). Uit recente informatie van het Capaciteitsorgaan blijkt dat dat aantal sindsdien is gestegen naar 184 aios op 1 januari 2011 en volgens voorlopige cijfers naar 197 aios op 1 januari 2012. De komende jaren zal dat een stijging van het aantal werkzame MDL-artsen te zien gaan geven.
Hoe luidde het advies van het Capaciteitsorgaan ten aanzien van de opleidingsplaatsen voor MDL-artsen voor 2012? Is dit advies opgevolgd?
Het Capaciteitsorgaan adviseert een minimale instroom in de opleiding tot MDL-arts van 33 aios en een maximale instroom van 37 aios. Voor 2012 is het maximumadvies van 37 aios overgenomen.
Heeft het tekort aan MDL-artsen consequenties voor de invoering van de darmkankerscreening?
Nee. Met een krapte in de capaciteit aan MDL-artsen is bij de besluitvorming over een bevolkingsonderzoek naar darmkanker rekening gehouden 4. Zoals in de antwoorden op de vragen 4 en 5 is toegelicht, zal de capaciteit groeien. Daarom wordt de screening gefaseerd ingevoerd tussen 2013 en 2019. Mochten er gedurende die invoering toch grote problemen ontstaan, dan heb ik de mogelijkheid om de uitrol te vertragen.
De zorgaanbieders zullen aanvullende maatregelen, als taakherschikking en een efficiëntere uitvoering, moeten inzetten om voldoende capaciteit te creëren om het vervolg op de screening verantwoord op te vangen.
Wanneer wordt eindelijk de numerus fixus geafschaft?
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werken gezamenlijk aan de brief van het kabinet over de uitwerking van de passage in het regeerakkoord over de numerus fixus en de vraag naar een kwart meer artsen in 2025. Naar verwachting wordt de brief in het voorjaar van 2012 aan u aangeboden.
De storing in het OV-chipkaartsysteem op maandag 9 januari 2012 |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Welke storing heeft zich maandag 9 januari 2012 en (mogelijk een deel van) dinsdag 10 januari 2012 voorgedaan bij het OV-chipkaartsysteem, waardoor reizigers hun abonnementen niet konden opladen en daardoor in de problemen kwamen?
TLS heeft mij laten weten dat de oorzaak van de storing op maandag 9 januari 2012 gelegen was in de software van het centrale systeem dat de ophaalautomaten aanstuurt. Hierdoor konden reizigers die dag in veel gevallen geen saldo en reisproducten ophalen bij een ophaalautomaat. Het ging hierbij om saldo en reisproducten die waren gekocht in de webwinkel op www.ov-chipkaart.nl of bij vervoerders.
Overigens was het in- en uitchecken met de OV-chipkaart volgens TLS wel gewoon mogelijk. Dat gold ook voor het opladen van saldo op de OV-chipkaart dat met contant geld of pinpas bij een oplaadautomaat was gekocht.
Kunt u een indicatie geven hoeveel reizigers bij verschillende vervoerders gedupeerd zijn door deze storing, op welke wijze zij gedupeerd zijn en of deze reizigers naast overlast ook financiële schade hebben geleden?
Door de storing moesten sommige reizigers op saldo tegen vol tarief reizen, terwijl zij een abonnement of een kortingsproduct hadden gekocht. Volgens TLS gaat het om 4 500 reizigers. Deze reizigers worden voor het teveel betaalde reisgeld automatisch door TLS gecompenseerd. TLS heeft de houders van een persoonlijke OV-chipkaart die die dag op saldo hebben moeten reizen inmiddels per brief geïnformeerd over de compensatieregeling. TLS heeft aangegeven dat de compensatie ook geldt voor reizigers met een anonieme OV-chipkaart. Deze reizigers ontvangen geen brief omdat de persoonsgegevens van deze reizigers niet bij TLS bekend zijn. Zij worden via de website www.ov-chipkaart.nl/vergoeding geïnformeerd wanneer zij het bedrag kunnen ophalen bij een ophaalautomaat.
Daarnaast hebben sommige reizigers een (duurder) papieren kaartje gekocht. TLS heeft mij laten weten dat ook deze mensen de extra gemaakte kosten gecompenseerd krijgen. Zij kunnen de kosten declareren met een formulier
dat op www.ov-chipkaart.nl/vergoeding staat.
Wie houdt u verantwoordelijk voor deze storing en bent u van plan actie te ondernemen om herhaling te voorkomen?
Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven, heeft TLS mij laten weten dat de oorzaak van de storing op maandag 9 januari 2012 gelegen was in de software van het centrale systeem dat de ophaalautomaten aanstuurt. TLS is verantwoordelijk voor het beheer van dit systeem en is daarmee dan ook verantwoordelijk voor de storing.
TLS geeft aan dat de inspanningen, naast het oplossen van de storing, gericht zijn op vervolgacties zoals oorzaakanalyse en evaluatie. Hiervoor is ook externe ondersteuning ingeschakeld. Ik zal dit proces nauwlettend volgen en TLS vragen om mij op de hoogte te houden van de bevindingen en resultaten uit dit traject. Afhankelijk van de uitkomsten hiervan, zal ik bezien of verdere actie van mij noodzakelijk is.
Bent u van mening dat reizigers in elk geval financieel schadeloos gesteld zouden moeten worden? Zo ja, door wie?
Ja. Kortheidshalve verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om de door u genoemde «kwartiermaker», die namens u nog steeds werkt aan een zogenaamde «Permanente Structuur» om de verschillende partijen die met de OV-chipkaart te maken hebben tot samenwerking te dwingen1, te vragen met spoed een protocol te (laten) ontwikkelen waardoor reizigers standaard gecompenseerd worden in dit soort situaties, zonder het risico gemangeld te worden tussen Trans Link Systems (TLS) en de vervoerders? Zo nee, waarom niet?
Het ontwikkelen van een protocol waardoor reizigers standaard gecompenseerd worden in dit soort situaties beschouw ik als een belangrijk onderdeel van een goed functionerend OV-chipkaartsysteem. Ook ANWB en Rover pleiten voor het opstellen van scenario’s voor storingen in het OV-chipkaartsysteem op landelijk niveau en op bedrijfsniveau. Volgens beide organisaties moet het doel zijn dat reizigers en OV-personeel snel en adequaat worden geïnformeerd, zodat zij handelingsperspectief hebben. Dit onderschrijf ik. Ik zal TLS en de vervoerders dan ook verzoeken om dit, in samenwerking met de consumentenorganisaties, zo spoedig mogelijk nader uit te werken en mij hierover te informeren.
Het artikel 'Animo onder jongeren voor rijles met 16,5 jaar valt tegen' |
|
Sander de Rouwe |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Animo onder jongeren voor rijles met 16,5 jaar valt tegen»?1
Ja.
Klopt het dat er minder animo onder jongeren is voor het halen van het vroege rijbewijs dan verwacht? Wat zijn hiervan de gevolgen en oorzaken?
Zoals u weet heb ik met het CBR afgesproken dat zij voor 2toDrive een instroommodel hanteren. Zij nemen, rekening houdend met het actueel aantal reserveringen voor praktijkexamens, gefaseerd extra examinatoren aan. Zij realiseren hiermee medio 2012 de benodigde maximumcapaciteit van 800 examens per week. In januari 2012 heeft het CBR capaciteit begroot voor zo’n 400 examens en toetsen voor 2toDrive kandidaten. Momenteel zijn er voor januari ruim 370 examens en toetsen gereserveerd. Ik vind het twee maanden na de start van 2toDrive nog te vroeg om conclusies te trekken over de animo bij jongeren voor 2toDrive. Ik concludeer op grond van het bovenstaande wel dat het aantal kandidaten voor 2toDrive toeneemt en dit aantal zich conform verwachting ontwikkelt.
Hoeveel jongeren hebben inmiddels examen gedaan en met welke slagingspercentages? Hoeveel examens zijn inmiddels aangevraagd? Is dit conform de verwachtingen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat voor het slagen van het experiment en het verbeteren van de verkeersveiligheid een grote deelname van jongeren zeer gewenst is?
Ik deel uw opvatting dat een hoog aantal deelnemers gewenst is voor het slagen van het experiment en het verbeteren van de verkeersveiligheid. Zoals ik bij vraag 2 en 3 heb aangegeven, verloopt de instroom van kandidaten in het experiment 2toDrive conform verwachting. Ik zie momenteel dan ook geen aanleiding om extra maatregelen te nemen. Een te hoog aantal deelnemers heeft immers als nadeel dat de reserveringstermijnen voor de examens bij het CBR oplopen. Uiteraard houd ik goed vinger aan de pols. Mocht het aantal kandidaten in de loop van het experiment afnemen, bezie ik of ik aanvullende maatregelen neem door bijvoorbeeld TeamAlert te vragen om extra communicatiemiddelen richting de jongeren in te zetten.
Onderneemt u nadere stappen om deelname aan het experiment begeleid rijden te vergroten? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om jongeren die voor de startdatum 17 jaar zijn geworden alsnog toe te laten in het experiment «2todrive»?
Er zijn twee redenen waarom ik deze groep niet alsnog de mogelijkheid biedt om het praktijkexamen bij het CBR op de leeftijd van 17 af te leggen. Allereerst omwille van de verkeersveiligheid. Ik verwacht dat deze jongeren met het behaalde rijbewijs nauwelijks tot niet onder begeleiding zullen rijden, maar vanaf de 18e verjaardag meteen zelfstandig gaan rijden. Dat terwijl we weten: hoe jonger, hoe onveiliger. De eerste maanden na het behalen van het rijbewijs zijn het meest risicovol. Het toelaten van alle 17 jarigen staat daarmee haaks op de doelstelling van 2toDrive: via het opbouwen van rijervaring voordat men zelfstandig gaat rijden verbeteren van de verkeersveiligheid onder jonge beginnende bestuurders. Vandaar dat ik de examenleeftijd voor deze groep op 18 jaar laat. De tweede reden is de capaciteit bij het CBR. We weten dat momenteel zo’n tienduizend jongeren die op de startdatum al 17 jaar waren, reeds rijles volgen. Zoals u in mijn antwoord op vraag 2 en 3 kunt zien, leidt het toelaten van deze grote groep tot het oplopen van de reserveringstermijnen bij het CBR en past dit niet bij de afspraken die hierover met het CBR zijn gemaakt. Zoals ik u eerder heb aangegeven is het verder tijdelijk uitbreiden van de capaciteit bij het CBR voor het afnemen van examens van deelnemers aan 2toDrive een onacceptabel financieel risico voor het CBR, omdat voor deze examinatoren na afloop van het eerste jaar van het experiment geen werk is in het regulier afnameproces.
Heeft u kennisgenomen van het artikel: «Voetbaltuig verstoort wedstrijd voor zieken»?1
Ja.
Is het waar dat «doorgesnoven» en «ladderzatte» hooligans de benefietwedstrijd ten behoeve van kinderen met ernstige ziektes tussen IJsselmeervogels en Feyenoord van afgelopen zaterdag hebben verstoord? Hoe beoordeelt u deze gebeurtenis mede in het kader van het actieplan «Voetbal en Veiligheid en eerdere wantoestanden rond (amateur)wedstrijden?
Het politiekorps Utrecht heeft mij meegedeeld dat enkele honderden Feyenoord-supporters de voetbalwedstrijd IJsselmeervogels-Feyenoord hebben bezocht, waarvan ongeveer 100 supporters als «harde kern» konden worden aangemerkt. Uitbaters van een aantal lokale cafés verklaarden aan de politie dat behalve alcohol door diverse supporters drugs waren gebruikt voor de wedstrijd. De betreffende groep van ongeveer 100 supporters is gezamenlijk het stadion in gegaan. Hun gedrag in het stadion hield vooral in dat zij leuzen scandeerden. Een kwartier voor het einde van de wedstrijd is deze groep vertrokken. Het evenement is volgens het korps niet verstoord door deze groep. Dit is ook de conclusie uit de persverklaring van de VV IJsselmeervogels van 12 januari 2012 (zie www.vvijsselmeervogels.nl).
Met het in mijn brief van 21 december 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 25 232, nr. 59) aangekondigde Landelijke actieplan Voetbal en Veiligheid wil ik ervoor zorgen dat incidenten rondom betaald voetbalwedstrijden worden teruggedrongen. Tevens wil ik bevorderen dat de betrokkenen voetbal een feest laten zijn.
Kunt u uitleggen hoe het mogelijk is dat hooligans met een stadionverbod aanwezig zijn bij een benefietwedstrijd terwijl al eerder bekend was dat deze hooligans van plan waren rellen te schoppen tijdens dit evenement?
De organisator van een voetbalwedstrijd is primair verantwoordelijk voor de veiligheid en een ordelijke gang van zaken in het stadion. De verantwoordelijkheid voor het handhaven van de openbare orde berust bij de politie. Gelet op het karakter van het evenement en de beschikbare informatie waren door de organisator geen maatregelen genomen om supporters bij de ingang van het stadion tegen te houden. Er vond evenmin een veiligheidsfouillering door de stadionbeveiliging plaats. Wel waren enkele stewards aanwezig. Door de organisator van het evenement is geen beroep gedaan op de politie.
Volgens het politiekorps Utrecht was vooraf geen gevalideerde informatie beschikbaar waaruit kon worden opgemaakt dat «harde kern»-supporters van enige club de wedstrijd zouden willen bezoeken of verstoren. Toen onverwachts de komst bleek van ongeveer 100 «harde kern»-supporters, waarvan het gedrag onvoorspelbaar is, is door de politie de beslissing genomen de ME op te roepen om indien nodig adequaat te kunnen reageren op eventuele ordeverstoringen.
Onmiddellijk voorafgaand aan het moment dat de Feyenoord-supporters het stadion betraden bleek, op signalering van politiepersoneel van korps Rotterdam-Rijnmond, dat onder hen personen aanwezig waren met een stadionverbod. Het was voor de politie inclusief de ME niet mogelijk, gezien de infrastructurele voorzieningen van het stadion, om deze personen te scheiden van de totale groep.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 9.
Waarom ontkende de politie in eerste instantie dat de inzet van de ME voor, tijdens en na de benefietwedstrijd te maken had met de toeloop van het grote aantal aanwezige supporters, en niet met de aanwezigheid van een grote groep hooligans in het centrum van Spakenburg en op het terrein van voetbalvereniging IJsselmeervogels?
De politie heeft naar aanleiding van een twitterbericht van RTVUtrecht ontkend dat er rellen in Bunschoten zouden zijn. De paraat gehouden ME is niet ingezet.
Waarom werd niet ingegrepen door de ME op deze hooligans toen het sportpark van IJsselmeervogels werd bestormd zonder betaling en fouillering en de kantine van voetbalvereniging IJsselmeervogels werd vernield?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat hooligans met een stadionverbod niet alleen bij reguliere wedstrijden, maar ook bij benefietwedstrijden en andere vriendschappelijke wedstrijden geweerd moeten worden? Zo nee, waarom niet?
Als de KNVB een civielrechtelijk stadionverbod oplegt, geldt dat al landelijk ten aanzien van alle soorten wedstrijden waarvan minstens één deelnemende club een betaald voetbalclub is.
De Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (Wmbveo) biedt andere instrumenten. Als er ernstige vrees bestaat dat een persoon die herhaaldelijk de openbare orde heeft verstoord wederom de openbare orde zal gaan verstoren, kan de burgemeester van de gemeente waar de (vriendschappelijke) wedstrijd wordt gehouden aan die persoon een gebiedsverbod, en/of een (intergemeentelijke) meldplicht of een groepsverbod opleggen. Deze wet wordt op dit moment vervroegd geëvalueerd en aan de hand van de uitkomsten daarvan zal ik bezien of, en zo ja, hoe deze wet aanpassing behoeft.
Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 3.
Biedt de Voetbalwet voldoende mogelijkheden om hooligans met een stadionverbod bij (vriendschappelijke) wedstrijden weg te houden? Zo ja, waarom waren zij dat toch aanwezig bij deze wedstrijd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid de Voetbalwet dusdanig aan te passen dat relschoppers met een stadionverbod voortaan ook geweerd worden bij andere (amateur)voetbalwedstrijden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid actie te ondernemen om de gedupeerde organisator (Thomas van de Groep memorial) materieel te compenseren voor het door hooligans aangedane leed? Zo ja, bent u van plan deze compensatie te verhalen op de betrokken hooligans dan wel andere sancties op te leggen? Zo nee, waarom niet?
Volgens de in mijn antwoord op vraag 2 genoemde persverklaring van de VV IJsselmeervogels bestaat de schade aan de kantine uit een gesneuvelde spiegel en een handdoekenautomaat in het toilet. Ik ga ervan uit dat de voetbalvereniging in staat is zelf de schade vergoed te krijgen.
Het bericht dat het kabinet wil bezuinigen op de zorg voor mensen met een laag IQ |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Deelt u naar aanleiding van de berichten «Korten op mensen met laag IQ is dom» en «Pa aan de drank, ma zwakbegaafd» de zorg dat mensen met een laag IQ (tussen de 85 en 70) tussen wal en schip vallen als de voorgenomen bezuiniging op deze kwetsbare groep vanaf 2013 doorgaat?1
In de programmabrief Hervorming Langdurige Zorg (TK 2010–2011, 30 597, nr. 186) heb ik, om verschillende redenen, aangekondigd de «IQ-maatregel» met 1 jaar uit te stellen tot 1 januari 2013. Het gaat bij de groep cliënten met een IQ tussen 70 en 85 om kwetsbare mensen. Ik beraad mij hoe deze maatregel invulling kan krijgen. Hierbij blijft het uitgangspunt dat de maatregel een structurele opbrengst van € 250 miljoen moet opleveren.
Bent u bereid in het toegezegde onderzoek naar de invulling van deze bezuiniging de volgende punten te betrekken:
Er is geen sprake van een onderzoek. Als aangegeven onder vraag 1 bezie ik hoe de maatregel invulling kan krijgen. In genoemde programmabrief heb ik aangegeven dat ik de tijd gebruik om onder andere te bekijken hoe de toestroom naar intramurale zorg kan worden beperkt en hoe uitbreiding van intramurale capaciteit voor deze groep cliënten kan worden voorkomen.
Worden patiënten- en cliëntenorganisaties, zorgprofessionals en wetenschappers bij het voorgenomen onderzoek betrokken? Zo nee, wilt u dat alsnog doen? Zo nee, waarom niet?
In het afgelopen jaar zijn expertmeetings georganiseerd en is er met veel deskundigen uit het veld en wetenschappers gesproken. Daarnaast heeft het CVZ een uitvoeringstoets uitgevoerd op de maatregel zoals opgenomen in het Regeer- en Gedoogakkoord. Mede op grond van de inzichten die ik heb verkregen uit de expertmeetings en de uitvoeringstoets van het CVZ heb ik besloten de IQ-maatregel met 1 jaar uit te stellen en mij nader te beraden.
Kunt u toezeggen dat indien uit het onderzoek blijkt dat bovengenoemde effecten negatief uitpakken, de voorgenomen bezuiniging wordt teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
Als toegezegd doe ik u periodiek verslag in mijn voortgangsrapportages over de hervorming van de langdurige zorg. De tweede voortgangsrapportage zal ik u dit voorjaar toesturen.
Het gegeven dat NWO en FOM een tafel hebben gekocht bij een fundraising-diner van Museum Boerhave |
|
Anne-Wil Lucas-Smeerdijk (VVD), Bart de Liefde (VVD) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het fundraising-diner van Museum Boerhave en het feit dat NWO1 en FOM2 daar voor € 2500 een tafel hebben gekocht?
Ja. In het kader van (bestaande) samenwerking tussen NWO en Museum Boerhaave, met als doel jongeren te enthousiasmeren voor wetenschap en techniek, heeft Museum Boerhaave voor het benefietdiner aan NWO een aantal plaatsen aangeboden. Om meer stakeholders bij het gesprek over wetenschap en wetenschapscommunicatie te betrekken heeft NWO ervoor gekozen een aantal relaties voor dit diner uit te nodigen. De plaatsen aan het benefietdiner hebben NWO en FOM, i.c. een NWO-stichting waaronder AMOLF ressorteert, tezamen een bedrag van € 2082,50 gekost.
Deelt u de mening dat het bijzonder vreemd is dat twee organisaties die volledig door het ministerie van Onderwijs, Culuur en Wetenschap worden gefinancierd, geld besteden aan een fundraising-diner voor een museum dat door het beleid van datzelfde ministerie meer in zijn eigen inkomsten moet gaan voorzien?
Ja. Het beleid is gericht op grotere private bijdragen, zowel in de cultuursector als in het wetenschapsbestel. In de cultuursector is het kunnen beschikken over voldoende private middelen een belangrijke voorwaarde voor de voortzetting van de publieke financiering. Het genereren van deze middelen is de verantwoordelijkheid van deze organisaties zelf. Het past daarbij niet dat andere publiek-gefinancierde organisaties voor dit doel uit publieke bron verkregen middelen inzetten. NWO is zich hiervan bewust en heeft mij laten weten erop toe te zullen zien dat in de toekomst geen NWO-middelen meer zullen worden ingezet voor het genereren van private bijdragen voor andere uit publieke middelen gefinancierde organisaties.
Welke afspraken zijn met de beide organisaties gemaakt over de verantwoording van besteding van middelen? Is er bijvoorbeeld een afspraak dat uitgaven altijd doelmatig besteed moeten worden en dus het doel van beide organisaties moeten dienen?
De verantwoording van de uitgaven van NWO is geregeld in artikel 25 van de NWO-wet. NWO dient gelijktijdig met het jaarverslag de jaarrekening in. Vaststelling van de jaarrekening behoeft vervolgens de goedkeuring van de betrokken bewindspersoon. In artikel 26 van de NWO-wet is voorzien in de mogelijkheid van terugvordering ingeval van ondoelmatige besteding. NWO is een zelfstandig bestuursorgaan en zij heeft een grote mate van autonomie in de bestedingen. Een keer in de vier jaar stelt de organisatie een strategisch plan op, waarop de verantwoordelijke bewindspersoon vervolgens een reactie geeft. Jaarlijks voer ik een bestuurlijk overleg met NWO.
Beschouwt u deze uitgaven voor een fundraising-diner als een «doelmatige besteding van overheidsmiddelen»? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u voornemens dit geld terug te vorderen?
Ik beschouw de uitgaven voor het fundraising-diner niet als doelmatige besteding van overheidsmiddelen. Voorts deel ik de mening dat publieke instellingen een grote verantwoordelijkheid dragen voor de doelmatige besteding van hun middelen. Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, zal NWO erop toezien dat NWO-middelen niet meer voor dit soort doeleinden worden ingezet. Mede gelet op de geringe omvang van het bedrag zie ik daarom af van terugvordering.
Deelt u de mening dat volledig door de overheid, en dus de belastingbetaler, gefinancierde instellingen een grote verantwoordelijkheid hebben ten aanzien van de besteding van die middelen en dat hier in dit geval te lichtvaardig mee is omgegaan?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht 'Stichting bepleit platform voor windmolens |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stichting bepleit platform voor windmolens»?1
Ja.
Klopt het beeld in dit bericht dat het Rijk binnen de rijkscoördinatieregeling naar eigen inzicht locaties bepaalt zonder enig overleg met gemeenten en/of provincies?
Nee.
Op welke wijze gaat het Rijk te werk als een project eenmaal binnen de rijkscoördinatieregeling valt? Vindt er communicatie plaats met het lokale bestuur en de bewoners?
Op grond van de wet is de Rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing op windenergieprojecten van 100 MW of meer. Dit betekent samengevat dat het Rijk verantwoordelijk is voor de ruimtelijke besluitvorming (het inpassingplan) en de coördinatie van de vergunningaanvragen ten behoeve van een dergelijk grootschalig windproject, alsmede de voorbereiding van die besluitvorming. In het kader van de voorbereiding vindt overleg plaats met de betrokken gemeenten en provincie(s). De RCR mikt op versnelling van de besluitvorming, maar wel met inachtname van de benodigde zorgvuldigheid. Voor het inpassingsplan geldt onder meer dat er voldaan moet zijn aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. Momenteel wordt per project een gecombineerd plan- en besluit-MER opgesteld. Bij de start van de MER-procedure wordt een informatieavond georganiseerd voor bewoners en andere geïnteresseerde organisaties, waarin onder meer het proces en de inspraakmogelijkheden worden toegelicht.
Om in de toekomst niet steeds per locatie een afweging te hoeven maken wordt ook gewerkt aan een Rijksstructuurvisie Wind op Land.
Op basis van de resultaten van het MER-onderzoek en eventueel andere benodigde onderzoeken wordt door het Rijk een afweging gemaakt welke uitmondt in een ontwerp inpassingsplan. Hierover en over de vergunningaanvragen, vindt bestuurlijk overleg plaats met betrokken gemeenten en provincie. Op zowel de gecombineerde MER resultaten als op het ontwerp rijksinpassingsplan is inspraak mogelijk. De besluitvorming over de vergunningverlening en het inpassingsplan vindt gelijktijdig plaats. Hiertegen staat bezwaar en beroep bij de Raad van State open.
Klopt het dat de provincie Groningen eenderde van de nationale doelstelling voor haar rekening moet nemen? Zijn de locaties hiervoor reeds bekend?
Nee, dit is niet juist. Er zijn met de provincies geen afspraken gemaakt over hoe de nationale doelstelling wordt verdeeld over de provincies. Er is dus geen sprake van een dergelijke verplichting voor de provincie Groningen. Wel wordt er, in samenspraak met de provincies, gewerkt aan een concept Rijksstructuurvisie Wind op Land die na totstandkoming het kader zal vormen voor de RCR.
U bent hier eerder over geïnformeerd door de Minister van Infrastructuur en Milieu met een brief van 14 juni 20112 betreffende de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De belangrijkste reden voor de Rijksstructuurvisie Wind op Land is het concentreren van voorziene grote windparken op land in een beperkt aantal gebieden.
De Rijksstructuurvisie Wind op Land bevindt zich nog in de fase van voorbereiding. Ten behoeve van de besluitvorming over de structuurvisie zal een MER-onderzoek moeten worden uitgevoerd. Op dit moment wordt in overleg met onder meer de provincies nagedacht over de vraag welke gebieden in aanmerking komen om in het MER te bestuderen, zodat een afweging gemaakt kan worden welke gebieden daadwerkelijk geschikt zijn voor grootschalige windenergie. Besluitvorming over de daadwerkelijk in de (ontwerp-)structuurvisie op te nemen gebieden vindt pas plaats na afronding van het MER-onderzoek en andere onderzoeken met betrekking tot haalbaarheid van grootschalige windenergie.
Naast het bovenbeschreven traject voor de Rijksstructuurvisie Wind op Land hebben diverse marktpartijen een melding gedaan in het kader van de Elektriciteitswet/RCR, o.a. in Groningen. Deze projecten bevinden zich alle in de beginfase en dat betekent dat er nog geen sprake is van (definitieve) besluitvorming over omvang en locatie van de parken. Ook hier vloeit dus (nog) geen taakstelling voor de provincie Groningen uit voort.
Daar in Groningen met name het project bij Veendam langs de N33 veel weerstand ondervindt wat is op dit moment de laatste stand van zaken met betrekking tot deze situatie?
Gelet op de omvang van 120 MW of meer van het beoogde windpark N33 in de gemeenten Veendam en Menterwolde is de RCR op dit project van toepassing. In het kader van het RCR-proces heeft van 14 oktober tot en met 24 november de conceptnotitie Reikwijdte en Detail voor het op te stellen MER ter inzage gelegen. Tevens heeft de Commissie voor de m.e.r. op 22 december jl. een advies over de notitie Reikwijdte en Detail van het MER uitgebracht. Op dit moment zijn we bezig met de beoordeling en verwerking van de zienswijzen en het advies van de Commissie voor de m.e.r. en ik verwacht op grond daarvan uiterlijk begin februari de definitieve notitie te kunnen vaststellen. Daarna zal het MER-onderzoek conform de definitieve notitie Reikwijdte en Detail worden uitgevoerd. Dit MER-onderzoek zal naar verwachting niet eerder dan eind dit jaar worden afgerond. Ook hier is dus nog geen sprake van besluitvorming, maar van voorbereiding van besluitvorming.
Overigens is de beoogde locatie voor het windpark N33 opgenomen in het Provinciaal Omgevingsplan 3 (POP 3). Het project kan daarmee op instemming van de provincie rekenen. De betreffende gemeenten zijn geen voorstander van het project.
Wordt er binnen de rijkscoördinatieregeling ook gekeken naar alternatieven specifiek voor de situatie in Groningen? Zo ja, welke alternatieven zijn er? Zo nee, waarom niet?
Ja. Binnen het plan MER voor een concreet initiatief worden alternatieve locaties onderzocht. Omdat er nog geen plan-MERren voor RCR-windprojecten lopen, zijn er ook nog geen alternatieve locaties in beeld. Wel zijn er voor het windpark N33 in de zienswijzen alternatieve locaties aangedragen die zullen worden meegenomen in het MER-onderzoek.
Wat is uw reactie op een initiatief als van de Stichting Energy Valley bepleit de oprichting van een platform voor windmolens om invloed uit te oefenen op de planvorming van de rijkscoördinatie?
De Rijksstructuurvisie Wind op Land geeft straks duidelijkheid over de gebieden die in aanmerking komen voor de realisatie van grootschalige windenergie en biedt een ruimtelijk kader voor grote windparken. Daarmee wordt invulling gegeven aan de opdracht voor het platform waar de Stichting Energy Valley voor pleit.
Mogelijke militaire aankopen door Griekenland van miljarden euro's |
|
Geert Wilders (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat Griekenland voor meer dan € 10 miljard aan wapeninkopen wil doen?1
Ja.
Is het waar dat Griekenland voornemens is om, indien zij opnieuw geld uit het noodfonds ontvangt, voor € 4 miljard gevechtsvliegtuigen te kopen, voor nog eens € 4 miljard fregatten te kopen, voor € 2 miljard duikboten te kopen en voor € 400 miljoen patrouilleboten te kopen?
Volgens de Griekse overheidsbegroting voor 2012 zal Griekenland dit jaar € 1 mld. besteden aan defensie-investeringen, waaronder ook wapenaankopen. Hiervan gaat € 400 mln. naar oude contractuele verplichtingen. Er blijft € 600 mln. over voor eventuele nieuwe verplichtingen, waaronder ook aankoop van munitie. De Griekse begroting wordt in algemene zin steeds door de de «Trojka» van IMF/EC/ECB gecontroleerd. Er is mij geen informatie bekend dat er plannen zijn voor militaire aankopen van bovengenoemde omvang. Mocht deze berichtgeving kloppen dan ga ik ervan uit dat de «Trojka» niet akkoord gaat met deze uitgaven.
Indien de berichtgeving waar is, deelt u dan de mening dat het onaanvaardbaar is dat een land, dat zo goed als failliet is en aan het geldinfuus ligt (ook van Nederland), voor meer dan € 10 miljard aan wapeninkopen wil gaan doen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid een en ander te verifiëren en, indien de berichtgeving klopt, de Grieken daarop aan te spreken? Bent u bereid de geldkraan aan Griekenland per direct dicht te draaien en te bevorderen dat Griekenland de eurozone zo spoedig mogelijk verlaat? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De tegenspraak tussen de uitspraken van AVRO-directeur Maas en de minister over de bezuiniging bij de Publieke Omroep |
|
Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Tussen Kunst en Hazes», waarin de directeur van de AVRO onder meer stelt: «de minister zegt dat de bezuiniging niet ten koste van de programmering gaat, maar dat gaat het wel»?1
Ja.
De minister zegt dat de bezuiniging niet ten koste van de programmering gaat, maar dat gaat het wel» Hoe verklaart u de tegenspraak tussen uw eigen uitspraak en die van de omroepdirecteur?
De directeur heeft in een nadere reactie laten weten dat zij verkeerd begrepen is.2
Zijn er sinds uw verklaring dat de bezuiniging bij de Publieke Omroep niet ten koste gaan van de kwaliteit, dusdanige veranderingen opgetreden dat de directeur van de AVRO nu terecht tot haar constatering komt? Zo ja, welke? Zo nee, kunt u dan verklaren waardoor de AVRO-directeur tot deze uitspraak komt?
Nee.
Kunt u bevestigen dat u de kamer in diverse brieven heeft laten weten dat de bezuinigingen bij de omroep gehaald worden uit het verbeteren van de efficiency? Klopt het dat de directeur van één van die omroepen stelt dat er 88 miljoen direct ten koste gaat van de programmering en dat het «zeer de vraag is of de kijker dat niet gaat merken»? Heeft u mogelijkheden om bij de Publieke Omroep af te dwingen dat de bezuinigingen ook daadwerkelijk door efficiencyverbetering (bijvoorbeeld door minder bestuurders, minder gebouwen, minder topsalarissen, minder bureaucratie) gehaald worden, in plaats van door te bezuinigen op de (kwaliteit van de) programmering? Zo ja, gaat u deze mogelijkheden ook gebruiken? Zo nee, hoe gaat u uw belofte («geen bezuinigingen op de programmering») waar maken?
Ik zal geen nadere berekening maken. Uit het ook u bekende, onafhankelijk onderzoek (BCG3) is reeds gebleken dat de besparingen gerealiseerd kunnen worden met behoud van de kwaliteit en pluriformiteit van het media-aanbod van de gehele publieke omroep en dat de publieke omroep ook in de toekomst de drie algemene televisienetten kan blijven handhaven.4 Sterker, uit het onderzoek blijkt dat de efficiëntie op de programmering alleen te realiseren is bij behoud van de totale zendtijd op de drienetten. De raad van bestuur heeft inmiddels de opdracht gekregen om de bezuinigingen door te voeren en te monitoren op basis van het onafhankelijk onderzoek. Ik zal de publieke omroep houden aan de gemaakte afspraken, zoals ik graag álle betrokkenen houd aan de gemaakte afspraken. Het is goed om daarbij te benadrukken dat consistentie en betrouwbaarheid cruciaal zijn voor het slagen van een stelselwijziging zoals de publieke omroep deze de komende jaren zal doormaken.
Deelt u de mening dat indien de uitspraken van de directeur van de AVRO kloppen, het in lijn is met het regeerakkoord dat de effecten en mogelijkheden van het opheffen van het derde net alsnog moeten worden onderzocht?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u een gespecificeerde berekening leveren van de financiële consequenties die het opheffen van een publieke televisiezender met zich mee brengt? Kunt u daarbij in ieder geval in beeld brengen wat dat betekent voor a) de directe kosten die niet meer gemaakt hoeven te worden, b) de personeelskosten en c) het mogelijk verlies aan STER-inkomsten?
Zie antwoord vraag 4.
het bericht van De Nederlandse Bank over mogelijke korting van pensioenen |
|
Ino van den Besselaar (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de enorme maatschappelijke onrust, die het bericht van de DNB over mogelijke korting van pensioenen heeft veroorzaakt? Zo ja, deelt u de mening dat de communicatie van de toezichthouder zich dient te beperken tot de pensioenfondsen en dat het de taak van de pensioenfondsen is te communiceren met hun deelnemers?
Ik besef dat het bericht over de mogelijke pensioenkortingen in 2013 bij gepensioneerden en deelnemers onrust kan veroorzaken. Het is echter geen ontwikkeling van vandaag of gisteren. De meeste pensioenfondsen die eind 2011 onvoldoende waren hersteld, hebben al begin 2009 een herstelplan opgesteld. Van de herstelperiode, die tijdelijk was opgerekt naar vijf jaar, zijn inmiddels drie jaar verstreken. Het afgelopen jaar hebben de pensioenfondsen en de pensioenkoepel uitgebreid bericht over de ontwikkeling van de dekkingsgraden en over mogelijke herstelmaatregelen. In het najaar van 2011 berichtten de media dat veel fondsen naar verwachting vanaf april 2013 tot korting van pensioenen moeten overgaan. Zij baseerden dit op financiële informatie op de websites van pensioenfondsen. De Pensioenfederatie kondigde in oktober jl. al aan dat mogelijk meer dan een miljoen mensen per april 2013 met een pensioenkorting te maken zullen krijgen, oplopend tot 15%. Het bericht van DNB komt dus geenszins uit de lucht vallen.
DNB houdt namens de overheid toezicht op de pensioenfondsen. Zowel het belang van de deelnemers als het algemene belang is ermee gediend dat DNB problemen met betrekking tot de financiële soliditeit van de pensioensector signaleert en bekend maakt. Hierin past de berichtgeving van DNB over de maatregelen van 6 januari jl., te weten de mogelijkheid om een eventuele pensioenkorting per april 2013 te beperken tot 7% en de correctie op de rentetermijnstructuur van ultimo december 2011. Laatstgenoemde maatregel leidt tot hogere dekkingsgraden waardoor minder fondsen aanvullende maatregelen (waaronder voorgenomen kortingen) moeten inplannen.
Dit laat onverlet dat het primair de taak van pensioenfondsen is om hun deelnemers over fondsspecifieke aangelegenheden te informeren.
De pensioenfondsen nemen deze verantwoordelijkheid serieus en zullen hun deelnemers in de eerste maanden van dit jaar informeren over de stand van zaken van hun herstel en eventuele aanvullende maatregelen, waaronder voorgenomen kortingen.
Deelt u de mening dat mogelijke onderdekking van pensioenfondsen vooral wordt veroorzaakt door de crisis in Europa, waarbij de kunstmatig laag gehouden rente en de afwachtende beurzen een belangrijke rol spelen? Zo ja, vraagt de situatie dan niet vooral om rust in plaats van ingrijpen op papieren regels?
Het is juist dat een lage rente de verplichtingen van pensioenfondsen duurder maakt en zodoende de dekkingsgraden verlaagt. De financiële problemen van pensioenfondsen worden echter niet alleen door de actuele rente veroorzaakt, maar ook door onvoorziene ontwikkelingen in de levensverwachting en een langdurige stagnatie op de financiële markten.
De huidige rente moet bovendien niet alleen in het perspectief van de eurocrisis worden bezien. De kapitaalmarktrente vertoont al enkele decennia een dalende tendens. Gegeven de onzekerheid op de financiële markten en de ontwikkelingen in de wereldeconomie is niet duidelijk of, wanneer en in welke mate de rente weer zal oplopen. Als de rente niet of nauwelijks oploopt, leidt nu niets doen in een later stadium tot nog ingrijpendere maatregelen.
Bent u bereid om zolang de crisis in Europa duurt, samen met sociale partners af te spreken dat gedurende die periode geen korting op pensioenen zal plaatsvinden? Zo neen, waarom niet?
Nee. Een dergelijke afspraak zou haaks staan op de verplichting voor pensioenfondsen om de belangen van hun deelnemers op evenwichtige wijze te behartigen. Veel fondsen beschikken al geruime tijd over te weinig middelen om de pensioenen van de huidige en toekomstige generaties te financieren. Deze fondsen zullen, als hun financiële positie in 2012 niet verbetert, in 2013 de pensioenen en de opgebouwde aanspraken moeten korten om te voorkomen dat toekomstige generaties in onevenredige mate voor de huidige tekorten opdraaien. De noodzaak voor korting en de omvang daarvan worden bezien aan de hand van de evaluatie van het herstelplan per 31 december 2012.
De fondsen die al bij de evaluatie van eind 2010 onvoldoende herstel hebben gerapporteerd, zullen al in april 2012 tot korting moeten overgaan, tenzij hun financiële positie in 2011 door andere maatregelen voldoende is verbeterd. Dit betreft vijf relatief kleine fondsen met in totaal circa 5000 gepensioneerden.