Het artikel 'Hoe een groen megaproject muurvast zit door ruzie Dow en overheid' |
|
Sophie Hermans (VVD), Joris Thijssen (PvdA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hoe een groen megaproject muurvast zit door ruzie Dow en overheid» gepubliceerd door EW op 5 april 2024?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel.
Vindt u dat een schonere installatie met minder CO2-uitstoot, minder stikstofuitstoot, en minder uitstoot van vervuilende stoffen wenselijk is? Ziet u de maatwerkafspraak als een belangrijk instrument hiervoor?
Ja. Het adagium van de maatwerkaanpak «liever groen, hier dan grijs elders» ziet zowel op additionele CO2-reductie ten opzichte van de nationale CO2-heffing industrie, als op andere verbeteringen van de leefomgeving. Hieronder valt ook reductie van stikstofuitstoot. Zo wordt in de Expression of Principles (hierna: «EoP») met DOW ingezet op het reduceren van hun stikstofuitstoot van industriële emissies met 10% ten opzichte van de uitstoot in 2018.
Hoe staat het met het afsluiten van de maatwerkafspraak met Dow Chemical? Klopt het dat de besprekingen tussen de overheid en Dow over mogelijke maatwerkafspraken stilliggen? Klopt het dat er bijna een doorbraak was waarbij het bedrijf meer dan € 1 miljard zou investeren, maar dat deze enorme investering is vastgelopen op vergunningsverlening zoals besproken in bovenstaand artikel?
In het kader van het maatwerktraject is in december 2022 een EoP met DOW gesloten.2 Hierna zijn de Staat, de Provincie Zeeland en DOW aan de slag gegaan om de ambities uit de EoP verder uit te werken in concrete, uitvoerbare verduurzamingsprojecten in een concept Joint Letter of Intent(hierna: JLoI). Tijdens de uitwerking werd duidelijk dat de beoogde verduurzamingsplannen van DOW mogelijk niet vergunbaar zouden zijn, vanwege een overschrijding van de geldende stikstof-emissiegrenswaarden (zie voor nadere duiding antwoord vraag 6).
DOW is momenteel bezig met de ontwikkeling van nieuwe verduurzamingsplannen. De eerste contouren van dit nieuwe plan zijn op 8 mei jl. aan ons gepresenteerd. We zijn in constructief overleg om deze plannen nader uit te werken. Gelijktijdig met de ontwikkeling van DOW’s aangepaste verduurzamingsplannen, zijn er op zeer regelmatige basis gesprekken gevoerd tussen de verschillende overheden en DOW. De inzet van deze gesprekken (tussen EZK, I&W, de Provincie Zeeland, DCMR en DOW) is steeds om tot een bestendige lange termijn oplossing te komen ten aanzien van de vergunningverlening.
Indien u een schonere productie bij Dow Chemical als wenselijk ziet, waarom faciliteert u de noodzakelijke vergunningsverlening dan niet? Indien u dit niet wenselijk vindt, welke mogelijkheden heeft u dan onderzocht om het project toch door te laten gaan? Kunt u toelichten wat er momenteel wordt gedaan om de maatwerkafspraken met Dow Chemical zo snel mogelijk te realiseren?
DOW heeft reeds laten weten dat ook in de nieuwe verduurzamingsplannen een overgang naar waterstofverbranding wordt voorzien. Hiervoor dienen de bestaande (grote) stookinstallaties te worden aangepast. Bij de uitwerking van de initiële verduurzamingsplannen van DOW, kwam de vraag aan de orde wat de wettelijke eisen zijn waaraan het bedrijf moet voldoen op het gebied van waterstofverbranding (zie vraag 6). Voor de voorgenomen aanpassing van de installaties moet voldaan worden aan nationale- en Europeesrechtelijke concentratie-eisen voor stikstof. Op Europees niveau is een bandbreedte vastgesteld tussen de 60–100 mg/Nm3. In Nederland is dit omgezet naar een emissiegrenswaarde van 80mg/Nm3. De initiële verduurzamingsplannen van DOW gericht op waterstofverbranding overschrijden zonder additionele reducerende maatregelen zowel de Nederlandse als Europese emissiegrenswaarden.
Op dit moment wordt in gezamenlijkheid met de eerdergenoemde partijen naar een oplossing voor het vergunningsvraagstuk gezocht. In dit kader worden er vergunningsroutes onderzocht met behulp van expertsessies. Hierbij wordt ook het effect van technische aanpassingen op de installaties van DOW meegenomen, en in welke mate hiermee aan de wettelijke eisen kan worden voldaan.
Heeft u onderzocht hoe het zit met de niet-CO2 vervuiling waar vooral de omwonenden mee te maken hebben? Zo ja, wat is hieruit gekomen? Zo nee, waarom niet?
DOW is de derde grootste industriële uitstoter van koolstofdioxide van Nederland. De stikstofuitstoot van DOW zorgt voor 22% van de stikstofuitstoot van de chemische industrie. De impact van DOW’s activiteiten op de leefomgeving is in opdracht van het Rijk onderzocht door Witteveen+Bos (zie bijlage 1). Op basis daarvan is duidelijk dat stikstof afkomstig van het bedrijf een grote impact heeft op de leefomgeving en is mede daarom ook onderwerp van de EoP in het kader van maatwerk.
Kunt u reflecteren op de huidige voorwaarden voor vergunningverlening en hoe dit zich verhoudt tot Europese wet- en regelgeving? Heeft u in Europa getoetst of u niet doorslaat in hoe u zich hier opstelt? Hoe rijmt uw opstelling zich met het genoemde advies van de landsadvocaat dat flexibiliteit wel degelijk mogelijk is?
DOW wil verduurzamen door middel van een overstap op waterstofverbranding. Hiervoor moeten stookinstallaties worden aangepast. Na een intensief traject en met een uitgebreide toets door de Landsadvocaat is geconcludeerd dat de initiële verduurzamingsplannen van DOW dusdanige aanpassingen behelsden dat de stookinstallaties voor de overstap van verbranding van methaan op waterstofverbranding, moet worden beoordeeld als nieuwe grote stookinstallatie. Voor nieuwe grote stookinstallaties gelden er strengere stikstof-emissiegrenswaarden dan voor bestaande grote stookinstallaties, namelijk 80 mg/Nm3 stikstof. Het gaat hierbij om stikstofconcentratie en niet om de hoeveelheid (vracht). Ter verduidelijking van de toepasselijke stikstofregelgeving, zijn er tevens gesprekken gevoerd met de Europese Commissie over de interpretatie van de Richtlijn Industriële Emissies (hierna: «RIE»).
Nederland dient zich net als iedere andere lidstaat te houden aan de Europeesrechtelijke wet- en regelgeving. De Europese wetgever heeft ervoor gekozen om «nieuwe» (scherpere) normen van toepassing te maken, indien bepaalde wijzigingen worden gedaan aan industriële installaties. Op die manier wordt geborgd dat ook oude installaties op den duur onder scherpere normen vallen, waardoor innovatie wordt gestimuleerd. Dat is in lijn met aangenomen motie Van Esch Beckerman over oude installaties (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 22 112, nr. 3445).
In Nederland geldt aldus een stikstofconcentratienorm van 80 mg/Nm3. De Landsadvocaat wijst er in zijn advies op dat het kabinet binnen de Europeesrechtelijke kaders de flexibiliteit heeft om de betreffende stikstofnormering te verruimen van 80 naar 100 mg/Nm3. Een dergelijke verruiming zou dienstig kunnen zijn om de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW mogelijk te maken indien DOW aantoont niet aan 80 mg/Nm3 te kunnen voldoen, maar wel binnen 100 mg/Nm3 aan concentratie kan blijven met haar nieuwe plannen. Echter heeft het ook een keerzijde. Zo heeft Nederland een forse stikstofopgave en sturen we via de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord op het zo scherp mogelijk vergunnen van projecten. Als er al sprake zou kunnen zijn van verruiming van deze norm, dan moet deze bovendien op een dusdanige manier ingeperkt zijn dat de verruiming alleen van toepassing is bij de verduurzaming van de industrie in het geval van een overstap naar waterstof. Over dit vraagstuk zal pas een besluit worden genomen als de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW zijn beoordeeld. De betrokken ministeries zullen parallel verder praten met de Europese Commissie over de vergunningverleningsproblematiek met betrekking tot de overstap op waterstof als brandstof. Overigens zou een verhoging van de Nederlandse norm voor de initiële verduurzamingsplannen geen oplossing hebben geboden, aangezien DOW hiermee (ruim) boven de 100 mg/Nm3 zou uitkomen.
Klopt de constatering dat een enorm verduurzamingsproject, met groot belang voor de regio Zeeland, vastloopt op een bureaucratische werkelijkheid? Beseft u hiermee dat deze grote verduurzamingsinvestering mogelijk in een ander land gaat plaatsvinden en niet meer in Nederland? Vindt u niet ook dat vergunningverlening niet in de weg zou mogen staan van ambitieuze verduurzaming als de bescherming van milieu en omgeving wordt geborgd en de investering leidt tot minder vervuiling (door CO2 en andere stoffen)?
De overheid zet er stevig op in om het verduurzamingsproject van Dow binnen Nederland mogelijk te maken, rekening houdend met de geldende wet- en regelgeving. Hierbij geldt dat het kabinet gebonden is aan nationale en Europese wet- en regelgeving. Dit neemt niet weg dat het kabinet de casuïstiek omtrent industriële waterstofverbranding op Europees niveau middels verschillende routes aankaart.
Vanuit de maatwerkaanpak is de overheid op verschillende niveaus volop in gesprek met Dow, en andere bedrijven, om op basis van wederkerigheid samen te werken. Met als uiteindelijk doel om de industriële bedrijven ervoor te laten kiezen om in Nederland een investeringsbeslissing te nemen, die ten goede komt aan de verduurzaming van de Nederlandse industrie. We hopen dat de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW zodanig vorm zijn te geven dat ze en juridisch en financieel haalbaar zijn.
Voor welke investeringen zou Dow subsidie krijgen? Is dit alleen voor duurzamere installaties of ook voor carbon capture storage (CCS) en de infrastructuur voor CCS? Wat zouden de verhoudingen van de bedragen voor verschillende verduurzamingsmaatregelen zijn?
DOW heeft in 2022 een SDE++-beschikking gekregen voor CCS. In deze subsidie wordt de onrendabele top vergoed voor de CO2-afvang, -transport en -opslag. Er is momenteel nog geen SDE++-subsidie uitgekeerd, omdat eventuele uitkering slechts aan de orde kan zijn na realisatie van een SDE++-project.
In het kader van de initiële verduurzamingsplannen is destijds nog geen overeenstemming bereikt over eventuele maatwerkfinanciering. Er zijn dan ook nog geen uitspraken te doen over de eventuele verhouding van de bedragen voor verschillende duurzaamheidsmaatregelen. Zoals beschreven werkt DOW momenteel nieuwe verduurzamingsplannen uit. Deze plannen zullen moeten worden beoordeeld, waarna kan worden vastgesteld of en vervolgens in welke mate daar financiële overheidsondersteuning voor noodzakelijk is.
Deze maatwerkafspraak is een eerste stap in het klimaatneutraal maken van de installaties van Dow. Is het volledig klimaatneutraal maken ook onderdeel van de maatwerkafspraken met Dow? CCS wordt gezien als de eerste stap in de verduurzaming van Dow, hoe wordt gestimuleerd dat Dow uiteindelijk volledig overstapt op elektrisch kraken?
In de EoP erkent DOW dat de transitie naar een duurzame en klimaatneutrale productie het gebruik van andere materialen, productiemethoden en energiedragers vergt. Momenteel werkt DOW aan nieuwe verduurzamingsplannen (Path2Zero). Om die reden kan in deze fase niet worden gezegd op welke manier het volledig klimaatneutraal maken onderdeel zou kunnen zijn van eventuele bindende maatwerkafspraken met DOW. In lijn met motie 29 826, nr. 141 van de leden Kröger en Thijssen is een voorwaarde voor een JLoI ook een plan voor klimaatneutraliteit na 2030.
Bent u bereid om vóór het zomerreces met een oplossing voor dit probleem te komen, ook gezien het feit dat deze maatwerkafspraak cruciaal is voor het halen van klimaatdoelen voor 2030?
Momenteel vindt overleg plaats tussen DOW, de betrokken departementen en de provincie Zeeland, om gezamenlijk verschillende vergunningsroutes te onderzoeken. Op basis van de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW, de uitkomsten van de expertsessies en eventuele financiële steunmogelijkheden door de overheid, zullen conclusies getrokken moeten worden over de mogelijkheden om tot een (vergunbare) maatwerkafspraak te komen. Ik zal uw Kamer nader informeren over de voortgang via de voortgangsrapportage maatwerkaanpak.
Speelt dit probleem breder bij andere grote verduurzamingsprojecten en andere maatwerkafspraken? Indien dat zo is, zou een generieke oplossing dan niet hoogstnoodzakelijk zijn aangezien de verduurzaming van onze industrie hier niet op mag vastlopen?
Door het kabinet is een eerste inventarisatie gemaakt of dit ook speelt bij andere maatwerkbedrijven. Hieruit blijkt dat dit vraagstuk minder lijkt te spelen bij andere maatwerkbedrijven die op waterstof overgaan. Er is een aantal bedrijven dat aangeeft te kunnen voldoen aan de huidige stikstofnormering, maar er zijn ook enkele bedrijven die aangeven dat het voor hen lastig wordt. Dit vergt een nadere concretisering en uitwerking om conclusies te kunnen trekken.
Kunt u deze vragen ruim voorafgaand aan het geplande commissiedebat verduurzaming industrie beantwoorden?
Ja. Ik zorg dat u tijdig geïnformeerd bent.
De inzet van weerbeïnvloedingstechnieken / geo-engineering |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de ambities van het World Economic Forum (WEF) om zonlicht te blokkeren?1
Het kabinet is niet bekend met een ambitie van het World Economic Forum om daadwerkelijk zonlicht te blokkeren, geformuleerd in een officieel document. Wel zijn er communicatie-uitingen zoals op https://www.weforum.org.
In het artikel van 29 september 2022 wordt het onderwerp juist in vraagvorm benaderd: «Could solar geoengineering be the answer to slowing global warming?»2
Kunt u aangeven of het Nederlandse kabinet op enigerlei wijze betrokken is bij de verwezenlijking van deze ambitie door het WEF? Zo ja, op welke wijze?
Het kabinet is niet bekend met een dergelijke ambitie en dus ook niet op enige wijze daarbij betrokken.
Kunt u eventueel vastgelegde afspraken of toezeggingen van het Nederlandse kabinet aan het WEF inzake deze of andere geo-engineeringstechnieken met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen afspraken of toezeggingen met het kabinet; het kabinet is niet bekend met een dergelijke ambitie en hierbij niet betrokken.
Hoe waarborgt het Nederlandse kabinet de veiligheid en gezondheid van haar burgers, gelet op de inzet van geo-engineeringstechnieken in naburige landen en gegeven het feit dat in de lucht geïnjecteerde stoffen, waaronder chemicaliën, via luchtstromen ook het Nederlandse luchtruim kunnen bereiken? Welke monitoring wordt toegepast om dergelijke effecten tijdig te kunnen detecteren?2
Het kabinet zet in op internationale regulering, bij voorkeur via het United Nations Environment Program (UNEP). Hier heeft Nederland zich o.a. tijdens de United Nations Environment Assembly (UNEA) in februari jl. voor ingezet via de EU. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
De atmosfeer wordt intensief gemonitord via de internationale waarnemingssystemen vanuit de Wereld Meteorologische Organisatie en ook door de diverse kennisinstellingen in Nederland om tijdig veranderingen te kunnen detecteren.
Hoe verhouden de in het verdrag inzake het Verbod van militair of enig ander vijandelijk gebruik van milieuveranderingstechnieken, dat Nederland op 10 december 1976 in Genève ondertekende, vastgelegde toezeggingen zich tot het gebruik van milieuveranderingstechnieken binnen eigen landsgrenzen zonder uitdrukkelijke toestemming van de Nederlandse bevolking?
Conform dat verdrag worden deze technieken niet in Nederland toegepast.
Welke internationale afspraken zijn er, gelet op de uiteenlopende internationale onderzoeken, technologische ontwikkelingen en initiatieven gericht op het inzetten van geo-engineering ter beïnvloeding van het klimaat, alsook de reeds in gebruik zijnde uiteenlopende geo-engineeringstechnieken, gemaakt en/of welke hieraan gerelateerde verdragen zijn door het Nederlandse kabinet ondertekend?
In sommige verdragen zijn nu al enkele specifieke afspraken gemaakt over geo-engineering, met name voor toepassingen in het mariene milieu. Partijen bij het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD), waaronder Nederland, hebben staten unaniem opgeroepen te borgen dat er geen klimaatgerelateerde geo-engineering (grootschalige Carbon Dioxide Removal en Solar Radiation Modification) activiteiten plaatsvinden die een effect kunnen hebben op de biodiversiteit, totdat deze op wetenschappelijke basis gerechtvaardigd zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de daarmee gepaard gaande risico’s voor het milieu en biodiversiteit, en de sociale, economische en culturele gevolgen (COP Besluit X/33 Biodiversiteitsverdrag). Daarmee geldt er een (niet juridisch bindend) moratorium op klimaatgerelateerde geo-engineeringactiviteiten en grootschalige veldexperimenten.
Voor mariene geo-engineering, zoals oceaanbemesting, is een juridisch kader opgesteld middels een wijziging van het London Protocol (2013).4 Deze wijziging is internationaal nog niet in werking getreden. Nederland heeft de wijziging al wel goedgekeurd en geïmplementeerd in de Waterwet. Dit betekent dat alle oceaanbemestingsactiviteiten in Nederland verboden zijn, met uitzondering van legitiem wetenschappelijk onderzoek.
Ook is het mogelijk dat specifieke geo-engineeringtechnieken onder de reikwijdte vallen van bestaande verdragen zonder dat dit destijds bij de opstelling van die verdragen was voorzien. Een voorbeeld is de Convention on the Prohibition of Military or Any Hostile Use of Environmental Modification Techniques(ENMOD Convention (1977)) waarbij Nederland partij is.
Algemene randvoorwaarden aan de ontwikkeling en toepassing van geo-engineering zijn ook opgenomen in internationaal gewoonterecht en algemene beginselen van internationaal milieurecht. Van belang is verder dat op grond van internationaal recht iedere schending van een internationale verplichting die aan de staat kan worden toegerekend, leidt tot staatsaansprakelijkheid. Staten kunnen elkaar hiervoor onderling aansprakelijk stellen. Individuen zullen voor geleden schade veelal slechts een rechtsingang hebben als daarvoor in het nationale recht een basis bestaat, of als inbreuk wordt gemaakt op hun mensenrechten. Het adviescomité van de VN-Mensenrechtenraad publiceerde in juli 2023 een rapport over de implicaties van o.a. SRM-technologieën voor mensenrechten.5
Voor meer informatie over de Nederlandse inzet t.a.v. aanvullende internationale afspraken over governance van geo-engineering, zie ook het antwoord op vraag 4.
Zijn er buitenlandse partijen (regeringen en/of partijen uit de private sector) die gebruik maken van het Nederlands luchtruim om hier uitvoering te geven aan geo-engineeringstechnieken? Zo ja, welke partijen zijn dit precies en om welke technieken gaat het precies? Kunt u ook bij elke in het Nederlandse luchtruim toegepaste techniek aangeven wat de status ervan is (onderzoeksfase of «reguliere» toepassing)?
Nee.
Wat is het standpunt van het Nederlandse kabinet voor wat betreft de inzet van dergelijke technologie?
Zoals verwoord in de Internationale Klimaatstrategie is het kabinet geen voorstander van de ontwikkeling en inzet van «Solar Radiation Modification» (SRM). Dit standpunt komt voort uit de grensoverschrijdende, generatieoverstijgende milieurisico’s van grootschalige SRM en de mogelijke effecten op water- en voedselzekerheid, biodiversiteit, volksgezondheid, en internationale veiligheid. Het pakt daarnaast de oorzaak van klimaatverandering niet bij de bron aan (broeikasgasuitstoot) en zou kunnen afleiden van de noodzakelijke mitigatie-actie. Tot slot, er zijn nog belangrijke openstaande ethische vragen en hiaten in de internationale governance.
Hoe beoordeelt u het feit dat dergelijke initiatieven met deels onbekende resultaten en potentieel onherroepelijke impact op de aarde en de mensheid, tevens ontwikkeld worden door de private sector (zoals Bill Gates3, 4, 5, Jeff Bezos en Elon Musk) en NGO’s6?
Die ontwikkelingen baren ons zorgen en onderstrepen het belang van een internationaal rechtelijk kader voor governance van SRM, waar Nederland op inzet. Zie ook het antwoord op vragen 4 en 6.
Bent u ermee bekend dat bijvoorbeeld in de Verenigde Arabische Emiraten weerbeïnvloedingstechnieken op grote schaal worden toegepast ter bevordering van wolken- en regencreatie?7, 8
Ja.
Is het inzetten van weerbeïnvloedingstechnieken in Nederland toegestaan? Zo ja, op basis waarvan?
Nee.
Worden er op dit moment weerbeïnvloedingstechnieken toegepast in Nederland?
Nee.
Zo ja, kunt u een overzicht geven van alle op dit moment toegepaste technieken, waarbij tevens voor elke techniek aangegeven wordt sinds wanneer deze wordt toegepast, wat het doel is, welke partijen (uit publieke en/of private sector) daarbij betrokken zijn, of daarbij bepaalde stoffen in de lucht gespoten worden en indien dat het geval is, welke stoffen dat zijn? Kunt u tevens per techniek aangeven op welke wijze eventuele risico’s worden gemonitord en geëvalueerd en door welke autoriteit?
Niet van toepassing.
Zijn er in het verleden in Nederland weerbeïnvloedingstechnieken toegepast die inmiddels gestaakt zijn? Zo ja, kunt u daarvan een overzicht geven, inclusief de periode van toepassing, de gebruikte componenten en de reden van staking?
Nee, deze technieken zijn in Nederland niet toegepast.
Bent u bekend met het in 2023 door TU Delft en Cambridge University gestarte onderzoek naar climate engineering, waarbij gedurende zes jaar wordt onderzocht hoe middels «marine cloud brightening» zonlicht weerkaatst kan worden, met als doel de aarde één tot enkele graden te laten afkoelen?9
Ja.
In hoeverre is het kabinet (financieel, als opdrachtgever of anderszins) betrokken bij de realisatie van dit onderzoek?
Het kabinet is niet betrokken bij de realisatie van dit onderzoek.
Ontvangt u tussentijdse resultaten en/of rapportages van dit lopende onderzoek?
Nee.
Kunt u aangeven of dit onderzoek in laboratoriumsetting wordt uitgevoerd, in een luchtruim buiten Nederland of in ons Nederlandse luchtruim?
Het onderzoek wordt uitgevoerd in een laboratoriumsetting.
Welke autoriteit heeft, indien dit onderzoek in ons luchtruim wordt uitgevoerd, hiervoor toestemming gegeven?
Niet van toepassing.
Worden in het onderzoek, naast het eventuele effect op temperatuursverandering, ook (onbedoelde) neveneffecten onderzocht? Zo ja, op welke wijze?
Ja, met modellen.
Bent u bekend met het pleidooi van hoogleraar atmosfeeronderzoek Herman Russchenberg van de TU Delft, tevens betrokken bij solar engineering research projecten, voor de inzet van de windmolenparken op de Noordzee voor de creatie van wolken?10
Russchenberg doet onderzoek naar dergelijke technieken, waarbij zijn pleidooi is de Noordzee als testlocatie te gebruiken. Eventuele toepassing zou wat hem betreft echter niet in Nederland maar in snel verdrogende gebieden op aarde zijn.
Gebeurt dit inmiddels of zijn er toezeggingen gedaan ter realisatie van dit idee?
Nee.
In hoeverre is het kabinet (financieel, als opdrachtgever of anderszins) betrokken bij de realisatie van dit idee?
Het kabinet is niet betrokken bij de realisatie van dit idee.
Bent u bekend met de in een aflevering van Nieuwsuur in 2022 geuite noodzaak van «meer onorthodoxe maatregelen om de klimaatcrisis af te wenden, zoals de inzet van vliegtuigen om aerosolen in de stratosfeer te brengen waarmee een permanent wolkendek gecreëerd kan worden»?11
Ja.
Wordt met de door Nieuwsuur beschreven «onorthodoxe maatregelen» reeds in Nederland geëxperimenteerd? Zo ja, welke maatregel(en) is of zijn dat precies? Wanneer en door welke autoriteit is hiervoor toestemming gegeven? Zo nee, kunt u aangeven of het kabinet een dergelijk experiment zou afwijzen dan wel in overweging zou nemen?
Nee. Het kabinet zou een dergelijk experiment afwijzen (zie antwoord 8).
Bent u bekend met de uitspraak van diplomate en lid van de Climate Overshoot Commission Laurence Tubiana (mede-facilitator van het Parijse Klimaatakkoord in 2015) in de Nieuwsuur reportage van 2022, waarin ze stelt dat «regeringen al moleculen naar de wolken sturen om het plaatselijk te laten regenen», dat «als een land zoiets doet, dat ook invloed heeft op andere landen» en dat «sommige technologische oplossingen riskant zijn en de commissie dat in openbaarheid moet brengen; dit kan landen aanmoedigen om minder uit te stoten.»?
Ja.
Deelt u de zorgen met Mw. Tubiana dat technologische oplossingen om het het klimaat te beïnvloeden, riskant zijn?
Het kabinet deelt de zorgen dat technologische oplossingen om het klimaat te beïnvloeden, riskant zijn.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat het Nederlandse tot degenen behoort die, volgens Mw. Tubiana, middels inbrengen van «moleculen» in de wolken, het neerslagpatroon trachten te beïnvloeden?
Nederland past geen technieken toe om het neerslagpatroon te beïnvloeden.
Bent u bekend met de in de IJsland gebruikteDirect Air Capture (DAC) technologie om CO2 uit de lucht te halen middels zogenoemde CO2-stofzuigers?12
Ja.
Hoe realistisch is volgens u het mondiaal afzuigen van de wenselijke hoeveelheid CO2, gelet op de schatting dat een dergelijke operatie halverwege deze eeuw maar liefst ⅓ van de wereldwijde energievraag zal kosten?13
Koolstofverwijdering zal nodig zijn om de klimaatdoelen na 2030 te behalen en een netto negatieve uitstoot na 2050 te realiseren. Daarvoor zijn veel verschillende technieken denkbaar, zowel industrieel als via biologische processen, zoals opslag in bossen en bodems. Direct Air Capture (DAC) is één van de mogelijkheden hiervoor. Om DAC op grotere schaal toe te kunnen passen, zal deze techniek nog verder ontwikkeld moeten worden.
Bent u bekend met de ontwikkeling van zuinigere en goedkopere CO2-stofzuigers door de TU Eindhoven, welke naar verwachting in 2025 op de markt gebracht zullen worden en waarvan er volgens de TU Eindhoven wereldwijd miljoenen nodig zullen zijn?
Ja.
In hoeverre is het kabinet (financieel, als opdrachtgever of anderszins) betrokken bij de ontwikkeling van deze CO2-stofzuigers?
Het kabinet is niet als opdrachtgever betrokken. TU Eindhoven ontvangt geen R&D-geld van het kabinet voor een dergelijk project. Het is mogelijk dat de vraag refereert aan Carbyon. Carbyon is niet verbonden aan de universiteit maar opgericht onder de vleugels van de incubator High TechXL en gevestigd op de High Tech Campus in Eindhoven. Carbyon heeft een TSE-subsidie voor een haalbaarheidsstudie ontvangen, in 202017.
Zijn er al (bindende) afspraken gemaakt met de TU Eindhoven over afname (aantallen, kosten) van deze CO2-stofzuigers?
Nee.
Zo ja, kunnen deze afspraken met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, is het kabinet voornemens dergelijke bindende afspraken te maken? Zo ja, op welke termijn?
Het kabinet heeft hier geen afspraken over gemaakt.
Waar zullen, indien het kabinet voornemens is dergelijke CO2-stofzuigers te gaan inzetten, deze geplaatst gaan worden en op welke schaal?
Niet van toepassing.
Bent u bekend met de zorgen van burgers die in toenemende mate aanvankelijk blauwe luchten waarnemen, die gedurende de dag transformeren tot «dichte» luchten met een melkachtige waas, nadat eerst een dicht raster van vliegtuigstrepen is getrokken die niet verdampen maar blijven hangen, uitwaaieren en uiteindelijk de lucht lijken dicht te trekken?14
Ja.
Hoe verklaart u deze melkachtige waas als gevolg van rastervorming door achtergebleven vliegtuigstrepen?
Dat heeft te maken met de luchtvochtigheid. Als de strepen enkele uren blijven bestaan en op een dergelijke manier uitwaaieren is de lucht relatief vochtig19.
Wilt u alle vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het opschalen en toepassen van waterstof in de industrie |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Kunt u een stand van zaken en verwacht tijdspad geven van de maatwerkafspraken met Tata Steel Nederland (TSN)? Wanneer verwacht u meer bekend te kunnen maken?1 2
Op 26 april jongstleden heb ik uw Kamer geïnformeerd dat het kabinet het onderhandelingsmandaat heeft vastgesteld, op basis waarvan onderhandelingen met TSN voor het maken van een maatwerkafspraak, op korte termijn zullen starten. Met TSN wordt onderzocht of de route op basis van het voorstel van TSN met versnelde overlastreductie haalbaar is.
Wat is uw appreciatie van het voornemen van Thyssenkrupp om de fabriek in Duisburg in 2029 volledig op (blauwe en groene) waterstof te kunnen laten draaien? Acht u dat haalbaar?
U vraagt mij om een appreciatie van het plan van Thyssenkrupp. Net als Nederland is Duitsland bezig met vergroenen van de industrie. Het voornemen van Thyssenkrupp om waterstof in te zetten voor de staalproductie past hier in. Volgens Thyssenkrupp is de uiteindelijke CO2-reductie 3,5 Mton per jaar. Dit is een aanzienlijke hoeveelheid en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan de Europese klimaatdoelstelling.
Voorts vraagt u mij een inschatting te maken van de haalbaarheid van het voornemen van Thyssenkrupp. Ik wil vooropstellen dat het niet aan mij is om de haalbaarheid te beoordelen van een project in Duitsland. Dat neemt niet weg dat ik wel kan ingaan op de haalbaarheid van het inzetten van grote hoeveelheden waterstof voor het maken van staal. Allereerst zal ik ingaan op de technische haalbaarheid. Veel staalbedrijven in Europa zijn bezig met de toepassingsmogelijkheden van «direct reduced iron» (DRI) techniek. Waar DRI bewezen techniek is bij gebruik van aardgas, is dit nog niet het geval bij gebruik van waterstof. Het volledig op waterstof laten draaien is nu technisch nog niet bewezen op commerciële schaal.
De haalbaarheid wordt ook bepaald door de volgende factoren:
Kunt u ingaan op de verschillen en overeenkomsten tussen de Thyssenkrupp staalfabriek in Duisburg en de TSN fabriek in IJmuiden voor wat betreft factoren als energievraag en productiecapaciteit?
De installaties bij beide fabrieken lijken sterk op elkaar, met een «direct reduced iron plant» (DRP) gevolgd door een of meer «electric furnaces» (EFs). De productiecapaciteit van de Thyssenkrupp installatie is 2,5 ton DRI per jaar. Ook TSN is voornemens om 2,5 miljoen ton DRI per jaar te produceren. Er zijn ook verschillen. Zo heeft TSN een eigen pelletfabriek en Thyssenkrupp niet. Daarnaast ligt Thyssenkrupp in het binnenland, terwijl TSN aan zee ligt. Het type elektrische oven is anders, maar voor beide fabrieken geldt dat bij de overgang van het hoogovenproces naar DRP/EF het grootste deel van de oorspronkelijke CO2-emissies van het hoogovenproces wordt gereduceerd wanneer aardgas wordt ingezet. Het overige deel kan vervolgens worden gereduceerd door gebruik te maken van hernieuwbare of koolstofarme waterstof of de inzet van het afvangen en opslaan van CO2 (CCS). De inzet van aardgas plus CCS is niet alleen goedkoper dan het gebruik van koolstofarme waterstof, maar is ook energiezuiniger omdat niet eerst waterstof hoeft te worden geproduceerd. Omdat Thyssenkrupp geen mogelijkheid heeft CCS in te zetten, rest hen niets anders dan het gebruik van hernieuwbare of koolstofarme waterstof om de laatste 20% van de CO2-emissies te reduceren. Thyssenkrupp is van plan samen met Uhde (joint venture van Thyssenkrupp en Industrie de Nora) een elektrolyser van 500 MW te ontwikkelen bij het energiebedrijf STEAG. De geproduceerde waterstof (75 kton per jaar) en zuurstof worden geleverd aan Thyssenkrupp in Duisburg.
Verwacht u dat er voldoende waterstof beschikbaar is in 2028 en 2029 om te voorzien in de plannen van Thysssenkrup?
Naar verwachting zal er in 2028 en 2029 voldoende waterstof beschikbaar zijn voor de plannen van Thyssenkrupp, aangezien hun plannen uitgaan van zowel koolstofarme als hernieuwbare waterstof. Zoals aangegeven onder vraag 2 heeft Thyssenkrupp een tender uitgezet die beoogt om aan voldoende waterstof te komen om in hun vraag te voorzien.
Verwacht u dat er in Nederland geproduceerde waterstof gebruikt zal worden?
Het is te verwachten dat zodra interconnecties tussen het waterstofnetwerk van HNS en dat van Duitse netwerkbeheerders zijn gerealiseerd er waterstof wordt getransporteerd van Nederland (via binnenlandse productie of import) naar Duitse afnemers waaronder mogelijk Thyssenkrupp. De interconnecties zijn ook bedoeld om grensoverschrijdend transport van waterstof mogelijk te maken om (uiteindelijk) tot een Europese waterstofmarkt te komen. Indien met de vraag specifiek waterstofproductie via elektrolysers in Nederland wordt bedoeld, dan zal gebruik van deze waterstof in Duitsland onder meer afhankelijk zijn van de vormgeving van vraagstimulering voor hernieuwbare waterstof in beide landen.
Wat vindt u van de – in samenwerking met de Duitse overheid tot stand gebrachte – aanbesteding voor waterstof? Verwacht u dat een vergelijkbaar instrument in te zetten voor de waterstofbehoefte van de TSN fabriek in IJmuiden?
Evenals Nederland, staat de Duitse overheid ook voor de opgave de industrie te verduurzamen en de inzet van hernieuwbare en koolstofarme waterstof te stimuleren. Mijn ministerie onderhoudt ook contacten met de Bundesministerium für Wirtschaft und Klimaschutz als ook met het Ministerium für Wirtschaft, Industrie, Klimaschutz und Energie van Noordrijn-Westfalen over onder meer het waterstofbeleid in beide landen. In het algemeen wordt gewerkt aan generieke instrumenten voor hernieuwbare waterstof bestaande uit een mix van productie- en vraagsubsidies en normering (zie Kamerstuk 32 813, nr. 1314). We zijn onder meer voornemens om gezamenlijk met Duitsland een veiling voor de import van waterstof(dragers) te lanceren onder het H2Global-mechanisme. Voor deze veiling is € 300 miljoen gereserveerd onder het Klimaatfonds. Duitsland zal voor deze veiling ook € 300 miljoen beschikbaar stellen. Momenteel wordt de voorgenomen opzet van deze veiling getoetst aan het Europese staatssteunkader. De Nederlandse deelname aan H2Global heeft als overkoepelend doel het aanbod van hernieuwbare waterstof te verbreden naast nationaal geproduceerde hernieuwbare waterstof. De ingekochte hernieuwbare waterstof kan onder meer aan Nederlandse staalbedrijven worden doorverkocht. Ter voorbereiding op deze veiling heeft mijn ministerie onlangs een openbare consultatie gehouden om inzichten op te halen bij marktpartijen die actief zijn in de waterstofketen. Deze resultaten worden momenteel geëvalueerd, waarna een samenvatting zal worden gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl. TSN kan wanneer het haar verduurzamingsplannen heeft voltooid deelnemen aan dit generieke instrument.
Bent u van mening dat als de staalfabriek van Thyssenkrup in Duisburg in 2029 volledig op waterstof kan draaien, dit ook het geval moet zijn voor de TSN fabriek in IJmuiden? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven onder vraag 2 ben ik niet in de positie om te beoordelen of de plannen van Thyssenkrupp haalbaar zijn. Ik ben daarom ook niet in staat een vergelijking te maken met TSN. Voor TSN maakt mijn ministerie een diepgaande analyse van de kosten en beschikbaarheid van waterstof. Hernieuwbare waterstof is nog relatief duur en de beschikbaarheid is beperkt. Dit blijft voorlopig zo ook na 2030. De prijsontwikkeling van hernieuwbare waterstof is daarnaast nog erg onzeker. Pas wanneer hernieuwbare waterstof in kostenpariteit komt met aardgas wordt de inzet ervan economisch haalbaar. Tot die tijd zou de inzet van hernieuwbare waterstof tot dermate hoge kosten leiden dat het bedrijf verlies zou gaan maken.
Koolstofarme waterstof kan al tegen lagere kosten en in grote volumes beschikbaar komen. Zoals aangegeven onder vraag 3 is in deze situatie het energiezuiniger om aardgas plus CCS op de locatie toe te passen. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Wat is uw appreciatie van het bericht «Waterstof Chemelot: best nog veel beren op de weg»?3
Het artikel geeft aan dat het FUREC-project van RWE een belangrijk project kan zijn in de verduurzamingsambities van het cluster Chemelot, waarbij met name OCI als een belangrijke afnemer wordt genoemd. Ook geeft het artikel aan dat RWE nog verschillende uitzoekpunten heeft waardoor het bedrijf op dit moment nog geen definitief investeringsbesluit heeft genomen. In het artikel worden het verkrijgen van de vergunningen, het verkrijgen van afval, beschikbaarheid van stroom en afspraken met afnemers als uitzoekpunten genoemd.
Het beeld zoals geschetst in dit artikel herken ik. Door verschillende partijen van het Chemelot-cluster is het belang van dit project bij mij benadrukt. Tegelijkertijd herken ik dat er nog verschillende uitzoekpunten zijn voordat RWE tot een definitief investeringsbesluit wil overgaan. Dit gaat dan onder meer over de uitzoekpunten zoals in het artikel beschreven.
Op welke manier is uw ministerie betrokken bij de realisatie van het verduurzamingsproject FUREC?
Mijn ministerie is met RWE in gesprek over het FUREC-project en een aantal van de eerder genoemde uitzoekpunten. Het gaat dan bijvoorbeeld om duidelijkheid over hoe de waterstof van FUREC meetelt bij de implementatie van de Europese richtlijn hernieuwbare energie (REDIII) en de mogelijkheid van financiële overheidssteun voor het project. Op andere punten, zoals de onderhandelingen van RWE met leveranciers en afnemers, heeft de overheid overduidelijk geen rol.
Ook spreek ik als onderdeel van de maatwerkaanpak met het bedrijf OCI op Chemelot over hun mogelijke verduurzamingsplannen. Mogelijk onderdeel van deze plannen is dat OCI waterstof afneemt van het FUREC-project. Een maatwerkafspraak met OCI kan dus indirect bijdragen aan een positief investeringsbesluit van RWE.
Welke mogelijkheden hebben TenneT, Enexis en uw ministerie om de netcongestieproblematiek bij Zevenellen (noodzakelijk voor FUREC) versneld aan te pakken?
De prioritering van klantaanvragen wordt gedaan door netbeheerders. Bij deze prioritering heb ik geen rol. Vanuit mijn ministerie is er sprake van een integrale aanpak, waarbij versnellingsopties clusterbreed worden ontwikkeld. Voor Chemelot is Mark Verheijen aangesteld als clusterregisseur. Vanuit zijn rol onderzoekt hij knelpunten en versnellingsopties voor de verduurzaming van Chemelot, waar ook het FUREC-project toe behoort. De prioritering verloopt vooralsnog via het «first come, first served» principe, dit is leidend in lopende transportverzoeken. De ACM is momenteel bezig met het ontwikkelen van een prioriteringskader waarmee aanvragen van klanten met een belangrijke maatschappelijke functie voorrang kunnen krijgen. Dit kader maakt het mogelijk de huidige, beperkte netcapaciteit, alsook capaciteit die beschikbaar komt door congestiemanagement of netuitbreidingen, op een andere wijze te verdelen dan het huidige «wie het eerst komt, het eerst maalt» principe. In juli 2023 publiceerde de ACM een conceptversie van dit prioriteringskader. De verwachting is dat het definitieve kader in april 2024 wordt gepubliceerd.
Is het denkbaar dat het FUREC haar de Europese subsidie van 108 miljoen euro verliest als gevolg van eventuele vertragingen?
Bij de toekenning van subsidies vanuit het Europese Innovation Fund (de zogenaamd «Grant Agreement») worden specifieke afspraken gemaakt tussen de Europese Commissie en de ontvanger, in dit geval RWE. Mijn ministerie is niet op de hoogte van deze specifieke afspraken. In de gesprekken met RWE heeft het bedrijf haar zorgen uitgesproken over de mogelijke vertraging en het effect dat dit op de businesscase van het FUREC-project heeft. Mij zijn geen signalen bekend dat daarbij ook speelt dat de mogelijke subsidie vanuit het Europese Innovation Fund daarbij zou wegvallen.
Verwacht u dat er voldoende afnemers zullen zijn voor de waterstof die beschikbaar komt via het FUREC project? Welke partijen zijn hiervoor op het oog?
Afspraken met potentiële afnemers zijn primair aan RWE zelf. Mijn ministerie speelt daar geen rol in. Wel herken ik het geschetste beeld dat er meerdere partijen op het cluster Chemelot geïnteresseerd zijn in het afnemen van de waterstof van FUREC. OCI lijkt daarbij in potentie de grootste afnemer. Dit herken ik ook uit de gesprekken die ik in het kader van de maatwerkaanpak met OCI voer.
Hoe weegt u de berichten dat OCI voornemens is een fabriek bij Chemelot af te stoten in dat licht?
De recente berichten in de media die speculeren over een verkoop van OCI’s activiteiten op Chemelot zijn mij bekend. Tegelijkertijd lees ik in de media ook berichten waarin wordt gesteld dat een eventuele koper deze fabrieken dan zal kopen om voort te zetten en niet om op te doeken, waardoor de impact op Chemelot beperkt zal zijn. Het is niet aan mij om daarover te speculeren.
Uiteraard is dit wel een punt dat ik bespreek in de gesprekken met OCI over een mogelijke maatwerkafspraak, omdat voor het maken van een dergelijke afspraak lange termijn commitment voor de activiteiten in Nederland van belang is.
Acht u de realisatie van de Delta Rhine Corridor (DRC) noodzakelijk voor het welslagen van FUREC?
In het artikel geeft RWE aan dat het FUREC-besluit niet afhankelijk is van het doorgaan van de DRC, maar dat het de haalbaarheid van de plannen wel zou vergroten. Ik kan me deze reactie van RWE goed voorstellen. Op basis van de gesprekken begrijp ik dat RWE primair zoekt naar afnemers van hun waterstof en CO2 op het cluster Chemelot; in het geval van de realisatie van de DRC wordt ook de mogelijkheid geboden om (deels) waterstof en CO2 te leveren aan partijen buiten Chemelot.
De productie van groengas via monomestvergisting |
|
Thom van Campen (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de kansen in de productie van groengas via monomestvergisting en deelt u de mening dat deze vorm van productie een waardevolle bijdrage leveren aan de verduurzaming van ons energiesysteem, doordat het als alternatief voor fossiele brandstof bijvoorbeeld kan zorgen voor de verwarming van huizen? Hoe waardeert u deze kansen en kunt u daarbij aangeven via welke wegen u op dit moment de productie van groengas via monomestvergisting stimuleert?
Ja, ik ben bekend met de kansen in de productie van groen gas en monomestvergisting in het bijzonder. Groen gas kan dienen als een vervanger van fossiel aardgas in het energiesysteem en als grondstof, met toepassingen in diverse sectoren zoals de industrie, de gebouwde omgeving, vervoer en de landbouwsector.
Via het Programma Groen Gas stimuleert het kabinet groen gasproductie. Om de nationale groen gasdoelstellingen te halen, hebben we alle groen gas productietechnieken nodig, waaronder monomestvergisting. Dit gebeurt via de SDE++, de voorgenomen bijmengverplichting voor groen gas en door stimulering van de techniek vergassing via de DEI+. Daarnaast werkt het kabinet binnen het Programma Groen Gas aan de versnelling van de ruimtelijke inpassing. Dit omvat onder andere een handreiking voor vergunningverleners en groen gas voorlichtingsbijeenkomsten in provincies.
Groen gasproductie via monomestvergisting kan een belangrijke bijdrage leveren aan de opgaven in de landbouw. Zoals u al noemt, kan mestvergisting allereerst zorgen voor aanzienlijke emissiereducties van methaan en stikstof uit mest in de stal, wanneer dit gecombineerd wordt met dagontmesting. Ten tweede kan mestvergisting in potentie bijdragen aan de productie van kunstmestvervangers uit digestaat (het restproduct van het vergistingsproces). Deze potentie hangt wel af van de goedkeuring van de Europese Unie voor Renure (stikstofhoudende meststoffen gewonnen uit mest of digestaat). Tot slot kan de productie en verkoop van groen gas bijdragen aan extra inkomsten voor de boeren.
Ik deel de mening dat hier een win-win situatie ontstaat met betrekking tot de landbouw- en energietransitie. Het kabinet heeft dit ook expliciet gemaakt richting de provincies in de «Handreiking voor het opstellen van gebiedsprogramma’s» door mestvergisting daar te benoemen als functiecombinatie die bijdraagt aan zowel de hernieuwbare energiedoelen als de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
Hoe reflecteert u daarnaast op het feit dat monomestvergisting een waardevolle bijdrage kan leveren aan de reductie van stikstof- en methaanemissies uit de stal en opgeslagen mest? Deelt u de mening dat we deze meekoppelkansen moeten aangrijpen en hoe waardeert u deze meekoppelkansen?
Zie antwoord vraag 1.
In de brief van 1 maart 2024 betreffende de openstelling van de SDE++ 2024 (Kamerstuk 31 239, nr. 387) kondigt u een nieuwe categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten aan, omdat dergelijke projecten alleen met hogere basisbedragen een sluitende business case [kunnen] realiseren. Klopt het dat het huidige SDE++-tarief voor deze projecten 1,48 euro per kuub gas bedraagt? En klopt het ook dat het SDE++-tarief voor de nieuwe categorie 2,13 euro per kuub gas gaat bedragen en dat deze vanaf 10 september wordt opengesteld? Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen, wat is de cijfermatige onderbouwingen van deze bedragen?
In de SDE++ 2023 konden monomestvergistingsprojecten met een vermogen kleiner dan 450 kW die groen gas produceerden een aanvraag indienen voor een basisbedrag van 0,1.523 euro / kWh. Dit komt overeen met 1,49 euro per kuub groen gas. In de SDE++ 2024 wordt deze categorie opgesplitst in twee categorieën. Eén categorie geldt voor projecten met een vermogen tussen 110 kW en 450 kW met een basisbedrag van 0,1.588 euro / kWh. Dit komt overeen met 1,55 euro / kuub groen gas. De tweede categorie geldt voor projecten met een vermogen onder de 110 kW met een basisbedrag van 0,2.187 euro / kWh. Dit komt overeen met 2,14 euro per kuub groen gas. Deze cijfers zijn tot stand gekomen door adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en zijn beschikbaar via de website van het PBL over de SDE++ advisering.1
Bent u ermee bekend dat kleinere veehouderijen die reeds een SDE++-beschikking hebben gekregen op basis van het huidige tarief, niet meer kunnen overstappen naar het tarief van het aangekondigde nieuwe tarief? Zo ja, bent u voornemens maatregelen te nemen, zodat deze kleinere veehouderijen ook kunnen overstappen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben ermee bekend dat projecten niet kunnen overstappen naar een hoger basisbedrag. Nadat een project een aanvraag heeft ingediend en op basis daarvan een beschikking heeft gekregen, ligt het basisbedrag vast over de hele looptijd van de beschikking. Het is niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen, enkel omdat in dat jaar de tarieven gestegen zijn. Dit was bij de aanvragers bekend. Bij veehouderijen was op het moment van aanvragen bekend dat ik het PBL heb verzocht om voor de openstelling in 2024 te adviseren over een passende categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten. RVO heeft op mijn verzoek hierover proactief gecommuniceerd. Ik heb uw Kamer over dit voornemen geïnformeerd in mijn beantwoording van Kamervragen van de leden Erkens en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2.
Begrijpt u dat als een overstap niet mogelijk is, het daarmee onmogelijk wordt gemaakt voor betreffende bedrijven om een sluitende businesscase te realiseren, zoals u zelf al schrijft in de brief van 1 maart? Hoe waardeert u deze uitspraak uit de brief van 1 maart, mede in het licht van de kabinetsinzet om de productie van groengas een impuls te geven?
Mijn passage uit de Kamerbrief van 1 maart3 over problemen met de business case voor kleinschalige vergisters had betrekking op projecten die geen gebruik hebben gemaakt van de SDE++ 2023 vanwege te lage tarieven. Ik ga ervan uit dat projecten die een aanvraag binnen de SDE++ 2023 hebben ingediend dit hebben gedaan omdat ze in staat zijn hun project te realiseren. Aanvragers hebben hiervoor informatie aangeleverd om dit te onderbouwen. De projecten zijn vervolgens door RVO getoetst op (financiële) haalbaarheid. Ook heeft RVO de betreffende projecten vóór afgifte van de beschikking gebeld en aangegeven dat het niet mogelijk is om in 2024 opnieuw een aanvraag voor een hoger tarief in te dienen in de SDE++ 2024 als projecten al een beschikking uit de SDE++ 2023 hebben. Een deel van deze aanvragers heeft hierna besloten in 2023 de subsidieaanvraag niet door te zetten. Deze projecten kunnen in 2024 alsnog een aanvraag indienen.
Wat zijn de mogelijkheden om ruimte te geven aan kleinschalige monomestvergistingsprojecten die reeds een SDE++-beschikking hebben ontvangen om over te stappen naar de nieuwe categorie met een hoger tarief en hoe gaat u deze kleinschalige veehouderijen bereiken om deze mogelijkheden kenbaar te maken?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 4 is het niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen enkel omdat de tarieven gestegen zijn. Het is ook niet mogelijk om binnen een bestaande SDE++-beschikking over te stappen naar een hoger basisbedrag, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4.
De toename van fossiele financieringen door banken |
|
Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL), Joris Thijssen (PvdA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Steven van Weyenberg (D66) |
|
Bent u bekend met het meest recente Annual Banking on Climate Chaos rapport van Banktrack (gepubliceerd 13 mei jl.), met daarin o.a. data over de toename van fossiele investeringen door Nederlandse grootbanken?
Erkent u dat financieringen in exploratie van nieuwe olie- of gasvelden volgens de scenario’s van het Internationaal Energie Agentschap niet in lijn zijn met de reductie die nodig is om de doelstellingen van het Parijsakkoord te halen?
Kunt u toelichten hoe CO2-uitstoot (en equivalenten) in het kader van het klimaatakkoordcommitment van de financiële sector gemeten wordt? Klopt het dat financiële instellingen voornamelijk sturen op relatieve uitstoot (CO2-e per eenheid product), waardoor er ruimte blijft om fossiele investeringen uit te breiden zolang de relatieve uitstoot hiervan omlaag gaat? In welke mate vereist het commitment een reductie van de absolute investeringsomvang in fossiele activiteiten? Wat wordt hier in de leidraad van het klimaatakkoordcommitment over gezegd?
In welke mate gaat de aanstaande herziening van de leidraad (specifiek het aandachtspunt «relevante (sectorale) transitiepaden») aandacht besteden aan de noodzakelijke reductie van absolute financieringsvolumes van activiteiten die niet in lijn zijn met het IEA-scenario? Te meer omdat CSDDD artikel 15 ook om absolute emissiereductie zal vragen?
Waarom investeert de financiële sector niet meer in de verduurzaming van de Nederlandse economie? Welke extra stappen gaat het kabinet zetten om ervoor te zorgen dat de financiële sector voldoende duurzame financieringsopties heeft in de Nederlandse economie en fossiele projecten voor financiële instellingen minder aantrekkelijk gemaakt worden?
Kunt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het aanstaande Commissiedebat Financiële Markten op 30 mei 2024?
Het artikel 'Energieleveranciers misleiden klanten met CO2 gecompenseerd gas' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met artikel «Energieleveranciers misleiden klanten met CO2-gecompenseerd gas»?1
Wat vindt u ervan dat energieleveranciers consumenten CO2-gecompenseerd gas hebben aangeboden, waarvan nu blijkt dat deze projecten gemiddeld tien keer slechter presteren dan beloofd of dat er in sommige gevallen helemaal geen compensatie-effect is geweest?
Hoe wordt er voorkomen dat consumenten worden misleid met CO2-gecompenseerd gas dat duurzamer lijkt dan dat het daadwerkelijk is? Welke lessen trekt u uit deze misstanden?
Wat kunt u doen om consumenten in de toekomst beter te beschermen tegen greenwashing op de energiemarkt?
Hoe kan het voor consumenten transparanter worden gemaakt welke duurzame projecten worden gebruikt ter compensatie voor de CO2-uitstoot van gas en hoeveel compensatie dit oplevert? Zou een (Europees) keurmerk hieraan kunnen bijdragen?
Wat zouden andere mogelijkheden zijn om te valideren of projecten daadwerkelijk zorgen voor voldoende CO2-compensatie? Wat wordt hieraan gedaan op EU-niveau?
Het bericht 'Zonnepanelen minder lucratief, 'maar leveren nog altijd 17 jaar gratis stroom'' |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Wat is uw standpunt met betrekking tot de recente trend van energiebedrijven om kosten in rekening te brengen voor het terugleveren van stroom door zonnepanelenbezitters?1
Hekelt u het tegen elkaar uitspelen van consumenten met en consumenten zonder zonnepanelen? Zo ja, welke stappen wilt u zetten om te zorgen dat ook mensen die nu geen panelen hebben deze kunnen krijgen of kunnen meedelen in de opbrengst?
Wat is de status van het vervolgonderzoek van de Autoriteit Consument & Markt naar de daadwerkelijke kosten en de manier waarop deze door leveranciers doorberekend worden in hun tarieven? Welke stappen bent u voornemens te zetten op basis van de conclusies van dit onderzoek?
Heft u initiatieven of plannen om de adoptie van thuisbatterijen te bevorderen als een manier om overtollige zonnestroom op te slaan en de afhankelijkheid van het stroomnet te verminderen? Zo ja, welke?
Hoe bent u van plan consumenten te informeren over de veranderingen in de kosten en regels met betrekking tot zonnepanelen en teruglevering van stroom om verwarring te voorkomen en transparantie te waarborgen?
Welke maatregelen overweegt u om consumenten te informeren en te begeleiden bij het kiezen van energieleveranciers, gezien de grote variatie in kosten en regels met betrekking tot teruglevering die door verschillende energiebedrijven worden gehanteerd?
Welke mogelijkheden ziet u om in te grijpen bij het rekenen van terugleverkosten om te zorgen dat draagvlak voor zonnepanelen blijft en mensen zich niet belazerd voelen?
Hoe ziet u de rol van zonnepanelen in de toekomstige energiemix van Nederland, rekening houdend met de voortdurende veranderingen in regelgeving en de evolutie van technologieën zoals thuisbatterijen?
Welke gevolgen hebben de terugleverkosten voor corporaties en hun huurders met zonnepanelen?
Het bericht Energieleveranciers misleiden klanten met CO2-gecompenseerd gas |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Kunt u bevestigen of de bevindingen van Pointer (KRO-NCRV) over de misleidende praktijken van energieleveranciers met betrekking tot de verkoop van CO2-gecompenseerd gas accuraat zijn? Zo ja, welke stappen overweegt u te ondernemen om deze praktijken aan te pakken?1
In het artikel wordt gesteld dat compensatieprojecten gemiddeld tien keer slechter presteren dan beloofd en in sommige gevallen helemaal geen compensatie-effect hebben. Bent u bekend met dergelijke discrepanties tussen beloofde en daadwerkelijke CO2-reducties bij compensatieprojecten? Zo ja, welke maatregelen overweegt u om de transparantie en effectiviteit van deze projecten te verbeteren?
Bent u bekend met het feit dat energieleveranciers investeren in duurzame projecten die geen extra financiering behoeven, zoals oudere windparken of zonne-energie-projecten, waardoor er geen extra emissiereducties worden gerealiseerd?
Wat is uw standpunt met betrekking tot het gebruik van termen als «CO2-neutraal» en «CO2-gecompenseerd» door energieleveranciers? Overweegt u om richtlijnen of regelgeving op te stellen om het gebruik van dergelijke termen te standaardiseren en misleiding te voorkomen? Overweegt u maatregelen te treffen om energieleveranciers te verbieden vage claims te maken zoals «CO2-neutraal» en «CO2-gecompenseerd gas», zoals voorgesteld door de Consumentenbond?
De Autoriteit Consumenten en Markt (ACM) heeft tot nu toe volgens het artikel de teugels laten vieren bij het gebruik van de term «compensatie». Overweegt u de regels met betrekking tot deze term aan te scherpen, zoals gesuggereerd door de directeur van de ACM? Zo ja, op welke termijn kunnen we dergelijke maatregelen verwachten?
Hoe beoordeelt u het handelen van de ACM in deze kwestie, waarbij zij de term «compensatie» tot nu toe niet actief hebben gereguleerd? Kunt u bij de ACM navragen welke middelen zij nodig heeft om dit beter aan te pakken?
Wat is uw reactie op het feit dat energieleveranciers hun websites aanpassen naar aanleiding van de bevindingen van Pointer (KRO-NCRV), zoals het verwijderen van termen als «100% CO2-gecompenseerd» en het heroverwegen van het aanbieden van CO2-gecompenseerd gas?
Wat is uw standpunt met betrekking tot het gebruik van goedkope compensatieprojecten door energieleveranciers, waarbij één euro al gelijkstaat aan de aankoop van één CO2-certificaat?
Hoe beoordeelt u de situatie waarbij energiebedrijven zoals Coolblue CO2-certificaten aankopen van problematische projecten zoals het Braziliaanse project Pacajai, dat wordt beschuldigd van landroof en geen werkelijke milieubescherming biedt? Bent u bekend met andere vergelijkbare gevallen?
Welke maatregelen overweegt u te nemen ten aanzien van energiebedrijven die CO2-certificaten kopen van projecten die aantoonbaar veel minder CO2-uitstoot verminderen dan beweerd wordt, zoals de projecten die efficiënte barbecues uitdelen in Afrika en Azië?
Wat is uw reactie op het oordeel van de Reclame Code Commissie dat Shell klanten misleidde met milieuvoordelen die er niet of nauwelijks zijn door de verkoop van «CO2-gecompenseerd gas»?
Zijn CO2-certificaten überhaupt een oplossing voor de klimaatcrisis? Deelt u de mening dat het voornamelijk lijkt bij te dragen aan greenwashing en dat het in praktijk niet tot CO2-reductie leidt?
Zowel Shell als KLM hebben rechtszaken verloren over vergelijkbare milieuclaims op basis van CO2-compensatieprojecten. Bent u van mening dat wetgeving nodig is om claims voor het compenseren van CO2-uitstoot via dergelijke projecten als geheel te verbieden?
Bent u van mening dat het wenselijk is dat bedrijven internationaal hun CO2 kunnen compenseren terwijl uit Pointer (KRO-NCRV) onderzoek blijkt dat het lastig is te achterhalen wat de daadwerkelijke CO2-reductie is? Zo nee, welke stappen onderneemt u om CO2-compensatie via projecten buiten de EU te beperken/verbieden?
Deelt u de mening dat dit soort praktijken inherent zijn aan het kapitalisme en dat bedrijven altijd zullen zoeken naar manieren om klimaatverplichtingen te omzeilen als dit hun winsten ten goede komt? Zo nee, waarom niet?
Het bericht dat energieleveranciers klanten misleiden met ‘CO2-gecompenseerd gas’ |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Energieleveranciers misleiden klanten met CO2-gecompenseerd gas» van Pointer?1
Bent u het eens met de conclusie van Pointer dat energieleveranciers consumenten misleiden met de verkoop van «CO2-gecompenseerd gas»? Waarom wel of niet?
Bent u het met de Consumentenbond eens dat er een verbod moet komen op dit soort misleidende claims? Gaat u wet- en regelgeving aanpassen om een verbod in te stellen op onterechte claims als «CO2-neutraal» en «CO2-gecompenseerd gas»? Zo niet, waarom niet?
Klopt het dat de huidige markt voor CO2-compensatierechten geen toezicht door Europa of nationale overheden kent? Waarom niet? Vindt u het niet wenselijk om hier meer toezicht op te krijgen?
Wat doet de Autoriteit Consument en Markt (ACM) om toezicht te houden op misleidende claims over CO2-compensatie? Zijn er de afgelopen jaren meldingen gedaan van misleidende duurzaamheidsclaims en zo ja, hoeveel? Wat is er met deze meldingen gedaan?
Doet de ACM volgens u voldoende om greenwashing van CO2-compensatie tegen te gaan? Zo nee, wat is er aanvullend nodig om toezicht en handhaving op dit terrein te verbeteren?
Wat doet u om de markt van vrijwillige CO2-certificaten (voor gas maar ook breder) te reguleren? Wat zegt de huidige (Europese) wet- en regelgeving hierover? Gaat u in Europa voorstellen doen voor betere regulering van deze markt?
Het bericht 'Utrecht wil niet meer samenwerken met Eneco en eigen warmtebedrijf oprichten' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het bericht «Utrecht wil niet meer samenwerken met Eneco en eigen warmtebedrijf oprichten»?1
Hoe duidt u de ontwikkelingen die worden omschreven in het artikel?
Verwacht u dat draagvlak voor de realisatie van warmtenetten in Utrecht en daarbuiten door deze problematiek minder wordt?
Welk signaal wordt hiermee afgegeven aan bedrijven die nu nog actief zijn in de warmtetransitie? Deelt u de mening dat dit de investeringsbereidheid in de warmtetransitie vermindert?
Heeft de keuze voor een publiek warmtebedrijf additionele financiële consequenties voor het Rijk? Zo ja, hoe groot zijn deze? Zo nee, deelt u de mening dat het Rijk niet financieel aan de lat moet staan voor een dergelijke lokale politieke keuze op dit vlak?
In hoeverre lopen de inwoners van de desbetreffende wijk het risico op een fors hogere energierekening dan oorspronkelijk voorgesteld voor deze ontwikkeling? Bent u in gesprek met de gemeente om te voorkomen dat de energierekening voor deze mensen onbetaalbaar wordt?
Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?
Het bericht 'Huisarts waarschuwt voor negatieve gezondheidsgevolgen van windturbines' |
|
Henk Vermeer (BBB), Caroline van der Plas (BBB) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Bent u op de hoogte van dit artikel, en zo ja, hoe kijkt u hiernaar?1
Kunt u bevestigen dat de zorgen van deze huisarts over negatieve gezondheidsgevolgen van windturbines gegrond zijn? Zo ja, wat zijn de precieze gezondheidseffecten waar we rekening mee moeten houden?
Kunt u laten weten of er op dit moment gevallen bekend zijn waarbij er gezondheidsproblemen zijn ontstaan als gevolg van windmolens?
Bent u op de hoogte van de zorgen van hoogleraar Diederik Gommers die aangeeft dat er nooit goed onderzoek is gedaan en het voornaamste probleem zit in laagfrequent geluid? Hoe beoordeelt u deze zorgen?2
Is het volgens u voldoende mogelijk om deze diagnose te stellen? Zo nee, bent u bereid om te kijken hoe deze gezondheidsschade binnen de eerstelijnszorg beter gediagnostiseerd kan worden?
Waarom wordt bij het plaatsen van windmolens geen rekening gehouden met gezondheidsdoelen?3
In hoeverre heeft het kabinet de mogelijke gezondheidsrisico's van windturbines meegenomen in de besluitvorming rondom de plaatsing en subsidiëring van deze vormen?
Zijn er wetenschappelijke studies die u heeft geraadpleegd of geïnitieerd om de gezondheidseffecten van windturbines op de nabije bevolking te onderzoeken en kunnen de resultaten hiervan openbaar gemaakt worden? Zo nee, wilt u een verzoek uit zetten tot zo’n onderzoek?
Bent u bereid om, in het licht van nieuwe zorgen en inzichten, het beleid met betrekking tot de plaatsing van windturbines te heroverwegen om de gezondheid van omwonenden te beschermen?
Hoe verhoudt de ambitie om over te gaan op meer duurzame energievormen zich tot de verantwoordelijkheid van de overheid om de gezondheid van haar burgers te beschermen en zorg te dragen voor een gezonde leefomgeving?
Waarom is die verantwoordelijkheid niet meegenomen in Health in All Policies (HiAP)?4
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen die genomen worden om eventuele negatieve effecten van bestaande en toekomstige windturbines op de gezondheid van burgers te minimaliseren? En mochten deze niet zijn genomen, bent u dan bereid om deze in de toekomst wel te nemen?
Kunt u bevestigen dat de effecten van geluidshinder in de omgevingseffectenrapportage beoordeeld zijn door het aantal woningen binnen een afstand van 1.000 en 2.000 meter tot zoekgebieden te bepalen?
Wat is de onderbouwing voor deze afstanden?
Is binnen deze afstanden bekend welke geluidsniveaus, slagschaduwhinder en veiligheidsrisico’s windturbines daadwerkelijk kunnen veroorzaken en wat dit betekent voor de hinderbeleving?
Kunt u meer duidelijkheid geven hoeveel aandacht er in het proces van meet- en regelgeving via ministeriële regelingen is voor de volksgezondheid?5
Is het mogelijk om afstandsnormen en beschermende meetbare tijdig indicerende effectieve geluid & trillingen normen te ontwikkelen en te valideren tegen bekende gezondheidseffecten gerelateerd aan windparken, om zo de gezondheid van omwonenden volledig te waarborgen?
Bent u bekend met de wetenschappelijke publicatie in de International journal of climatoly genaamd «Winds are changing: An explanation for the warming of the Netherlands»?
Deelt u de mening dat het belang van gezondheid en de menselijke maat voorop zou moeten staan als het gaat over windmolens? Zo ja, hoe brengt u dit in de praktijk?
Deelt u de mening dat wanneer het windenergiebeleid het aandeel duurzame energie vergroten een vast gegeven is en daarom plaatsingsruimte voor nieuwe windmolens ook een gegeven is, dat ten koste kan gaan van de bescherming van de fysieke leefomgeving? Deelt u de mening dat dan in strijd is met artikel 8, lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?6
Bent u bereid om de ontwikkeling van de planMER voor rijksnormen te herzien en aan te vullen met de vastgestelde en gesignaleerde tekortkomingen?
Hoe gaat u externe volledig onafhankelijke kwaliteitsborging implementeren in deze planMER met onafhankelijke internationale universitaire experts, gezien de geïdentificeerde lacunes in uitvoering, geselecteerde belanghebbende onderzoekspartijen en de relevante gezondheidsvraagstukken, borgen voor windturbines in Nederland?
De verdubbeling van Europese subsidies voor vleesreclames |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat de Europese Unie eind 2023 in haar jaarlijkse subsidieronde 46 miljoen euro toekende aan reclamecampagnes voor vlees en zuivel?1
Bent u bekend met het feit dat alleen al voor eet-meer-vlees-campagnes bijna 29 miljoen euro wordt uitgetrokken – meer dan het dubbele van 2022 en het hoogste bedrag sinds 2021?
Erkent u, in lijn met het IPCC, dat de EU alleen aan het Klimaatakkoord van Parijs kan voldoen als zij inzet op flinke vermindering van de vlees- en zuivelconsumptie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe rijmt u deze conclusie dan met de exorbitante bedragen die de EU aan vlees- en zuivelcampagnes uitgeeft?
Deelt u de mening dat deze subsidiëring van vleesreclames rechtstreeks ingaat tegen het voornemen van het kabinet om het aandeel plantaardige eiwitten in ons dieet te verhogen, ook in het belang van het klimaat?
Bent u bekend met de aangenomen motie-Wassenberg en Van Raan (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1565) die de regering oproept zich in Europa actief te verzetten tegen Europese subsidies voor de vleespromotie?
Bent u bekend met het feit dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) zich al actief uitspreekt tegen subsidiering van vleesreclames, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het Verslag van de Landbouw- en Visserijraad op 21 februari 2022, waarin hij schrijft dat Nederland sinds 2014 in Europese overleggremia uitdraagt dat het geen voorstander is van de Promotie-verordening? (21 501-32, nr. 1381)
Bent u bereid zich in Europees verband, net als de Minister van LNV al doet, in het belang van het klimaat actief uit te spreken over de onwenselijkheid van subsidiering door de Europese Unie van reclames voor vlees en zuivel? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer?
De productie van groengas via monomestvergisting |
|
Thom van Campen (VVD), Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de kansen in de productie van groengas via monomestvergisting en deelt u de mening dat deze vorm van productie een waardevolle bijdrage leveren aan de verduurzaming van ons energiesysteem, doordat het als alternatief voor fossiele brandstof bijvoorbeeld kan zorgen voor de verwarming van huizen? Hoe waardeert u deze kansen en kunt u daarbij aangeven via welke wegen u op dit moment de productie van groengas via monomestvergisting stimuleert?
Ja, ik ben bekend met de kansen in de productie van groen gas en monomestvergisting in het bijzonder. Groen gas kan dienen als een vervanger van fossiel aardgas in het energiesysteem en als grondstof, met toepassingen in diverse sectoren zoals de industrie, de gebouwde omgeving, vervoer en de landbouwsector.
Via het Programma Groen Gas stimuleert het kabinet groen gasproductie. Om de nationale groen gasdoelstellingen te halen, hebben we alle groen gas productietechnieken nodig, waaronder monomestvergisting. Dit gebeurt via de SDE++, de voorgenomen bijmengverplichting voor groen gas en door stimulering van de techniek vergassing via de DEI+. Daarnaast werkt het kabinet binnen het Programma Groen Gas aan de versnelling van de ruimtelijke inpassing. Dit omvat onder andere een handreiking voor vergunningverleners en groen gas voorlichtingsbijeenkomsten in provincies.
Groen gasproductie via monomestvergisting kan een belangrijke bijdrage leveren aan de opgaven in de landbouw. Zoals u al noemt, kan mestvergisting allereerst zorgen voor aanzienlijke emissiereducties van methaan en stikstof uit mest in de stal, wanneer dit gecombineerd wordt met dagontmesting. Ten tweede kan mestvergisting in potentie bijdragen aan de productie van kunstmestvervangers uit digestaat (het restproduct van het vergistingsproces). Deze potentie hangt wel af van de goedkeuring van de Europese Unie voor Renure (stikstofhoudende meststoffen gewonnen uit mest of digestaat). Tot slot kan de productie en verkoop van groen gas bijdragen aan extra inkomsten voor de boeren.
Ik deel de mening dat hier een win-win situatie ontstaat met betrekking tot de landbouw- en energietransitie. Het kabinet heeft dit ook expliciet gemaakt richting de provincies in de «Handreiking voor het opstellen van gebiedsprogramma’s» door mestvergisting daar te benoemen als functiecombinatie die bijdraagt aan zowel de hernieuwbare energiedoelen als de doelen uit het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).
Hoe reflecteert u daarnaast op het feit dat monomestvergisting een waardevolle bijdrage kan leveren aan de reductie van stikstof- en methaanemissies uit de stal en opgeslagen mest? Deelt u de mening dat we deze meekoppelkansen moeten aangrijpen en hoe waardeert u deze meekoppelkansen?
Zie antwoord vraag 1.
In de brief van 1 maart 2024 betreffende de openstelling van de SDE++ 2024 (Kamerstuk 31 239, nr. 387) kondigt u een nieuwe categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten aan, omdat dergelijke projecten alleen met hogere basisbedragen een sluitende business case [kunnen] realiseren. Klopt het dat het huidige SDE++-tarief voor deze projecten 1,48 euro per kuub gas bedraagt? En klopt het ook dat het SDE++-tarief voor de nieuwe categorie 2,13 euro per kuub gas gaat bedragen en dat deze vanaf 10 september wordt opengesteld? Hoe zijn deze cijfers tot stand gekomen, wat is de cijfermatige onderbouwingen van deze bedragen?
In de SDE++ 2023 konden monomestvergistingsprojecten met een vermogen kleiner dan 450 kW die groen gas produceerden een aanvraag indienen voor een basisbedrag van 0,1.523 euro / kWh. Dit komt overeen met 1,49 euro per kuub groen gas. In de SDE++ 2024 wordt deze categorie opgesplitst in twee categorieën. Eén categorie geldt voor projecten met een vermogen tussen 110 kW en 450 kW met een basisbedrag van 0,1.588 euro / kWh. Dit komt overeen met 1,55 euro / kuub groen gas. De tweede categorie geldt voor projecten met een vermogen onder de 110 kW met een basisbedrag van 0,2.187 euro / kWh. Dit komt overeen met 2,14 euro per kuub groen gas. Deze cijfers zijn tot stand gekomen door adviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) en zijn beschikbaar via de website van het PBL over de SDE++ advisering.1
Bent u ermee bekend dat kleinere veehouderijen die reeds een SDE++-beschikking hebben gekregen op basis van het huidige tarief, niet meer kunnen overstappen naar het tarief van het aangekondigde nieuwe tarief? Zo ja, bent u voornemens maatregelen te nemen, zodat deze kleinere veehouderijen ook kunnen overstappen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben ermee bekend dat projecten niet kunnen overstappen naar een hoger basisbedrag. Nadat een project een aanvraag heeft ingediend en op basis daarvan een beschikking heeft gekregen, ligt het basisbedrag vast over de hele looptijd van de beschikking. Het is niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen, enkel omdat in dat jaar de tarieven gestegen zijn. Dit was bij de aanvragers bekend. Bij veehouderijen was op het moment van aanvragen bekend dat ik het PBL heb verzocht om voor de openstelling in 2024 te adviseren over een passende categorie voor kleinschalige monomestvergistingsprojecten. RVO heeft op mijn verzoek hierover proactief gecommuniceerd. Ik heb uw Kamer over dit voornemen geïnformeerd in mijn beantwoording van Kamervragen van de leden Erkens en Van Campen (beiden VVD) aan de Ministers voor Klimaat en Energie en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit2.
Begrijpt u dat als een overstap niet mogelijk is, het daarmee onmogelijk wordt gemaakt voor betreffende bedrijven om een sluitende businesscase te realiseren, zoals u zelf al schrijft in de brief van 1 maart? Hoe waardeert u deze uitspraak uit de brief van 1 maart, mede in het licht van de kabinetsinzet om de productie van groengas een impuls te geven?
Mijn passage uit de Kamerbrief van 1 maart3 over problemen met de business case voor kleinschalige vergisters had betrekking op projecten die geen gebruik hebben gemaakt van de SDE++ 2023 vanwege te lage tarieven. Ik ga ervan uit dat projecten die een aanvraag binnen de SDE++ 2023 hebben ingediend dit hebben gedaan omdat ze in staat zijn hun project te realiseren. Aanvragers hebben hiervoor informatie aangeleverd om dit te onderbouwen. De projecten zijn vervolgens door RVO getoetst op (financiële) haalbaarheid. Ook heeft RVO de betreffende projecten vóór afgifte van de beschikking gebeld en aangegeven dat het niet mogelijk is om in 2024 opnieuw een aanvraag voor een hoger tarief in te dienen in de SDE++ 2024 als projecten al een beschikking uit de SDE++ 2023 hebben. Een deel van deze aanvragers heeft hierna besloten in 2023 de subsidieaanvraag niet door te zetten. Deze projecten kunnen in 2024 alsnog een aanvraag indienen.
Wat zijn de mogelijkheden om ruimte te geven aan kleinschalige monomestvergistingsprojecten die reeds een SDE++-beschikking hebben ontvangen om over te stappen naar de nieuwe categorie met een hoger tarief en hoe gaat u deze kleinschalige veehouderijen bereiken om deze mogelijkheden kenbaar te maken?
Zoals aangegeven bij mijn antwoord op vraag 4 is het niet wenselijk, en daarom niet mogelijk, om nadat men een SDE++ beschikking heeft gekregen opnieuw in een daaropvolgend jaar een SDE-aanvraag in te dienen enkel omdat de tarieven gestegen zijn. Het is ook niet mogelijk om binnen een bestaande SDE++-beschikking over te stappen naar een hoger basisbedrag, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4.
Het artikel 'Hoe een groen megaproject muurvast zit door ruzie Dow en overheid' |
|
Sophie Hermans (VVD), Joris Thijssen (PvdA), Silvio Erkens (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Hoe een groen megaproject muurvast zit door ruzie Dow en overheid» gepubliceerd door EW op 5 april 2024?1
Ja, ik heb kennisgenomen van het artikel.
Vindt u dat een schonere installatie met minder CO2-uitstoot, minder stikstofuitstoot, en minder uitstoot van vervuilende stoffen wenselijk is? Ziet u de maatwerkafspraak als een belangrijk instrument hiervoor?
Ja. Het adagium van de maatwerkaanpak «liever groen, hier dan grijs elders» ziet zowel op additionele CO2-reductie ten opzichte van de nationale CO2-heffing industrie, als op andere verbeteringen van de leefomgeving. Hieronder valt ook reductie van stikstofuitstoot. Zo wordt in de Expression of Principles (hierna: «EoP») met DOW ingezet op het reduceren van hun stikstofuitstoot van industriële emissies met 10% ten opzichte van de uitstoot in 2018.
Hoe staat het met het afsluiten van de maatwerkafspraak met Dow Chemical? Klopt het dat de besprekingen tussen de overheid en Dow over mogelijke maatwerkafspraken stilliggen? Klopt het dat er bijna een doorbraak was waarbij het bedrijf meer dan € 1 miljard zou investeren, maar dat deze enorme investering is vastgelopen op vergunningsverlening zoals besproken in bovenstaand artikel?
In het kader van het maatwerktraject is in december 2022 een EoP met DOW gesloten.2 Hierna zijn de Staat, de Provincie Zeeland en DOW aan de slag gegaan om de ambities uit de EoP verder uit te werken in concrete, uitvoerbare verduurzamingsprojecten in een concept Joint Letter of Intent(hierna: JLoI). Tijdens de uitwerking werd duidelijk dat de beoogde verduurzamingsplannen van DOW mogelijk niet vergunbaar zouden zijn, vanwege een overschrijding van de geldende stikstof-emissiegrenswaarden (zie voor nadere duiding antwoord vraag 6).
DOW is momenteel bezig met de ontwikkeling van nieuwe verduurzamingsplannen. De eerste contouren van dit nieuwe plan zijn op 8 mei jl. aan ons gepresenteerd. We zijn in constructief overleg om deze plannen nader uit te werken. Gelijktijdig met de ontwikkeling van DOW’s aangepaste verduurzamingsplannen, zijn er op zeer regelmatige basis gesprekken gevoerd tussen de verschillende overheden en DOW. De inzet van deze gesprekken (tussen EZK, I&W, de Provincie Zeeland, DCMR en DOW) is steeds om tot een bestendige lange termijn oplossing te komen ten aanzien van de vergunningverlening.
Indien u een schonere productie bij Dow Chemical als wenselijk ziet, waarom faciliteert u de noodzakelijke vergunningsverlening dan niet? Indien u dit niet wenselijk vindt, welke mogelijkheden heeft u dan onderzocht om het project toch door te laten gaan? Kunt u toelichten wat er momenteel wordt gedaan om de maatwerkafspraken met Dow Chemical zo snel mogelijk te realiseren?
DOW heeft reeds laten weten dat ook in de nieuwe verduurzamingsplannen een overgang naar waterstofverbranding wordt voorzien. Hiervoor dienen de bestaande (grote) stookinstallaties te worden aangepast. Bij de uitwerking van de initiële verduurzamingsplannen van DOW, kwam de vraag aan de orde wat de wettelijke eisen zijn waaraan het bedrijf moet voldoen op het gebied van waterstofverbranding (zie vraag 6). Voor de voorgenomen aanpassing van de installaties moet voldaan worden aan nationale- en Europeesrechtelijke concentratie-eisen voor stikstof. Op Europees niveau is een bandbreedte vastgesteld tussen de 60–100 mg/Nm3. In Nederland is dit omgezet naar een emissiegrenswaarde van 80mg/Nm3. De initiële verduurzamingsplannen van DOW gericht op waterstofverbranding overschrijden zonder additionele reducerende maatregelen zowel de Nederlandse als Europese emissiegrenswaarden.
Op dit moment wordt in gezamenlijkheid met de eerdergenoemde partijen naar een oplossing voor het vergunningsvraagstuk gezocht. In dit kader worden er vergunningsroutes onderzocht met behulp van expertsessies. Hierbij wordt ook het effect van technische aanpassingen op de installaties van DOW meegenomen, en in welke mate hiermee aan de wettelijke eisen kan worden voldaan.
Heeft u onderzocht hoe het zit met de niet-CO2 vervuiling waar vooral de omwonenden mee te maken hebben? Zo ja, wat is hieruit gekomen? Zo nee, waarom niet?
DOW is de derde grootste industriële uitstoter van koolstofdioxide van Nederland. De stikstofuitstoot van DOW zorgt voor 22% van de stikstofuitstoot van de chemische industrie. De impact van DOW’s activiteiten op de leefomgeving is in opdracht van het Rijk onderzocht door Witteveen+Bos (zie bijlage 1). Op basis daarvan is duidelijk dat stikstof afkomstig van het bedrijf een grote impact heeft op de leefomgeving en is mede daarom ook onderwerp van de EoP in het kader van maatwerk.
Kunt u reflecteren op de huidige voorwaarden voor vergunningverlening en hoe dit zich verhoudt tot Europese wet- en regelgeving? Heeft u in Europa getoetst of u niet doorslaat in hoe u zich hier opstelt? Hoe rijmt uw opstelling zich met het genoemde advies van de landsadvocaat dat flexibiliteit wel degelijk mogelijk is?
DOW wil verduurzamen door middel van een overstap op waterstofverbranding. Hiervoor moeten stookinstallaties worden aangepast. Na een intensief traject en met een uitgebreide toets door de Landsadvocaat is geconcludeerd dat de initiële verduurzamingsplannen van DOW dusdanige aanpassingen behelsden dat de stookinstallaties voor de overstap van verbranding van methaan op waterstofverbranding, moet worden beoordeeld als nieuwe grote stookinstallatie. Voor nieuwe grote stookinstallaties gelden er strengere stikstof-emissiegrenswaarden dan voor bestaande grote stookinstallaties, namelijk 80 mg/Nm3 stikstof. Het gaat hierbij om stikstofconcentratie en niet om de hoeveelheid (vracht). Ter verduidelijking van de toepasselijke stikstofregelgeving, zijn er tevens gesprekken gevoerd met de Europese Commissie over de interpretatie van de Richtlijn Industriële Emissies (hierna: «RIE»).
Nederland dient zich net als iedere andere lidstaat te houden aan de Europeesrechtelijke wet- en regelgeving. De Europese wetgever heeft ervoor gekozen om «nieuwe» (scherpere) normen van toepassing te maken, indien bepaalde wijzigingen worden gedaan aan industriële installaties. Op die manier wordt geborgd dat ook oude installaties op den duur onder scherpere normen vallen, waardoor innovatie wordt gestimuleerd. Dat is in lijn met aangenomen motie Van Esch Beckerman over oude installaties (Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 22 112, nr. 3445).
In Nederland geldt aldus een stikstofconcentratienorm van 80 mg/Nm3. De Landsadvocaat wijst er in zijn advies op dat het kabinet binnen de Europeesrechtelijke kaders de flexibiliteit heeft om de betreffende stikstofnormering te verruimen van 80 naar 100 mg/Nm3. Een dergelijke verruiming zou dienstig kunnen zijn om de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW mogelijk te maken indien DOW aantoont niet aan 80 mg/Nm3 te kunnen voldoen, maar wel binnen 100 mg/Nm3 aan concentratie kan blijven met haar nieuwe plannen. Echter heeft het ook een keerzijde. Zo heeft Nederland een forse stikstofopgave en sturen we via de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord op het zo scherp mogelijk vergunnen van projecten. Als er al sprake zou kunnen zijn van verruiming van deze norm, dan moet deze bovendien op een dusdanige manier ingeperkt zijn dat de verruiming alleen van toepassing is bij de verduurzaming van de industrie in het geval van een overstap naar waterstof. Over dit vraagstuk zal pas een besluit worden genomen als de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW zijn beoordeeld. De betrokken ministeries zullen parallel verder praten met de Europese Commissie over de vergunningverleningsproblematiek met betrekking tot de overstap op waterstof als brandstof. Overigens zou een verhoging van de Nederlandse norm voor de initiële verduurzamingsplannen geen oplossing hebben geboden, aangezien DOW hiermee (ruim) boven de 100 mg/Nm3 zou uitkomen.
Klopt de constatering dat een enorm verduurzamingsproject, met groot belang voor de regio Zeeland, vastloopt op een bureaucratische werkelijkheid? Beseft u hiermee dat deze grote verduurzamingsinvestering mogelijk in een ander land gaat plaatsvinden en niet meer in Nederland? Vindt u niet ook dat vergunningverlening niet in de weg zou mogen staan van ambitieuze verduurzaming als de bescherming van milieu en omgeving wordt geborgd en de investering leidt tot minder vervuiling (door CO2 en andere stoffen)?
De overheid zet er stevig op in om het verduurzamingsproject van Dow binnen Nederland mogelijk te maken, rekening houdend met de geldende wet- en regelgeving. Hierbij geldt dat het kabinet gebonden is aan nationale en Europese wet- en regelgeving. Dit neemt niet weg dat het kabinet de casuïstiek omtrent industriële waterstofverbranding op Europees niveau middels verschillende routes aankaart.
Vanuit de maatwerkaanpak is de overheid op verschillende niveaus volop in gesprek met Dow, en andere bedrijven, om op basis van wederkerigheid samen te werken. Met als uiteindelijk doel om de industriële bedrijven ervoor te laten kiezen om in Nederland een investeringsbeslissing te nemen, die ten goede komt aan de verduurzaming van de Nederlandse industrie. We hopen dat de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW zodanig vorm zijn te geven dat ze en juridisch en financieel haalbaar zijn.
Voor welke investeringen zou Dow subsidie krijgen? Is dit alleen voor duurzamere installaties of ook voor carbon capture storage (CCS) en de infrastructuur voor CCS? Wat zouden de verhoudingen van de bedragen voor verschillende verduurzamingsmaatregelen zijn?
DOW heeft in 2022 een SDE++-beschikking gekregen voor CCS. In deze subsidie wordt de onrendabele top vergoed voor de CO2-afvang, -transport en -opslag. Er is momenteel nog geen SDE++-subsidie uitgekeerd, omdat eventuele uitkering slechts aan de orde kan zijn na realisatie van een SDE++-project.
In het kader van de initiële verduurzamingsplannen is destijds nog geen overeenstemming bereikt over eventuele maatwerkfinanciering. Er zijn dan ook nog geen uitspraken te doen over de eventuele verhouding van de bedragen voor verschillende duurzaamheidsmaatregelen. Zoals beschreven werkt DOW momenteel nieuwe verduurzamingsplannen uit. Deze plannen zullen moeten worden beoordeeld, waarna kan worden vastgesteld of en vervolgens in welke mate daar financiële overheidsondersteuning voor noodzakelijk is.
Deze maatwerkafspraak is een eerste stap in het klimaatneutraal maken van de installaties van Dow. Is het volledig klimaatneutraal maken ook onderdeel van de maatwerkafspraken met Dow? CCS wordt gezien als de eerste stap in de verduurzaming van Dow, hoe wordt gestimuleerd dat Dow uiteindelijk volledig overstapt op elektrisch kraken?
In de EoP erkent DOW dat de transitie naar een duurzame en klimaatneutrale productie het gebruik van andere materialen, productiemethoden en energiedragers vergt. Momenteel werkt DOW aan nieuwe verduurzamingsplannen (Path2Zero). Om die reden kan in deze fase niet worden gezegd op welke manier het volledig klimaatneutraal maken onderdeel zou kunnen zijn van eventuele bindende maatwerkafspraken met DOW. In lijn met motie 29 826, nr. 141 van de leden Kröger en Thijssen is een voorwaarde voor een JLoI ook een plan voor klimaatneutraliteit na 2030.
Bent u bereid om vóór het zomerreces met een oplossing voor dit probleem te komen, ook gezien het feit dat deze maatwerkafspraak cruciaal is voor het halen van klimaatdoelen voor 2030?
Momenteel vindt overleg plaats tussen DOW, de betrokken departementen en de provincie Zeeland, om gezamenlijk verschillende vergunningsroutes te onderzoeken. Op basis van de nieuwe verduurzamingsplannen van DOW, de uitkomsten van de expertsessies en eventuele financiële steunmogelijkheden door de overheid, zullen conclusies getrokken moeten worden over de mogelijkheden om tot een (vergunbare) maatwerkafspraak te komen. Ik zal uw Kamer nader informeren over de voortgang via de voortgangsrapportage maatwerkaanpak.
Speelt dit probleem breder bij andere grote verduurzamingsprojecten en andere maatwerkafspraken? Indien dat zo is, zou een generieke oplossing dan niet hoogstnoodzakelijk zijn aangezien de verduurzaming van onze industrie hier niet op mag vastlopen?
Door het kabinet is een eerste inventarisatie gemaakt of dit ook speelt bij andere maatwerkbedrijven. Hieruit blijkt dat dit vraagstuk minder lijkt te spelen bij andere maatwerkbedrijven die op waterstof overgaan. Er is een aantal bedrijven dat aangeeft te kunnen voldoen aan de huidige stikstofnormering, maar er zijn ook enkele bedrijven die aangeven dat het voor hen lastig wordt. Dit vergt een nadere concretisering en uitwerking om conclusies te kunnen trekken.
Kunt u deze vragen ruim voorafgaand aan het geplande commissiedebat verduurzaming industrie beantwoorden?
Ja. Ik zorg dat u tijdig geïnformeerd bent.
Het artikel 'Netbeheerders kunnen weinig met prioriteit voor Brainport' |
|
Inge van Dijk (CDA), Henri Bontenbal (CDA) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Netbeheerders kunnen weinig met prioriteit voor Brainport»1?
Hoe kan het dat de brief van 21 november 2023 (Kamerstuk 33 009, nr. 136), waarin u aankondigde dat de Brainportregio voorrang zou krijgen bij het oplossen van congestieproblemen voor de netbeheerders als verrassing kwam?
In de brief schrijft u dat er intensieve sessies met de regio plaatsvinden over de vorm en inhoud van deze prioritering, zijn en waren de netbeheerders daar dan niet bij aangesloten?
Wat is uw reactie op de uitspraak van TenneT dat de brief van november eigenlijk te laat kwam om de investeringsplannen noemenswaardig aan te passen? Kan daaruit worden opgemaakt dat er voor het verzenden van de brief geen contact is geweest met TenneT en de regionale netbeheerder? Zo ja, waarom is dat dan niet gebeurd?
Wat is daarnaast uw reactie op de stelling van TenneT dat de roep om prioriteit deels overbodig is omdat alle projecten van TenneT in de Brainportregio ofwel al prioriteit hebben gekregen in de investeringsplannen ofwel al in uitvoering zijn? Op welk vlak kan er dan nog wel worden bijgestuurd op de prioritering en het aanpakken van congestieproblemen in de Brainportregio?
Kunt u uitleggen in welke mate er wordt ingezet op de verzwaring van het elektriciteitsnet in de Brainportregio en voor welk deel de inzet zich richt op innovatieve oplossingen in de vorm van energiehubs, batterijopslag en congestiemanagement? Waar zou wat u betreft de nadruk op moeten liggen om de congestieproblematiek in de Brainportregio zo effectief en snel mogelijk aan te pakken?
De visserij en ETS-2 |
|
Cor Pierik (BBB), Wytske de Pater-Postma (CDA), André Flach (SGP), Pieter Grinwis (CU), Eline Vedder (CDA) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Klopt het dat wordt gesproken over het brengen van de visserij onder het CO2-emissiehandelssysteem (ETS-2)?1
Wat zijn de mogelijke gevolgen van ETS-2 voor de visserij? Wanneer wordt onderzoek hiernaar afgerond?2
Acht u het brengen van de visserij onder ETS-2 rechtvaardig nu de Europese Unie geen ruimte biedt voor gebruik van de pulskor?
Wat is dan het handelingsperspectief voor visserijbedrijven?
Hoe beoordeelt u het eventueel brengen van de visserij onder ETS-2 in het licht van de sanering die al plaatsvindt?
Hoe gaan andere lidstaten om met de visserij in relatie tot ETS-2?
Deelt u de mening dat het onverstandig is de visserij onder het ETS-2 te brengen?
Kunt u toezeggen dat geen besluitvorming plaatsvindt voordat bovenstaande vragen zijn beantwoord en lopend onderzoek naar de gevolgen van ETS-2 voor de visserij is afgerond?
Het artikel waarin vermeld staat dat een Frans bedrijf honderden laadpalen wil aanleggen in Nederland |
|
Henk Vermeer (BBB) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het artikel waarin vermeld staat dat een Frans bedrijf honderden laadpalen wil aanleggen in Nederland?1
Ja, ik ben bekend met dit artikel.
Kan het Nederlandse net een extra laadpalengigant wel aan, aangezien we al kampen met netcongestie?
De komst van nieuwe aanbieders is wenselijk om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen voor personen-, bestel- en vrachtvoertuigen. Concurrentie is tevens nodig om aantrekkelijke laadprijzen te bieden. Netbeheerders houden in de voorspellingen en investeringsplannen ook rekening met de groei van het aantal laadpalen. Daarnaast wordt de laadinfrastructuur nu zo ingericht dat elektrische personen-, bestel- en vrachtvoertuigen ook bijdragen aan de oplossing van de netcongestie door onder andere slim laden toe te passen als ook mitigerende maatregelen te nemen waar dat nodig is.
Welke gevolgen heeft de komst van Electra voor de wachtlijsten?
De gevolgen zijn onbekend, en hangen af van de specifieke locatiekeuze, de gevraagde grootte van de aansluiting, het tijdstip van de aanvragen en de mogelijkheden van het nemen van mitigerende maatregelen.
Bent u op de hoogte welke investeringen er lopen en gemaakt gaan worden vanuit pensioenfondsen die intensief zijn voor het elektriciteitsnet en de netcongestie verder kunnen verslechteren?
Nee. Ik heb wel uit de pers begrepen dat pensioenfondsen aan de informateurs een aanbod tot investeren in de energietransitie hebben gedaan.
Is het wenselijk dat er, wederom in het licht van de overbelasting van ons net, een concurrentie gaat plaatsvinden tussen onder andere Shell, Fastned, EVBox, Allego en dus het Franse Electra?
Ja, de komst van nieuwe aanbieders is wenselijk om tot een landelijk dekkend netwerk van laadpalen te komen voor personen-, bestel- en vrachtvoertuigen.
Concurrentie is tevens nodig om aantrekkelijke laadprijzen te bieden.
Netbeheerders houden in de voorspellingen en investeringsplannen ook rekening met de groei van het aantal laadpalen. Daarnaast wordt de laadinfrastructuur nu zo ingericht dat elektrische personen-, bestel- en vrachtvoertuigen ook bijdragen aan de oplossing van de netcongestie door onder andere slim laden toe te passen als ook mitigerende maatregelen te nemen waar dat nodig is. Daarnaast zal dit bedrijf net als andere laadpaalexploitanten een netaansluiting aan moeten vragen voor nieuwe locaties of gebruik moeten maken van reeds bestaande aansluitingen.
Als er sprake is van netcongestie op een bepaalde locatie dan is het mogelijk dat een nieuwe netaansluiting afhankelijk van de gevraagde grootte niet direct opgeleverd kan worden.
Dreigen er al of zijn er al soortgelijke situaties zoals recent in Rotterdam waarin laadpalen uit moeten, bij of in de buurt van de gebieden waar Electra vooral laadpalen wil plaatsen?
Het is niet bekend waar Electra laadpalen wil plaatsen, dus kan geen inschatting van deze dreiging worden gemaakt. Overigens is het in Rotterdam vooralsnog niet nodig om laadpalen uit te zetten.
De laadpaalinfrastructuur in Nederland kent een diverse mix aan aanbieders en met de toetreding van het Franse Electra met ambitieuze uitrol plannen, erkent u het risico van een Franse consolidatie van de Nederlandse laadpaal markt, op termijn?
Het Nederlandse beleid is altijd gericht geweest op het creëren van een open markt waarin elektrische rijders voldoende keuzevrijheid hebben.
Kunt u een overzicht geven van het speelveld op de Nederlandse laadpaal markt en hoe volgens de Minister een geconsolideerde laadpaal markt er uit ziet?
Op de Nederlandse markt voor laadinfrastructuur zijn 14 laadpaalexploitanten actief die samen meer dan 80% van de openbaar toegankelijke laadpalen beheren2. Zoals iedere jonge markt is ook de markt voor laadinfrastructuur in beweging.
Hoe de geconsolideerde laadpaalmarkt er uiteindelijk uit gaat zien kan ik niet voorspellen. Wel vind ik het van belang dat er voldoende keuzevrijheid voor elektrische rijders is.
Kunt u aangeven welke instrumenten voor Nederland beschikbaar zijn om zeggenschap te behouden over kritische laadpaal infrastructuur in Nederland?
Het merendeel van de openbaar toegankelijke laadpunten in Nederland wordt via regionale aanbestedingen gerealiseerd. Gemeenten houden hierdoor regie over wat er op hun grondgebied gebeurt.
Welke waarborgen voorziet u zodat dat de data van Nederlandse gebruikers van Electra laadpalen niet in handen komen van de Franse overheid in voorkomend geval?
Ieder bedrijf dat actief is in Nederland dient zich te houden aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). De Autoriteit Persoonsgegevens ziet toe op naleving van de AVG.
Het steeds verder naar voren schuiven van de Nederlandse Earth Overshoot Day |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u op de hoogte van het feit dat de Nederlandse Earth Overshoot Day, de dag waarop we de natuurlijke grondstoffencapaciteit van de Aarde overschrijden, dit jaar al op 1 april plaats heeft gevonden?1 Wat is uw reactie hierop?
Bent u zich er bewust van dat deze datum steeds verder naar voren schuift – van 3 mei in 20202, 27 april in 20213, 12 april in 20224 en 20235, tot 1 april dit jaar – en dat de Nederlandse Overshoot Day de afgelopen vijf jaar dus al met meer dan een maand is vervroegd? Wat is uw reactie hierop?
Bent u zich er bewust van dat Nederland het vergeleken met andere landen steeds slechter doet in de ranglijst van landelijke Overshoot Days, aangezien de World Overshoot Day na decennia verslechtering sinds 2010 blijft hangen rond begin augustus6 – wat ook bij lange na nog niet genoeg is –, terwijl deze dag in Nederland steeds eerder valt? Wat is uw verklaring voor dat Nederland het steeds slechter doet in vergelijking met andere landen?
Welke maatregelen worden er nu door u ondernomen om de Nederlandse voetafdruk te verminderen, zodat ook Nederland kan bijdragen aan het verkleinen van de mondiale ecologische voetafdruk?
Erkent u dat meer vergaande maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de druk op de natuur en het klimaat verder toeneemt? Zo ja, hoe ziet u erop toe dat er een integrale oplossing komt, waarbij niet alleen uitstoot van CO2, maar ook landgebruik, biodiversiteit, andersoortige vervuiling, et cetera, wordt meegenomen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om actief beleid te voeren op het stimuleren van consuminderen zodat de druk op natuur en klimaat vermindert?
De inzet van weerbeïnvloedingstechnieken / geo-engineering |
|
Pepijn van Houwelingen (FVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de ambities van het World Economic Forum (WEF) om zonlicht te blokkeren?1
Het kabinet is niet bekend met een ambitie van het World Economic Forum om daadwerkelijk zonlicht te blokkeren, geformuleerd in een officieel document. Wel zijn er communicatie-uitingen zoals op https://www.weforum.org.
In het artikel van 29 september 2022 wordt het onderwerp juist in vraagvorm benaderd: «Could solar geoengineering be the answer to slowing global warming?»2
Kunt u aangeven of het Nederlandse kabinet op enigerlei wijze betrokken is bij de verwezenlijking van deze ambitie door het WEF? Zo ja, op welke wijze?
Het kabinet is niet bekend met een dergelijke ambitie en dus ook niet op enige wijze daarbij betrokken.
Kunt u eventueel vastgelegde afspraken of toezeggingen van het Nederlandse kabinet aan het WEF inzake deze of andere geo-engineeringstechnieken met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?
Er zijn geen afspraken of toezeggingen met het kabinet; het kabinet is niet bekend met een dergelijke ambitie en hierbij niet betrokken.
Hoe waarborgt het Nederlandse kabinet de veiligheid en gezondheid van haar burgers, gelet op de inzet van geo-engineeringstechnieken in naburige landen en gegeven het feit dat in de lucht geïnjecteerde stoffen, waaronder chemicaliën, via luchtstromen ook het Nederlandse luchtruim kunnen bereiken? Welke monitoring wordt toegepast om dergelijke effecten tijdig te kunnen detecteren?2
Het kabinet zet in op internationale regulering, bij voorkeur via het United Nations Environment Program (UNEP). Hier heeft Nederland zich o.a. tijdens de United Nations Environment Assembly (UNEA) in februari jl. voor ingezet via de EU. Zie verder ook het antwoord op vraag 6.
De atmosfeer wordt intensief gemonitord via de internationale waarnemingssystemen vanuit de Wereld Meteorologische Organisatie en ook door de diverse kennisinstellingen in Nederland om tijdig veranderingen te kunnen detecteren.
Hoe verhouden de in het verdrag inzake het Verbod van militair of enig ander vijandelijk gebruik van milieuveranderingstechnieken, dat Nederland op 10 december 1976 in Genève ondertekende, vastgelegde toezeggingen zich tot het gebruik van milieuveranderingstechnieken binnen eigen landsgrenzen zonder uitdrukkelijke toestemming van de Nederlandse bevolking?
Conform dat verdrag worden deze technieken niet in Nederland toegepast.
Welke internationale afspraken zijn er, gelet op de uiteenlopende internationale onderzoeken, technologische ontwikkelingen en initiatieven gericht op het inzetten van geo-engineering ter beïnvloeding van het klimaat, alsook de reeds in gebruik zijnde uiteenlopende geo-engineeringstechnieken, gemaakt en/of welke hieraan gerelateerde verdragen zijn door het Nederlandse kabinet ondertekend?
In sommige verdragen zijn nu al enkele specifieke afspraken gemaakt over geo-engineering, met name voor toepassingen in het mariene milieu. Partijen bij het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD), waaronder Nederland, hebben staten unaniem opgeroepen te borgen dat er geen klimaatgerelateerde geo-engineering (grootschalige Carbon Dioxide Removal en Solar Radiation Modification) activiteiten plaatsvinden die een effect kunnen hebben op de biodiversiteit, totdat deze op wetenschappelijke basis gerechtvaardigd zijn. Hierbij moet rekening worden gehouden met de daarmee gepaard gaande risico’s voor het milieu en biodiversiteit, en de sociale, economische en culturele gevolgen (COP Besluit X/33 Biodiversiteitsverdrag). Daarmee geldt er een (niet juridisch bindend) moratorium op klimaatgerelateerde geo-engineeringactiviteiten en grootschalige veldexperimenten.
Voor mariene geo-engineering, zoals oceaanbemesting, is een juridisch kader opgesteld middels een wijziging van het London Protocol (2013).4 Deze wijziging is internationaal nog niet in werking getreden. Nederland heeft de wijziging al wel goedgekeurd en geïmplementeerd in de Waterwet. Dit betekent dat alle oceaanbemestingsactiviteiten in Nederland verboden zijn, met uitzondering van legitiem wetenschappelijk onderzoek.
Ook is het mogelijk dat specifieke geo-engineeringtechnieken onder de reikwijdte vallen van bestaande verdragen zonder dat dit destijds bij de opstelling van die verdragen was voorzien. Een voorbeeld is de Convention on the Prohibition of Military or Any Hostile Use of Environmental Modification Techniques(ENMOD Convention (1977)) waarbij Nederland partij is.
Algemene randvoorwaarden aan de ontwikkeling en toepassing van geo-engineering zijn ook opgenomen in internationaal gewoonterecht en algemene beginselen van internationaal milieurecht. Van belang is verder dat op grond van internationaal recht iedere schending van een internationale verplichting die aan de staat kan worden toegerekend, leidt tot staatsaansprakelijkheid. Staten kunnen elkaar hiervoor onderling aansprakelijk stellen. Individuen zullen voor geleden schade veelal slechts een rechtsingang hebben als daarvoor in het nationale recht een basis bestaat, of als inbreuk wordt gemaakt op hun mensenrechten. Het adviescomité van de VN-Mensenrechtenraad publiceerde in juli 2023 een rapport over de implicaties van o.a. SRM-technologieën voor mensenrechten.5
Voor meer informatie over de Nederlandse inzet t.a.v. aanvullende internationale afspraken over governance van geo-engineering, zie ook het antwoord op vraag 4.
Zijn er buitenlandse partijen (regeringen en/of partijen uit de private sector) die gebruik maken van het Nederlands luchtruim om hier uitvoering te geven aan geo-engineeringstechnieken? Zo ja, welke partijen zijn dit precies en om welke technieken gaat het precies? Kunt u ook bij elke in het Nederlandse luchtruim toegepaste techniek aangeven wat de status ervan is (onderzoeksfase of «reguliere» toepassing)?
Nee.
Wat is het standpunt van het Nederlandse kabinet voor wat betreft de inzet van dergelijke technologie?
Zoals verwoord in de Internationale Klimaatstrategie is het kabinet geen voorstander van de ontwikkeling en inzet van «Solar Radiation Modification» (SRM). Dit standpunt komt voort uit de grensoverschrijdende, generatieoverstijgende milieurisico’s van grootschalige SRM en de mogelijke effecten op water- en voedselzekerheid, biodiversiteit, volksgezondheid, en internationale veiligheid. Het pakt daarnaast de oorzaak van klimaatverandering niet bij de bron aan (broeikasgasuitstoot) en zou kunnen afleiden van de noodzakelijke mitigatie-actie. Tot slot, er zijn nog belangrijke openstaande ethische vragen en hiaten in de internationale governance.
Hoe beoordeelt u het feit dat dergelijke initiatieven met deels onbekende resultaten en potentieel onherroepelijke impact op de aarde en de mensheid, tevens ontwikkeld worden door de private sector (zoals Bill Gates3, 4, 5, Jeff Bezos en Elon Musk) en NGO’s6?
Die ontwikkelingen baren ons zorgen en onderstrepen het belang van een internationaal rechtelijk kader voor governance van SRM, waar Nederland op inzet. Zie ook het antwoord op vragen 4 en 6.
Bent u ermee bekend dat bijvoorbeeld in de Verenigde Arabische Emiraten weerbeïnvloedingstechnieken op grote schaal worden toegepast ter bevordering van wolken- en regencreatie?7, 8
Ja.
Is het inzetten van weerbeïnvloedingstechnieken in Nederland toegestaan? Zo ja, op basis waarvan?
Nee.
Worden er op dit moment weerbeïnvloedingstechnieken toegepast in Nederland?
Nee.
Zo ja, kunt u een overzicht geven van alle op dit moment toegepaste technieken, waarbij tevens voor elke techniek aangegeven wordt sinds wanneer deze wordt toegepast, wat het doel is, welke partijen (uit publieke en/of private sector) daarbij betrokken zijn, of daarbij bepaalde stoffen in de lucht gespoten worden en indien dat het geval is, welke stoffen dat zijn? Kunt u tevens per techniek aangeven op welke wijze eventuele risico’s worden gemonitord en geëvalueerd en door welke autoriteit?
Niet van toepassing.
Zijn er in het verleden in Nederland weerbeïnvloedingstechnieken toegepast die inmiddels gestaakt zijn? Zo ja, kunt u daarvan een overzicht geven, inclusief de periode van toepassing, de gebruikte componenten en de reden van staking?
Nee, deze technieken zijn in Nederland niet toegepast.
Bent u bekend met het in 2023 door TU Delft en Cambridge University gestarte onderzoek naar climate engineering, waarbij gedurende zes jaar wordt onderzocht hoe middels «marine cloud brightening» zonlicht weerkaatst kan worden, met als doel de aarde één tot enkele graden te laten afkoelen?9
Ja.
In hoeverre is het kabinet (financieel, als opdrachtgever of anderszins) betrokken bij de realisatie van dit onderzoek?
Het kabinet is niet betrokken bij de realisatie van dit onderzoek.
Ontvangt u tussentijdse resultaten en/of rapportages van dit lopende onderzoek?
Nee.
Kunt u aangeven of dit onderzoek in laboratoriumsetting wordt uitgevoerd, in een luchtruim buiten Nederland of in ons Nederlandse luchtruim?
Het onderzoek wordt uitgevoerd in een laboratoriumsetting.
Welke autoriteit heeft, indien dit onderzoek in ons luchtruim wordt uitgevoerd, hiervoor toestemming gegeven?
Niet van toepassing.
Worden in het onderzoek, naast het eventuele effect op temperatuursverandering, ook (onbedoelde) neveneffecten onderzocht? Zo ja, op welke wijze?
Ja, met modellen.
Bent u bekend met het pleidooi van hoogleraar atmosfeeronderzoek Herman Russchenberg van de TU Delft, tevens betrokken bij solar engineering research projecten, voor de inzet van de windmolenparken op de Noordzee voor de creatie van wolken?10
Russchenberg doet onderzoek naar dergelijke technieken, waarbij zijn pleidooi is de Noordzee als testlocatie te gebruiken. Eventuele toepassing zou wat hem betreft echter niet in Nederland maar in snel verdrogende gebieden op aarde zijn.
Gebeurt dit inmiddels of zijn er toezeggingen gedaan ter realisatie van dit idee?
Nee.
In hoeverre is het kabinet (financieel, als opdrachtgever of anderszins) betrokken bij de realisatie van dit idee?
Het kabinet is niet betrokken bij de realisatie van dit idee.
Bent u bekend met de in een aflevering van Nieuwsuur in 2022 geuite noodzaak van «meer onorthodoxe maatregelen om de klimaatcrisis af te wenden, zoals de inzet van vliegtuigen om aerosolen in de stratosfeer te brengen waarmee een permanent wolkendek gecreëerd kan worden»?11
Ja.
Wordt met de door Nieuwsuur beschreven «onorthodoxe maatregelen» reeds in Nederland geëxperimenteerd? Zo ja, welke maatregel(en) is of zijn dat precies? Wanneer en door welke autoriteit is hiervoor toestemming gegeven? Zo nee, kunt u aangeven of het kabinet een dergelijk experiment zou afwijzen dan wel in overweging zou nemen?
Nee. Het kabinet zou een dergelijk experiment afwijzen (zie antwoord 8).
Bent u bekend met de uitspraak van diplomate en lid van de Climate Overshoot Commission Laurence Tubiana (mede-facilitator van het Parijse Klimaatakkoord in 2015) in de Nieuwsuur reportage van 2022, waarin ze stelt dat «regeringen al moleculen naar de wolken sturen om het plaatselijk te laten regenen», dat «als een land zoiets doet, dat ook invloed heeft op andere landen» en dat «sommige technologische oplossingen riskant zijn en de commissie dat in openbaarheid moet brengen; dit kan landen aanmoedigen om minder uit te stoten.»?
Ja.
Deelt u de zorgen met Mw. Tubiana dat technologische oplossingen om het het klimaat te beïnvloeden, riskant zijn?
Het kabinet deelt de zorgen dat technologische oplossingen om het klimaat te beïnvloeden, riskant zijn.
Kunt u bevestigen of ontkennen dat het Nederlandse tot degenen behoort die, volgens Mw. Tubiana, middels inbrengen van «moleculen» in de wolken, het neerslagpatroon trachten te beïnvloeden?
Nederland past geen technieken toe om het neerslagpatroon te beïnvloeden.
Bent u bekend met de in de IJsland gebruikteDirect Air Capture (DAC) technologie om CO2 uit de lucht te halen middels zogenoemde CO2-stofzuigers?12
Ja.
Hoe realistisch is volgens u het mondiaal afzuigen van de wenselijke hoeveelheid CO2, gelet op de schatting dat een dergelijke operatie halverwege deze eeuw maar liefst ⅓ van de wereldwijde energievraag zal kosten?13
Koolstofverwijdering zal nodig zijn om de klimaatdoelen na 2030 te behalen en een netto negatieve uitstoot na 2050 te realiseren. Daarvoor zijn veel verschillende technieken denkbaar, zowel industrieel als via biologische processen, zoals opslag in bossen en bodems. Direct Air Capture (DAC) is één van de mogelijkheden hiervoor. Om DAC op grotere schaal toe te kunnen passen, zal deze techniek nog verder ontwikkeld moeten worden.
Bent u bekend met de ontwikkeling van zuinigere en goedkopere CO2-stofzuigers door de TU Eindhoven, welke naar verwachting in 2025 op de markt gebracht zullen worden en waarvan er volgens de TU Eindhoven wereldwijd miljoenen nodig zullen zijn?
Ja.
In hoeverre is het kabinet (financieel, als opdrachtgever of anderszins) betrokken bij de ontwikkeling van deze CO2-stofzuigers?
Het kabinet is niet als opdrachtgever betrokken. TU Eindhoven ontvangt geen R&D-geld van het kabinet voor een dergelijk project. Het is mogelijk dat de vraag refereert aan Carbyon. Carbyon is niet verbonden aan de universiteit maar opgericht onder de vleugels van de incubator High TechXL en gevestigd op de High Tech Campus in Eindhoven. Carbyon heeft een TSE-subsidie voor een haalbaarheidsstudie ontvangen, in 202017.
Zijn er al (bindende) afspraken gemaakt met de TU Eindhoven over afname (aantallen, kosten) van deze CO2-stofzuigers?
Nee.
Zo ja, kunnen deze afspraken met de Kamer gedeeld worden? Zo nee, is het kabinet voornemens dergelijke bindende afspraken te maken? Zo ja, op welke termijn?
Het kabinet heeft hier geen afspraken over gemaakt.
Waar zullen, indien het kabinet voornemens is dergelijke CO2-stofzuigers te gaan inzetten, deze geplaatst gaan worden en op welke schaal?
Niet van toepassing.
Bent u bekend met de zorgen van burgers die in toenemende mate aanvankelijk blauwe luchten waarnemen, die gedurende de dag transformeren tot «dichte» luchten met een melkachtige waas, nadat eerst een dicht raster van vliegtuigstrepen is getrokken die niet verdampen maar blijven hangen, uitwaaieren en uiteindelijk de lucht lijken dicht te trekken?14
Ja.
Hoe verklaart u deze melkachtige waas als gevolg van rastervorming door achtergebleven vliegtuigstrepen?
Dat heeft te maken met de luchtvochtigheid. Als de strepen enkele uren blijven bestaan en op een dergelijke manier uitwaaieren is de lucht relatief vochtig19.
Wilt u alle vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
Ja.
Het artikel 'Geen plaats op transportnet voor nieuwe kerncentrales' |
|
Silvio Erkens (VVD) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Geen plaats op het transportnet voor nieuwe kerncentrales»?1
Ja.
Waarom zijn de twee nieuwe kerncentrales niet opgenomen in de huidige investeringsplannen van Tennet richting 2035, ondanks de voorziene bijdrage aan de energietransitie en de vermindering van CO2-uitstoot?
Het meest recente TenneT investeringsplan 2024–2033 omvat geen specifieke investeringen voor de ontsluiting van nieuwe kerncentrales omdat in die periode de oplevering van nieuwe centrales nog niet voorzien is. Ik heb TenneT direct na mijn Kamerbrief2 over de uitwerking van de ambities in het coalitieakkoord over kernenergie, verzocht om te onderzoeken of en hoe twee nieuwe kerncentrales in het hoogspanningsnet van 2035 kunnen worden ingepast zonder knelpunten te veroorzaken, inclusief het effect van een mogelijk aanvullende aanlanding van Wind op Zee in Zeeland na 2030. Deze studie3 heeft TenneT gedaan op basis van één van de scenario’s voor het jaar 2035 die door TenneT ook is gebruikt bij het meest recente investeringsplan voor de periode 2024–2033. De studie laat zien dat er zonder aanvullende maatregelen (zoals nieuwe infrastructuur of extra elektriciteitsvraag nabij de kerncentrales) in Zeeland plek is voor 1,6 GW nieuwe kernenergie.
Ik laat momenteel een vervolgonderzoek uitvoeren, zodat ik in het tweede kwartaal van 2025 een integraal besluit kan nemen over de inpassing van twee nieuwe kerncentrales. Daarbij kijk ik breed naar alle oplossingsrichtingen, waaronder aanvullende transportinfrastructuur. Pas als ik hierover medio 2025 een besluit heb genomen zal TenneT bezien of extra investeringen in het investeringsplan aan de orde zijn. Dit tijdspad leidt niet tot vertraging in de realisatie van de twee kerncentrales: er is voldoende tijd om te bezien of uitbreiding van het net nodig is en om deze uitbreiding zo nodig te realiseren voordat de centrales elektriciteit produceren.
Hoe apprecieert u de mening dat het van belang is dat Tennet tijdig anticipeert op de twee te bouwen kerncentrales en dus dat deze ook zo snel mogelijk in investeringsplannen dienen te worden meegenomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat voorkomen dient te worden dat de kerncentrales straks gereed zijn, maar dat ze niet in gebruik kunnen worden gekomen omdat de aansluiting op het net niet op tijd gereed was? Wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen overweegt u om de knelpunten in het hoogspanningsnet, zoals geïdentificeerd in de systeemstudie door Tennet, aan te pakken, zodat de aansluiting van kerncentrales toch mogelijk wordt? Welke andere oplossingen ziet u om ervoor te zorgen dat de energie die wordt geproduceerd door de kerncentrales toch benut kan worden?
Voor de nieuwbouw van de kerncentrales werk ik toe naar een ontwerp voorkeursbeslissing per medio 2025. In 2025 wordt naar verwachting ook het programma VAWOZ 2031–2040 vastgesteld, waarmee de ruimtelijke procedures voor kansrijke aanlandingen van start gaan. De mogelijke knelpunten en oplossingsrichtingen worden in de tussenliggende periode verder onderzocht. Hiermee streef ik ernaar om op de volle breedte van de vraagstukken te beschikken over voldoende informatie om een integrale afweging te maken. Daarbij kijk ik naar alle mogelijke oplossingen: omvang, timing en locatie van elektrificatie, infrastructuur, nieuwbouw kerncentrales, en aanlandingen van wind op zee.
Tijdens het Commissiedebat Klimaat en Energie Algemeen gehouden op 14 maart 2024 heeft u aangegeven dat u het nog te vroeg vond om de kerncentrales op te nemen in de huidige plannen van Tennet, welk tijdspad voorziet dan wel u voor het opstellen en presenteren van een gedetailleerd plan en bijbehorend prijskaartje voor de aansluiting van de kerncentrales in Borssele?
De locatiekeuze (ontwerp voorkeursbeslissing) is nu gepland voor medio 2025. Op basis van de locatiekeuze en de integrale afweging zoals hierboven genoemd, kan er bij een keuze voor additionele infrastructuur dit door TenneT opgenomen worden in het eerst mogelijke investeringsplan. Ik laat daarnaast een vervolgonderzoek uitvoeren naar de mogelijke inpasbaarheid, zodat ik in het tweede kwartaal van 2025 een integraal besluit kan nemen over de inpassing.
De locatiekeuze wordt onderbouwd met informatie uit de Integrale Effectenanalyse. Hierin spelen ook de haalbaarheid en kostenindicaties van eventuele netuitbreidingen bij verschillende alternatieve locaties een rol. Indien uitbreiding noodzakelijk is, volgen de meer gedetailleerde plannen en ramingen in eerste instantie in de investeringsplannen van TenneT. Deze plannen worden elke twee jaar geactualiseerd. Daarnaast moet voor de uitbreiding een projectprocedure worden doorlopen. Dit tijdspad leidt niet tot vertraging in de realisatie van de twee kerncentrales: er is voldoende tijd om te bezien of uitbreiding van het net nodig is en om deze uitbreiding zo nodig te realiseren voordat de centrales elektriciteit produceren.
Deze leden hebben ook gelezen dat een ontwerp voorkeursbeslissing over de kerncentrales pas in het tweede kwartaal 2025 met de Kamer zal worden gedeeld, hoe kan het dat aanzienlijk later is geworden dan de oorspronkelijke planning? Heeft u voldoende aangestuurd op het halen van de tijdslijnen? Wat kunt u doen om toch nog enige versnelling te realiseren in de vertraagde besluitvorming?
Ik hanteer conform de wens van uw Kamer (motie van de leden Hermans en Pieter Heerma over het opstellen van een versnellingsplan rond kernenergie) een hoog ambitieniveau wat betreft de snelheid waarmee de twee kerncentrales kunnen worden gerealiseerd. Versnellen van de besluitvorming probeer ik toe te passen waar mogelijk. Daarbij houd ik wel steeds een zorgvuldig proces en overleg met de omgeving voor ogen. Zonder het zorgvuldig doorlopen van de projectprocedure is de kans namelijk groter dat we later in het proces (aanzienlijke) vertraging oplopen.
In 2025 neem ik drie besluiten die met elkaar samenhangen in de tijd en op inhoud: het politieke besluit voor de start van de aanbesteding van de nieuwbouw, de voorkeursbeslissing (locatiebesluit) en het voorlopige Rijk-Regio pakket dat met de desbetreffende regio wordt afgesloten. In mijn brief van 1 februari jl. heb ik aangegeven dat ik meer tijd neem voor de marktconsultatie en technische haalbaarheidsstudies. Uit voorbereidende gesprekken met de technologieleveranciers bleek dat een hoger detailniveau en een bredere reikwijdte dan eerder voorzien (van bijvoorbeeld de hydrologische en geologische onderzoeken) als onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies verschillende voordelen zouden hebben.
Ook het overleg met de regionale overheden binnen het ruimtelijk besluitvormingstraject vergde meer tijd, zoals aangegeven in de brief van 1 februari jl. Dat is onder andere nodig voor het vormgeven van een voorlopig Rijk-Regiopakket dat nauw verbonden is en voorwaardelijk is voor het succesvol afronden van de eerste fase van de projectprocedure. Daarbij is ten behoeve van de start van de projectprocedure bestuurlijk overleg worden gevoerd met een bredere groep van provincies, gemeenten en waterschappen. Het meenemen van alle partijen, ook de partijen die betrokken zijn bij het waarborgingsgebied Maasvlakte, vergt extra aandacht en tijd. Niet alleen in aanloop naar de start van de projectprocedure, maar ook in het vervolg.
Ik beschrijf in de brief van 1 februari 2024 dat door nu meer tijd te nemen, dit niet automatisch betekent dat er een evenredige vertraging in de oplevering van de kerncentrales optreedt. Ik streef nog steeds naar het zo snel mogelijk na 2035 in gebruik nemen van de centrales. Zoals uitgelegd in deze brief aan uw Kamer over de stand van zaken van de nieuw te bouwen kerncentrales wordt als onderdeel van de technische haalbaarheidsstudies aan de technologieleveranciers gevraagd om een gedetailleerde planning op te leveren vanaf de haalbaarheidsstudies tot aan het moment van exploitatie. Hierbij zullen ze onder meer ingaan op onderlinge afhankelijkheden in processen, beschikbaarheid en levertijd van materiaal, site-voorbereiding en het optimale tijdbestek tussen aanvang bouw tussen de eerste en tweede centrale. Zodra deze informatie voorhanden is ontstaat er een dieper inzicht en een robuustere planning van de hierop volgende fases.
Welke invloed heeft de vertraging op de geplande bijdrage van kernenergie aan de energietransitie en het behalen van klimaatdoelstellingen?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven welke financiële, technische en regelgevende knelpunten er momenteel zijn geïdentificeerd in het realiseren van de kerncentrales in Borssele, en hoe deze aangepakt zullen worden om vertraging in de bouw en aansluiting op het net te voorkomen?
Momenteel worden binnen de marktconsultatie, samen met de drie technologieleveranciers en financiële instellingen, realistische mogelijkheden onderzocht voor een uiteindelijk financierings- en organisatiemodel. Daarnaast wordt in de technische haalbaarheidsstudies onderzocht of en, zo ja, hoe twee reactoren kunnen worden gerealiseerd in Borssele. Hierin wordt duidelijk of de ontwerpen van de bedrijven op het terrein van EPZ kunnen worden gerealiseerd, en welke voorwaarden daarbij eventueel gelden. In de projectprocedure wordt een milieueffectrapport en integrale effectenanalyse op voor de (redelijkerwijs te overwegen) locaties opgesteld. Dit geeft medio 2025 zicht op het ontwerp locatiebesluit. Zodra deze verschillende onderzoeken zijn afgerond deel ik de resultaten hiervan met uw Kamer.
Het bericht 'Een derde van Gronings dorpje bezoekt dokter vanwege klachten windturbines' |
|
Silvio Erkens (VVD), Hester Veltman-Kamp (VVD) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA), Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met het artikel «Een derde van Gronings dorpje bezoekt dokter vanwege klachten windturbines»?1
Ja, dat artikel ken ik.
Wat is de huidige stand van zaken van het vormgeven van afstands- en geluidsnormen?
Geluidsnormen en een afstandsnorm zijn opgenomen in het ontwerpbesluit windturbines leefomgeving. Dit besluit (ontwerp-AMvB), tezamen met het bijbehorend milieueffectrapport (planMER), stond tot eind november 2023 ter publieke consultatie open voor zienswijzen van eenieder. Op dit moment worden de zienswijzen verwerkt. In mijn antwoord op vraag 5 ga ik nader in op de planning van de AMvB-procedure.
Kunt u aangeven wat de huidige uitvoering is van de motie-Erkens/Leijten (Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Bij de brief van 6 juli 2022 (Kamerstukken II 2021/22, 32 813, nr. 1085) en vervolgens bij brief van 8 september 2023 (kenmerk 2023Z13559) heeft de Minister voor Klimaat en Energie uw Kamer op de hoogte gesteld van de uitvoering van de motie Erkens/Leijten. In deze motie werd verzocht om afspraken te maken met decentrale overheden over de te hanteren uitgangspunten voor de plaatsing van nieuwe windturbines en te onderzoeken of een afstandsnorm van vier keer de tiphoogte (Deense norm) tijdelijk kon worden toegepast. Het is juridisch echter niet mogelijk om – vooruitlopend op de AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven voor nieuw te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-milieueffectrapportage (plan-m.e.r.). Dit geldt ook voor afspraken met decentrale overheden die een afstandsnorm willen hanteren, aangezien deze zonder een voorafgaande plan-m.e.r. in strijd kunnen zijn met de EU-richtlijn voor Strategische Milieubeoordeling. Naar aanleiding van de motie Erkens/Leijten is de afstandsnorm van vier keer de tiphoogte opgenomen ter beoordeling in de plan-m.e.r.-procedure.
Totdat nieuwe landelijke milieunormen zijn vastgesteld, hebben decentrale overheden wel de mogelijkheid om milieuvoorschriften per windpark op te nemen in de omgevingsvergunning, op basis van een zorgvuldige lokale milieubeoordeling. Het delen van kennis en werkwijzen tussen gemeenten en het Rijk speelt een belangrijke rol bij het ondersteunen van elkaar, het bevorderen van leermogelijkheden en het streven naar uniformiteit binnen dit proces. Het Rijk biedt gemeenten ondersteuning bij deze inspanningen, wat tegemoetkomt aan de wensen van de Kamer.
Kunt u aangeven wat er is gebeurd sinds het Nevele-arrest toen de normen ongeldig zijn verklaard? Kunt u dit aangeven in een tijdlijn?
Sinds het Nevele-arrest zijn er stappen gezet om te komen tot nieuwe milieunormen voor windparken op basis van een planMER. Er is ook een tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken ontwikkeld.
De volgende tijdlijn kan worden geschetst:
25 juni 2020
Uitspraak Europese Hof van Justitie (Nevele-arrest)
30 juni 2021
Uitspraak Raad van State met betrekking tot windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
Eind 2021
Start Helpdesk Wind op Land ter ondersteuning van decentrale overheden bij de gevolgen van de uitspraak windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
23 december 2021 tot en met 16 februari 2022
Publieke consultatie (zienswijzeprocedure) over Voornemen/Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) voor een milieueffectrapport voor de op te stellen nationale windturbinebepalingen leefomgeving
3 maart 2022
Advies Commissie voor de milieueffectrapportage over de NRD
1 juli 2022
Tijdelijke overbruggingsregeling van kracht, bestaande uit een wijzigingsbesluit en een wijzigingsregeling
augustus 2022
Publicatie reactienota naar aanleiding van zienswijzen op de NRD
11 oktober 2023 tot en met 22 november 2023
Publieke consultatie (zienswijzeprocedure) over planMER en ontwerpbesluit windturbines leefomgeving
1 december 2023
Advies ontwerpbesluit windturbines leefomgeving, Adviescollege toetsing regeldruk
24 januari 2024
Voorlopig advies Commissie voor de milieueffectrapportage Nationale windturbinebepalingen leefomgeving
Hoe bent u van plan zo snel mogelijk afstands- en geluidsnormen te hanteren? Hoe voorkomt u vertraging? Naar welke datum van invoering en implementatie van afstands- en geluidsnormen streeft u?
Een landelijke afstandsnorm, geluidsnormen en overige milieunormen voor nieuwe windparken zijn pas van kracht als de nieuwe regelgeving in werking is getreden. Bevoegde gezagen kunnen wel zelf regels stellen als zij daarvoor een milieueffectrapportage hebben uitgevoerd. Meet- en rekenvoorschriften moeten via een ministeriële regeling worden vastgesteld en tegelijkertijd met het ontwerpbesluit in werking treden. Om vertraging te voorkomen probeer ik zo spoedig mogelijk, naar verwachting na de zomer, het ontwerpbesluit bij uw Kamer voor te hangen. Daarna zal het ontwerpbesluit voor advisering aan de Raad van State worden aangeboden.
De geplande datum van inwerkingtreding van het besluit is 1 juli 2025. Op die datum vervalt de tijdelijke overbruggingsregeling voor bestaande windparken.
Hoeveel windprojecten op land worden nog vergund van heden tot de gewenste implementatie van normen? Bent u in gesprek met provincies over een mogelijke pauzeknop op projecten indien de afstands- en geluidsnormen hierbij in de toekomst niet gewaarborgd kunnen worden? Acht u dit net als wij niet wenselijk aangezien er nu sprake is van willekeur en dit enorm schadelijk is voor het draagvlak voor wind op land?
Op basis van gegevens van de Wind op Land monitor 2023 (peildatum 31/12/2023) ben ik bekend met 15 lopende projecten waarvoor nog geen vergunning is verleend. Naar verwachting zal slechts een klein deel van deze projecten vóór medio 2025 vergund worden. Een aantal gemeenten wacht momenteel op de invoering van de landelijke normen, terwijl andere projecten vertraging oplopen door verschillende andere factoren, waardoor vergunningverlening voor medio 2025 niet haalbaar is.
Zolang er geen nieuwe normen zijn vastgesteld, dragen de betrokken overheden gezamenlijk de verantwoordelijkheid om windturbines zorgvuldig in te passen en op basis van een locatie-specifieke milieubeoordeling lokale normen op te stellen.
In samenwerking met het Nationaal Programma Regionale Energiestrategie (NP RES), RVO, IPO en VNG wordt ondersteuning geboden aan decentrale overheden om een zorgvuldig proces op te zetten voor locatie-specifieke normen. Deze ondersteuning wordt geboden door onder andere informatiebijeenkomsten en kennisdelingssessies te organiseren en ondersteuning te bieden via een helpdesk. Provincies en gemeenten geven aan dit te waarderen en zelf door te willen met de regionale energieopgave.
Ik zie geen aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid van het proces dat de decentrale overheden doorlopen en deel uw mening niet dat er nu sprake zou zijn van willekeur. Er is dan ook geen reden om – vooruitlopend op de nieuwe landelijke normen – met provincies in gesprek te gaan over de mogelijkheid van een pauzeknop op windprojecten.
Hoe representatief acht u de Nivel-studie? Hoe houdt u rekening met het kernpunt dat de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd moeten worden zoals benoemd in de studie? Betekent deze voorzichtigheid dat er nu tijdelijk gewacht moet worden op landelijke normen?
Uit de «Gezondheidsverkenning windturbines» van het Nivel, gedeeld met uw Kamer op 21 december 2023 (Kamerstukken II 2023/24, 33 612, nr. 84), komen geen duidelijke aanwijzingen voor verhoogde gezondheidsrisico’s in de nabijheid van windturbines. Deze bevindingen zijn in lijn met eerdere conclusies van het RIVM op basis van internationaal onderzoek dat er geen eenduidig bewijs is dat windturbinegeluid samenhangt met gezondheidseffecten, met uitzondering van hinder en mogelijke slaapverstoring. Zoals ook in de brief aan uw Kamer is gemeld, moeten de resultaten van het Nivel voorzichtig geïnterpreteerd worden vanwege de beperkte statistische kracht om verbanden aan te tonen, voornamelijk door het relatief beperkt aantal mensen dat binnen 500 meter van een windturbine woont.
Het is daarom van belang de bestaande kennis met betrekking tot windturbines en gezondheid te blijven actualiseren en aan te vullen waar nodig. Om de kennis actueel te houden heeft het Ministerie van EZK in 2021 aan het RIVM opdracht gegeven voor het opzetten van het Expertisepunt Windenergie en Gezondheid, dat het RIVM samen met de GGD vormt. Verder zal het RIVM, in opdracht van de Ministeries van EZK en IenW, in de komende jaren ook een onderzoek uitvoeren naar de relatie tussen blootstelling aan windturbinegeluid en hinder en slaapverstoring in de Nederlandse situatie. De resultaten hiervan worden eind 2026 verwacht. Op voorhand zijn er volgens het planMER dat is opgesteld voor de AMvB (ontwerpbesluit windturbines leefomgeving) overigens geen aanwijzingen dat eerder gevonden verbanden tussen windturbinegeluid en effecten niet meer toepasbaar zouden zijn. De Commissie voor de milieueffectrapportage heeft in haar advies geconcludeerd dat het planMER de milieugevolgen van verschillende milieunormen, waaronder die voor geluid, overwegend goed in beeld brengt. Er is daarom geen reden om te wachten met het opstellen van nieuwe landelijke windturbinenormen.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja, dat heb ik hierbij gedaa
De berichten 'Costs overruns and delays risk nuclear’s place in energy transition' en 'Komt er nu wel een Borssele 2?' |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Wat is uw appreciatie van de analyse van het Financial Times-artikel dat kostenstijgingen voor nucleaire energie de rol van kernenergie in de energietransitie bedreigen?1, 2
Ik ben mij bewust van de significante kostenoverschrijdingen bij de bouw van kerncentrales in andere landen en hecht groot belang aan een goed begrip van de oorzaken en de implicaties voor het nieuwbouwproject in Nederland. Kostenoverschrijdingen zijn niet uniek aan de bouw van kerncentrales, maar wel meer waarschijnlijk vanwege de complexe technische ontwerpen en veiligheidseisen. De lessen uit de buitenlandse ervaringen worden meegenomen in de Nederlandse benadering voor de bouw van de twee kerncentrales in Nederland. De BCG planningsanalyse van 2022, die destijds met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 32 645, nr. 116), is gebaseerd op een vertaling van ervaringen uit eerdere nieuwbouwprojecten in het buitenland naar de context van het Nederlandse kernenergielandschap. Dit is gedaan door de planning en gerealiseerde tijdlijnen van recente internationale projecten te analyseren. Op die manier zijn redenen voor budget- of planningsoverschrijdingen geïdentificeerd en best practices uiteengezet voor het ondervangen daarvan. Met gebruik van deze analyse verklein ik het risico op vertraging, versnel ik waar mogelijk het proces, en wordt er meer zekerheid verkregen over de resterende tijdsduur en kosten.
De planningsanalyse van BCG is ook de basis voor de huidige voorbereiding op de bouw van de twee nieuwe kerncentrales. De resultaten van de verschillende technische haalbaarheidsstudies zullen een eerste indicatie geven van het risico op mogelijke kostenoverschrijdingen. Daarbij is ook aan de technologieleveranciers gevraagd om een gedetailleerde planning op te leveren vanaf de haalbaarheidsstudies tot aan het moment van exploitatie. De voorstellen van de technologieleveranciers in de aanbestedingsfase zullen een slag verder gaan en met veel detail hierover helderheid moeten geven, ook ten aanzien van risicomitigerende maatregelen. De eisen van de aanbesteding zullen ook voorwaarden stellen aan risicomitigatie als onderdeel van de biedingen. Na de uiteindelijke contractonderhandelingen met een voorkeursbieder worden er bindende afspraken gemaakt over mogelijke risico’s en verantwoordelijkheden bij kostenoverschrijdingen. Op deze manier zoek ik binnen de verschillende fases van de voorbereiding op de bouw van de twee kerncentrales in Nederland voortdurend naar duidelijkheid over de kans op mogelijke additionele kosten en mogelijkheid ter mitigatie hiervan.
Recente projecten, zoals Hinkley Point C en Voglte 3 en 4, zijn voorbeelden van de bouw van de eerste kerncentrales in lange tijd (first-of-a-kind), en hebben veel gevraagd qua het opbouwen van kennis en trainen van voldoende vakmensen met de juiste expertise. De financieringsstructuur is ook van groot belang geweest bij deze kostenoverschrijdingen – tijdens de lange bouwperiode is er in het verleden geen rendement geweest, waardoor rente zich op rente stapelde.
Nucleaire nieuwbouw moet uiteraard voldoen aan de strengste veiligheidseisen. Aanpassingen waren bij Hinkley Point C nodig om het Franse EPR-ontwerp (de eerste bouw van deze versie Generatie III+ reactor in het Verenigde Koninkrijk) te laten voldoen aan de Britse voorschriften, waardoor voor de bouw veel wijzigingen nodig waren. Hinkley Point C heeft daarnaast een aantal tegenslagen gehad die ook in andere grote bouwprojecten voorkomen en niet uniek zijn voor de ontwikkeling van kernenergie. Grondwerken waren bijvoorbeeld duurder dan verwacht. Inflatie is tevens een grote uitdaging geweest. De kosten van verschillende onderdelen van het bouwproces – van arbeid tot staal – zijn sterk gestegen in de afgelopen jaren. Ook dit is niet uniek aan kernenergie projecten, hoewel de bouw van kerncentrales wel bijzonder arbeidsintensief is en om het gebruik van veel verschillende materialen vraagt. De COVID-pandemie en Brexit waren additionele uitdagingen voor het project, en hebben een impact gehad op de arbeidsproductiviteit en de toeleveringsketen van Hinkley Point C. De kosten van financiering hebben ten slotte sterk bijgedragen aan de substantiële kostenoverschrijdingen voor Hinkley Point C.
Bij Vogtle waren er veel problemen vanwege fouten in de bouw, wat leidde tot veel werk dat opnieuw gedaan moest worden voor verschillende onderdelen van de kerncentrales. Ook waren er problemen met de levering van onderdelen: ze kwamen te laat of waren niet compleet. Soms waren ontwerpen al veranderd terwijl productie van bepaalde componenten al was begonnen. Sommige onderaannemers hadden eveneens moeite om de juiste kwaliteit te leveren – ze hadden geen recente ervaring met nucleaire bouw. De bouw van Vogtle 3 en 4 heeft tot slot ook vertraging opgelopen door veranderingen in het ontwerp die nodig bleken. Bij dit project begon de bouw voordat de ontwerpen voldoende compleet waren. De Fukushima-ramp in 2011 had daarbij ook gevolgen voor de eisen aan het ontwerp van de kerncentrale, waarbij er bijvoorbeeld aanpassingen nodig waren aan het reactorgebouw ten opzichte van het ontwerp dat de basis was voor de eerste kostenramingen.
Er zijn verschillende redenen om te verwachten dat deze risico’s lager liggen bij de plannen voor Nederlandse nieuwbouw. Er is simpelweg meer ervaring met de bouw van generatie III+ centrales en de uitdagingen: technische ontwerpen zijn bijvoorbeeld doorontwikkeld door de verschillende technologieleveranciers en aanleverketens zijn opgezet binnen en buiten Europa. De standaardisatie van bouwcomponenten en replicatie van bepaalde processen biedt voordelen voor nieuwe projecten. Het onderzoek naar de kaders van een mogelijke financieringsstructuur binnen de marktconsultatie zal meer inzichten bieden met betrekking tot de kosten van financiering voor de bouw van de twee kerncentrales.
Hoe weegt u de kostenstijgingen van de Hinkley Point C in het Verenigd Koninkrijk en de Georgia Power’s Voglte in de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke factoren ziet u als de belangrijkste oorzaken van hogere kosten bij deze projecten en hoe mitigeert u deze risico’s bij de Nederlandse kernenergieplannen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe schat u de haalbaarheid en wenselijkheid in van twee aanvullende kerncentrales (bovenop de geplande twee) conform motie-Erkens (Kamerstuk 32 813, nr. 1358), gelet op deze kostenstijgingen?
Zie voor de reactie op de motie Erkens mijn recente brief van 16 april jl. Daarin heb ik aangegeven dat, met name vanuit kostenoverwegingen, seriematige bouw de voorkeur heeft.
Wat vindt u een acceptabele prijs per opgewekte megawatt uur voor kernenergie?
Het is op dit moment niet te zeggen wat een acceptabele prijs is per opgewekte megawatt uur voor kernenergie. De Witteveen+Bos scenariostudie van 2022 biedt inzichten in de verschillende scenario’s met betrekking tot de prijs per opgewekte megawatt uur voor kerncentrales. Deze scenario’s zijn van veel verschillende factoren afhankelijk. Zo zijn de kosten van kapitaal bijvoorbeeld van groot belang, evenals toekomstige ontwikkelingen op de bredere energiemarkt (uitbreiding van vraag en aanbod). De resultaten van de technische haalbaarheidsstudies en biedingen van de verschillende technologieleveranciers tijdens de aanbesteding geven inzicht in de mogelijke prijs per opgewekte megawatt uur voor de geproduceerde elektriciteit van de twee kerncentrales.
Het is daarnaast belangrijk om de prijs van elektriciteit uit kerncentrales ook te bezien vanuit het perspectief van systeemkosten, waarbij eveneens gekeken wordt naar de benodigde investeringen in aspecten als de opslagcapaciteit en transmissie bij verschillende vormen van elektriciteitsproductie. Kerncentrales kunnen een zeer stabiele basislast aan elektriciteit leveren en zijn daarmee binnen het energiesysteem complementair aan hernieuwbare energiebronnen zoals windmolens of zonnecellen, die meer fluctueren op basis van de weersomstandigheden.
Acht u de prijs van 100 pond per opgewekte megawatt uur (waarvan het IEA zegt dat het haalbaar is) haalbaar voor de Nederlandse kernenergieplannen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u ingaan op de noodzakelijke ruimte voor een bouwterrein voor nieuwe kerncentrales in Nederland? Verwacht u een vergelijkbare ruimteclaim van 175 hectare als het geval is bij Hinkley Point C?
De resultaten van de technische haalbaarheidsstudies die op dit moment worden uitgevoerd door de verschillende technologieleveranciers zullen meer inzicht geven in de benodigde ruimte voor een bouwterrein. Ik verwacht de resultaten van deze studies richting het einde van dit jaar met uw Kamer te kunnen delen.
Kunt u aangeven in hoeverre dit inpasbaar is op de beoogde locaties in Zeeland en de Eerste Maasvlakte, ook in combinatie met de beoogde aanlanding van windparken op zee en waterstofproductie aldaar?
De projectprocedure moet uitwijzen of en waar de door het kabinet voorgenomen twee kerncentrales ruimtelijk inpasbaar zijn. Het is nu nog te vroeg om daarop vooruit te lopen.
Naast het voornemen tot de bouw van de kerncentrales spelen er verschillende andere ontwikkelingen die aanspraak willen maken op schaarse ruimte. Voor de projectprocedure Nieuwbouw Kerncentrales betekent dit dat onderlinge raakvlakken met onder andere het programma Verkenning Aanlandingen Wind Op Zee 2031–2040 in beeld zullen worden gebracht. Zoals ik in mijn Kamerbrief van 29 februari jongstleden heb aangegeven (Kamerstuk 32 645, nr. 122), heb ik onderzoek gedaan naar de impact op het net. Ik laat een vervolgonderzoek uitvoeren naar de mogelijke inpasbaarheid, zodat ik in het tweede kwartaal van 2025 een integraal besluit kan nemen over de inpassing van zowel kernenergie als windparken op zee en de waterstofproductie.
Acht u het waarschijnlijk dat er ook nog ruimte gevonden zal worden voor twee extra kerncentrales, conform de motie-Erkens?
Zie het antwoord op vraag 4.
Voor hoeveel kernafval is er ruimte is de Nederlandse kernafvalopslag?
Hoogradioactief afval wordt bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in het speciaal ontworpen Hoogradioactief Afval Behandelings- en Opslaggebouw (HABOG) opgeslagen. Het HABOG is ontworpen om modulair te kunnen uitbreiden. In 2021 is een eerste modulaire uitbreiding in gebruik genomen waar 50 m3 additioneel hoogradioactief afval, vanuit het huidige aanbod, kan worden geplaatst. Op het terrein van COVRA is plaats om het HABOG nog verder modulair uit te breiden. De mate waarin dit moet gebeuren is afhankelijk van het toekomstige aanbod.
In het najaar van 2022 hebben het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en COVRA daarnaast samengewerkt om de afvalstromen in kaart te brengen en om een inventaris op te stellen (zie Radioactieve rest- en afvalstromen in Nederland. Een inventarisatie3 en Nationale Radioactief Afval Inventarisatie4). Zo weten we wat er gebeurt met het afval dat door de verschillende installaties in Nederland wordt geproduceerd. COVRA geeft in haar inventarisatie inzicht in de hoeveelheden afval die geproduceerd worden door de verschillende installaties over hun totale levensduur, inclusief ontmantelen.
Kunt u (bij wijze van een berekening) de termijn aangeven waarop een kerncentrale CO2-neutraal is, waarbij de CO2-uitstoot bij de bouw en de uitstoot bij de winning van grondstoffen worden inbegrepen?
Bij de opwekking van energie in kerncentrales komt geen CO2 vrij. Onderzoek laat zien dat ook als de CO2-uitstoot tijdens de constructie en ontmanteling van kerncentrales en in de splijtstofcyclus wordt meegenomen de broeikasgasemissie vergelijkbaar is met die van elektriciteitsproductie uit zon en wind (Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), 2022).
Het afzwakken van de klimaatdoelen door Shell |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de door Shell gepubliceerde Energy Transition Strategy 2024 en het jaarverslag 2023?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat een bedrijf als Shell haar klimaatambities naar beneden bijstelt en dat in de week dat de European Environment Agency met een rapport komt dat aantoont dat Europa serieus in gevaar kan komen door klimaatverandering?3
Het betreft hier de ambitie van Shell op «carbon intensity»: de uitstoot per eenheid product. Die is aangepast van 20% in 2030 naar 15–20% in 2030. Het net-zero doel in 2050 is niet veranderd.
Wat vindt u ervan dat ook het aandeel in de investeringen van Shell in hernieuwbare energie afneemt?
Ik kan een afname van investeringen in hernieuwbare energie niet vaststellen op basis van beschikbare gegevens. Op grond van onderstaande cijfers stelt Shell dat het om een toename van investeringen gaat. Het bedrijf rapporteert tussen 2023 en 2025 10–15 miljard dollar in low carbon energy solutions.4 In 2023 ging volgens het bedrijf 5,6 miljard dollar naar low-carbon energieprojecten (23% van de totale kapitaaluitgaven).5 In 2022 was dit nog 4,3 miljard dollar (17% van de totale kapitaaluitgaven).6 In 2021 investeerde Shell naar eigen zeggen 2,4 miljard dollar in schonere processen.7 Volgens Shell werd in 2023 wereldwijd 628 miljoen dollar in R&D-projecten geïnvesteerd die bijdragen aan CO2-reductie, waar dat in 2022 nog 440 miljoen dollar was.8
Wat vindt u ervan dat het vonnis van de klimaatzaak tegen Shell op basis waarvan zij 45% van de totale emissies moeten reduceren dus niet wordt uitgevoerd?
In april vinden zittingen plaats over het hoger beroep. Ik onthoud mij van een reactie zolang de uitspraak onder de rechter is.
Heeft de Nederlandse overheid (al dan niet via Shell Nederland) contact met Shell Global? Zo ja, wat wordt hier besproken?
Ja, ik spreek een tot twee keer per jaar met de CEO van Shell PLC en met de president-directeur van Shell Nederland. In die gesprekken kan alles aan de orde worden gesteld dat relatie heeft met de activiteiten van Shell in Nederland en elders in de wereld. Bijvoorbeeld de verduurzaming van de fabrieken in Nederland, energiezekerheid en het vestigings- en investeringsklimaat. Daarnaast voer ik gesprekken met Shell over projecten en actualiteiten in het kader van bijvoorbeeld maatwerkafspraken en innovatie.
Stuurt u in uw contact met Shell actief aan op het halen van de klimaatdoelen? Zo ja, op welke manier?
Ja. Als onderdeel van de maatwerkafspraken heb ik 13 april 2023 de Expression of Principles getekend met Shell waarin ik met het bedrijf een ambitieus klimaatdoel voor de activiteiten van Shell in Nederland ben overeengekomen. We werken nu met Shell toe naar maatwerkafspraken over de realisatie van deze klimaatambities in Nederland. De voortgang komt in mijn gesprekken met Shell aan de orde.
Bent u van plan om Shell aan te spreken op het niet halen van de doelen? Zo nee, waarom niet?
Ik spreek Shell aan op de doelen die ik ben overeengekomen in de Expression of Principles.
Congestiemanagement op het elektriciteitsnet |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u het eens met de volgende opmerking van de Autoriteit Consument & Markt (ACM): «marktpartijen die hun eigen regelbaar vermogen meenemen, moeten van netbeheerders de mogelijkheid krijgen om een vast transportrecht (in combinatie met congestiemanagementdiensten) te contracteren, totdat de financiële- of technische grens bereikt is»?1
Het is in de eerste plaats aan de ACM om wet- en regelgeving te interpreteren en toe te passen. Na navraag bij de ACM kan ik concluderen dat dit juist is, met een kleine aanvulling. Een netbeheerder mag een aanbod voor de levering van congestiemanagementdiensten weigeren als de gevraagde vergoeding hoger is dan in het economisch verkeer gebruikelijk. Daarmee wordt voorkomen dat de kosten voor deze vergoedingen buitensporig hoog worden. Deze kosten worden uiteindelijk via de nettarieven opgebracht door alle aangeslotenen.
In hoeverre wordt deze stelregel in de praktijk door de netbeheerders opgevolgd? Hoe vaak is er bij het afwijzen van een aansluitingsverzoek (in combinatie met congestiediensten) inderdaad sprake van het bereiken van de financiële- of technische grens en hoe vaak liggen er andere redenen ten grondslag aan een weigering?
Aansluitverzoeken worden niet afgewezen. Er geldt altijd recht op een aansluiting, ook in congestiesituaties. Voor verzoeken om (extra) transportcapaciteit zijn er wachtlijsten voor grootverbruikers. Daarbij geldt dat marktpartijen die eigen regelbaar vermogen meenemen, recht hebben op transportcapaciteit indien gecombineerd met congestiemanagementdiensten, onder de voorwaarden zoals toegelicht in antwoord 1. Voor invoeding is de technische of financiële grens in de meeste congestiegebieden nog niet bereikt en liggen er dus andere redenen aan een weigering van transportcapaciteit ten grondslag. Voor afname is het probleem niet de financiële grens maar de technische grens, hoeveel flexibel vermogen beschikbaar is. Er is dan weinig vermogen dat kan worden gereduceerd of afgeschakeld. Netbeheerders doen momenteel veel moeite om congestiediensten te contracteren, zowel voor invoedingscongestie als afnamecongestie. Dit lukt echter slechts beperkt. Dat komt doordat er weinig tot geen aanbod voor de levering van congestiediensten wordt gedaan door aangeslotenen, doordat aangeslotenen geen regelbaar vermogen hebben (zij kunnen hun productie of verbruik niet gemakkelijk aanpassen) of doordat zij een te hoge vergoeding voor congestiediensten vragen. Daarnaast is een probleem dat bilaterale onderhandelingen met alle bedrijven in de wachtrij over de vergoedingen en voorwaarden voor congestiediensten veel tijd kosten. Om op grote schaal congestiemanagement in te zetten, is standaardisatie van de contracten en vergoedingen voor congestiediensten daarom van groot belang.
Is het juist dat het toepassen van marktgebaseerd congestiemanagement aangeslotenen zelf kunnen aangeven hoe hoog de vergoeding voor deelname aan congestiemanagement moet zijn en dat netbeheerders biedingen alleen kunnen weigeren als zij duidelijk kunnen maken dat de gevraagde vergoedingen onacceptabel hoog zijn?
Ja, dat is juist. Zie ook het antwoord op vraag 1. Het uitgangspunt van congestiemanagement is dat de vergoedingen marktgebaseerd worden bepaald en dus begrensd worden door wat in het economisch verkeer gebruikelijk is. De netbeheerder kan een zogenoemde «deelnameplicht» afroepen in congestiegebieden om partijen te dwingen een marktgebaseerd aanbod te doen. Dit zal er in de praktijk ook toe leiden dat eerder duidelijk wordt welke prijzen voor congestiediensten kunnen worden gezien als «in het economisch verkeer gebruikelijk».
Kunt u uitleggen hoe dit in de praktijk in zijn werk gaat? Welke redenen kan een netbeheerder aanvoeren om een bod van een aangeslotene voor het leveren van congestiediensten te weigeren en welke onderbouwing is daarbij nodig? In hoeverre en op welke wijze ziet de ACM hierop toe?
Het is aan de netbeheerder om een weigering te onderbouwen. De ACM volgt de netbeheerders nauwlettend en gaat bij signalen met netbeheerders in gesprek. Als de aanvrager het niet met de onderbouwing eens is, dan is het mogelijk om een geschil in te dienen of de stap naar de rechter te zetten. De ACM benadrukt ook dat het belangrijk is dat de deelnameplicht voor congestiemanagement door netbeheerders wordt ingezet. De deelnameplicht houdt in dat aangeslotenen met een aansluiting groter dan 1 MW moeten aangeven welk deel van het vermogen regelbaar is en dat zij dit regelbare vermogen bij de netbeheerder moeten aanbieden voor congestiemanagement. Zo’n deelnameplicht zorgt ervoor dat niet alleen partijen in de wachtrij een aanbod voor de levering van congestiediensten doen, maar ook de bestaande aangeslotenen. Daardoor ontstaat een biedladder voor congestiediensten in een congestiegebied. Die informatie kan worden gebruikt om te bepalen of een gevraagde vergoeding marktconform is. Doordat ook reeds aangeslotenen verplicht worden een aanbod te doen, ontstaat er mogelijk ruimte voor aanvragen op de wachtlijst.
Kunt u uitleggen waarom ook bij opslag en productie de situatie optreedt dat de aangeslotene en de netbeheerder het niet eens worden over de hoogte van de vergoeding voor het leveren van congestiediensten? Wordt er in de praktijk door ontwikkelaars een veel hogere vergoeding gevraagd of zijn er andere redenen waarom er toch geen overeenstemming kan worden bereikt over de hoogte van de vergoeding voor congestiemanagement?
Discussie over de prijs is de belangrijkste reden. Daarnaast blijkt in de praktijk dat de financiering van projecten in het geding komt door een gebrek aan standaardisatie van congestiediensten. Financiers moeten namelijk ook per individueel project de bilateraal onderhandelde contracten en vergoedingen voor congestiediensten beoordelen. Daarom juich ik het toe dat Energie Samen en Holland Solar met netbeheerders afspraken hebben gemaakt voor een standaard prijsformule. Deze afspraken zijn onlangs – op 21 maart 2024 – door de ACM goedgekeurd.2 Energie Samen en Holland Solar zijn voornemens om gezamenlijk te communiceren dat deze standaard prijsformule leidt tot een redelijke vergoeding van de ten gevolge van netcongestie gemiste productievolumes. Ook de risico’s voor de initiatiefnemer en zijn financiers worden zo beter hanteerbaar, zodat ook belemmeringen op dit vlak weggenomen kunnen worden.
Kunt u tevens verduidelijken waarom de hoogte van de vergoeding voor het leveren van congestiediensten in de periode van meer dan tien jaar dat congestiemanagement wordt toegepast eerder niet of nauwelijks tot discussie leidde, maar nu wel?
De aard en omvang van de congestieproblematiek is nu anders dan in de afgelopen 10 jaar. In de afgelopen 10 jaar kwam congestie met name voor bij te veel invoeding, waardoor overbelasting van het hoogspanningsnet dreigde. De omvang van de congestie was relatief beperkt. Bovendien was het redelijk eenvoudig om congestiemanagement toe te passen omdat er veel regelbaar (gasgestookt) vermogen aanwezig was, bijvoorbeeld van tuinders met WKK-installaties of gascentrales.
De situatie nu is dat er in het overgrote deel van Nederland congestie is. Dat zorgt ervoor dat:
Klopt het dat er ook door Energie-Nederland een voorstel is gedaan voor een standaardregeling voor deelname aan congestiemanagement, maar dat dit voorstel is afgewezen door de netbeheerders? Kunt u aangeven wat het verschil was tussen dit voorstel en de afspraak over standaardregels die de netbeheerders hebben gemaakt met Energie Samen en Holland Solar en waarom er uiteindelijk niet is gekozen voor deze alternatieve variant?
Ja dat klopt. Dit voorstel is afgewezen door de netbeheerders, omdat met het voorstel van Energie-Nederland alsnog bilaterale onderhandelingen met elke partij in de wachtrij nodig zijn. Daarmee gaat een groot voordeel van de standaard prijsformule verloren, namelijk dat geen onderhandeling meer nodig is waardoor op korte termijn op veel grotere schaal congestiemanagement kan worden toegepast en er veel sneller duidelijkheid ontstaat voor veel meer partijen die nu nog in de wachtrij staan. Het wegnemen van de noodzaak voor uitgebreide onderhandelingen door een vaste opslag, boven op de gederfde inkomsten van de producenten, was de sleutel tot deze versnelling. Netbeheerders zullen waarschijnlijk aan een groot aantal partijen die (bovenaan) op de wachtlijsten staan een aanbod doen op basis van de standaardcondities die met Holland Solar, EnergieSamen, NVDE en anderen overeengekomen zijn. Partijen die andere voorwaarden met de netbeheerder willen bespreken kunnen dit nog steeds doen.
Deelt u de mening dat er weliswaar een veelheid aan websites, webinars, seminars en campagnes bestaan over congestiemanagement, maar dat eenvoudige en eenduidige informatie nog steeds moeilijk te vinden is voor partijen die te maken krijgen met netcongestie? Welke maatregelen worden er genomen om ervoor te zorgen dat bedrijven eenvoudige en eenduidige informatie krijgen over de contracten en voorwaarden voor deelname aan congestiemanagement?
De informatievoorziening voor ondernemers die te maken krijgen met netcongestie, waaronder de kansen en mogelijkheden die congestiemanagement biedt, is inderdaad nog te zeer versnipperd. Binnen het Landelijk Actieprogramma Netcongestie werken alle partners aan een gezamenlijke communicatie-aanpak om informatie gericht te delen. Onderdeel daarvan is de inrichting van een webpagina waar elke ondernemer of organisatie die tegen de beperkingen van het elektriciteitsnet aanloopt en op zoek is naar oplossingen, terecht kan. Het streven is om deze pagina voor deze zomer online te hebben.